ORGAAN VOOR DE GEMEENTE VELSEN Yerschfjnt Woensdags Zaterdags 12 Zaterdag 12 December 1925 lie Jaargangf IJ MUIDER COURANT aeatiprif*' f 1.ptr 3 maanden, franco per poet f 1.35. Abonnemen ten aaanfenomen aan het bureau en bij de Agenten. Mtitn 2 maal achtereenvolgend opgegeven op het gewone tarief, kontelooa nog een derde keer opgenomen in bet eerstvolgend j,jflummer. gtlls voor da Adreslijst 6 plaatsingen van dezelfde tekst (onveran- U—, 13 plaatsingen (dus 3 maanden achtereen) f 8. iMÜfn uiterlijk in te eenden WOENSDAG tot 9 uur v.m. en OlGS lot 4 uur n.ta. van advertentiin van Buiten de gemeente VELSEN in dit blad gerechtigd het Advertentie-bureau P. F. C. Roelse, IJmuiden. Uitgave van de N.V. UITGEVERS-Mfif. „IJMUIDEN" Adres voor RéAaetU en Admlnlutratle N.V. DRUKKERIJ SINJEWED WILLEMSPLEIN 11 - TELEFOON 153 IJMUIDEN Ingezonden mededeelingen 40 ets. per regel Advertenties van 1 tot en met 5 regels f 1.—, iedere regel meer 20 ets. Compact gezette adverten ties van 1 t. en m. 5 regels f 1.25, iedere regel meer 25 ets. Kleine advertenties en familieberichten zoomede vereenigings-advertenties uit de gemeente, uitsluitend bij vooruitbetaling, van 1 tot en met 5 regels f 0.75, iedere regel meer 15 ets. Bij niet contante betaling worden de gewone prijzen berekend. Advertenties „adres bureau van dit blad" 10 ets, extra; voor bezorging van op advertenties ingekomen brieven wordt 10 ets. in rekening gebracht. Bovenstaande regelprljzen worden met 5 cent verhoogd voor advertenties van bui t e n de gemeente Velaen. officieel. openbare vergadering den gemeenteraad van Velsen op dag 15 December 1925, des namid- lags 7 nar, ten pemeentehnize. AGENDA: ilisiingzaken. xtkomen stukken en mededeelingen. jststelling van plan II tot herziening van it oorspronkelijk, bij raadsbesluit van 15 Juli IA, no. 3 vastgestelde uitbreidingsplan jziging van de bij raadsbesluit van 27 Janu- j 1925, no. 3, aan de N.V. Binnenlandsche iploitatie Maatschappij van onroerende goe- ren te Bloemendaal, verleende vergunning 1 het in exploitatie brengen van de haar toe- hoorende gronden. ediet voor de aanschaffing van nog vier ndstrooimachines, •rleenen van een crediet voor bestrating n den hoek ZeewegVelserduinerbuurtweg, >rlenging van den termijn van beslissing, als doeld in artikel 121, alinea 4, der bouw- en jningverordening op eene aanvrage van I. ersen en H. Weernekers te Velsen. ijzijjing der verordeningen op de heffing en vordering van belasting op tooneelvertoo- igen en andere vermakelijkheden, lere regeling der jaarwedden van den bur- Better en den secretaris, rekking van eene bepaling der verordening het beheer van het gemeentelijk gasbedrijf de gemeentelijke waterleiding. «fneming inzake gas-straatverlichting. ilbestelling op Zondag, loeming van: één lid der commissie van bijstand in het beheer der openbare werken, (vacatur» K. H. Tusenius); twee leden van de Algemeen Burgerlijki mitelling van maatschappelijk htipbeloon; één lid van de R.K. Burgerlijke instelling van maatschappelijk hulpbetoon; twee leden der commissie van overleg yoor: de ambtenaren; twee leden der commissie van overleg voor de werklieden; twee leden der commissie van overleg voor de politie; drie leden en twee plaatsvervangenle le den van de reclamecommissie inzake ver gunningsrecht; acht leden der schouwcommissiën; één lid der commissie van toezicht op de Rijks Hoogere Burgerschool; één lid der commissie van toezicht op de visscherijschool; vijf leden der schattingscommissie voor het grondbedrijf. van den wachttoren. Regeeringscrlsis. zullen ons wel onthouden van be dingen, critietoen en voorspelling- omtrent de regeringscrisis. Ze veel van 'n puzizle en het zal een 1 toer zijn, om de verschillende n zoo samen te voegen, dat ze een sluitend geheel vormen. Misschien venals bij een puzzle de oplossinj eenvoudig en is de zaak in orde, leer onze gezant bij den Heiligen 1 zijn hooge waardigheid blijft he len huiten bezwaar van de schat zooidat het 'parlement niets meer zijn gaan of blijven te zeggen heeft, i zou die oplossing zeker niet zijn. staat moet geen diensten vragen, iet vergoed worden, niet afhangen de royaliteit en rijkdom van een f dienaren. daar heb je 'het al! Ieder be- t, dat over de crisis nog niets te si valt en ieder praat er over en de vermoedelijke oplossing, die geheel in het duister ligt. Er 'cht tegenwoordig een epidemi- regeeringscrisis in Europa. Span- uitschland, Polen, Frankrijk kun- 'rvan meespreken. zou men het vinden, als de di- ir van een zaak door aandeelhou- personeel bij verschil van mee- iiar huis gezonden kon worden, voor korter of langer tijd weer 'tèuwe benoemd werd en deze dan Vaa nieeningsverschil onder zijn ^houders weer aan 'den dijk werd Zoo'n zaak ging zeker naai* den jjp. De begrootingen moeten vast- E* worden, maar we hebben geen y die daarvoor verantwoorde- "alen oyu. Er zya op velerlei ge bied ingrijpende wettelijke maatrege len noodig, maar de ministers houden alleen maar de zaken gaande en laten de groote dingen over aan hun opvol gers. Het is lang niet onmogelijk, dat we dit jaar nog geen nieuw kabinet hebben. De begrootingen zullen dus het volgende jaar op een drafje afgehan deld moeten worden. Dit alles betee- kent niet geringe schade voor het lands belang. Wisseling yam leiding is ge woonlijk nadeelig, vooral als deze zoo vaak geschiedt. Wat dan? Een dictator als in Italië? Een man, die niet heengaat maar blijft en gebiedt, een man, die een lastig par lement naar huis stuurt en zichzelf niet naar 'huis laat sturen? We zien in Italië waar dat heen leidt. Naar de erg ste onderdrukking. Wie het waagt in het parlement in de oppositie te zijn, wordt eruit getrapt in den letterlijken zin van het woord. Wie het niet met Musolini eens is, loopt gevaar, dat zijn huis geplunderd en hij zélf mishandeld wordt. De dictator van Italië heeft verklaard niet te weten, wat vrijheid eigenlijk is. De Italianen weten het tegenwoordig ook niet, alleen hij her innering. Zelfs de pers is er niet vrij meer. Zij heeft te prijzen, wat Musolini belieft te wijzen. Als zij niet prijst, kan ze heengaan. Er heerscht een schrikbe wind in Italië. Als 'Musolini spreekt, zwijgen allen, gedwongen of vrijwillig. Elke tyrannie wordt gevolgd door re volutie. Het is zeer waarschijnlijk, dat Italië nog eens een tijd van burgeroor log zal moeten doormaken, als het ver zet tegen Musolini losbreekt. Beter een gebrekkig parlementair stelsel in demokratischen geest dan het fascisme. Maar dat er aan het tegen woordige parlementaire stelsel wat hapert, blijkt wel uit de veelvuldige crisissen. De aandacht der eenzaamheid. Ons leven is te vol, onze tijd te krap toegemeten* onze geest krijgt veel te veel te verwerken, we krijgen zooveel indrukken, dat ze ten slotte geen in druk meer op ons maken. Onze geest is als een molen, die niet alle water weg maten kan. We lezen veel meer dan onze voorouders. Stapels kranten, klei ne geschriften en daarbij nog eenige dikke boeken. Maar hoe lezen we? Wie overkomt het nooit, dat hij opnieuw een krant begint te lezen, zonder het te merken, dat hij ze al in en onder han den gehad heeft! Hoe spoedig zijn we den naam van een boek en ook de na men der personen en zelfs Ide hoofdza ken van den inhoud vergeten. We lezen vlug en vluchtig. Vroeger had men in ieder gezin maar een paar boeken en er kwamen veel minder kranten uit. Maar die enkele huisboeken kende men dan ook; men haalde al het goud, dat in die mijnen zat, eruit. Dat kunnen wij van onze lectuur niet zeggen. We (doen alles haastig en oppervlakkig; zoo zien we ook de natuur; het -woord beschouwen durven we hier niet gebruiken, want beschouwen is rustiger en aandachtiger dan zien. Men loopt onder de sterren en ziet het wonder er niet van; m»en hoort de vogels fuiten en luistert niet en kent ze niet. Het zou voor de verrijking van onzen geest wel nuttig zijn, als we allen nu en dan eens door niets werden afgeleid en geheel alleen waren. Daaraan dachten we bij een bijzonder treffend opstel in 'de N. R. Crt. over de gevangenen en de vogelwereld. Men merkt daarvan in de cel veel meer dan wij. Men kent dë ge luiden der vogels, men kent ze als per sonen, men onderscheidt ze van elkaar en men heeft ze lief. Een moordenaar, een inbreker, een brandstichter, die een hoopje bezielde veeren lief heeft! In de schets over het Gevangenisle ven vertelt een onderwijzer van gevan genen van een „boef1', -die een levende musch wist te vangen iti een strik bij het luchten. Heimelijk had 'hij het dier tje meegenomen naar zijn cel. Het dier werd volkomen mak en aan zijn mees ter gewend. Het leerde zelfs kunstjes. Als de gevangene den draad door liet oog der naald van zijn trapnaaimachi- ne wilde halen, greep het vogeltje den draad met zijn snaveltje en deed het werk. Het sliep met zijn meester in en fladderde 's morgens bij het wakker worden om zijn hoofd; Eens gebeurde het, dat de man liet diertje bij ongeluk doodtrapte. Hij raakte er zoo van streek door, dat hij een week lang bijna niets kon eten en de dokter er bij te pas kwam. Die gaf den raacl een andere musch voor hem te vangen. Deze wist echter al spoedig te ontkomen en lang zamerhand raakte de man over zijn verlies en droefheid heen. Wat zal hij uitvoerig alle kleine bij zonderheden van een musch weten te noemen, terwijl wij van een musch niet veel meer weten, dan dat ze grijs is en brutaal. Als we onszelf eens wat be perkten en onze aandacht meer aan enk'ele dingen, maar dan geheel schon ken, zouden we minder oppervlakkig leven, dan nu het geval is en veel meer gaan opmerken, omdat we veel minder hadden op te merken! Nu toch merken we zoo weinig op, omdajawij zooveel op merken! De eer van Wilhelm. Wilhelm heeft zijn kroon verloren. Hij heeft zijn volk lang een: Durch- halten! Volhouden! toegeroepen tegen over een wereld van vijanden. Maar toen hij zelf gevaar liep, is hij wegge vlucht. Grooter was het zeker geweest, als hij in zijn eigen land liaid afgewacht het oordeel van zijn volk over zijn be leid en bewind. Allang is Wilhelm thans bezig zijn bezittingen van Duitschland op te elscben. Wat behoort echter aan Wilhelm als persoon en wat aan den drager van den keizerskroon? Heeft hij recht op de bezittingen, die niet aan den persoon maar aan den kroon be- hooren en dus aan den staat, als de kroon prijs gegeven is. Wilhelm dreigt met processen en staat onwillig tegenover schikkingen. Het gaat om millioenen. De Pruisische rëgeering wil Wilhelm 290000 morgen landerijen en bosschen afstaan, verder eenige paleizen en de familie sieraden. Zij gaat veel verder, dan vele Duitsehers wenschelijk en noodig achten. Velen voelen het als een schande, dat men den man, die eens Duitschland in voorspoed regeerde maar het dn den steek liet. toen Duitschland in nood en armoede verkeerde, zoo overcnatig royaal zal be handelen. Men denke aan de tallooze verminkten, weduwen en weezen, aan de verarmden, aan een groot deel van bet volk, dat gebogen gaat onder den vloek van den oorlog. Van dit volk eischt Wilhelm nu zijn deel op. Zelf al had hij er volle recht op, wat zeer twij felachtig is, maakt deze begeerigheid 'n allerellendigsten indruk. We hebben wel eens medelijden gehad met den man, die zoo diep viel maar thans 'zien we den man, die eens zijn kroon wegwierp ook wegwerpen, wat meer waard is dan eenige kroon: zijn eer. Hij vraagt niet, hoe hij helpen kan. maar wat hij krijgen kan. Zoo ver dwijnt hij al meer uit"het hart der Duit sehers. Geachte lezer, lieve lezeres, ik wijk daar van af. Ik vel geen oordeel, ik zal niet de loudspeaker zijn van lang verzwegen klachten, ik steek geen pluimpje hier en ginds; ik vertel slechts wat ik zag en voelde. Ik schilderde u het trawler-leven Ik geef u thans een brokje trawler-tragedie! De conclusies laat ik u. En opdat u mij niet houde voor één die geluk had en zag wat hij verlangde te zien; opdat u mij erger nog: niet houde voor ëen blagueur die zich veilig voelt omdat de waarheid op de verre zee toch niet te achterhalen is, verzeker ik u dat alle mijne avonturen normaal waren, en dat de treurige gevolgen niet boven het middelmatige uitstaken. In IJmuiden hoorde men nauwelijks naar ons we dervaren en wees schokschouderend naar anderen die er heel wat erger aan toe waren. Oordeelt De nieuwsgierigheid is in dit ondermaansche sterker dan de blijdschap. Het zal u vergaan zijn als mij: uw intocht in de Fröbelschool zal bij u sterker indrukken hebben nagelaten dan die in de groote school. De verwachting van het vreemde dat u wachtte in de bewaarschool het sprook jespaleis aller kinderen die nog moeders nestje niet verlieten deed uw kinderhersentjes vonken, hartjes kloppen. En die nieuwsgierigheid was zooveel sterker dan de blijdschap over de bevor dering uw gang naar de groote school dal zelfs uw wassende hersenen haar indrukken niet strak gelijnd droegen door de jaren heen naar uw volgroeiing. Zoo ook ging het mij met mijn trawler-reizen. Van dien September Dinsdagmorgen zal ik nooit één détail vergeten. Terwijl mijn tweede reis, na een maand, reeds in mij vervaagt Alleen het nieuwe weet ik nog: Het was mistig en vocht. Binnen de pieren kamden wit schuimende koppen. De branding fronste in horizonwijden kring. Doch vallen deed ik niet. Ik was op alles voor bereid, En mijn mismoedigheid daarom was zoo groot dat ik bijna slap op mijn beenen ging staan niet waggelende tegen het zeetje in om nog eens zoo prettig dooreen te worden gerammeld ,,Je zal je zin hebben!" „Geloof je?" „Nou! Let maar 'ns op me woorden! Hondeweer krijge wel Hondeweer!!" Maar ook dat laat mij koud. Ik slenter naar achterin en ga lezen Ik verveel mij. De zee i; leelijk. De zeeziekte, die warempel als een attrac tie ontvangen zou worden, blijft uit. Ik geloof wanneer wij nog land aandeden dat ik zou deserteeren. Met de Erica IJM. 384 op de Schelvisch. Wij geven hierbij het slot van het reisverhaal van den heer Joh. v. d. Hoek in Haarlems Dag blad onder bovenstaanden titel: Het gebruik wil dat men aan het slot eener reis beschrijving vooral wanneer de reis aan de wel willendheid van anderen te danken is, en eerder nog: wanneer zij van anderer medewerking afhing een résumé van het beleefde geeft: een oordeel velt, opgevangen klachten uit, een pluimpje hier, een pluimpje daar steekt; kortom: dat men enkele forsche houtskool-contouren trekt waar in de eer der gegeven schets met feller realisme naar voren treedt. worden losgewoeld! Want met dien onweegbaren sleep van het net die de „Erica" slingert en schokt tegen de golven op, is geen vaart mogelijk. Alle hens aan dek! Om de lijnen waaraan het uitstaande net rukt, wordt een ketting geslagen en met alle macht weet men centimeter na centimeter een eindje in te palmen. Deze Titanenarbeid die eeuwigheden van tijd in beslag neemt, is hel eerste vereischte om het winch van zijn zwaarslen last te ontheffen en te voorkomen dat de verwarde lussen nog strakker worden getrokken. Dan gaat men aan het werk. Eenige mannen staan aan den ketting en heb ben te zorgen dat deze niet wordt gevierd. Een beklimt de brug en neemt het stuurrad in handen. Een ander bedient het winch. En de wanhoopspoging om het materiaal op de zee te veroveren, neemt een aanvang. Vooruit achteruit davert hel winch. Twee mannen staan kruiselings over de lijnen en heroveren de kabels op het element en de ma chine De golven beuken het schip, kletteren over de erschansing, de vuurkist, de brug, den schoor steen. De mannen worden overspoeld. Geen oogen- blik is hun oog af van wat zij grijpen zullen, wan neer het water hen opneemt De nacht valt in. Uren kruipen traag voorbij. De koude doet alle gevoel sterven. Doffe wan hoop suft. Donderdagmorgen! Ik spring uit mijn kooi, rollebol over de tafel, spartel op de bank, omarm het kacheltje en ben klaarwakker. Ofschoon de zee mij in de vijf dagen van deze reis al veel heeft laten bijleeren is er in mij toch een vaag vermoeden, dat zij zich heden al weer anders toont Want terwijl het daar boven klettert als ware er een waterval van knik kers, is de toegang tot achterin hermetisch ge sloten Zoo lang er geen gevaar is dat de schuit vol zal loopen en de heele boel met man en muis ver gaan, begint men aan deze afsluiting niet. En wat nieuwsgierig kruip ik tegen het trapje op. Ik morrel het deurtje open Pats! Ik sla het dicht en wrijf het water uit mijn oogen, Weer open ik het en weer is het: Pats! Dit spel wordt zoo vier, vijf malen herhaald, waarna ik besluit maar door den zuren appel heen te bijten. Ik smijt het deurtje open en treed naar buiten, met een blik naar de zee van: Wij gaan uitzetten. Het moet wel, als is het hondenweer. Want, ofschoon de helft der reis al weer bijna achter den rug is, heeft men nog nauwelijks een vischje aan boord. Waar nog bij komt dat de karige gage juist te veel is om van honger te sterven en men het uitsluitend van de provisie moet hebben. Ik wil het woeste schouwspel overzien en ga naar de brug. Ik moet gaan langs de verschansing. Op de vuurkist is het bepaald levensgevaarlijk en al even nat als de zee-zelve. Ik tref het! Nog niet heelemaal doornat, bereik ik het doel van mijn tocht. Een scherpe koude vlaagt. De zee dondert. De storm, jachtende, fluit. De zwarte duisternis geeft aan het tooneel iets dat doet huiveren. Manoeuvreerende, vleit zich de „Erica" op hare zijden. Wij zwaaien, slingeren, hellen over naar bakboord naar stuurboord Het water spoelt bijna om den schoorsteen. Ik ben blij als alles in orde is en het Winch be gint te puffen. Wij drijven nog steeds en schijnen ook niet te zinken. Wat mij een tikje verwondert' De golven verslinden de borden en ook de lijner dompelen in de donkere kolken. Totdat .1 Plotseling ,1 Een slag davert En het winch zwijgen blijft De lijnen, centimeters-dikke, stalen kabels hebben zich verward. Door het slagzij maken overhellen naar één zijde hebben zich, bij het halen, de lijnen in winch-trommels gestapeld in plaats van zich te rijen, regelmatig te winden, cirkel na cirkel naast elkaar als het garen op een spoel en de kabels vormden daardoor de gepreste massa di slechts de helft der trommels vulde. Het slingeren is de oorzaak geworden dat de lussen uiteen schoten verwarden en onwrikbaar nu worden strak getrokken door de borden en het groote net dat in zee den onweerstaanbaren drang der golven in wijde omarming vangt. Geen bewe ging is meer mogelijk. En toch moet die chaos Vrijdagmorgen. Drie uur. Wij, de meester, de stokers en ik, zitten in de machinekamer. Men denkt er niet aan te kooi te gaan. De vliegende storm huilt en doet de „Erica" sidderen. Van slapen wordt niet gerept. Ook aan de mannen die daarboven zwoegen, schijnt men geen aandacht te schenken Het algemeene ge sprek schildert slechts de felle contrasten tusschen hier en thuis waar ,,'t wijf en de jongens" dit wel zullen doen en dat wel zullen denken Er is dan een slag een geweld dat uitbarst en alle geluid dooft De „Erica" slingert, chokt schijnt te bezwijken Een die tijdens den oorlog op een mijn liep, gilt; „Een mijn! Een mijn! O God! God! God! En tusschen zijn luide gebeden door, roept hij den naam van zijn vrouw. Wij staren elkaar aan. Wij zijn bleek; allen! Er is geen schrik, maar verdooving. Wij weten niets, niets wachten af wat komen zal ge laten. Die lamheid duurt minuten. Maar wanneer dan boven zeegeruisch en storm- gebulder uit kreten klinken, menschelijke stem men, vloeken en gebeden. dan vonkt in ons de energie tot zelfbehoud. Wij verdringen ons op het ijzeren trapje, jach ten naar het dek; vallen, wankelen, schreeuwen. Vaag rijst voor ons de silhouet van een die de sloep wil strijken. Hopeloos! Wanneer wij zinken, zijn wij verlo ren! Nooit streek men een sloep in dit weer! Voor zij het water bereikt, zal zij verplettert zijn! Maar de kreten roepen ons naar het voorschip. Het is er donker. Alle licht is er gedoofd. Wij tasten door de duisternis, van touw naar touw, van handle naar handle, wadende door het water dat ons stortvloed na stortvloed, overplonst. Men vloekt, men raast, men gilt, men bidt Wanneer wij aankomen, valt een macabere stilte in. Een van ons struikelt over iet», „Hier ligt er een!" Wij tasten een lichaam. Wij vinden er nog één.... Dof bonst-iets op het dek. Het valt van de brug,... Het is ook een man! En ons klampende om niet weg te spoelen, bui gen wij en tasten in het donker, geranseld, over stort door het razende water. Wij staan niet op voor wij weten dat in alle drie de gevonden lichamen nog leven smeult. Dan worden lampen opgezocht, Wij herkennen den schipper en twee matrozen: Toon en Dries. Wij brengen hen voorin. Dat is het dichst-bij. Wij wasschen hunne wonden. Wij verbinden hen primiteif Het volgende is gebeurd: De ketting waarmee de lijnen werden opgehou den, is gebroken. De rondslingerende einden heb ben den beiden matrozen de beenen nagenoeg vermorzeld. De schipper stond kruiselings over de lijn. Toen deze door het breken van den ket ting strak schoot, werd hij opgeworpen, meters hoog, op de brug Wij zijn vol medelijden met de slachtoffers, die, in al hunne pijnen, door de kooien worden ge slingerd, van wand naar wand. Maar wij kunnen niets dan hopen dat zij nog tot IJmuiden leven zullen Zondagmorgen. Het is nog nacht wanneer wij de pieren binnen varen. Het gele licht dat wij in den top voeren, verzekert ons dat aan wal reeds een dokter wacht. Wij worden niet in onze verwachtingen bedrogen. De geneesheer verzekert ons dat er voor het leven weinig gevaar is. Verder verzekert hij niets. Hij kan niet meer dan het verband wat ver- verschen. Een ziekenauto moet getelefoneerd. Dries, een Egmonder, mag niet naar AJkmaar worden gebracht. Het vervoer moet zoo kort mo gelijk zijn. Zij gaan naar Haarlem. De schipper hoeft niet in een ziekenhuis te worden verpleegd. Ook het overige deel der bemanning wordt ver bonden. Want niemand is ongeschonden gebleven. De helft zal de volgende reis niet meemaken

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1925 | | pagina 1