IJmuider Courant Saterdag 30 Januari 1026. 2e blad. OFFICIEEL. KENNISGEVING. Ter kennis van belanghebbenden wordt gebracht lljjlat de vergadering der SCHOONHEIDSCOMMIS- IIE zal worden gehouden op Donderdag 4 Februari 926, des voormiddags 9.30 uur, ten kantore van iet bedrijf openbare werken te Velsen. Tijdens deze vergadering zullen belanghebben- en van 11 tot 11.30 uur in de gelegenheid worden gesteld de commissie te spreken. Schetsontwer- >en, die zij aan het oordeel der commissie wen- te onderwerpen, worden uiterlijk tot dinsdag 2 Februari, 's middags 12 uur, bij den lecretaris ingewacht. Velsen, 30 Januari 1926. De secretaris der commissie, J. ARENDS. sn PLAATSELIJK NIEUWS. IJMUIDEN. Woensdagmiddag waren eenige werklieden fan de Maatschappij ,Herabezig bussen carbid uit de motorboot „Hera II" te lossen, die voor de Trawlerkade gemeerd lag. Ze hadden daarvoor een hijschtoestel opgeslagen. Op een gegeven oogeublik brak een touw, waardoor de stelling naar beneden sloeg en de werkman C. R. op hoofd er. schouder raakte. Dr. R., die onmiddellijk ont boden werd, constateerde dat de wonden niet buitengewoon ernstig waren en nadat de patiënt geholpen was, kon hij te voet naar zijn huis ver- trekken. Donderdag was men bezig uit een schip in de Visschershaven flesschen met zuurstof te los sen. Op eenmaal slipte de strik om een dier fles schen en he$ voorwerp viel. Hoewel het dezen u ikeer zonder ongeluk afliep is toch bij dat ge- 'vaarlijk werk voorzichtigheid geboden. Aan boord der Duitsche lichter „Kobold" kwamen deze week hier aan een tweetal reizigers, die een reis om de wereld willen maken. Het waren een student met een vrouwelijke collega Weenen, die blijkens de visa in hunne zak- 8 boeken in 1924 vandaar vertrokken, Italië, Polen en Duitschland zijn doorgegaan en nu Nederland bezochten. Nadat hunne boeken door de politie alhier waren afgestempeld gingen ze per boot 1 door naar Amsterdam. VELSEROORD. Woensdagmiddag had op den hoek van den IJmuider straatweg en Velserduinerbuurtweg een aanrijding plaats tusschen een kleine autobus van Gebr. R. en een vrachtauto, bestuurd door G. T. uitAmsterdam. De autobus werd zoodanig beschadigd, dat deze niet verder kon. De c.auf- f feurs verklaarden beide signalen te hebben ge geven. De eigenaar der autobus, C. J. R., kreeg eenige uren later een proces-verbaal, omdat hij de auto bus onbeheerd op den weg liet staan. In April of begin Mei zal alhier een bazar wórden gheouden, ten batè der Ned. Herv. Kerk. Woensdagavond werd in de Kalverstraat 36 .een wielrijder getroffen door een draad der elec- trische geleiding, die gebroken was. De man kreeg een schok, maar kwam er blijkbaar goed af, want hij sprong snel op de ïiets en verdween haastig VELSEN. Woensdagavond werd in de bovenzaal van Café „Bloemoord" te Wijkeroog door de Com missie voor Arbeidersontwikkeling een bijeen komst gehouden, waar de heer van der Hart uit Haarlem een lezing hield over Darwinisme en Erfelijkheid. Na een woord van inleiding van den heer Klimp van IJmuiden, die er zijne tevredenheid over uit sprak, dat ruim een 40-tal personen, waaronder 12 dames, door hunne tegenwoordigheid bewijs van belangstelling gaven, terwijl het bezoek op den eersten cursusavond te Velseroord slechts matig en op den tweeden te IJmuiden bepaald gering was, gaf hij het woord aan den heer van der Hart. Daar het den tweeden keer was, dat spr. hier dit onderwerp behandelde gaf hij eerst een kort overzicht van hetgeen den eersten keer besproken was. Volgens het bijbelsche verhaal zag de wereld 1 er met hare planten, dieren en menschen bij de schepping niet zooveel anders uit dan tegenwoor dig, maar de ontdekkingen van den grooten Cuvier hebben ons daarin een heel ander inzicht gegeven. De aardkorst bestaat uit verschillende lagen, die bij verschillende uitgravingen blootgelegd zijn en dierenresten vertoonen, cjie ons duidelijk maken, dat de aarde in hare verschillende stadiën van ontwikkeling zeer verschillende bewoners droeg, Darwin heeft als vrucht van zijne onderzoekin gen ons de leer der evolutié gebracht, die een storm van verontwaardiging deed ontstaan, als in strijd zijnde met het bijbelsche scheppingsverhaal. De geheele schepping vormt één keten, de eene soort is langzamerhand uit de andere voort gekomen. En al heeft Darwin zich wel eens in enkele onderdeelen vergist, de latere geleerde onderzoekers hebben de theorie der evolutieleer bevestigd. Hoe jonger de aardlagen waren, die onderzocht werden, hoe hooger trap de ontwikke ling der diersoort De bewijzen over de leer der evolutie, die door Darwin verkondigd was, worden gevonden in de Paleonthologie of de leer der aardlagen, in de vergelijkende anatomie of de leer der ontleed kunde en in den ontwikkelingsgang van het em bryo of Embryologie. Bij elk dier bewijzen stond spr. eenige oogen- blikken stil om met voorbeelden zijn beweringen te verduidelijken. Hierna ging spr. er toe over om toe te lichten,, hoe Darwin zich de evolutie gedacht had. Deze leer was gebaseerd op den strijd om het bestaan en op de natuurlijke teeltkeus. Met tal van voor beelden werd het gesprokene duidelijk gemaakt. Hierna wees spr. er op, dat de groote Darwin zich op enkele punten vergist had. Bijv. hierin, dat hij meende, dat door de natuurlijke teeltkeus andere soorten waren en nog kunnen ontstaan. Dit is niet waar. Met een paar platen, waarop bloemen geteekend waren, uit welker zaad nieu- we planten gekweekt konden worden, toonde spr. aan, dat de nakomelingen de eigenschappen der ouders en voorouders behouden. Ter verdui delijking lief spr. teekeningen van sterk ver- groote eicellen zien, waaruit bleek, dat de nieuw geborene de helft van vaders- en de helft van moederskant erft en dus geen nieuwe soort vormt. Darwin vergistte zich ook hierin, dat de strijd om het bestaan oorzaak zou zijn van het ontstaan eener nieuwe soort. De eigenschappen van het individu veranderen .hierdoor niet al schijnt dit vaak het geval te zijn. De omstandigheden hebben wel invloed, de al of niet aanwezigheid van gun stige voorwaarden kan wel aan het uiterlijk voor komen eenige verandering geven, maar een nieuwe soort ontstaat er niet, de oude eigen schappen vrtoonen zich vroeg of laat weer. Op welk standpunt staat nu de wetenschap? Hoe verklaart men thans het ontstaan van nieuwe soorten? Professor Hugo de Vries heeft eene nieuwe theorie opgeworpen, die der Mutatie. Uit zijne onderzoekingen bij de Sint Teunisbloem, Oenothera biennis, meende hij te moeten besluiten tot de conclusie, de nieuwe soorten ontstaan plotseling, als het ware door een schok. En voor zoover het deze bloem betreft valt het niet te weerleggen, maar voor andere gevallen laat die theorie ons in den steek. Geen wonder, dat dit vraagstuk de geleerden nog steeds bezig houdt. De heer Dr. Mol doet vooral onderzoekingen bij narcissen en hyacinthen en de allernieuwste theo rie beweert, dat de groote temperatuursverschil len van invloed zijn. Ze stellen de geslachtscellen aan de groote prikkelingen bloot, door tempera tuursveranderingen. Ze meenen, dat de natuur daarin zelf het voorbeeld gegeven heeft. De wetenschap heeft geleerd dat de aardkorst op verschillende tijdstippen aan groote tempera tuursverschillen heeft blootgestaan. Op dezelfde breedtegraad heeft men in verschillende aard lagen overblijfselen gevonden, die wijzen op tro pische, zoowel als op ijsperioden, Ze gelooven dat daardoor het verschil in soorten ontstaan is en meenen nu, dat ze hunne proeven in die rich ting moeten doen. Naar aanleiding eener vraag doet spr. nog eenige mededeelingen over atavisme aan de hand van eenige teekeningen van sterk op apen gelijkende menschen, die werkelijk in onzen tijd geleefd hebben. De heer Klimp dankt den spr. voor zijn boei ende voordracht, temeer omdat het slechts na jarenlange studie mogelijk is om op zulke bevat telijke wijze een zoo moeilijk en zwaarwichtig onderwerp als „Darwinisme en Erfelijkheid" voor arbeiders te behandelen. Applaus. Verder deelt de heer Klimp nog mee, dat Zon dag 31 Januari a.s, 's morgens 10.30 uur in „Flora" te Velseroord Mevrouw BrokTroelstra zal spreken over: Martha of Maria? (Opstandigheid of Berusting?). Te Wijkeroog heeft de Winkeliersvereni ging een feestvergadering gehouden waar het Beverwijker Strijkje voor het muzikale gedeelte zorgde en de heer Leo Peelen uit Beverwijk met zijn humoristische voordrachten een prettige stemming deed heerschen, Er waren verschillende attracties o.a. een rad van avpntuur en er werd een koek verkocht op Amerikaansche manier voor f 21.75, welke som bestemd werd voor de Watersnood-Commissie en inmiddels den Burgemeester in handen gesteld is. Door één der leden was een toepasselijk lied gemaakt, waarvan het refrein op eene bekende wijs, door allen dappér werd meegezongen. Natuurlijk werd er ten slotte oolc een dansje gedaan, waardoor de vergadering pas lang na middernacht was afgeloopen. Na een, in het R.K. Vereenigingsgebouw, ge houden vergadering op Maandag 25 Januari j 1., uitgaande van den Bijz. Vrijw. Landstorm alhier, is besloten tot oprichting van een schietvereeni- ging. Het bestuur werd samengesteld uit de heeren Th. Groot, Abr. Welp en Nic. van Hesselingen. Zij, die lid wenschen te worden gelieven zich te vervoegen tot één der bovengenoemde heeren. Ook niet-landstormers zijn welkom. N. Hl. Ct. VISSCHERIJ. De toestand in het N oordzeeharingbedrijf Met de vraag „Gebeurt er nu wat?" schrijft de N. Vlaard, Ct, het volgende: We deelen geen nieuwtje mee als we opmerken, dat vrijwel allen, die bij de Noordzeeharingvis- scherij betrokken zijn, thans zorgvolle tijden bele ven en met misschien nog meer zorg de toekomst te gemoet zien. Het jaar 1925 is ongeveer in alle opzichten voor dit visscherijbedrijf uitermate ongunstig geweest, en juist de omstandigheid, dat een grooter vloot dan sedert jaren in bedrijf is geweest, heeft den omvang en den druk der geleden verliezen in rechte evenredigheid vergroot. Wat in het- begin der haringteelt werd toege juicht, namelijk de toeneming van de visschende vloot, is oorzaak geworden van een verlies, dat voor velen niet zal zijn te dragen. En de slechte financieele resultaten hebben ook de visschers, wier belooning rechtstreeks van de behaalde besommingen afhankelijk is, in nieuwe armoede gedompeld. Van het optimisme, dat einde 1924 overheersch- te, is niets overgebleven; en, hoewel genoemd jaar over 't geheel genomen voorspoedig was ge weest, de toen verkregen uitkomsten waren toch niet van dien aard, dat ze de thans geleden ver liezen kunnen dragen. De tot tevredenheid stemmende uitkomsten van 1924 toch stonden ook slechts op zichzelf; ze i ren volstrekt geen voortzetting van ook in de voorafgegane jaren bereikte gunstige resultaten. 1921, 1922 enl923 waren jaren geweest, waarin de haringvisscherij slechts in beperkten omvang was uitgeoefend, en zonder dat winst was behaald. Thans is het bedrijf dan ook vrijwel uitge mergeld, op enkele uitzonderingen na, waaronder in de eerste en voornaamste plaats de onderne mingen genoemd moeten worden met stoomsche pen. Het eenmaal bloeiende en steeds nieuwen bloei verwekkende haringvisscherijbedrijf is deerlijk in verval; het is nog slechts een schaduw van wat het eenmaal was. Op dit oogenblik wordt overwogen door welke krachtmaatiegelen het in de toekomst nog voort gezet zal kunnen worden. Natuurlijk is daarvoor nieuw kapitaal noodig, maar het is licht te begrij pen, dat dit niet zoo bijzonder gemakkelijk te ver krijgen is. Het perspectief toch van deze visscherij is, als we het goed zien, zeer somber. Tal van oorzaken van het verval zijn aan te wij zen, maar de groote oorzaak toch is de achteruit gang van de vangsten. Zonderen we 1924 uit, toen de vangst dooreen- genomen matig was, dan zien we een reeks van jaren, waarin de vangsten ver beneden de middel maat zijn gebleven: 1921, 1922, 1923, 1925. Geven deze feiten aanleiding tot ongerustheid? .Haag de subsidieêring ten behoeve van de winter- Er wordt gezegd, dat toch ook m vroeger tijden treilvisscherij aan reederijen en Jevis.chers telkens wel slechte jaren in de haringvisscherij voorkwamen, welke echter weer werden afgewis seld door goede jaren; ja, men spreekt wel van slechte perioden reeksen van jaren welke in dit bedrijf zijn voorgekomen. Het is mogelijk, dat het zorgwekkende verschijn sel van bovengenoemde vier jaren niet iels onge kends is, wij kunnen dit op 't oogenblik niet beoor- deelen, en zouden een beroep willen doen op hen, die hier meer van weten, om ons ter zake in te lichten en op de hoogte te brengen. Naar ons oordeel echter moet de gesignaleerde achteruitgang in de vangsten wel aanleiding tot ongerustheid, geven; niet slechts omdat vele thans bestaande ondernemingen er door tenondergebracht worden, maar ook omdat bij een vergelijking met vroegere tijden niet veronachtzaamd mag worden al datgene, waardoor het bedrijf eigenlijk bij vroe ger vooruitgegaan is: betere schepen, betere netten, langere vleten, en, dooreengenomen. een langere teelt. Indien tegenwoordig de gemiddelde aanvoer per schip even groot zou zijn als bijv. veertig jaar ge leden, dan reeds staat als een paal boven water, dat de visscherij hard achteruitgegaan is, want dan blijkt alle verbetering in uitrusting en techniek buiten staat te zijn geweest de productiviteit van de visscherij te vergrooten. En het is nog erger gesteld; binnenkort hopen we enkele uitgewerkte en vergelijkende cijfers le geven, welke aantooneu dat we ons op het oude peil niet hebben gehaudhaafd. Intusschen zitten we thans voor een zeer groote moeilijkheden, en rijst gemakkelijk de vraag: ge beurt er nu wat, en zoo ja, wat gebeurt er dan? Wij stellen deze vraag zoowel aan de direct bij, het bedrijf belanghebbenden als aan buitenstaan ders, waaronder in de eerste plaats de officieele autoriteiten. De onmiddellijk-belanghebbenden staan voor de dringende vraag van praktische beteekenis, hoe zij voor vandaag hun bedrijf overeind zullen houden, en er in de toekomst weer wat van zullen maken. De buitenstaanders hebben er zich terdege reken schap van te geven, dat de verschrompeling en tenslotte de verdwijning van een oude bestaans- bron onvermijdelijk en steeds gepaard gaat met een tijdvak van verval en groote verarming, zoo- dat in de voltrekking van het proces, dat wij meenen gade te slaan, alleen berust mag worden indien onomstootelijk vaststaat, dat er geen Icee- ren aan is. Vooral rijks- en gemeentelijke autoriteiten heb ben hier dus hun werkdadige belangstelling te tconen. Reeds wezen we er vroeger met instem ming op, dat zoowel het Vlaardingsche als het Haagsche gemeentebestuur getoond hebben niet onberoerd te zijn gebleven bij economische in zinking, waaraan het haringbedrijf ten prooi ge vallen is. Elders in dit nummer vindt men een bericht, -waaruit blijkt dat de gemeentelijke autoriteiten er niet bij neerzitten; spoedig hopen we hierom trent, zonder inbijzonderheden te vervallen, iets naders aan onze lezers te kunnen meedeelen. Maar wat geschiedt er in de leringen der on middellijk-belanghebbenden? Naar het ons aanvankelijk toeschijnt: niet veel. Zeker, men praat over de moeilijkheden; men klaagt over de zorgen; men beschuldigt over en weer elkaar van daden en handelingen, waaraan men de ellende toeschrijft; men vraagt om steun uit de publieke kassen. Maar dit alles heeft toch op den keper be schouwd zoo weinig om het lijf; men schiet er niets mee op. Laat men nu de moeilijkheid eens nauwkeurig en objectief onder de aandacht nemen; de ziekte trachten te onderkennen, en dan pogen om de middelen aan te wijzen, door welker aanwending de oorzaken van den achteruitgang en het ver val kunnen worden weggenomen, om vervolgens met alle kracht en zonder schipperen te werken aan de verbetering. Het blad vervolgt dit artikel, met de vraag, „wat kan er gebeuren?" Er kunnen natuurlijk verschillende dingen ge beuren, maar niet alle maatregelen zullen in staat zijn iets bij te dragen ora het bedrijf uit het verval op te heffen en weer tot nieuwen bloei en nieuwe welvaart te brengen; de maatregelen, welke daar wel toe kunnen strekken, zijn weer te onderscheiden in twee soorten, namelijk zulke waardoor rechtstreeks en op korten termijn ver betering in thans onbevredigende of verkeerde toestanden kan worden gebracht, en andere welke slechts indirect en op den langen duur effect kunnen sorteeren. Merkwaardig is, dat bijna altijd het meest ge vraagd wordt om maatregelen, welke ten opzichte van de te bestrijden kwalen ten eenenmale on vruchtbaar moeten worden geacht; en wel om toe kenning van geld in den vorm van subsidies, voor schotten of geschenken. Het ligt ook wel een beetje voor de hand, dat deze vorm van activiteit het eerst en het meest de aandacht trekt. De werkelijkheid, waarmee be trokkenen te maken hebben is, dat er ernstige moeilijkheden bestaan, welke een beletsel vormen tegen ontplooiing van energie. Werd er nu op de een of andere wijze geld verstrekt, dan ging het weer, kon men weer vooruit en zouden nieuwe kansen gewaagd kunnen worden. Bij een tijdelijke, duidelijk-aanwijsbare en acute oorzaak van inzinking is de verstrekking van de noodige geldmiddelen ook het aangewezen middel om een bedrijf, of bepaalde ondernemingen in een bedrijf, overeind te houden, tol die bepaalde oor zaak voorbij is, dan komen ze, inenschelijkerwijs gesproken weer in de gelegenheid de ontvangen .voorschotten terug te verdienen en voor zichzelf weer een zelfstandig bestaan tc verwerven. Worden in zulke gevallen subsidies verleend, dan zijn deze te verdedigen als redmiddelen, waardoor gedurende een zekere periode van in zinking bpaalde bronnen van volksbestaan in het leven worden gehouden Maar verkeert de Noordzeeharingvisscherij in de geschetste omstandigheden? Bestaat er eenige welgefungeerd vertrouwen, dat de huidige inzinking slechts van voorbijgaan- den aard is, en bovendien een duidelijk-aanwijs bare oorzaak heeft, welke straks zal zijn opgehe ven, zoodat dan een normale herleving van het bedrijf zal kunnen intreden? Naar ons oo.rdeel moet op deze vragen ontken nend worden geantwoord. Absolute zekerheid omtrent de oorzaak van den duidelijk te constateeren achteruitgang van de haringvisscherij heeft niemand; wel kan met een zeer groote mate van waarschijnlijkheid die oorzaak worden aangewezen, doch indien deze waarschijnlijkheid verzekerd mocht blijken te zijn, dan staat tevens vast dat geen herleving vaan de visscherij zal intreden dan nadat tal van ingrij pende, moeilijke en tijdroovende maatregelen zul len zijn beraamd, ingevoerd en toegepast. Objectieve waarneming van het vraagstuk leidt er dan ook toe om te adviseeren af te zien van verzoeken om geldlijken steun uit welke kassen dan ook. Moet er gesteund worden en wij meenen dat dit niet uit kan blijven, waar ondernemingen en zeevisschers voor een deel niet in staat zijn de gevolgen van den ondervonden tegenspoed zelf te dragen dan dient dit te geschieden in den vorm van sociale zorg, gelijk de gemeente Den sociaal oogpunt beschouwt Wij meenn dat iielgeon in Den Haag gebeurt nog goeddeels onjuist is, maar in elk geval is het principe, dat het gemeen tebestuur thans aan de subsidieregeling ten grond slag gelegd heeft, juist: geldverstrekking ter be vordering van werkgelegenheid, steun ter voor ziening in socialen nood. Hierdoor worden sommige gevolgen van den slechten toestand gelenigd; maar genezing van de kwalen lean er niet door worden gebracht, omdat er niet door weggenomen oi uitgeroeid kunnen worden de oorzaken van den kwijnenden toe stand, waarin de Noordzeevisscherij verkeert. Geheel anders behooren we te staan tegen maatregelen, door welker toepassing verbetering, en dus opheffing uit den toestand van verval, kan worden bereikt. Alvorens deze maatregelen te beramen moeten we ons de vraag stellen, hoe het tóch komt, dat het zoo slecht gaat in het haringbedrijf, en daarop een duidelijk antwoord formuleeren. De visscherij is er slecht aan foe door geringe angsten, terwijl ook de kwaliteit en de grootte van de haring de laatste jaren telkens meer of minder te wenschen overlaten. En als de haring aan den wal is gebracht en tot handelsartikel is geworden, hebben er praktijken plaats, welke het aanzien en de reputatie van het Nederlandsche haringbedrijf ten zeerste schaden en waardoor dus ook al weer het bedrijf achterop wordt gebracht Er moet dus wat op gevonden worden, waardoor de productiviteit van de Noordzee zich kan her stellen en deze na herstel op peil kan blijven; en er moet evenzeer wat op gevonden worden waar door het niet langer en verder mogelijk zal zijn door verkeerde praktijken onze positie op de wereldmarkt te verzwakken. Het tweede ligt onmiddellijk binnen ons bereik en volgens den goeden regel, dat men steeds moet doen wat de hand vindt om te doen, behoort een juist en verstandig beleid onverwijld hier aan te pakken en door te tasten. Het eerste kan niet door ons, Nederlanders, op eigen kracht en zelfstandig worden nagestreefd; daar is meer voor noodig. Maar ook te dezen aan zien moet initiatief worden getoond. In een volgend artikel zullen we op beide pun ten nog wat nader ingaan. De voorgenomen maatregelen tegen de puf visscherij. Men schrrijft nan de N, Roti. Ct.: f 1.069.370 of gemiddeld per schip f 6442. Rekent men nu, dat daarvan moeten worden afgetrokken de kosten van motor-brandstof, smeerolie, repa ratie van schip, motoren vischtuig en dikwijls nog een deel van de aanschaffingskostcn van den mo tor die meestal op afbetaling wordt gekocht, en dat de bemanning uit ten minste 3 personen pleegt te bestaan, dan zal men begrijpen, dal er van Je opbrengst der marktwaardige visch voor elk hunner niet veel overschiet en dat de opbrengst der puf een noodzakelijke aanvulling hunner ver diensten vormt. Op het oogenblik, nu zij de pui nog mogen verkoopen, levert de visscherij tL-n schipper reeds niet genoeg op, om den afbeta- lingstcrmijn van den motor te voldoen. Wordt tegelijk met het pufaanvocr-verbod paal en perk gesteld aan het vernietigen der jonge visch door stoomlreilers e.d., dan slaat voor clc kustvisschers tegenover het verlies van de puf- opbrengsl tenminste het voordeel, dat dienten gevolge de murkwaardige platvisch overvloediger n hun vischwateren gaat voorkomen en dus ge vangen zal worden. Bovendien kan men niet tot internationale maatregelen ter bescherming van de jonge schol geraken, indien men het bedrijf der kustvisschers geheel vrij zou willen laten en zou door die maatregelen een te groot algemeen belang gediend worden, om er lerwille van liet belang van een aantal kustvisschers vanaf le zien. Blijft echter, nadat men den pufaanvoer ver boden heeft, de internationale maatregel met be trekking tot het stoomtreilbedrijf achterwege en dit is, gezien de sterke oppositie, welke daar entegen in Groot-Brittannië en hier tc lande wordt gevoerd en de praktische moeilijkheden, welke nog bij de uitvoering le overwinnen zijn, lang niet denkbeeldig dan heeft men vrijwel noodeloos het bedrijf der kustvisschers ernstig geschaad, misschien zelfs vernietigd en een 500- tal nijvere menschen tot armoede gebracht. Maatregelen tegen den pufaanvoer mag men dus alleen nemen, wanneer vaststaat, dat ook in ternationale maatregelen tegen de vernietiging der jonge schol door de stoomtreilers genomen zullen worden. Wil men, om bezwaren tegen een internationale regeling weg te nemen, thans reeds bepalingen tegen den pufaanvoer maken, dan zou nen dus moeten vaststellen, dat deze bepalingen tegelijkertijd met die internationale maatregelen inzake de stoomlreilvisscherij van kracht zullen worden cn niet eerder. In de memorie van antwoord inzake de begroo ting van binnenlandsche zaken en landbouw over 1926 werd in antwoord op de vraag, welke maat regelen de minister dacht te nemen ten opzichte van de bescherming van de scholvisscherij, mede gedeeld, dat: le. de Nederlandsche regeering zich bereid had verklaard deel te nemen aan een te Londen te houden conferentie, waar aan de hand van de op de vergadering te Amsterdam aangenomen resoluties een internationale over eenkomst ter bescherming van de schol zal wor- den voorbereid; 2e. dat maatregelen werden over wogen ter beperking van de vfsscherij op den aanvoer van ondermaatsche schol. Voor het nemen van een beslissing was nog gewacht op de uit komsten van een door den visscherijconsulent dr. J, J. Tesch, leider van de afdeeling zeevisscherij van het Rijksinstituut voor biologisch visscherij- onderzoek, ingesteld onderzoek, waaromtrent de minister inmiddels een rapport had ontvangen. Dit rapport, waarin geadviseerd wordt tot een verbod van den aanvoer van schol en schar, die kleiner is dan 20 c.M. is sindsdien in druk ver schenen en een dergelijk verbod kan nu binnen kort tegemoet gezien worden. Ieder, die geen leek is op het gebied der zee visscherij, weet, dat deze maatregel voor het beoogde doel, de bescherming van de jonge schol, geheel onvoldoende is, want dat het grootste kwaad niet zit in den pufaanvoer en de opzette lijke pufvisscherij, welke voornamelijk door kust visschers en zeilloggers geschiedt, maar in de vernietigirig der jonge visch door de stoomtreilers, welke deze niet aanvoeren en er niet opzettelijk op visschen. De groote massa der puf wordt onge- vischt en vernietigd door de stoomtreilers, terwijl deze normaal hun bedrijf uitoefenen. Reusachtige hoeveelheden jonge visch, schol, schar enz, bren gen deze schepen bijna bij eiken trek boven water. Deze teere jonge visch, die in het snel door het water gesleepte net, dikwijls uren lang aan een geweldigen druk heeft blootgestaan, is meestal reeds voor het grootste deel dood, als zij aan boord komt en wanneer zij, na een tijdlang aan dek te hebben gelegen en door de bezige mannen half vertrapt te zijn, weer over boord is gezet, blijft er in den regel niet veel meer in leven. In vergelijking tot het bedrijf der stoomtreil- vloten van Britten, Duitschers en Nederlanders, die het geheele jaar door nagenoeg bij elke weers gesteldheid den Noordzeebodem met hun netten omploegen, is bovendien het bedrijf der van weer en wind zoozeer afhankelijke kustvisschersvaar- tuigjes van heel weinig beteekenis. Dat niet de kustvisschers, maar de stoomtrei lers de voornaamste schuldigen zijn, is trouwens tijdens en na den oorlog duidelijk gebleken, want toen de oorlog het bedrijf der stoomtreilers niet dat der kustvisschers sterk beperkt had, zag men een goede toeneming van de visch- rijkheid der Noordzee en nauwelijks was die be paling teneinde, of een snelle verarming volgde. Door het verbod, om schol en schar beneden zekere maat aan te voeren, nu maakt men wel den pufaanvoer en de pufvisscherij door de kust visschers onmogelijk, maar wordt het bedrijf der stoomtreilers geheel ongemoeid gelaten en blijft de hoofdoorzaak van den achteruitgang van de scholstand bestaan. Die hoofdoorzaak kan men alleen wegnemen door internationale maatregelen, 'b.v, in den geest als verleden jaar op de inter nationale conferentie te Amsterdam zijn aanbe- volen. Zoowel voor- als tegenstanders van dergelijke maatregelen weten dit natuurlijk heel goed. Vele tegenstanders juichen een verbod van den aan voer van puf eigenlijk alleen toe als een middel, om de aandacht van de hoofdzaak af le leiden en vele voorstanders zien, evenals dr. Tesch, blij kens zijn pufrapport, in dit verbod een middel om bezwaren van tegenstanders tegen een inter nationalen maatregel tot 'beteugeling der vernieti ging van jonge visch door stoomtreilers weg te nemen. Is echter met het laatstgenoemde trg-unent een zoo ingrijpende maatregel, als een verbod, van schol en schar beneden een bepaalde maat aan te voeren, wel vodoende gemotiveerd? Men moge over den pufaanvoer en de pufvisscherij denken zoo men wil, maar vast staat, dat deze een on misbare bron van inkomsten vormen voor-vele visschers, die het geheele jaar door liard n oelen zwoegen, om een schamel stukje brood te ver dienen.- Vooral voor degenen, die met motorbot- ters het bedrijf uitoefenen is dit het geval, imdat zij zich vrijwel uitsluitend met de treilvisscherij bezighouden. In 1924 waren er volgens de offici eele statistiek 166 van deze vaartuigen in bedrijf, gezamenlijk bemand met ongeveer 500 personen (schippers en knechts). Tezamen besomden zij - de opbrengst der pul niet meegerekend - De stoomtrawler „Julie Streiff", 1J.M. 159, keerde in het begin der week terug wegens defecte- winch. Het werd gerepareerd, doch nau welijks was men weer op de visscherij aangeko men of weer brak de winch, Pogingen on; het net met toebehooren binnen te halen mislukten en de bemanning was genoodzaakt de trossen te kappen. Men was dus DondercTug weer b'nnen een zeer slechte reis. De stoomtrawler „Gloria", IJM. 325, kwam van een gebroken reis binnen met machineschade. - Vrijdag 22 Junuari vertrok van hier de Duitsche motorvrachtlogger „Freyu" naar Rotter dam om daar een lading in te nemen. In plaats van ter bestemde plaatse arriveerde het schip 26 Januari te West-Hartlepool, met gescheurde :eilen en verdere averij. Te Bradford maakte iemand een bevroren eend schoon en vond in de maag een stukje goud. De vogel, uit het buitenland ingevoérd, had zeker geleefd bij een rivier, waarin een goudwasscherij was, waar hij het stukje goud zal opgepikt hebben. Te Dunbar werd een groote kabeljauw aan gebracht, in wiens maag een dames zilveren arm bandhorloge gevonden werd. Het uurwerk zag er een beetje bruin uit en was hier en daar bekrast, doch overigens in goede conditie. N. VI. Ct. SCHEEPVAART. WATERSTAND IJMUIDEN. Jan. 1020 H. water L. water Dtïcn T.BS, n ra. T.BS. n.ra. 31 4.48 4.57 0.33 0.49 Febr. 1 5.21 5.31 1 04 1 22 2 5.54 6.03 1.35 1.52 3 6.20 6 39 2 00 221 4 7 02 7.19 2.34 2 56 5 LK. 7.34 8 04 3.09 3 34 0 831 900 348 4 20 Alhier kwam aan de Duitsche lichter ,,Deut che Warte", met een lading hout van Danzig naar Amsterdam. In het Keizer Wilhelmkanaal was brand aan boord ontstaan, warbij de hutten van den kapitein en den machinist geheel uitbran den en ook verder belangrijke schade aangericht werd. Omtrent de stranding van het Griekscbe stoomschip „Haggios Giorgos", Woensdagmorgen ter hoogte van Noordwijk, kunnen wij het vol gende nog mededeelen. Onmiddellijk nadat het bericht der stranding ontvangen was te IJmuiden werden alle beschikbare sleepoooten van Bureau Wijsmuller gereed gemaakt en konden de „Cyclop", de ,;Nestor" en de „Stentor" naar de plaats des onheils vertrekken. Nadat ze een overeenkomst hadden getroffen met den Griekschen kapitein gin gen ze samen aan 't trekken en smaakten na eeni- gen tijd 't genoegen dat 't schip vlot kwam. Daar het schip niet beschadigd was kon de Griek zijn reis naar Kopenhagen voortzetten. Even te laat kwam er bergingsmateriaa) van een concurreerende firma uit den Waterweg, die na tuurlijk een vergeefsche reis gemaakt had. Een vreemde concurrem op deze kusten was een Duitsche trawler, de IIII. 40, die toevallig in de visscherhaven lag. Met eenige vletterlieden uit de haven aan boord stoomde de trawler ook derwaarts, maar hoewel ze het zelve zonder sleepboot af kon, was het toch niet mogelijk met dat vaartuig eenig resultaat te behalen. Vereen!ging tot bestrijding der T.b.c. Consultatie-Bureau is geopend op Dinsdag 2.30 tot 3.30 n.m. Voor gedeelte Velseroord N.W. Velserduiner. buurtweg op 923 Februari 1926. Voor Wijkeroog, Velsen, Santpoort, gedeelte Velseroord, O.Z. Velserduinerbuurtweg op 216 F ebruari 1926. Spreekuur huisbezoekster Woensdags vau 2—3 uur in het Consultatie-Bureau voor belang hebbenden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1926 | | pagina 5