SLAPELOOS MIJNHFIRDT'S - sl over de geheele administratie van het fonds, wilde men tenminste de zaak niet van één kant De heer van Bodegraven zeide dat het bestuur in geen geval bereid was de boeken en beschei. den van den pennigmeester aan de Commissie ter inzage te verstrekken, doch dat het geheele be stuur zich voor handelingen van dien penning meester garant stelde. Na eenige discussies, et nadat door vier van de vijf Commissieleden ver- klaard was, dat de Commissie haar taak zonder inzage van de bescheiden van den penningmees ter niet kon ten uitvoer brengen, werd besloten het bestuur van het fonds te verzoeken alsnog op haar standpunt terug te komen en Dinsdag 29 Juni 1926 aan de Commissie volledig materiaal te verstrekken. Des morgens 29 Juni 1926 ont- ving de Voorzitter het volgende schrijven: „Naar aanleiding van het besluit, genomen in de Commissie-vergadering, gehouden ten huize van den heer v. d. Corput, op Maandag 28 Juni 1926, is door mij het bestuur uitgenoodigd tot verdere bespreking en te bepalen welke houding het bestuur wilde aannemen ten opzichte van de kwestie de Bruin. Nadat door mij uiteenzetting gegeven was van het door ons verhandelde, en de eischen die door U gesteld zijn, nam het bestuur het besluit, om de kwestie de Bruin in handen van de justitie te stellen en meent daardoor van inmenging Uwer zijds geen gebruik meer behoeven te maken. Wij danken u vriendelijk voor u gedane moeite. Namens het bestuur van het Ziekenfons „Vel- seroord", (Geteekend) A. v. Bodegraven. Afge vaardigde namens het bestuur in uw Commissie." Terstond had tusschen den Voorzitter en den Secretaris der Commissie een conferentie plaats, welke er toe leidde dat het volgende schrijven aan het bestuur werd gericht: „Heden ontvingen wij een ongedateerd schrijven, geteekend door den heer A. van Bodegraven. De inhoud van dit schrijven laten wij geheel voor rekening van den schrijver, als zijnde niet ter zake. Wij verzoeken omgaand antwoord op ons verzoek om overlegging van alle boeken en be scheiden de administratie van het Ziekenfonds Betreffende, ten einde in staat te zijn de op dracht ons door de Algemeene vergadering van 21 Juni j.l. verstrekt, zoo spoedig mogelijk te kunnen volbrengen. Onrustig, Nerveus en Overspannen. Gebruik hiertegen de Zenuwstillende en Zenuwsterkende ZENUWTAB LETTEN Buisje 75 ct Bij Apoth. en Drogisten. zouden moeten spelen en doen, alsof ze niets wisten. Spr. las dan zijn rapport voor, dat als volgt luidt: AFSCHRIFT. Velseroord, 7 Juli '26. Aan de leden van het Ziekenfonds „Velseroord" te Velseroord. Hoogachtend, (Geteekend) A. de Wit. Voorz. scheidsgerecht zaak Bruin contra bestuur Ziekenfonds „Velseroord" De Commissie vergaderde daarop op Dinsdag 29 Juni 1926, des avonds te 9 uur ten huize van den heer v. d. Corput, en verzocht antwoord op haar schrijven van dien dag te mogen ontvangen. De heer van Bodegraven zeide kort te kunnen zijn; het bestuur handhaafde haar besluit om de Commissie geen inzage te verleenen van de boe ken en bescheiden van den penningmeester. De Secretaris der Commissie verzocht het bestuur zulks schriftelijk te willen bevestigen, waarop van het bestuur de mededeeling kwam, dat „het zoo evengoed kon". De Voorzitter der Commissie pro testeerde heftig tegen een dergelijke handelwijze, dit kwalificeerende als in strijd met de meest élémentaire wijze van zaken doen. Nadat de volgende Commissie-vergadering bepaald werd op Vrijdag 2 Juli 1926, ging de Commissie weder on verrichter zake uiteen. Des avonds van den 29 Juni 1926 bereikte het volgende schrijven de Voorzitter der Commissie: „Heden kwamen wij in het bezit van uw schrij ven van 29 Juni en namen daar goed nota van. In ons hedenavond gehouden bestuursvergade ring hebben wij deze kwestie besproken, en wij zijn van meening dat wij aan uw verzoek om aan u te overleggen de boeken en bescheiden van de penningmeester, niet moeten voldoen. De door ons overgelegde bewijsstukken, welke wij u ter inzage hebben overlegd, achten wij tot meer dan voldoende om de kwestie te behande len. Namens het bestuur van het Ziekenfonds „Vel seroord, de Secretaris, (Get.) G. J. Wagenaar. de Voorzitter, (Get.) A. v. d. Corput. Op Vrijdag 2 Juli 1926 vergaderde de Commis sie opnieuw en thans voor de laatste maal. In deze vergadering werden de Commissielede^ door den Voorzitter ontheven van de geheimhouding aanvankelijk opgelegd en dit verslag als zoodanig vastgesteld. Conclusie, Aangezien de Commissie alle stuk ken, welke zij meende voor de uitvoering van hare opdracht noodig te hebben, door het bestuur van het fonds zijn geweigerd, kan de Commissie niet hare taak volbrengen. Aldus vastgesteld en goedgekeurd. Velseroord, 2 Juli 1926. De Voorzitter, A. de Wit; de Secretaris, Th. Kruijl; de leden, J. N. Otto en J. G. Das. De heer v. Bodegraven wenscht dit verslag niet te onderteekenen om principiëele redenen." De voorzitter, de heer A. v. Corput, zeide dat het bestuur deze vergadering heeft belegd, om een einde te maken aan de kwestie met den bode. Spr. herinnert aan de benoeming van de commissie. Spr. zegt dat het bestuur weinig over deze zaak te zeggen heeft, de meerderheid der commissie zal een verslag uitbrengen, maar ook de minderheid. De heer A. de Wit brengt het verslag uit van de meerderheid der commissie, welk verslag wij hierboven plaatsen. Spr. zeide dat het de derde maal was, dat hij voor het Ziekenfonds optrad, maar dezen keer was voor spr, de onaangenaam ste, daar de beide andere keeren aangenaam wa ren, n.l. bij de oprichting en bij het 10-jarig be staan, toen het fonds gegroeid was tot een groot stuk sociaal werk. Spr. heeft echter ook deze on aangename taak op zich genomen. Van 't begin af aan had spr. echter weinig verwachting van deze commissie, omdat de samenstelling niet juist was, Spr. meende dat bij de kwestie tusschen het bestuur en den bode het bestuur niet twee zijner leden in de commissie had moeten benoe men, maar twee leden van het fonds, zulks te meer 'daar het geschil tuschen het bestuur eq den bode reeds van ouden datum is. Spr. zegt ge hoopt te hebben dat de aangewezen bestuursle den zich boven het eenmaal ingenomen stand punt zouden kunnen vereffen, maar dit was slechts met een van beiden het geval, Spr. zegt geen lid van het fonds te zijn en dus niet als lid te zullen spreken. Maar spr. heeft de taak der commissie echter als een eerezaak be schouwd en als de commissie wordt aangevallen, hoopt spr. het woord te mogen voeren. De heer A. van Bodegraven brengt het rap port van de minderheid uit. Spr. zegt het een eigenaardige houding van de commissie te vinden, dat zij haar rapport vóór de vergadering gedrukt aan de leden geeft, maar niet aan de bestuurs leden. Spr. zegt dat het hem ook bevreemde, dat de bestuursleden in de commissie zich zouden moeten stellen boven de hun bekende feiten, dat zij dus in de commissievergaderingen kiekeboe „Als lid der commissie, ingesteld op de jaar vergadering van 21 Juni j.l., gehouden in café „Flora" te Velseroord, tot taak hebbende te onderzoeken of de handelingen, gepleegd door D. Bruyn, bode van bovengenoemd fonds, ge schorst op voorstel van den voorzitter, den heer A. van den Corput, van dien aard waren dat handhaving mogelijk dan wel ontslag noodzake lijk bleek, acht ik mij verplicht, aangezien ik geen genoegen kan en mag nemen met het rapport hetwelk door de meerderheid der commissie aan de leden ter beoordeeling is voorgesteld, mijn opvatting van den door de ledenvergadering ons opgelegde taak en mijn bezwaren tegen de werk wijze van de meerderheid dezer commissie, in onderstaand rapport nader uiteen te zetten. In het jaaroverzicht hetwelk door den secreta ris van het Ziekenfonds, den heer G. Wagenaar, op bovengenoemde jaarvergadering voorgelezen werd, kwam onder meer ongeveer het volgende voor: „Het bestuur meent te moeten opmerken dat de verhouding tusschen het bestuur eu bode D. Bruyn in het afgeloopen jaar veel te wenschen overliet, het werk van den bode kon bij bel bestuur geen tevredenheid wekken." Door bode Bruyn werd hierover het woord ge vraagd. De voorzitter, de heer A. van den Cor put, stelde voor deze zaak verder af te werken bij punt 6 der agenda, waarmede Bruyn genoegen nam, die dan ook, toen punt 6 aan de orde kwam, daartoe gelegenheid kreeg. Door den bode werd voorgesteld een commissie te benoemen, die een onderzoek in zou stellen naar zijn handelingen ten opzichte van het fonds. Door de vergadering werd dit g'-ed gevonden. De bode verzocht den heeren Das en Th. Kruijt voor hem zitting te nemen. Door het bestuur werden de heeren J. N. Otto" en A. van Bodegraven gewezen zich met die taak te belasten. Na afloop der vergadering kwam de commissie bijeen én werd besloten den heer de Wit te verzoeken het voorzitterschap op zich te nemen. Door den voorzitter, den heer v. d. Corput, werd een der door den bode aangezochte com missieleden verzocht, den volgenden dag met den penningm. mee te gaan om te controleeren bij leden of de stempels op de conïributiekaarten, door den bode afgestempeld, overeen kwamen met de door den bode ingeleverde afdrachtstaten, Dit werd geweigerd. De heer Kruijt echter adviseerde om kaarten, die niet klopten in beslag te nemen, hem b.v. tien stuks ter inzage te verstrekken, dit voldoen de materiaal vindende om den bode te eoor deelen. Door den heer de Wit werd hel verzoek on het voorzitterschap te aanvaarden ingewilligd. Maandagavond 28 Juni kwam de commissie bijeen ten huize van den heer y. d. Corput. De commissie werd ter hand gesteld een door het bestuur ontworpen rapport, de afdrachtstaten, ingevuld door den bode en ter vergelijking daar mede een aantal, door het bestuur ingehouden niet kloppende contributie kaarten. Het rapport van het bestuur bevatte verschil lende geconstateerde feiten, door den bode ge. pleegd, benevens het speciale verzoek, de oor zaak welke ontslag van den bode tengevolge zou kunnen hebben, te onderzoeken. Het bestuur van het Ziekenfonds heeft, vooral sedert September 1925, ernstige klachten over de manier waarop de bode zijn zaken afwerkt. Bij elk onderzoek door het bestuur ingesteld, bleek dat de bode een tekort heeft verantwoord. De ingestelde controle in de week van 2430 Oct. 1925 bracht aan 't licht dat door den bode f^.02.87 minder contributie afgedragen was dan ontvan gen. Na zeer ernstige terechtwijzing door het bestuur en zeer ernstige beloften zijnerzijds, werd het ontslag aan den bode gegeven, ingetrokken, en hem speciale voorwaarden gesteld omtrent afbetaling van de tekort afgedragen contributie. In een opnieuw ingesteld onderzoek, dat plaats had in de week van 310 Mei '16 bleek echter dat de bode opnieuw een bedrag, groot f 103.75 tekort had afgedragen en van het vorige tekort nog f 75.77 niet terugbetaald was. Het bestuur besloot nu een einde aan de zaak te maken en niet langer met de bode, dife bleek een onbetrouwbaar element te zijn, voort te gaan. Om echter, ter voorkoming van misverstand, met de leden den bode niet direct te ontslaan, be sloot het bestuur deze zaak op de jaarvergadering ter sprake te brengen, met de bedoeling den bode te schorsen en een nieuw onderzoek in te stellen in hoeverre de bode dan weer foutief was. Deze schorsing achtte het bestuur absoluut noodzake lijk, opdat het onderzoek, wat minstens 4 weken moet duren om een geheel overzicht te krijgen beter kon geschieden, met het oog op den in vloed die de bode op de leden uit kon oefenen wanneer hun kaarlenstempels vergeleken moes ten worden met de door den bode ingevulde en ingeleverde contributiestaten. Door de meerderheid der commissie werd ak eerste eisch gesteld dat zij in 't bezit moest ko men van de geheele administratie betreffende het Ziekenfonds, teneinde in staat te zijn, aan de opdracht der vergadering van 21 Juni j.l. te vol doen. Bij het vernemen van dezen eisch is door mij uitdrukkelijk verklaard dat de opdracht der ver gadering is geweest te onderzoeken in hoeverre de bode schuldig is aan handelingen, waardoor het Ziekenfonds benadeeld is geworden en het mijn raeening is dat wij dit kunnen en moeten vaststellen, door een vergelijking te maken tus schen de ingehouden contributiekaarten en de door den bode ingeleverde staten van afdracht die de commissie ter inzage werden verstrekt. Door mij werd voorgesteld de administrateur van het fonds te laten komen, opdat hij, aan de hand der gegevens het een en ander kon toelichten. Ook dit werd geweigerd. De meerderheid der commissie probeert zich op het standpunt te stellen dat deze geconstateerde feiten na de schorsing voor den dag kwamen en derhalve niet kunnen dienen als bewijsmateriaal voor de feiten waarop de schorsing betrekking had. Deze opvatting is volgens ons inzicht totaal onjuist en verwekt bij ons zeer sterk den indruk dat de meerderheid een normaal onderzoek naar de handelingen van den bode niet wenscht. In een bestuursvergadering, nog dienzelfden avond gehouden, werd, nadat door mij de hou ding van de meerderheid der commissie was uit eengezet, besloten, niet te beginnen met de admi nistratie af te geven, op grond van het feit dat de meerderheid niet wenschte te beginnen bij de werkzaamheden van den bode, maar integendeel, de ingekomen gegevens totaal negeerde. Voorop en ter voorkoming van misverstand diene dat de boeken en bescheiden der admini stratie gecontroleerd zijn 17 Juni 1926 door de bestuursleden v. d. Vlerk en van Kempen en op 18 Juni '26 door de leden aangewezen op de vo rige jaarvergadering, de heeren C. Kelder en De Vries. Beide commissies hebben het bestuur en de ledenvergadering gerapporteerd dat de boe ken en bescheiden der administratie volkomen in orde waren, dat alle posten van uitgave door quitanties gedekt waren en alle posten van ont vangst in overeenstemming zijn met de door dén bode afgegeven afdrachtstaten en geen enkele uitgave gedaan was waar de commissie uit meen de te moeten controleeren dat zij was geschied anders, dan voor absoluut noodzakelijke uitgaven voor ziekenverzorging en fondsbeheer. Waar wij hier de bezwaren tegen de opvatting van de meerderheid der commissie hebben uit eengezet, meenen wij verplicht te zijn aan de ver gadering te overleggen een aantal door het be stuur ingetrokken kaarten welke meerdere stem pels dragen dan door den bode in zijn contribu tiestaten zijn verantwoord. Nu rest mij nog, na deze inleiding en beschou wing, een conclusie saam te stellen, een con clusie, die uit den aard der zaak lijnrecht staat tegenover de conclusie der meerderheid en door ons aan de vergadering als motie van orde in overweging wordt gegeven. Conclusie, De buitengewone algemeene ledenvergadering van hel Ziekenfonds Velseroord, gehouden ir café „Flora" te Velseroord, op 7 Juli 1926, be sprekende hel meerderheidsrapport der commis. sie. ingesteld door de algemeene ledenvergade ring van 21 Juni 1926 en het rapport van het lid der commissie A. van Bodegraven, verklaart dat het rapport der meerderheid geen licht in de kwestie bode-bestuur brengt. verklaart echter dat het rapport van het lid der commissie van Bodegraven gebaseerd is op onderzoek van nuchtere feiten en draagt het be stuur van het Ziekenfonds op om bode de Bruyn onmiddellijk te ontslaan wegens het plegen van fraude en de zaak verder in handen der justitie te stellen, eischt van het bestuur een onderzoek in te la ten stellen naar de boeken en bescheiden der ad ministratie van het fonds door een accountant, buiten de gemeente Velsen wonende, dat het eventueele rapport, door den accoun tant saamgesteld, door het bestuur aan de leden uitgereikt wordt, en in de plaatselijke organen ter plaatsing aangeboden moei worden, en gaat over tot de orde van den dag. De mindérheid der Commissie, (w.g. A. van Bodegraven. De heer de Wit zegt naar aanleiding van dit minderheidsrapport dat de meerderheid der com missie in haar rapport geen enkele beschuldiging heeft geuit en dat het spr. spijt, dat de minder heid wel beschuldigingen slingert naar de meer derheid en ook naar spr. Spr. zegt dat het rapport der meerderheid aan den heer van Bodegraven en nog twee andere be stuursleden is uitgereikt en dat zij het dus aan het bestuur had kunnen meedeelen. Spr. zegt dat aan de commissie is gevraagd te oordeelen over een mensch en waar dit een zeer teere zaak is, hadden wij alle mogelijke Beschei den, die wij wenschten, te onzer beschikking moeten hebben. Spr. meent dat een beschuldig de alle recht moet geschieden, wat ook bij onze rechtspraak het geval is. Spr. bestrijdt het rapport van de minderheid en I zegt dat hij als expert op administratief gebied durft verklaren, dat er van de ingestelde con trole niets deugt. Spr. zegt zich zeer gegriefd- te achten door de beschuldiging, dat de meerderheid der commis sie geen normaal onderzoek wenschte. Spr. acht dit een grove beleediging en een leugen, die de heer van Bodegraven waar zal moeten maken. Als de boeken zijn nagezien en in orde bevon den juicht spr. dit toe, maar spr. vraagt waarom hij die boeken dan niet mocht zien. Spr. zegt dat de heer van Bodegraven optreedt als rechter van een persoon, maar spr. mèent dat dit in ono- ze Nederlandsche Maatschappij niet thuis hoort, maar wel in Rusland. INGEZONDEN. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. De werkloosheid der Zeevisschers. In de Telegraaf van 1 Juli komt een artikel voor over werkloosheid en armoede der visschers- bevolking in Egmond. hiermee is een zeer ernstig vraagstuk aangesneden, waarmede de vakvereem gingen zich reeds langen tijd bezighouden. Elk jaar wordt een grooter of kleiner aantal trawlers in de zomermaanden uit de vaart geno men, welke periode door de reeders wordt be"ut om de noodige reparaties aan het schip te laten verrichten. Dit jaar was het aantal zeer groot en is ze.ts tot to\er. de zestig gestegen. Nu mg liggen van de 150 trawlers 40 opgelegd in de haven IJmuiden. Dit beteekent dus dat reeds sedert April van 400 tot 600 man voortdurend werkloos Van werkgeverszijde werd in dezen tot voor kort niets gedaan; bij het afsluiten van het col lectief-contract voor 1926 wisten de vakorgani saties te bereiken, dat bij onslag ten minste 5 er ten hoogste 7 dagen gage uitgekeerd werd. Het was iets, maar natuurlijk ten eenenmale onvol doende. Dè werkloozenverzekering, zooals die gesubsi dieerd wordt door het Rijk, heeft voor dit be drijf geenerlei beteekenis, daar de regeering voor schrijft dat in alle reglementen de volgende be paling wordt opgenomen: „Aan leden, werkzaam in het visscherij-bedrijf od de Noordzee (haring-, beug- en treilervis- De heer van Bodegraven zegt niet als rechter te willen optreden, daar voorgesteld wordt de zaak- in handen der justitie te stellen De heer de Wit: Na eerst den bode ontslagen te hebben. De heer van Bodegraven zegt dat de meerder heid der commissie de zaak vooruit al klaar had en dat men de kwestie buiten riet bestuur om wilde behandelen. Spr. zegt in 't geheel geen persoonlijke beleedigingen bedoeld te hebben, maar als de heer de Wit over de uitdrukkingen van spr. naar Haarlem wil gaan, feliciteert spr. hem. Spr. zegt bij zijn meening te blijven, dat de meerderheid geen serieus onderzoek wenschie en :t dit uitvoerig uiteen. De heer Otto, lid der commissie, zegt zich op neutraal standpunt te hebben gesteld, Spr. zegf zich verder met het bestuur niet in contact te hebben gesteld, daar spr. alles wist van het ge schil tusschen het bestuur en den bode. Spr. zegt geheel niet den indruk gehad te hebben, dat de meerderheid haar beslissing al klaar had. Spr. wist dat de boeken van den penningmeester in orde waren en had daarom niet het minste be zwaar om deze aan de commissie over te legf De heer de Wit zegt niet te begrijpen, waarom hel bestuur op 21 Juni met het voorstel tot het benoemen eener commissie is gekomen, daar men het oordeel over den bode al klaar had en dezen nu toch wil ontslaan. Voor de commissieleden is deze afloop zeer onaangenaam. Spr. zegt dat er nu wellicht een nieuwe commissie zal komen, maar spr, gelooft dat geen enkele commissie zal willen oordeelen, als haar niet alle gewenschte bescheiden worden overgelegd. De voorzitter verklaart waarom het bestuur de bescheiden van den penningmeester niet wilde afgeven. Het bestuur meende dat de bescheiden van den bode, de contributiekaarten dus, moes ten worden nagezien en niet de bescheiden van den penningmeester. Spr. zegt dat het bestuur principieel verschilt met de meerderheid der commissie over de opvatting van haar taak. Het werd daarna zeer rumoerig. Er werden tal van voorstellen gedaan en men schreeuwde door een. Men wond zich op en de menschen kwamen op kookhitte. Van den eenen kant eischte men voortzetting van het werk der commissie, van den anderen kant stemming over de motie-Van Bodegraven. Tenslotte werd daarover gestemd, toen het debat weer begon" en zoo heftig werd, dat men op het podium, waar het bestuur zetel de, bijna handgemeen werd. Onder veel rumoer en protesten werd de vergadering door den voor zitter tot a.s. Maandag geschorst. schers) mag in het tijdvak 1 Mei—1 December van elk jaar niet uit de werkloozenkas worden uit gekeerd, tenzij dit in verband met bijzondere om standigheden in dat bedrijf, door den in artikel genoemden Minister wordt goedgekeurd." De vakorganisaties hebben, daarbij gesteund door verschillende Gemeentebesturen voortdu rend pogingen in het werk gesteld deze, door ieder die het bedrijf eenigzins kent, als volko men onjuist, ja, absurd gekwalificeerde bepaling, opgeheven te krijgen, hetgeen echter tot dezen dag niet is gelukt. Zoo kunnen dus "de zeevisschers zich wel verzekeren tegen werkloosheid, echter met de zekerheid dat zij, juist in die periode waarin zij" groote kans hebben werkloos te wor den, geen recht op uitkeering hebben. In de overige maanden van het jaar, waarin zij wel recht op uitkeering hebben, is de kans om werkloos te worden buitengewoon gering. Wordt men echter werkloos in die oeriode van het jaar, waarin wel mag worden uitgekeerd, dan nog is de uitkeering zeer laag, n.l. van f 2.25 voor gehuwden in eerste klas gemeenten tot 40 cent voor ongehuwden beneden de 18 jaar in 3e klas gemeenten.- Voor Egmond worden deze bedragen van f 1.12® tot 20 cent per dag alles lot ten hoogste 42 dagen per jaar aangezien deze gemeente wei gert zich aan te sluiten bij het Werkloosheidsbe sluit 1917. Niettemin zouden alle leden der kas, ook die in Egmond wonen, het geheele jaar door hun volle contributie aan de kas moeten betalen. Het is duidelijk, dat onder die omstandigheden de eigenlijke vakorganisatie der zeevisschers, de IJmuider Federatie, welke ruim twee derde van het geheele personeel omvat, niet bereid is een werkloozenkas onder controle en met subsidie van het Rijk op te richten Met het Gemeentebestuur van Egmond werd meermalen geconfereerd om, evenals andere ge meenten, de werklooze zeevisschers te ondersteu nen. Groote welwillendheid werd daarbij van de zijde van genoemd Gemeentebestuur n'et aan den dag gelegd en alle besprekingen stuitten af op het argument van gebrek aan geld en „ze v den nog wel werk, als ze maar goed zoeken." Nog kort geleden had het bestuur der Ned. Fe deratie van Transportarbeiders een onderhoud deze aangelegenheid betreffend, op het Departe ment van Binnenlandsche Zaken, waarvan het ge volg was dat het gemeentebestuur van Egmond naar den Haag ontboden werd. Ook de Minister kreeg echter nul op het request. Telefonisch werd het bestuur van genoemde vakorganisatie mee gedeeld: de burgemeester begint er niet aan, er i: geea geld en wat er is blijft voor anderen gereser veerd, die het meer noodig hebben dan de zeevis schers. Op 27 Mei werd dit telefoongesprek schriftelijk bevestigd, middels onderstaand schrijveu, dat wij ontvingen van het Ministerie van Binn. Zaken: „Met verwijzing naar Uw nevenvermeid schrij ven heb ik de eer U het volgende mede te deelen. Uit het onderhoud, hetwelk ter zake op mijn Departement heeft plaats gehad met het gemeen tebestuur van Egmond aan Zee, is gebleken, dat dit bestuur van meening is, dat althans voor zoo veel de maand Mei betreft, niet voldoende ter men bestaan voor de zeevisschers ter plaatse eene steunregeling te treffen. Mocht de werkloosheid na deze maand nog in belangrijke mate blijven voortduren, dan zal de ze quaestie nogmaals onder -de oogen worden ge zien." Met eenige verwondering namen wij dan ook kennis van de mededeeling in De Telegraaf, waar uit blijkt dat de burgemeester zoo roerend sprak over het gedrag van de Egmonder zeevisschers bij schipbreuk. Het is onbegrijpelijk dat inen zoo veel bewondering kan hebben voor dit stoere zee liedenras en tegelijkertijd weigert den menschen bij werkloosheid, ondanks den van alle kanten uitgeoefenden aandrang, een behoorlijke onder steuning te verleenen. Van wegleggen in tijden dat men vaart komt niets, omdat zelfs dan het loon nauwlijks vol doende is om een huishouden te ondernouden. Het loon voor matroos en stoker bedraagt f 85 per maand plus 3/4 van de besomming, in to taal dus ongeveer f 115.of f 120.per maand. Aan voeding en kleeding is zeker f 30 noodig, zoo dat ten hoogste f 90.of f 22,50 per week voor het huishouden overblijft. Hieruit volgt, dat de zeevisschers iedere periode van werkloosheid, die soms weken, ja maanden duurt, ingaat zonder een cent in huis. Natuurlijk ontstaat dan langzamer hand een serie schulden, die slechts met de al lergrootste moeite kunnen worden afbetaald, als men weer in de vaart komt. In deze volkomen onhoudbare toestand moet noodzakelijk verandering worden gebracht en als dan Regeering en Gemeentebesturen weigerach tig blijven voor de zeevisschers een dragelijke werkloosheidsverzekering mogelijk te maken, dan zullen daartoe pogingen moeten worden onderno men door de opvarenden zelf, met medewerking van de reeders. Zoo zou het wellicht aanbeveling verdienen dat een bepaald, zij het- ook gering persentage van het loon van alle opvarenden werd ingehouden en gestort in een algemeen fonds ter verzekering tegen werkloosheid, wanneer dan de reederijen daarbij een bepaald persentage storten, zou bij onvrijwillige werkloosheid, ongeacht in v/elke periode van het jaar deze valt, een behoorlijke uitkeering kunnen plaats vinden. Een commissie van beheer, waarin werknemers en werkgevers gelijkelijk vertegenwoordigd zouden zijn, zou voor de richtige toepassing der bepalingen kun nen zorg dragen. Waar de bemanning tegen ziekte en ongeval middels „Zeerisico", behoorlijk verzekerd is, zon- WITTE KRUIS. Iedere Woensdagmiddag van hall drie totcW uur stelt de Vereeniging het Witte Kruis, Chr. Nat. School te Velseroord moeders de gelegenheid raad te vragen omtrent de voed;, aan haar zuigelingen. Het advies wordt ge^ door den Consulent, Dr. Hanneman. Voor kraamverzorging, welke ook door borc genoemde Vereeniging wordt uitgeoefend, men zich tot het bestuurslid der Veree^ Mevrouw Dijkstra, Trompstraat 77 te Velser( Tarief naar draagkracht f 5f 15. der dat daarvoor door hen bijgedragen komt het mij zeer wel mogelijk voor de opv^j den ook behoorlijk tegen werkloosheid te ve^ keren, zonder dat zulks voor hen, zoomin als de reeders te zware lasten mee behoeft te brei De kustvisseherij In Mei 1926. Naar de Afdeeling Visscherijen van het Dept tement van Binnenlandsche Zaken cn landbc* ons mededeelt, werd de kustvisseherij in de ma:- Mei gedeeltelijk belemmerd door stormac'ï weder, terwijl tevens de koude weersgesteldh een nadeeligen invloed, vooral op de vissche op de Zuidhollandsche strooraeu, uitoefende. In het Noordelijk deel der Zuiderzee werd visscherij drukker, in den Dollart en de Lauw<. zee en de Zuidhollandsche stroomen en zeegat; daarentegen minder druk uitgeoefend dan t<iJ den jaar Mc: De geldelijke uitkomsten der visscherij Zuiderzee waren tFans beter, die in den Doliv en de Lauwerzee en de Zuidhollandsche stroom/, er zeegaten daarentegen slechter dan in Mei het vorige jaar. De hoeveelheid en opbrengst der uangevotfj visch bedroeg n.l. volgens voorloopige opgi respectievelijk in den Dollart ec de Lauwert/ 97.558 Kg. en f 6.351 (152.668 Kg. en f 7.153 in.Y, van het vorige jaar), in de Zuiderzee 6.466.735 en f 1.059.066 (4.256.214 Kg. en f 842.838 in 1 1925), in de Zuidhollandsche stroomen en zeel ten 147.091 K.g. en f 27.266 (verleden jaar j 153.466 Kg. en f 29.521). Uit Zeeland werden n J zonden 205.300 oesters ter waarde van f 12.280 458.500 Kg. mosselen ter waarde van f 5.750 [n leden jaar Mei 444,700 oesters ter waarde vi f 35,730 en 432.900 Kg. mosselen ter waarde n f 5.930). In de Zuiderzee leverde de haringvisscherij a reepnetten en fuiken, voor zooverre die nog n geoefend werd, goede vangsten op. Daarente^ werd met den wonderkuil en de kommen wei: haring gevangen. De haringvisscherij met fuik* langs de Friesche kust had een bevredigend loop; deze visscherij is thans afgeloopen, sle verloop in Maart en de vele toen bekomen a> De ansjovisvisscherij met staande netten was het algemeen zeer gunstig; daarentegen was ze visscherij met den wonderkuil, de sleepnette en de zegen bij Helder minder bevredigend. aalvisscherij met kwak, dwars- of wonderkuil li verde, evenals die met fuiken cn kubben wtij op. Met de aallijnen daarentegen werden zeer k vredigende uitkomsten verkregen, (n de Waddc zee leverde de aalvisscherij nog een weinig h vredigend resultaat op. Met de botlijnen en sla; netten konden goede vangsten verkregen woi De geepvisscherij met kommen en zegens over het algemeen nog weinig loonend. Het nl sultaat der rogvisscherij met staande netten wil middelmatig. De garnalenvangsten ln de Zuideral waren nog zeer gering, die in het Marsdiep wad iets beter. Weder werden deze maand in dek derzee eenige schotjes gevangen. In de Waddenzee werd niet op perceelmom len gevischt, terwijl ook de visscherij op roosjei: van de natuurbanken van weinig beteekenis w De visscherij op mosselen voor eendenvott werd door een groot aantal vaartuigen voorif zet, terwijl in de tweede helft der maand veel Zeeuwsche vaartuigen op mosselzaad vitd ten. De alikruikenvisscherij was, evenals de kei hanenvisscherij van weinig beteekenis. In de Lauwerzee had de garnalenvisscberijis ongunstig verloop, terwijl ook de weervissckj ,}j, niet veel opleverde. In den Dollart en op de Eems was de garn- visscherij weinig bevredigend, de botvisscir daarentegen had een gunstig verloop. In de Zuidhollandsche stroomen leverde de li visscherij met kubben, korven en reepen zeerjt ringe vangsten op. Met de aalfuiken werden Iw nende vangsten gemaakt. De botvisscherij .netle nen en schutwant leverde niet veel op, daarente gen was deze visscherij met fuiken en zetnette j meer bevredigend. Met den garnalenkor werk ht in de Zuidhollandsche zeegaten goede vangst: gemankt, doch tijdens de staking in Engelat stond de uitvoer naar genoemd land stop, t moesten daardoor de vangsten beperkt wordea ln 50 Leeuwendressuur. Bij Hagenbeek, daar wil men zijn. Daar ziet men wilde dieren, Daar klapt de zweep, Daar knalt het schot, Daar spannen zich de spieren! Daar buigt de Koning van het Woud, Zich neder voor zijn meester. Is dat de Koning van het Woud? Dat kruiperig gedierte? Dat op een plank zich neder zet? En op des temmers zweepslag let? Om dan in 't stof te buigen? De leeuw legt zich gedwee ter neer, En dient als zitplaats voor zijn heer, Wien als een held wordt eer bewezen. De leeuw ziet droom'rig in 't verschiet, Als hoorde hij 't gejubel niet. Hij wil dien hoon negeeren. Hij peinst, hoe of 't moog'lijk is, Dat menschen van beteekenis, Ook luid applaudiseeren. Hij snapt niet, hoe 't hun vreugd' kan bien Een yorst'lijk dier Vertrapt te zien! (Uit: Jack Loudon Verbond), J. ENNIK, Insp. Ned. vereen, t. besch. v. dier'1 BESTEL UW DRUKWEBK BIJ DE N.V. DRUKKERIJ SIN JEWEL IJMUIDEN - WILLEMSPLEIN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1926 | | pagina 2