SLAPELOOS
MIJNHFIRDT'S
-
sl
over de geheele administratie van het fonds,
wilde men tenminste de zaak niet van één kant
De heer van Bodegraven zeide dat het bestuur
in geen geval bereid was de boeken en beschei.
den van den pennigmeester aan de Commissie ter
inzage te verstrekken, doch dat het geheele be
stuur zich voor handelingen van dien penning
meester garant stelde. Na eenige discussies, et
nadat door vier van de vijf Commissieleden ver-
klaard was, dat de Commissie haar taak zonder
inzage van de bescheiden van den penningmees
ter niet kon ten uitvoer brengen, werd besloten
het bestuur van het fonds te verzoeken alsnog
op haar standpunt terug te komen en Dinsdag
29 Juni 1926 aan de Commissie volledig materiaal
te verstrekken. Des morgens 29 Juni 1926 ont-
ving de Voorzitter het volgende schrijven:
„Naar aanleiding van het besluit, genomen in
de Commissie-vergadering, gehouden ten huize
van den heer v. d. Corput, op Maandag 28 Juni
1926, is door mij het bestuur uitgenoodigd tot
verdere bespreking en te bepalen welke houding
het bestuur wilde aannemen ten opzichte van de
kwestie de Bruin.
Nadat door mij uiteenzetting gegeven was van
het door ons verhandelde, en de eischen die door
U gesteld zijn, nam het bestuur het besluit, om
de kwestie de Bruin in handen van de justitie te
stellen en meent daardoor van inmenging Uwer
zijds geen gebruik meer behoeven te maken.
Wij danken u vriendelijk voor u gedane moeite.
Namens het bestuur van het Ziekenfons „Vel-
seroord", (Geteekend) A. v. Bodegraven. Afge
vaardigde namens het bestuur in uw Commissie."
Terstond had tusschen den Voorzitter en den
Secretaris der Commissie een conferentie plaats,
welke er toe leidde dat het volgende schrijven
aan het bestuur werd gericht:
„Heden ontvingen wij een ongedateerd schrijven,
geteekend door den heer A. van Bodegraven. De
inhoud van dit schrijven laten wij geheel voor
rekening van den schrijver, als zijnde niet ter
zake. Wij verzoeken omgaand antwoord op ons
verzoek om overlegging van alle boeken en be
scheiden de administratie van het Ziekenfonds
Betreffende, ten einde in staat te zijn de op
dracht ons door de Algemeene vergadering van
21 Juni j.l. verstrekt, zoo spoedig mogelijk te
kunnen volbrengen.
Onrustig, Nerveus en Overspannen.
Gebruik hiertegen de Zenuwstillende
en Zenuwsterkende
ZENUWTAB LETTEN
Buisje 75 ct Bij Apoth. en Drogisten.
zouden moeten spelen en doen, alsof ze niets
wisten. Spr. las dan zijn rapport voor, dat als
volgt luidt:
AFSCHRIFT. Velseroord, 7 Juli '26.
Aan de leden van het Ziekenfonds „Velseroord"
te Velseroord.
Hoogachtend, (Geteekend) A. de Wit.
Voorz. scheidsgerecht zaak Bruin contra bestuur
Ziekenfonds „Velseroord"
De Commissie vergaderde daarop op Dinsdag
29 Juni 1926, des avonds te 9 uur ten huize van
den heer v. d. Corput, en verzocht antwoord op
haar schrijven van dien dag te mogen ontvangen.
De heer van Bodegraven zeide kort te kunnen
zijn; het bestuur handhaafde haar besluit om de
Commissie geen inzage te verleenen van de boe
ken en bescheiden van den penningmeester. De
Secretaris der Commissie verzocht het bestuur
zulks schriftelijk te willen bevestigen, waarop van
het bestuur de mededeeling kwam, dat „het zoo
evengoed kon". De Voorzitter der Commissie pro
testeerde heftig tegen een dergelijke handelwijze,
dit kwalificeerende als in strijd met de meest
élémentaire wijze van zaken doen. Nadat de
volgende Commissie-vergadering bepaald werd op
Vrijdag 2 Juli 1926, ging de Commissie weder on
verrichter zake uiteen. Des avonds van den
29 Juni 1926 bereikte het volgende schrijven de
Voorzitter der Commissie:
„Heden kwamen wij in het bezit van uw schrij
ven van 29 Juni en namen daar goed nota van.
In ons hedenavond gehouden bestuursvergade
ring hebben wij deze kwestie besproken, en wij
zijn van meening dat wij aan uw verzoek om aan
u te overleggen de boeken en bescheiden van de
penningmeester, niet moeten voldoen.
De door ons overgelegde bewijsstukken, welke
wij u ter inzage hebben overlegd, achten wij tot
meer dan voldoende om de kwestie te behande
len.
Namens het bestuur van het Ziekenfonds „Vel
seroord,
de Secretaris,
(Get.) G. J. Wagenaar.
de Voorzitter,
(Get.) A. v. d. Corput.
Op Vrijdag 2 Juli 1926 vergaderde de Commis
sie opnieuw en thans voor de laatste maal. In
deze vergadering werden de Commissielede^ door
den Voorzitter ontheven van de geheimhouding
aanvankelijk opgelegd en dit verslag als zoodanig
vastgesteld.
Conclusie, Aangezien de Commissie alle stuk
ken, welke zij meende voor de uitvoering van
hare opdracht noodig te hebben, door het bestuur
van het fonds zijn geweigerd, kan de Commissie
niet hare taak volbrengen.
Aldus vastgesteld en goedgekeurd. Velseroord,
2 Juli 1926.
De Voorzitter, A. de Wit; de Secretaris, Th.
Kruijl; de leden, J. N. Otto en J. G. Das.
De heer v. Bodegraven wenscht dit verslag niet
te onderteekenen om principiëele redenen."
De voorzitter, de heer A. v. Corput, zeide dat
het bestuur deze vergadering heeft belegd, om
een einde te maken aan de kwestie met den
bode. Spr. herinnert aan de benoeming van de
commissie. Spr. zegt dat het bestuur weinig over
deze zaak te zeggen heeft, de meerderheid der
commissie zal een verslag uitbrengen, maar ook
de minderheid.
De heer A. de Wit brengt het verslag uit van
de meerderheid der commissie, welk verslag wij
hierboven plaatsen. Spr. zeide dat het de derde
maal was, dat hij voor het Ziekenfonds optrad,
maar dezen keer was voor spr, de onaangenaam
ste, daar de beide andere keeren aangenaam wa
ren, n.l. bij de oprichting en bij het 10-jarig be
staan, toen het fonds gegroeid was tot een groot
stuk sociaal werk. Spr. heeft echter ook deze on
aangename taak op zich genomen. Van 't begin
af aan had spr. echter weinig verwachting van
deze commissie, omdat de samenstelling niet
juist was, Spr. meende dat bij de kwestie tusschen
het bestuur en den bode het bestuur niet twee
zijner leden in de commissie had moeten benoe
men, maar twee leden van het fonds, zulks te
meer 'daar het geschil tuschen het bestuur eq den
bode reeds van ouden datum is. Spr. zegt ge
hoopt te hebben dat de aangewezen bestuursle
den zich boven het eenmaal ingenomen stand
punt zouden kunnen vereffen, maar dit was
slechts met een van beiden het geval,
Spr. zegt geen lid van het fonds te zijn en dus
niet als lid te zullen spreken. Maar spr. heeft de
taak der commissie echter als een eerezaak be
schouwd en als de commissie wordt aangevallen,
hoopt spr. het woord te mogen voeren.
De heer A. van Bodegraven brengt het rap
port van de minderheid uit. Spr. zegt het een
eigenaardige houding van de commissie te vinden,
dat zij haar rapport vóór de vergadering gedrukt
aan de leden geeft, maar niet aan de bestuurs
leden. Spr. zegt dat het hem ook bevreemde, dat
de bestuursleden in de commissie zich zouden
moeten stellen boven de hun bekende feiten, dat
zij dus in de commissievergaderingen kiekeboe
„Als lid der commissie, ingesteld op de jaar
vergadering van 21 Juni j.l., gehouden in café
„Flora" te Velseroord, tot taak hebbende te
onderzoeken of de handelingen, gepleegd door
D. Bruyn, bode van bovengenoemd fonds, ge
schorst op voorstel van den voorzitter, den heer
A. van den Corput, van dien aard waren dat
handhaving mogelijk dan wel ontslag noodzake
lijk bleek, acht ik mij verplicht, aangezien ik geen
genoegen kan en mag nemen met het rapport
hetwelk door de meerderheid der commissie aan
de leden ter beoordeeling is voorgesteld, mijn
opvatting van den door de ledenvergadering ons
opgelegde taak en mijn bezwaren tegen de werk
wijze van de meerderheid dezer commissie, in
onderstaand rapport nader uiteen te zetten.
In het jaaroverzicht hetwelk door den secreta
ris van het Ziekenfonds, den heer G. Wagenaar,
op bovengenoemde jaarvergadering voorgelezen
werd, kwam onder meer ongeveer het volgende
voor: „Het bestuur meent te moeten opmerken
dat de verhouding tusschen het bestuur eu bode
D. Bruyn in het afgeloopen jaar veel te wenschen
overliet, het werk van den bode kon bij bel
bestuur geen tevredenheid wekken."
Door bode Bruyn werd hierover het woord ge
vraagd. De voorzitter, de heer A. van den Cor
put, stelde voor deze zaak verder af te werken bij
punt 6 der agenda, waarmede Bruyn genoegen
nam, die dan ook, toen punt 6 aan de orde kwam,
daartoe gelegenheid kreeg.
Door den bode werd voorgesteld een commissie
te benoemen, die een onderzoek in zou stellen
naar zijn handelingen ten opzichte van het fonds.
Door de vergadering werd dit g'-ed gevonden. De
bode verzocht den heeren Das en Th. Kruijt voor
hem zitting te nemen. Door het bestuur werden
de heeren J. N. Otto" en A. van Bodegraven
gewezen zich met die taak te belasten.
Na afloop der vergadering kwam de commissie
bijeen én werd besloten den heer de Wit te
verzoeken het voorzitterschap op zich te nemen.
Door den voorzitter, den heer v. d. Corput,
werd een der door den bode aangezochte com
missieleden verzocht, den volgenden dag met den
penningm. mee te gaan om te controleeren bij
leden of de stempels op de conïributiekaarten,
door den bode afgestempeld, overeen kwamen
met de door den bode ingeleverde afdrachtstaten,
Dit werd geweigerd.
De heer Kruijt echter adviseerde om kaarten,
die niet klopten in beslag te nemen, hem b.v.
tien stuks ter inzage te verstrekken, dit voldoen
de materiaal vindende om den bode te eoor
deelen.
Door den heer de Wit werd hel verzoek on
het voorzitterschap te aanvaarden ingewilligd.
Maandagavond 28 Juni kwam de commissie
bijeen ten huize van den heer y. d. Corput.
De commissie werd ter hand gesteld een door
het bestuur ontworpen rapport, de afdrachtstaten,
ingevuld door den bode en ter vergelijking daar
mede een aantal, door het bestuur ingehouden
niet kloppende contributie kaarten.
Het rapport van het bestuur bevatte verschil
lende geconstateerde feiten, door den bode ge.
pleegd, benevens het speciale verzoek, de oor
zaak welke ontslag van den bode tengevolge zou
kunnen hebben, te onderzoeken.
Het bestuur van het Ziekenfonds heeft, vooral
sedert September 1925, ernstige klachten over de
manier waarop de bode zijn zaken afwerkt. Bij
elk onderzoek door het bestuur ingesteld, bleek
dat de bode een tekort heeft verantwoord. De
ingestelde controle in de week van 2430 Oct.
1925 bracht aan 't licht dat door den bode f^.02.87
minder contributie afgedragen was dan ontvan
gen. Na zeer ernstige terechtwijzing door het
bestuur en zeer ernstige beloften zijnerzijds, werd
het ontslag aan den bode gegeven, ingetrokken,
en hem speciale voorwaarden gesteld omtrent
afbetaling van de tekort afgedragen contributie.
In een opnieuw ingesteld onderzoek, dat plaats
had in de week van 310 Mei '16 bleek echter
dat de bode opnieuw een bedrag, groot f 103.75
tekort had afgedragen en van het vorige tekort
nog f 75.77 niet terugbetaald was.
Het bestuur besloot nu een einde aan de zaak
te maken en niet langer met de bode, dife bleek
een onbetrouwbaar element te zijn, voort te gaan.
Om echter, ter voorkoming van misverstand, met
de leden den bode niet direct te ontslaan, be
sloot het bestuur deze zaak op de jaarvergadering
ter sprake te brengen, met de bedoeling den bode
te schorsen en een nieuw onderzoek in te stellen
in hoeverre de bode dan weer foutief was. Deze
schorsing achtte het bestuur absoluut noodzake
lijk, opdat het onderzoek, wat minstens 4 weken
moet duren om een geheel overzicht te krijgen
beter kon geschieden, met het oog op den in
vloed die de bode op de leden uit kon oefenen
wanneer hun kaarlenstempels vergeleken moes
ten worden met de door den bode ingevulde en
ingeleverde contributiestaten.
Door de meerderheid der commissie werd ak
eerste eisch gesteld dat zij in 't bezit moest ko
men van de geheele administratie betreffende het
Ziekenfonds, teneinde in staat te zijn, aan de
opdracht der vergadering van 21 Juni j.l. te vol
doen.
Bij het vernemen van dezen eisch is door mij
uitdrukkelijk verklaard dat de opdracht der ver
gadering is geweest te onderzoeken in hoeverre
de bode schuldig is aan handelingen, waardoor
het Ziekenfonds benadeeld is geworden en het
mijn raeening is dat wij dit kunnen en moeten
vaststellen, door een vergelijking te maken tus
schen de ingehouden contributiekaarten en de
door den bode ingeleverde staten van afdracht
die de commissie ter inzage werden verstrekt.
Door mij werd voorgesteld de administrateur van
het fonds te laten komen, opdat hij, aan de hand
der gegevens het een en ander kon toelichten.
Ook dit werd geweigerd.
De meerderheid der commissie probeert zich op
het standpunt te stellen dat deze geconstateerde
feiten na de schorsing voor den dag kwamen en
derhalve niet kunnen dienen als bewijsmateriaal
voor de feiten waarop de schorsing betrekking
had. Deze opvatting is volgens ons inzicht totaal
onjuist en verwekt bij ons zeer sterk den indruk
dat de meerderheid een normaal onderzoek
naar de handelingen van den bode niet wenscht.
In een bestuursvergadering, nog dienzelfden
avond gehouden, werd, nadat door mij de hou
ding van de meerderheid der commissie was uit
eengezet, besloten, niet te beginnen met de admi
nistratie af te geven, op grond van het feit dat
de meerderheid niet wenschte te beginnen bij de
werkzaamheden van den bode, maar integendeel,
de ingekomen gegevens totaal negeerde.
Voorop en ter voorkoming van misverstand
diene dat de boeken en bescheiden der admini
stratie gecontroleerd zijn 17 Juni 1926 door de
bestuursleden v. d. Vlerk en van Kempen en op
18 Juni '26 door de leden aangewezen op de vo
rige jaarvergadering, de heeren C. Kelder en De
Vries. Beide commissies hebben het bestuur en
de ledenvergadering gerapporteerd dat de boe
ken en bescheiden der administratie volkomen in
orde waren, dat alle posten van uitgave door
quitanties gedekt waren en alle posten van ont
vangst in overeenstemming zijn met de door dén
bode afgegeven afdrachtstaten en geen enkele
uitgave gedaan was waar de commissie uit meen
de te moeten controleeren dat zij was geschied
anders, dan voor absoluut noodzakelijke uitgaven
voor ziekenverzorging en fondsbeheer.
Waar wij hier de bezwaren tegen de opvatting
van de meerderheid der commissie hebben uit
eengezet, meenen wij verplicht te zijn aan de ver
gadering te overleggen een aantal door het be
stuur ingetrokken kaarten welke meerdere stem
pels dragen dan door den bode in zijn contribu
tiestaten zijn verantwoord.
Nu rest mij nog, na deze inleiding en beschou
wing, een conclusie saam te stellen, een con
clusie, die uit den aard der zaak lijnrecht staat
tegenover de conclusie der meerderheid en door
ons aan de vergadering als motie van orde in
overweging wordt gegeven.
Conclusie,
De buitengewone algemeene ledenvergadering
van hel Ziekenfonds Velseroord, gehouden ir
café „Flora" te Velseroord, op 7 Juli 1926, be
sprekende hel meerderheidsrapport der commis.
sie. ingesteld door de algemeene ledenvergade
ring van 21 Juni 1926 en het rapport van het lid
der commissie A. van Bodegraven, verklaart dat
het rapport der meerderheid geen licht in de
kwestie bode-bestuur brengt.
verklaart echter dat het rapport van het lid
der commissie van Bodegraven gebaseerd is op
onderzoek van nuchtere feiten en draagt het be
stuur van het Ziekenfonds op om bode de Bruyn
onmiddellijk te ontslaan wegens het plegen van
fraude en de zaak verder in handen der justitie
te stellen,
eischt van het bestuur een onderzoek in te la
ten stellen naar de boeken en bescheiden der ad
ministratie van het fonds door een accountant,
buiten de gemeente Velsen wonende,
dat het eventueele rapport, door den accoun
tant saamgesteld, door het bestuur aan de leden
uitgereikt wordt, en in de plaatselijke organen
ter plaatsing aangeboden moei worden,
en gaat over tot de orde van den dag.
De mindérheid der Commissie,
(w.g. A. van Bodegraven.
De heer de Wit zegt naar aanleiding van dit
minderheidsrapport dat de meerderheid der com
missie in haar rapport geen enkele beschuldiging
heeft geuit en dat het spr. spijt, dat de minder
heid wel beschuldigingen slingert naar de meer
derheid en ook naar spr.
Spr. zegt dat het rapport der meerderheid aan
den heer van Bodegraven en nog twee andere be
stuursleden is uitgereikt en dat zij het dus aan het
bestuur had kunnen meedeelen.
Spr. zegt dat aan de commissie is gevraagd te
oordeelen over een mensch en waar dit een zeer
teere zaak is, hadden wij alle mogelijke Beschei
den, die wij wenschten, te onzer beschikking
moeten hebben. Spr. meent dat een beschuldig
de alle recht moet geschieden, wat ook bij onze
rechtspraak het geval is.
Spr. bestrijdt het rapport van de minderheid en I
zegt dat hij als expert op administratief gebied
durft verklaren, dat er van de ingestelde con
trole niets deugt.
Spr. zegt zich zeer gegriefd- te achten door de
beschuldiging, dat de meerderheid der commis
sie geen normaal onderzoek wenschte. Spr. acht
dit een grove beleediging en een leugen, die de
heer van Bodegraven waar zal moeten maken.
Als de boeken zijn nagezien en in orde bevon
den juicht spr. dit toe, maar spr. vraagt waarom
hij die boeken dan niet mocht zien. Spr. zegt
dat de heer van Bodegraven optreedt als rechter
van een persoon, maar spr. mèent dat dit in ono-
ze Nederlandsche Maatschappij niet thuis hoort,
maar wel in Rusland.
INGEZONDEN.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
De werkloosheid der Zeevisschers.
In de Telegraaf van 1 Juli komt een artikel
voor over werkloosheid en armoede der visschers-
bevolking in Egmond. hiermee is een zeer ernstig
vraagstuk aangesneden, waarmede de vakvereem
gingen zich reeds langen tijd bezighouden.
Elk jaar wordt een grooter of kleiner aantal
trawlers in de zomermaanden uit de vaart geno
men, welke periode door de reeders wordt be"ut
om de noodige reparaties aan het schip te laten
verrichten.
Dit jaar was het aantal zeer groot en is ze.ts
tot to\er. de zestig gestegen. Nu mg liggen van
de 150 trawlers 40 opgelegd in de haven
IJmuiden. Dit beteekent dus dat reeds sedert
April van 400 tot 600 man voortdurend werkloos
Van werkgeverszijde werd in dezen tot voor
kort niets gedaan; bij het afsluiten van het col
lectief-contract voor 1926 wisten de vakorgani
saties te bereiken, dat bij onslag ten minste 5 er
ten hoogste 7 dagen gage uitgekeerd werd. Het
was iets, maar natuurlijk ten eenenmale onvol
doende.
Dè werkloozenverzekering, zooals die gesubsi
dieerd wordt door het Rijk, heeft voor dit be
drijf geenerlei beteekenis, daar de regeering voor
schrijft dat in alle reglementen de volgende be
paling wordt opgenomen:
„Aan leden, werkzaam in het visscherij-bedrijf
od de Noordzee (haring-, beug- en treilervis-
De heer van Bodegraven zegt niet als rechter te
willen optreden, daar voorgesteld wordt de zaak-
in handen der justitie te stellen
De heer de Wit: Na eerst den bode ontslagen te
hebben.
De heer van Bodegraven zegt dat de meerder
heid der commissie de zaak vooruit al klaar had
en dat men de kwestie buiten riet bestuur om
wilde behandelen. Spr. zegt in 't geheel geen
persoonlijke beleedigingen bedoeld te hebben,
maar als de heer de Wit over de uitdrukkingen
van spr. naar Haarlem wil gaan, feliciteert spr.
hem.
Spr. zegt bij zijn meening te blijven, dat de
meerderheid geen serieus onderzoek wenschie en
:t dit uitvoerig uiteen.
De heer Otto, lid der commissie, zegt zich op
neutraal standpunt te hebben gesteld, Spr. zegf
zich verder met het bestuur niet in contact te
hebben gesteld, daar spr. alles wist van het ge
schil tusschen het bestuur en den bode. Spr. zegt
geheel niet den indruk gehad te hebben, dat de
meerderheid haar beslissing al klaar had. Spr.
wist dat de boeken van den penningmeester in
orde waren en had daarom niet het minste be
zwaar om deze aan de commissie over te legf
De heer de Wit zegt niet te begrijpen, waarom
hel bestuur op 21 Juni met het voorstel tot het
benoemen eener commissie is gekomen, daar men
het oordeel over den bode al klaar had en dezen
nu toch wil ontslaan. Voor de commissieleden is
deze afloop zeer onaangenaam. Spr. zegt dat er
nu wellicht een nieuwe commissie zal komen,
maar spr, gelooft dat geen enkele commissie zal
willen oordeelen, als haar niet alle gewenschte
bescheiden worden overgelegd.
De voorzitter verklaart waarom het bestuur de
bescheiden van den penningmeester niet wilde
afgeven. Het bestuur meende dat de bescheiden
van den bode, de contributiekaarten dus, moes
ten worden nagezien en niet de bescheiden van
den penningmeester. Spr. zegt dat het bestuur
principieel verschilt met de meerderheid der
commissie over de opvatting van haar taak.
Het werd daarna zeer rumoerig. Er werden tal
van voorstellen gedaan en men schreeuwde door
een. Men wond zich op en de menschen kwamen
op kookhitte. Van den eenen kant eischte men
voortzetting van het werk der commissie, van
den anderen kant stemming over de motie-Van
Bodegraven. Tenslotte werd daarover gestemd,
toen het debat weer begon" en zoo heftig werd,
dat men op het podium, waar het bestuur zetel
de, bijna handgemeen werd. Onder veel rumoer
en protesten werd de vergadering door den voor
zitter tot a.s. Maandag geschorst.
schers) mag in het tijdvak 1 Mei—1 December van
elk jaar niet uit de werkloozenkas worden uit
gekeerd, tenzij dit in verband met bijzondere om
standigheden in dat bedrijf, door den in artikel
genoemden Minister wordt goedgekeurd."
De vakorganisaties hebben, daarbij gesteund
door verschillende Gemeentebesturen voortdu
rend pogingen in het werk gesteld deze, door
ieder die het bedrijf eenigzins kent, als volko
men onjuist, ja, absurd gekwalificeerde bepaling,
opgeheven te krijgen, hetgeen echter tot dezen
dag niet is gelukt. Zoo kunnen dus "de zeevisschers
zich wel verzekeren tegen werkloosheid, echter
met de zekerheid dat zij, juist in die periode
waarin zij" groote kans hebben werkloos te wor
den, geen recht op uitkeering hebben.
In de overige maanden van het jaar, waarin zij
wel recht op uitkeering hebben, is de kans om
werkloos te worden buitengewoon gering.
Wordt men echter werkloos in die oeriode van
het jaar, waarin wel mag worden uitgekeerd, dan
nog is de uitkeering zeer laag, n.l. van f 2.25 voor
gehuwden in eerste klas gemeenten tot 40 cent
voor ongehuwden beneden de 18 jaar in 3e klas
gemeenten.-
Voor Egmond worden deze bedragen van f 1.12®
tot 20 cent per dag alles lot ten hoogste 42
dagen per jaar aangezien deze gemeente wei
gert zich aan te sluiten bij het Werkloosheidsbe
sluit 1917. Niettemin zouden alle leden der kas,
ook die in Egmond wonen, het geheele jaar door
hun volle contributie aan de kas moeten betalen.
Het is duidelijk, dat onder die omstandigheden
de eigenlijke vakorganisatie der zeevisschers, de
IJmuider Federatie, welke ruim twee derde van
het geheele personeel omvat, niet bereid is een
werkloozenkas onder controle en met subsidie
van het Rijk op te richten
Met het Gemeentebestuur van Egmond werd
meermalen geconfereerd om, evenals andere ge
meenten, de werklooze zeevisschers te ondersteu
nen. Groote welwillendheid werd daarbij van de
zijde van genoemd Gemeentebestuur n'et aan
den dag gelegd en alle besprekingen stuitten af
op het argument van gebrek aan geld en „ze v
den nog wel werk, als ze maar goed zoeken."
Nog kort geleden had het bestuur der Ned. Fe
deratie van Transportarbeiders een onderhoud
deze aangelegenheid betreffend, op het Departe
ment van Binnenlandsche Zaken, waarvan het ge
volg was dat het gemeentebestuur van Egmond
naar den Haag ontboden werd. Ook de Minister
kreeg echter nul op het request. Telefonisch werd
het bestuur van genoemde vakorganisatie mee
gedeeld: de burgemeester begint er niet aan, er i:
geea geld en wat er is blijft voor anderen gereser
veerd, die het meer noodig hebben dan de zeevis
schers.
Op 27 Mei werd dit telefoongesprek schriftelijk
bevestigd, middels onderstaand schrijveu, dat wij
ontvingen van het Ministerie van Binn. Zaken:
„Met verwijzing naar Uw nevenvermeid schrij
ven heb ik de eer U het volgende mede te deelen.
Uit het onderhoud, hetwelk ter zake op mijn
Departement heeft plaats gehad met het gemeen
tebestuur van Egmond aan Zee, is gebleken, dat
dit bestuur van meening is, dat althans voor zoo
veel de maand Mei betreft, niet voldoende ter
men bestaan voor de zeevisschers ter plaatse eene
steunregeling te treffen.
Mocht de werkloosheid na deze maand nog in
belangrijke mate blijven voortduren, dan zal de
ze quaestie nogmaals onder -de oogen worden ge
zien."
Met eenige verwondering namen wij dan ook
kennis van de mededeeling in De Telegraaf, waar
uit blijkt dat de burgemeester zoo roerend sprak
over het gedrag van de Egmonder zeevisschers
bij schipbreuk. Het is onbegrijpelijk dat inen zoo
veel bewondering kan hebben voor dit stoere zee
liedenras en tegelijkertijd weigert den menschen
bij werkloosheid, ondanks den van alle kanten
uitgeoefenden aandrang, een behoorlijke onder
steuning te verleenen.
Van wegleggen in tijden dat men vaart komt
niets, omdat zelfs dan het loon nauwlijks vol
doende is om een huishouden te ondernouden.
Het loon voor matroos en stoker bedraagt f 85
per maand plus 3/4 van de besomming, in to
taal dus ongeveer f 115.of f 120.per maand.
Aan voeding en kleeding is zeker f 30 noodig, zoo
dat ten hoogste f 90.of f 22,50 per week voor
het huishouden overblijft. Hieruit volgt, dat de
zeevisschers iedere periode van werkloosheid, die
soms weken, ja maanden duurt, ingaat zonder een
cent in huis. Natuurlijk ontstaat dan langzamer
hand een serie schulden, die slechts met de al
lergrootste moeite kunnen worden afbetaald, als
men weer in de vaart komt.
In deze volkomen onhoudbare toestand moet
noodzakelijk verandering worden gebracht en als
dan Regeering en Gemeentebesturen weigerach
tig blijven voor de zeevisschers een dragelijke
werkloosheidsverzekering mogelijk te maken, dan
zullen daartoe pogingen moeten worden onderno
men door de opvarenden zelf, met medewerking
van de reeders.
Zoo zou het wellicht aanbeveling verdienen dat
een bepaald, zij het- ook gering persentage van
het loon van alle opvarenden werd ingehouden
en gestort in een algemeen fonds ter verzekering
tegen werkloosheid, wanneer dan de reederijen
daarbij een bepaald persentage storten, zou bij
onvrijwillige werkloosheid, ongeacht in v/elke
periode van het jaar deze valt, een behoorlijke
uitkeering kunnen plaats vinden. Een commissie
van beheer, waarin werknemers en werkgevers
gelijkelijk vertegenwoordigd zouden zijn, zou
voor de richtige toepassing der bepalingen kun
nen zorg dragen.
Waar de bemanning tegen ziekte en ongeval
middels „Zeerisico", behoorlijk verzekerd is, zon-
WITTE KRUIS.
Iedere Woensdagmiddag van hall drie totcW
uur stelt de Vereeniging het Witte Kruis,
Chr. Nat. School te Velseroord moeders
de gelegenheid raad te vragen omtrent de voed;,
aan haar zuigelingen. Het advies wordt ge^
door den Consulent, Dr. Hanneman.
Voor kraamverzorging, welke ook door borc
genoemde Vereeniging wordt uitgeoefend,
men zich tot het bestuurslid der Veree^
Mevrouw Dijkstra, Trompstraat 77 te Velser(
Tarief naar draagkracht f 5f 15.
der dat daarvoor door hen bijgedragen
komt het mij zeer wel mogelijk voor de opv^j
den ook behoorlijk tegen werkloosheid te ve^
keren, zonder dat zulks voor hen, zoomin als
de reeders te zware lasten mee behoeft te brei
De kustvisseherij In Mei 1926.
Naar de Afdeeling Visscherijen van het Dept
tement van Binnenlandsche Zaken cn landbc*
ons mededeelt, werd de kustvisseherij in de ma:-
Mei gedeeltelijk belemmerd door stormac'ï
weder, terwijl tevens de koude weersgesteldh
een nadeeligen invloed, vooral op de vissche
op de Zuidhollandsche strooraeu, uitoefende.
In het Noordelijk deel der Zuiderzee werd
visscherij drukker, in den Dollart en de Lauw<.
zee en de Zuidhollandsche stroomen en zeegat;
daarentegen minder druk uitgeoefend dan t<iJ
den jaar Mc:
De geldelijke uitkomsten der visscherij
Zuiderzee waren tFans beter, die in den Doliv
en de Lauwerzee en de Zuidhollandsche stroom/,
er zeegaten daarentegen slechter dan in Mei
het vorige jaar.
De hoeveelheid en opbrengst der uangevotfj
visch bedroeg n.l. volgens voorloopige opgi
respectievelijk in den Dollart ec de Lauwert/
97.558 Kg. en f 6.351 (152.668 Kg. en f 7.153 in.Y,
van het vorige jaar), in de Zuiderzee 6.466.735
en f 1.059.066 (4.256.214 Kg. en f 842.838 in 1
1925), in de Zuidhollandsche stroomen en zeel
ten 147.091 K.g. en f 27.266 (verleden jaar j
153.466 Kg. en f 29.521). Uit Zeeland werden n J
zonden 205.300 oesters ter waarde van f 12.280
458.500 Kg. mosselen ter waarde van f 5.750 [n
leden jaar Mei 444,700 oesters ter waarde vi
f 35,730 en 432.900 Kg. mosselen ter waarde n
f 5.930).
In de Zuiderzee leverde de haringvisscherij a
reepnetten en fuiken, voor zooverre die nog n
geoefend werd, goede vangsten op. Daarente^
werd met den wonderkuil en de kommen wei:
haring gevangen. De haringvisscherij met fuik*
langs de Friesche kust had een bevredigend
loop; deze visscherij is thans afgeloopen, sle
verloop in Maart en de vele toen bekomen a>
De ansjovisvisscherij met staande netten was
het algemeen zeer gunstig; daarentegen was
ze visscherij met den wonderkuil, de sleepnette
en de zegen bij Helder minder bevredigend.
aalvisscherij met kwak, dwars- of wonderkuil li
verde, evenals die met fuiken cn kubben wtij
op. Met de aallijnen daarentegen werden zeer k
vredigende uitkomsten verkregen, (n de Waddc
zee leverde de aalvisscherij nog een weinig h
vredigend resultaat op. Met de botlijnen en sla;
netten konden goede vangsten verkregen woi
De geepvisscherij met kommen en zegens
over het algemeen nog weinig loonend. Het nl
sultaat der rogvisscherij met staande netten wil
middelmatig. De garnalenvangsten ln de Zuideral
waren nog zeer gering, die in het Marsdiep wad
iets beter. Weder werden deze maand in dek
derzee eenige schotjes gevangen.
In de Waddenzee werd niet op perceelmom
len gevischt, terwijl ook de visscherij op roosjei:
van de natuurbanken van weinig beteekenis w
De visscherij op mosselen voor eendenvott
werd door een groot aantal vaartuigen voorif
zet, terwijl in de tweede helft der maand
veel Zeeuwsche vaartuigen op mosselzaad vitd
ten. De alikruikenvisscherij was, evenals de kei
hanenvisscherij van weinig beteekenis.
In de Lauwerzee had de garnalenvisscberijis
ongunstig verloop, terwijl ook de weervissckj ,}j,
niet veel opleverde.
In den Dollart en op de Eems was de garn-
visscherij weinig bevredigend, de botvisscir
daarentegen had een gunstig verloop.
In de Zuidhollandsche stroomen leverde de li
visscherij met kubben, korven en reepen zeerjt
ringe vangsten op. Met de aalfuiken werden Iw
nende vangsten gemaakt. De botvisscherij .netle
nen en schutwant leverde niet veel op, daarente
gen was deze visscherij met fuiken en zetnette j
meer bevredigend. Met den garnalenkor werk ht
in de Zuidhollandsche zeegaten goede vangst:
gemankt, doch tijdens de staking in Engelat
stond de uitvoer naar genoemd land stop, t
moesten daardoor de vangsten beperkt wordea
ln
50
Leeuwendressuur.
Bij Hagenbeek, daar wil men zijn.
Daar ziet men wilde dieren,
Daar klapt de zweep,
Daar knalt het schot,
Daar spannen zich de spieren!
Daar buigt de Koning van het Woud,
Zich neder voor zijn meester.
Is dat de Koning van het Woud?
Dat kruiperig gedierte?
Dat op een plank zich neder zet?
En op des temmers zweepslag let?
Om dan in 't stof te buigen?
De leeuw legt zich gedwee ter neer,
En dient als zitplaats voor zijn heer,
Wien als een held wordt eer bewezen.
De leeuw ziet droom'rig in 't verschiet,
Als hoorde hij 't gejubel niet.
Hij wil dien hoon negeeren.
Hij peinst, hoe of 't moog'lijk is,
Dat menschen van beteekenis,
Ook luid applaudiseeren.
Hij snapt niet, hoe 't hun vreugd' kan bien
Een yorst'lijk dier
Vertrapt te zien!
(Uit: Jack Loudon Verbond),
J. ENNIK,
Insp. Ned. vereen, t. besch. v. dier'1
BESTEL UW DRUKWEBK
BIJ DE
N.V. DRUKKERIJ SIN JEWEL
IJMUIDEN - WILLEMSPLEIN