WATERSTAND IJMUIBEN.
Aug. 1926
H.
water
L.
water
Dagen
v.m.
n.m.
v.m.
n.m.
15
6 55
7.18
2 42
2 51
16 E.K.
7.36
8.01
3.16
3 27
17
8 29
8.58
3 57
4.14
18
9.35
10 09
4.51
5.19
19
10 53
11.29
6.05
641
20
0.13
7.28
8 04
21
0 44
1.20
8.46
9.13
22
1.41
2.10
9.46
11.22
10.09
Geen Zomertijd.
VISSCHERIJ.
Maatregelen voor de Noordzee
vis scherij.
Men schrijft aan de N. Rott. Ct,:
Een paar opmerkingen naar aanleiding van het
ingezonden stuk van X. (ook door ons Zaterdag
overgenomen).
De stelling van prof. Garstang, dat de vischstand
in de Noordzee door de intensieve bevissching
niet achteruit, maar veeleer vooruitgaat, zou ik
in zijn algemeenheid niet gaarne onderschrijven.
Dit gaf ik duidelijk te kennen. Ik haalde zijn be
schouwingen alleen met instemming aan, in zoo
verre deze in het licht stelden, dat het ook nut
tig kan zijn, een deel der jonge visch weg te van
gen, hetgeen natuurlijk niet wil zeggen, dat dit
wegvangen altijd nuttig is.
Ten aanzien van het sparen van de jonge schol
ben ik het met name eens met den heer A,
Bückmann, die in „Der Fischerbote" van 15 Juni
j.l. met dr. Heineke tegenover prof. Garstang
volhoudt, dat al kan een te ver gaand sparen van
deze visch schadelijk zijn, een zeker verstandig
sparen noodig is. Men lette op, hoe voorzichtig
ook deze geleerde voorstanders van maatregelen
zich uitdrukken.
Ik heb betoogd, dat het geen zin heeft, maat
regelen te nemen tegen „de pufvisscherij" en
daardoor een aantal onzer nijvere visschers, die
daarin een deel van hun inkomsten moeten vin
den, te treffen, indien niet vaststaat dat ook veel
en veel erger vernietiging van de jonge visch door
de stoomtreilvloten der verschillende naties wordt
verboden. Ik deed dit niet, omdat ik die pufvis
scherij zoo'n mooi bedrijf vindt, maar omdat van
de staking daarvan voor den vischstand in de
Noordzee niet de minste uitwerking verwacht kan
worden, zoolang het stoomtreilbedrijf op den
ouden voet kan doorgaan, en omdat een verbod
van de pufvisscherij onder die omstandigheden
een volkomen nuttelooze maatregel zou zijn. X.
is het met deze opvatting niet eens; daarover valt
niet te twisten, X. maakt geen onderscheid tus-
schen de vernietiging van jonge haring en die van
jonge schol, tusschen de gewone stoomtreilvis-
scherij en het haringtreilen.
De vernietiging van jonge schol is schadelijk,
dus ook die van zeebliek, de gewone stoomtreil-
visscherij doet kwaad aan den scholstand, dus
ook het haringtreilen aan den haringstand, zoo
redeneert hij. Hij vergeet echter, dat de levens
voorwaarden van haring heel anders zijn dan die
van schol en dat de gewone stoomtreilvisscherij
heel iets anders is dan het haringtreilen. Dat de
haringstand achteruitgaat, is tot dusver nog niet
gebleken. De geringe haringvangsten in enkele
van de afgeloopen jaren bewijzen in dit opzicht
niets. Dit blijkt ook de meening te zijn van den
voorzitter van de Reedersvereeniging zelf,
Dr. Tesch, op wiens gezag X. zich beroept, heeft
in de nummers van 1 en 15 November en 1 De
cember 1925 van het Algemeen Visschet ijblad een
geheel andere verklaring gegeven van die geringe
vangsten. Op overtuigende wijze heeft hij n.l. be
toogd, dat zij naar allé waarschijnlijkheid te wij
ten zijn geweest aan een abnormale uitbreiding
van water uit den Atlantischen Oceaan in de
Noordzee, Zijn theorie vatte hij als volgt samen:
„als in den herfst van eenig jaar het Atlantische
water een meer dan normale uitbreiding in de
Noordzee heeft, zóó dat dan op of nabij de
wone paaiplaatsen van de haring de temperatuur
of het zoutgehalte te hoog is, dan zal de haring
deze paaiplaatsen mijden en elders heentrekken.
Te hoog zoutgehalte en te hooge temperatuur ver
jagen speciaal de kuitzieke haring.'
X. negeert verder mijn opmerking, dat zoowel
van Britsche als van Duitsche zijde reeds onder
zoekingen naar de mogelijke schadelijkheid van
het haringtreilen zijn ingesteld en dat deze tot
vrijwel negatieve resultaten hebben geleid.
Men kan toch moeilijk de regeering kwalijk
nemen, dat zij met dergelijke feiten rekening
houdt en dat zij een staatscommissie in zake de
haringvisscherij wil instellen. Wil gelukkig nog
niet zeggen, dat zij zal zwichten voor onverstan
dige en onredelijke verlangens.
geepvisscherij met kommen en zegens was over
het algemeen gunstig. Het resultaat der rogvis-
scherij was zeer matig. De garnalenvangsten in de
Zuiderzee zijn nog niet groot. Over het algemeen
zijn de garnalen nog te klein voor de pellerij. Bij
Texel verminderde de vangst tegen het einde der
maand sterk. Schotjes werden in de Zuiderzee niet
veel meer gevangen.
In de Waddenzee werd niet op perceelmosse
len gevischt. terwijl ook de visscherij op mosselen
van de naluurbanken van weinig beteekenis was.
De visscherij op mosselen voor eendenvoeder had
een gunstig resultaat. De visscherij op mosselzaad
door Zeeuwsche vaartuigen had een gunstig ver
loop. De alikruikenvisscherij was, evenals de kok-
hanenvisscherij van weinig 'beteekenis.
In de Lauwerzee was de garnalenvisscherij,
evenals de weervisscherij, bijzonder slecht.
In den Dollart en op de Eems was -de garnalen
visscherij aanvankelijk slecht, doch verbeterde
nadien belangrijk. De botvaugsten waren bedui
dend minder dan de vorige maand.
In de Zuidhollandsche stroomen leverde de
aalvisscherij met kubben, korven en reepen zeer
geringe vangsten op. Met de aalfuiken werden
loonende vangsten gemaakt. De botvisscherij met
lijnen, schutwant en fuiken was over het alge
meen ook weinig bevredigend, daarentegen le
verde deze visscherij met zetnetten nog redelijk
goede vangsten op. Met het witvischwant werden
op het Hollandsch Diep goede vangsten gemaakt.
Enkele ankerkuilen, die op spiering vischten,
maakten aanvankelijk zeer ruime vangsten, het
geen echter later verminderde. Het resultaat der
garnalenvisscherij in de Zuidhollandsche zeegaten
was gunstig.
De kustvisscherij in Juni.
Naar de Afdeeling Visscherijen van het Depar
tement van Binnenlandsche Zaken en Landbouw
ons mededeelt, werd de kustvisscherij in de
maand Juni gedeeltelijk belemmerd door koud en
stormachtig weder en in de Zuidhollandsche stroo
men door daarmede gepaard gaande hooge ebbe-
standen.
In het Noordelijk deel der Zuiderzee en de
Zuidhollandsche stroomen en zeegaten werd de
visscherij drukker, in den Dollart en de Lauwer
zee daarentegen minder druk uitgeoefend dan
verleden jaar Juni.
De geldelijke uitkomsten der visscherij in de
Zuiderzee en jle Zuidhollandsche stroomen en
zeegaten waren thans beter, die in den Dollart en
de Lauwerzee daarentegen slechter dan in Juni
van het vorige jaar.
De hoeveelheid en opbrengst der aangevoerde
visch bedroeg n.l. volgens voorloopige opgave
respectievelijk in den Dollart en de Lauwerzee
123.280 K.G. en f 5.799 (142.599 K.G. en f 6.254 in
Juni van het vorige jaar), in de Zuiderzee 5,421.895
K.G. en f 742.205 (4.110.684 K.G. en f 676.340 in
Juni 1925), in de Zuidhollandsche stroomen en
zeegaten 163.244 K.G. en f 34.639 (verleden jaar
Juni 176.851 K.G. en f 33.437). Uit Zeeland wer
den verzonden 1.557.700 K.G, mosselen ter waar
de van f 16,080 (verleden jaar Juni 1.225.500 K.G,
mosselen ter waarde van f 17.3301. Oesterverzen
ding vond deze maand, evenals in dezelfde maand
van het vorige jaar, niet plaats.
In de Zuiderzee was de haringvisscherij van
geen beteekenis meer. De uitkomsten der ansjo-
visvisscherij met staande netten en ansjoviskuil
waren over het algemeen zeer bevredigend, met
de sleepnetten en den wonderkuil en de zegen
bij Helder werd daarentegen minder geVangen.
De aalvisscherij leverde, met uitzondering van de
aallijnen, waarmede tamelijk goede vangsten ge
maakt werden, geen resultaten op, hetgeen toege
schreven moet worden aan het koude weder. De
.uitkomsten der botvisscherij waren zeer matig. De
Verslag over de visscherij
gedureiMl© 1925.
I.
Als no. 10 van Verslagen en Mededeelingen van
de Afdeeling Visscherijen van het Departement
van Binnenlandsche Zaken en Landbouw is ver
schenen het Verslag over de Visscherij gedurende
het jaar 1925,
In het Algemeen Overzicht wordt meegedeeld
dat het handelsverkeer met Duitschland ook m
1925 nog zeer bemoeilijkt werd door gebrek aan
kapitaal en de omstandigheid, dat credieten daar
te lande dikwijls niet of alleen tegen zeer hooge
rente en onder bezwarende omstandigheden te
verkrijgen waren.
De koers der valuta in Frankrijk en Belgie be
lemmerde den uitvoer naar die landen, vooral
naar eerstgenoemd, zeer.
In 't bijzonder heeft de haringexport naar
Duitschland onder de aangeduide moeilijkheden
'geleden, welke eind 1925 verzwaard werden door
de groote Duitsche aankoopen van jfarmouth-
haring in Engeland, grootendeels bestemd voor
doorvoer naar Rusland. Doordat dit land weinig
kooplust toonde, bleef de Duitsche nandel met
groote voorraden zitten, hetgeen aan den aankoop
van het Hollandsche product in den weg stond.
De afzet in Polen werd ernstig belemmerd door
het hooge invoerrecht, waardoor er de prijs van
pekelharing bijna verdubbeld wordt.
Dat de in Nederland aangevoerde haringvangst
toch nog tegen betrekkelijk goeden prijs kon wor
den geplaatst, vindt voornamelijk zijn oorzaak m
de omstandigheid, dat de haringvisscherij niet al
leen in Nederland, doch in alle landen, welke die
visscherij op de Noordzee uitoefenen, zeer geringe
vangsten opleverde. Dit veroorzaakte dus het
evenwicht tusschen productie en afzet, het een
stellig zeer verbroken zou zijn geworden, indien
de vangsten normale hoeveelheden haring gouden
hebben opgeleverd; een verbroken evenwicht, dat
zich onmiddellijk in daling der prijzen openbaart.
Aan het eind van 1925 waren hier geen voor
raden van beteekenis van Hollandsche haring
meer aanwezig, en werden zelfs aanzienlijke par
tijen Engelsche haring ingevoerd, voor het groot
ste deel weer voor uitvoer bestemd. _nn
Deze invoer heeft in 1925 bedragen 14.060.000
K.G. (in 1924 13.487.000 K.G., in 1923 5.822.000
K.G.) tot een waarde van f 2.090.100.boven
dien werd nog uit Engeland ingevoerd 1.171.100
K.G. versche en met zout besprenkelde haring
lot een waarde van f 254.000.
Voor zooveel deze invoer van Engelsche haring
partijen van mindere kwaliteit betrof, zoo merkt
het verslag op, welke onder den naam van Hol
landsche haring werden uitgevoerd deed die
handel geen goed aan den naam van het Nerler-
landsche product. Mede in verband met andere
misstanden in den haringhandel, zoo lezen we dan
verder, werd van verschillende zijden aangedron
gen op ingrijpen van regeeringswege. Overwogen
wordt op welke wijze aan die misstanden een ein
de kan worden gemaakt; met den in den loop van
1925 opgerichten Bond van Haringexporteurs wer
den dienaangaande besprekingen gevoerd.
De export van versche visch naar Duitschland
was in 1925 vrij bevredigend, waartoe de ingeleg
de vlugge spoorverbinding belangrijk medewerk
te. Deze uitvoer bepaalde zich, in tegenstelling
met vroeger, hoofdzakelijk tot de goedkoopere
kleine vischsoorten, terwijl vroeger juist de duur
dere soorten meer in aanmerking kwamen.
De uitvoer zou echter nog belangrijk kunnen
worden uitgebreid, indien de voor den oorlog gel
dende speciale spoorwegtarieven van IJmuiden
naar Duitschland weer in werking gesteld werden,
waardoor men bij den export, o.a, ook naar Zwit
serland, beter aan de concurrentie van de uil on
geveer 400 treilers bestaande Duitsche vloot het
hoofd zou kunnen bieden. -
Ook het tarief voor verzending in het binnen
land, o.a, voor verzending als bestelgoed, moet ge
noemd worden als een belemmering voor den han
del. Het vervoer per vrachtauto nam dan ook in
1925 weer grooteren omvang aan.
Het is te hopen, dat deze opmerkingen, die niet
voor het eerst in dit verslag voorkomen, de aan
dacht trekken van de directie der Nederlandsche
Spoorwegen en andere openbare diensten van
vervoer. Voor wie „zulkedingen nog niet weten
mocht kunnen ze ook dienen om duidelijk te ma
ken, hoezeer ook de kosten van transport, welke
in den tegenwoordigen tijd vaak tot zulk°een bui
tensporige hoogte opgevoerd zijn, hun invloed
oefenen op den goeden gang in en de welvaart
van de produceerende bedrijven.
Naar Engeland werden voornamelijk oesters en
versche zeevisch verhandeld; de export van ver
sche visch, hoofdzakelijk bestaande uit tong, tar
bot en schol, was geringer dan in 1924, maar toch
nog belangrijk.
De uitvoer verschilde in hoofdzaak van dien in
het vorige jaar door de geringe hoeveelheid ha
ring, welke verhandeld werd, hetgeen ook de
voornaamste oorzaak is, dat de waarde van den
uitvoer in 1925 ruim f 2.400,000.— minder bedroeg
dan in 1924:
Waarde van den uitvoer naar:
Jaar Alle landen Duitschland België
1925 f 28.062.956 f 13.582.313 f 4.818.165
1924 f 30.482.244 f 15.502.484 f 4.742.562
1923 f 17.287.967 f 3.258.554 f 4.943.484
1922 f 15.840.443 f 1.044.782 f 6.264.674
1921 f 26.579.657 f 8.196.268 f 8.216.179
1920 f 31.080.913 f 10.913.886 f 9.019.563
Waarde van den uitvoer naar:
Jaar Gr. Brittannië Frankrijk Ver. Staten
1925 f 3.771.257 f 2.056.655 f 1.967.387
1924 f 3.815.214 f 2.513.372 f 1.767.283
1923 f 3.983.346 f 2.056.913 f 1.564.172
1922 f 3.128.260 f 2.705.939 f 1.384.656
1921 f 3.249.426 f 2.312.454 f 2.239.123
1920 f 2.377.918 f 1.432.575 f 1.541.550
Uit den belangrijksten afzet in het binnenland
van versche zeevisch zoowel als van haring" (ook
uit de Zuiderzee) en zoetwatervisch, welke dit
jaar plaats vond, moet worden geconcludeerd, dat
eer van toeneming der binnenlandsche consump
tie dan van vermindering sprake is.
De vangsten der Noordzee-haringvisschers wa
ren beduidend kleiner, die der treilvisscherij iets
beter dan in 1924; ook de Zuider- en Lauwerzee
en Dollart gaven betere vangsten.
De totale hoeveelheid en waarde der visch,
schaal- en weekdieren, door onze visschers ge
vangen bij de uitoefening der zee- en kustvissche
rij, in zooverre die hier aangevoerd werden, en
der visscherij op rivierlrekvisschen bedroeg:
in hoeveelheid waarde
1925 189.584.000 K.G. f 29.673.500.—
1924 200.656.000 K.G. f 32.424.500.—
Telt men er bij wat door onze visschersvaar-
tuigen in Engeland is gelost, dan blijkt de totale
vangst onzer zee- en kustvisschers 190.111.500
K.G. tegen 202.054.000 K.G. in 1924 te hebben be
dragen.
Het aantal voor de visscherij ingeschreven vaar
tuigen bedroeg in 1925 5229 met een gezamenlij-
ken bruto inhoud van 377.716 M;! tegen 5137 met
een inhoud van 384.670 M3 in 1924. Deze ver
meerdering, men ziet het reeds aan de daling van
den totalen brulo-inhoud, kwam in hoofdzaak
voort uit het grooter aantal kustvisschers, aan
gezien zoowel voor de drijfnetvisscherij als voor
de treilvisscherij op de Noordzee aan het einde
van het jaar resp. minder zeilvaarluigen waren in
geschreven.
Van de visschersvaartuigen gingen 3 verloren
door schipbreuk; gesloopt of verkocht om
sloopt te worden zijn 38 zeilloggers, terwijl aan
het visscherijbedrijf onttrokken werden 5 stoom-
treilers, 1 stoomlogger, 2 motorbunschepen en 1
zeillogger wegens verkoop naar het buitenland en
3 zeilloggers om onbekende redenen.
Daarentegen werd de zeevisscherijvloot uitge-
breid met 3 in Engeland aangekochte stoomtrei-
lers en 1 stoomtreiler, welke vroeger als vracht
vaarder dienst deed, en 3 stoombunsloepen, 1
stoomlogger en 2 zeilloggers, welke alle zes
nieuw gebouwd werden.
In dezen nieuwen bouw openbaren zien de be
trekkelijke gunstige uitkomsten der zeevisscherij
in 1924, gelijk zich in het volkomen ontbreken vaa
alle uitbreiding in het voorjaar van 1926 de ge
volgen van het onvoorspoedige jaar 1925 doen
gevoelen.
Het visscherijbedrijf leeft wel waarlijk van het
eene op het andere jaar; ja een betrekkelijk ge.
ringe verandering in den gang der visscherij is
reeds voldoende om bestaande plannen in hun
tegendeel te doen omslaan, zooals de aanvang
der teelt 1926 leerde, toen ten slotte veel meer
schepen naar zee werden gezonden dan aanvan
kelijk in de bedoeling lag, doordat de reeds uit
zijnde schepen enkele goede reizen maakten.
De wisselvalligheid der vangsten beheerscht als
't ware van week tot week de inzichten en op
vattingen en handelingen.
Bij de zeevisscherij waren rond 8500 visschers
betrokken, tegen 8300 in 1924, terwijl voor de uit
oefening der rivier- en binnenvisscherij in het sei
zoen 1924/25 aan 36874 tegen in het seizoen
1923/24 aan 36636 personen e(en akte werd uit
gereikt.
Voor de berekening van het aantal kustvisschers
waren ook dit jaar geen voldoende gegevens be
schikbaar, een mededeeling welke ons wel eeni-
germate verbaast, waar toch met behulp van de
gemeentebesturen o. i. ongetwijfeld die gegevens
met groote nauwkeurigheid te bekomen zijn.
De afdeeling Visscherijen behoeft waarlijk niet
te schromen om voor deze kleinigheid de mede
werking der gemeentebesturen in te roepen; deze
zijn van tal van andere departementen en depar
tementale afdeelingen nog wel andere vragen en
ëischen gewoon, welke op niet zoo zuinige wijze
beslag plegen te leggen op gemeentelijke wel
willendheid en dito geldmiddelen.
Om maar iets te noemen: vanwege de gemeen
ten worden nauwkeurige opgaven verstrekt van
het aantal koeien, geiten, schapen en kippen op
haar grondgebied gehouden; zouden ze dan om
trent "het aantal kustvisschers niet kunnen in
lichten? N. VI. Ct.
(Wordt vervolgd).
Zeeslag tusschen visscnersvlotec.
Een ware zeeslag is Zaterdag bij Capodistria
(bij Triest) geleverd tusschen twee visschersvlo-
ten, de een afkomstig van Capodistria, de andere
van Chioggia. De oorzaak van den strijd was:
broodnijd.
De vloot van Chioggia was in den aanvang de
sterkste. Zij omsingelde de andere partij en
trachtte haar schepen te enteren. Daar evenwel
verdedigde men zich met leeuwenmoed, niet van
zins een duimbreed te wijken. De schepen wer
den op elkaar aangestuurd en er ontstond een al-
gemeene botsing. Roeiriemen knapten af, hier en
daar zonk een schuitje, de messen werden getrok
ken en weldra ontstond een verwoed gevecht van
man. tegen man.
Doch in het heetst van den strijd kwam er in
terventie. Een torpedoboot van Pirano verscheen
op het tooneel en maakte een eind aan den strijd.
Dooden zijn er niet gevallen, wel een groot aantal
gewonden.
De zeevisscherij in Juni 1926.
Naar de afdeeling visscherijen van het departe
ment van binnenlandsche zaken en landbouw ons
mededeelt, namen in Juni j.l, minder vaartuigen
aan de zeevisscherij deel dan ill Juni 1925.
Hoeveelheid en waarde der aangevoerde visch
bedroegen volgens voorloopige opgave resp.
5.055.000 K.G. en f 1.140.900 (3 563.700 K.G. en
f 1.174.100 in Juni, 1925).
Door onze stoomtreilers werd in totaal
2.162.650 K G. visch aangevoerd, opbrengende
f 539.475 tegen 1.S43.Q0J K.G. met een opbrengst
van f 648.500 in Juni 1925. De vangsten van de
stoomtreilers waren ruimer dan :n de maand Juni
van het vorige jaar. De vischprijzen waren daar
entegen over het algemeen aanmerkelijk lager,
zoodat de gemiddelde besomming per reisdag nog
beneden die van Juni 1925 bleef. Hoewel meer
dere stoomtreilers hun vangsten op Engelsche ha
vens aanvoerden en de aanvoer dientengevolge
alhier beperkt was, daalden de prijzen meermalen
beneden een loonend peil. Door 7 Nederlandsche
stoomtreile'rs werd te IJmuiden 276.800 K.G. IJs-
landsche visch aangebracht ter waarde van
f 49.525 en 1 stoomtreiler bracht 21.900 K.G. visch
aan, gevangen bij de Faroër. Voorts brachten 14
Duitsche stoomtreilers in 18 reizen 273.000 K.G.
visch aan ter waarde van f 49.235, en 4 Engelsche
stoomtreilers in 5 reizen 4250 K.G. ter waarde
van f 825. Ook kwam nog een Belgische motor-
kotter met een vangst van 1700 K.G. te IJmuiden
binnen.
Gemiddeld per reisdag vingen en besomden on- jj
ze hier te lande aanvoerende stoomtreilers in zoo-
verre zij de Noordzee bevischten resp. 876 K.G.
en f 229 (650 K.G. en f 239 in Juni 1925). In bedrijf
waren 127 stoomtreilers, waarvan er 12 uitslui-?
tend en 33 gedeeltelijk hun vangsten in Engelsche I
MIJSHAEDT'3
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct
Laxeer-ïafoletien 80 ct.
Zenuw-Tabletten 75 ct.
Stdal-Tabletten 90 ct.
Maag-Tabletten 75 ct.
Bij Apoth. en Drogisten.
havens marktten; in Juni 1925 waren 125 stoom
treilers in bedrijf, waarvan er toen 4 gedeeltelijk
hun visch in Engelsche havens losten.
Te Zoutkamp werd in Juni j.l, door een 5-tal
sleepboottreilers in 33 reizen 73.600 K.G. visch,
hoofdzakelijk kleine schol, aangevoerd.
Van de motor- en zeilloggers namen resp. nog
9 en 68 vaartuigen aan de treilvisscherij deel te
gen in Juni 1925 5 motorloggers en 52 zeilloggers.
Gemiddeld per reisdag vingen en besomden de
motor- en zeilloggers resp. 309 K.G, en f 111 en
116 K.G, en f 42 (in Juni 1925 263 K.G. en f 130
en 104 K.G. en f 42.)
De motorkustvisschers namen in grooter. de
zeilkustvisschers in kleiner aantal aan de treil
visscherij deel. De geldelijke uitkomsten waren
voor beide vaartuigsoorten geringer dan in de
overeenkomstige maand van het vorige jaar. De
gemiddelde vangst per reis dezer vaartuigsoorten
bedroeg resp. 292 K.G. en 195 K.G. (395 K.G. en
173 K.G. in Juni 1925).
Visscherij met de zeevischzegen werd in Juni
j.l. door geen enkel Nederlandsch vaartuig uit
geoefend. Slechts een drietal vaartuigen van Duit
sche en Engelsche nationaliteit welke met de zee
vischzegen hadden gevischt, brachten hun vangst
(12.450 K.G.) hier te lande aan.
Aan de beugvisscherij namen 10 stoombeugers en
2 zeilbeugers deel. (12 stoombeugers en 2 zeil
beugers in Juni 1925). De besommingen der
stoombeugers waren evenals in Mei j.l. hooger dan
in de overeenkomstige maand van het vorige jaar,
hetgeen weder zijn oorzaak vond in de ruimere
vangsten van kolmaatjesharing. (In totaal 1539
kantjes tegen 654 kantjes in Juni 1925). De 2 zeil
beugers brachten 9850 K.G. visch, hoofdzakelijk
zoutevisch, aan ter waarde van f 5.125.
De totale hoeveelheid en waarde der aange
voerde beugvisch bedroeg onderscheidenlijk
162.750 K.G. en f 37,800 (79.200 K.G. en f 30,850
in Juni 1925),
In den loop van Juni werden wederom een aan
tal vaartuigen voor de drijfnetvisscherij op haring
uitgefiust, zoodat einde Juni deze visscherij werd
uitgeoefend met. 50 stoom-, 34 motor- en 204
zeilloggers. (Einde Juni 1925 met 55 stoom-, 32
motor- en 262 zeilloggers). De gemiddelde vangst
per reisdag van de stoom-, motor- en zeilschepen
bedroeg resp 1528 K.G., 687 K.G. en 514 K.G.
(758 K.G., 518 K.G. en 160 K.G. in Juni 1925). De
gemiddelde waarde hiervan was resp. f 261, f 117,
en f 88 (f 266, f 181 en f 56 in Juni 1925). De vang
sten zoowel als de prijzen waren bevredigend. Ook
de kwaliteit der haring bleef over het geheel
goed, De totale hoeveelheid en waarde der door
Nederlandsche vaartuigen aangevoerde drijfnet
visch bedroeg 1.722.100 K.G. (waarvan 17.158
kantjes haring) en f 293.700 tegen 684.100 K.G.
(waarvan 6786 kantjes haring) en f 293.550 in Juni
1925.
Door een tweetal Engelsche st'óomdrifters werd
een kleine hoeveelheid versche makreel aange
voerd.
Het eerste verslag van de
Scheepvaart-commissie.
Zooals reeds gemeld is,zal dezer dagen ver
schijnen het eerste verslag van de scheepvaart
commissie, ingesteld bij beschikking van den mi
nister van financiën, met de opdracht na te gaan
of, en zoo ja, op welke wijze, bezuinigingen zijn
te bereiken op de diensten van de scheepvaart
inspectie en van de havenarbeids-inspectie en van
andere op de scheepvaart betrekking hebbende
diensten en administraties. Dit verslag, dat in
boekvorm zal verschijnen, is ongeveer 240 blad
zijden groot.
Het verslag heeft, zoo meldt men ons, betrek
king op de afdeeling scheepvaart van het depar
tement van waterstaat, dë scheepvaartinspectie
en den raad voor de scheepvaart en de haven
arbeidsinspectie.
Naar bekend is, zijn bij de afdeeling scheep
vaart van het ministerie van waterstaat reeds
eenigen tijd geleden bezuinigingen ingevoerd, die
overeenstemmen met de voorstellen der com
missie. Voorgesteld wordt, de functie van chef
van de afdeeling scheepvaart te deon vervallen,
en een gedeelte der ambtenaren wordt overbodig
geacht. De overblijvende ambtenaren zullen vol
gens het voorstel der commissie moeten worden
gebracht onder den chef van een andere afdeeling
van het departement van waterstaat - (bij de reeds
ingevoerde bezuinigingen zijn zij gebracht onder
de afdeeling vervoer).
Wat betreft de scheepvaartinspectie stelt de
commissie voor, te doen vervallen de functies van
hoofdinspecteur, inspecteur in algemeenen dienst,
een der ingenieurs en van den oudsten admini
stratieven ambtenaar. Verder wordt voorgesteld,
te doen vervallen in alle districten de functies
van inspecteur en adjunct-inspecteur.
De commissie stelt verder voor, het 4de district
der inspectie (visscherij) op te heffen en de onder
districten IJmuiden en Scheveningen onder te
brengen resp. onder de inspecties te Amsterdam
en Rotterdam, Ook eenige experts van het 4de
district zullen vervallen. De scheepvaartcommis-
sïe stelt voor, de leiding der districten op te dra
gen aan een ambtenaar, die den titel zal dragen
van oudste aanwezig zijnde expert. Meer dan tot
nu toe zal aan de classificatiebureaux worden
overgelaten.
Wat betreft den raad van de scheepvaart wordt
voorgesteld, het aantal vaste leden van den raad
van 4 terug te brengen tot 2, zijnde 1 marineoffi
cier en 1 gezagvoerder of oud-gezagvoerder ter
koopvaardij.
De scheepvaartcommissie stelt tenslotte voor,
de havenarbeidsinspectie onder te brengen bij de
scheepvaart-inspectie. De functies van inspecteur
zullen vervallen. De ambtenaren van de scheep
vaartinspectie zullen op Nederlandsche schepen
een gedeelte van het werk der havenarbeidsin
spectie overnemen.
Ten opzichte van de invoering van de bezuini
gingen bij de havenarbeidsinspectie stelt de com
missie eenige reserves voor.
werken tot verbetering en uitbreid; kl»c
van de V i ss Cher shaven^va
De raming bedraagt f 9300.
Weer vertrokken.
an
pet
(kis'
De 10 leden der bemanning vaa1 ,e
Zweedsche zeilvissohersvaartuig ya
dis, dat zooals we meldden, door -p
VERVOLG PLAATSELIJK NIEUWS.
IJMUIDEN.
Op Vrijdag 3 September zal te
Haarlem worden aanbesteed bet ma
ken van een loopsteiger met toebeboo-
ren in en van de meerpalen bij de Ha-
ringhavcn alhier, behooren-de tot de
stoomtrawler Plejaden IJM.
overstoomd en -die hier in het Kóm, «i
Willemshuis waren ondergebracht. J wj)
Donderdag naar Zweden vertrokk',, p
Door de goede zorgen van den Zw<m -s
schen vice-consul, den heer L. DijkS oe(
alhier, werden de mannen van nw J a
kleeren enz. voorzien. Ze vertrok-, n
van hier per spoor naar Rotterdam o» - 4i
vandaar met het Zweedsche su», j-
schip Götha naar Gothenburg te rea,,
De Zweedsche visschers hebben etn- ,hj
voor -den kantonrechter te Haarlem1 d
scheepsverklarin-g afgelegd.
TOO
Bij het ongeval, dat Dinsdags re
dag op het terrein van den sluisl»., ,e|
te IJmuiden plaats vond, werd doorn' - o
neervallende kraan, -de gootlei-dinB .is
het ongereede gebracht. Een der tUje ,V
brak af, waardoor -de leiding weid m te i
broken en twee stukken los kwamen» m
hangen. g
Om dit te herstellen, was het no* |it
om -de -geheele gootleiding te latena'. >rsi
ken, waarmede ongetwijfeld een gehK. git
ie dag gemoeid zou zijn. anei
Aan het onverschrokken optrat, heli
van een -der arbeiders, Gornelis Lev,, sl
genaamd, wonende te Velseroordl<«
bet evenwel te -danken dat de geheel) f"
reparatie in minder dan één uur is-ja-
schied. Leyen toch heeft, schrijft 1 L
Dbl. geheel vrijwillig op zich genot»
de losgetrokken tuien weer aan de net,
hangende gootstukken te be-vestigt.
Hij beklom daartoe -de gootleiding
de laatste vaste tui, klauterde vertol',
gens in deze tui naar den bangkabtl
die daar ter plaatse ongeveer 25 j jj
Meter boven den grond hangt, vervol
gons klom hij langs den bijna horiz»
taal hangenden kabel naar de losgesla
gen tui, om zich daarlangs te laten ai.
zakken naar de losgelaten gootstukkea
Deze gootstukken wist de stoutmoedi
ge kli-m-mer -wederom aan -de tuien It
bevestigen, waarna hij lan'gs denizelfdt,
weg door het luchtruim den terugtod»
aanv aardde.
De uitgezakte gootstukken konden
toen ze eenmaal weer aan de tuien»-
ren vastgema-akt, gemakkelijk weerii
den goeden stand worden gebracht.
Ongevallen bij den sluisbouw.
Dat op een groot, werk als dat ra
den bouw der nieuwe schutsluis alhier
ongevallen gebeuren, is te begrijp*
Daar staan torens van 40 en 80 Meter
hoog, daar snorren de zandtreinen al
en aan, daar worden- enorme beton
blokken gegoten en in -diepe putten ge-^
werkt met ijzer en staal. Niet mindftp
dan 700 arbeiders werken thans aan
dit machtige werk en als de sluis strak-
klaar is, -heeft deze geweldige presta- |I
tie van menschen-vernuft haar offr»
helaas ook doodelijke offers, geëisck
Het^is het risico van den arbeid its
machines en kranen, maar juist omrit
dit risico zoo groot is, mag worden ver
wacht, 'dat men alles in 't werk zal sul
len, om bij voorkomende ongevallen^ nl
menschen zoo goed en vlu-g mogelijk ie
verzorgen en- te vervoeren. Dit nu
helaas veel te wenschen over.
Zoo is er -de vorige week een ernstig
ongeval gebeurd bij het demonteerea
van een kraan, waarvan een der hulp-
werktuigen brak, waarbij een arbeider
een arm en een been heeft -gebroken et-
meerdere kneuzingen opliep. Het heelt j
toen ruim vier uur geduurd,, alvorens
de getroffene per auto naar een Bi-
huis kon worden -vervoerd en er ver
liepen twee uur, alvorens .sen verband
kist ter plaatse was.
Ook Dinsdag gebeurde een ernstig
geval op het werk van dezelfde firm
terwijl Donderdag weer twee ongeluk
ken voorkwamen. Bij het eene ongevs
duurde het anderhalf uur, nadat
man door den geneesheer geholps
was, alvorens hij vervoerd kon wordit.
Wij hadden een gesprek met deze»
geneesheer, een onzer plaatselijke dok
toren, -die over het .vervoer der gewon
den zeer klaagde. Deze gewonde man
moest met een motorbootje over het
Noordzeekanaal gebracht worden
het duurde veel te lang, voor de man
kon worden overgebracht. De ziek-«
auto had aan de overzijde reeds
kwartier staan wachten. De dokW
deelde ons mede, er al veel eerder o;
aangedrongen te hebben, dat men
brug o-ver -de groote sluis zou make
opdat de gewonden vlugger na'-t
IJmuiden vervoerd kunnen words®
Dit verzoek werd door -de directie ra
den sluisbouw on-dersteun-d, maar.
hoogste waterstaats-autoriteiten-
Amsterdam en -den Haag schijnen TaB
den ernst der zaak niet overtuigd 'e
zijn.
Ook hebbeni wij van verschillet'"8
personen, ook van -doktoren en inge'