il
Samenvoeging van Beverwijk met
Wijk aan Zee en Duin en Velsen.
Men schrijft aan de Kenn. Editie:
Naar aanleiding van verschillende
opmerkingen- en beschoinvingen in de
1 plaatselijke - bladen, betreffende een
samenvoeging van de gemeente Bever
wijk met de bovengenoemde gemeen-
j ten, wordt van verschillende zijden in-
f stemming met dit denkbeeld betoogd
en zeer terecht.
Wanneer men de steeds in bloei toe
nemende gemeente Beverwijk en de
daarmede samengegroeide gemeenten
beschouwt, valt het dadelijk op, hoe
zeer ecne samenvoeging liet algemeen
belang zou .bevorderen en het verkeer
vergemakkelijken.
Tegen dit denkbeeld is maar weinig,
er vóór is heel veel aan te voeren. Alles
toch wijst er op dat Beverwijk zich wil
en moet uitbreiden. De bevolking stijgt,
overal komen groote winkels en maga
zijnen, er zijn hier tal van groote inclus-
tricele ondernemingen, er ontstond uit
dit alles een druk verkeer, hier is het
centrum van alle veilingen en de
plaats kan zich niet uitbreiden. Bever
wijk vergroeit met de omliggende ge
meenten in hopelooze verwarring. Deze
toestand geeft voortdurend aanleiding
tot conflicten, kwesties, contracten en
1 dergelijke.
Men vindt hier straten, waarin dezelf
de huisnummers twee en meer malen
voorkomen. Rechts loopt men in de
eene, links in een andere gemeente.
Een adres zoeken is een puzzle oplos
i sen.
Al deze gemeenten werken in eigen
kring. Samenwerking met de naburen
is voortdurend noodig en wordt verkre
gen door eindelooze correspondenties,
raadsbesluiten, overeenkomsten enz.
Kinderen uit de eene gemeente moe
ten schoolgaan in de andere gemeente
en omgekeerd.
Wat een besparing van geld en ar
beid zou b.v. te bereiken zijn bij centra
liseering van verlichting, openbare rei
niging, bewaking enz. Hoeveel beter en
eenvoudiger zou alles kunnen gaan
onder één beheer en vooral hoeveel
vlugger.
Wat zouden er een stapels admini
stratief werk kunen vervallen, indien
één beheer in alles voorzag.
Welken tak van openbaren dienst
men ook beschouwt de voordeelen zijn
niet weg te cijferen.
Als Beverwijk met de 'bedoelde ge
meenten vereenigd werd, zou zich zeker
in weinige jaren een handel- en indu
strie-centrum ontwikkelen, dat, èn
door ligging èn door geschiktheid een
stad van groote beteekenis zou kunnen
worden.
Zijn niet alle groote steden op deze
wijze ontstaan?
Een kring van kleine gemeenten, dicht
op elkaar, wer^t verlammend op de
ontwikkeling.
Centralisatie voert tot kracht en
bloei!
Daarentegen schreef Kennemerland:
In de „IJmuider Courant'' van Zater-
dag wordt het besluit van B. en W. om
de namen Jan Gijzenvaart, Velseroord
en Wijkeroog af te schaffen besproken
en toegejuicht.
Wij hadden niet anders verwacht en
zouden hierop wellicht niet zijn inge
gaan, als niet aan het slot ons blad
werd aangehaald en wel op de volgen
de wijze: „En „Kennemerland'' voegt er
dan nog bij, dat de Wijkeroogers zoo
graag bij Beverwijk willen".
Schrijver van het artikel kan zich dit
niet begrijpen en meent, dat de Wijker
oogers moesten beseffen, dat de regee-
ring er nooit toe zal overgaan, den
noordelijken oever van het Noórdzee-
kanaal aan een andere gemeente toe te
wijzen.
Dit is zeer goed mogelijk, doch dit
neeint niet weg, dat de bewoners van
dit deel der gemeente zich meer Bever
wijk er gevoelen dan Velsenaar.
Wat de bewering betreft dat de naam
Wijkeroog nog niet zoo oud is als die
van Velsen, dit geven wij oogenblikke-
lijk toe, maar verreweg de meeste be
woners zijn hier in de plaatste 25 jaren
gekomen, toen Wijkeroog allang Wij
keroog was, en wat voelen deze men-
schen, die uit zooveel verschillende
plaatsen van ons land naar hier zijn
gekomen, tenslotte voor Velserr? Ziet
men deze bewoners ooit naar Velsen
gaan (of het is Zondags naar „Velser-
beek'') immers neen?
Stel daartegenover den trek eiken
avonds doek vooral Zaterdagsavonds
naar Beverwijk!
Wij herhalen nog eens, dat wij, door
hetgeen er thans over w^rdt geschre
ven, geen oogenblik gelooven, dat Wij
keroog in een nabije toekomst Bever-
vvijk*zal worden, maar alleen omdat zij,
die e\ liet meeste belang bij hebben, n.l.
de bewoners zelve, hierover niets heb
ben te zeggen.
Sclirecf men echter een stemming uit
onder de bewoners en er was aan deze
stemming een beslissing verbonden, wij
zouden haast den schrijver ln de „IJm.
.Courant" de verzekering durven geven,
dat zeker 75 pCt. der stemmen zouden
worden uitgebracht voor aansluiting
bij Beverwijk.
Wij blijven verder de meening hand
haven en zijn het hierin volkomen eens
met de IJm. Courant., dat de naam Wij
keroog niet zoo heel spoedig zal zijn
verdwenen.
VOETBAL.
Een hoofdklasse?
In den laatsten tijd wordt in ons
voetbalwereldje druk gesproken over
de instelling eener hoofdklasse, een af-
deeling dus, die boven de eerste klasse
zal staan en waarin de beste clubs uit
het geheele land zullen uitkomen. De
voorstanders van die hoofdklasse heb
ben bij de instelling uitsluitend op het
oog de verheffing van het spelpeil.
Wij zullen de laatsten zijn om te ont
kennen, dat te dien opzichte geen maat
regelen moeten worden genomen. Inte
gendeel, ook wij zijn van meening, dat
ons spelpeil zich in een dalende l.ijn
beweegt en dat er middelen moeten
worden beraamd om ons land weer
een eervolle plaats op de internationale
voetballadder te bezorgen. Docli dat
men dit door de instelling eener hoofd
klasse zal bereiken, 'betwijfelen wij. In
de eerste plaats, omdat tal van spelers
van voor de hoofdklasse in aanmerking
komende vereenigingen met het oog op
de verre reizen voor de eer zullen be
danken. Reeds thans zijn ons speler
van eerste klasse clubs uit de naaste
omgeving bekend, die de reizen naar
Dordrecht en Gorincliem niet bepaald
aangenaam vinden en het veel pretti
ger zouden vinden, als de competitie-in
de eling geografisch 'was. Die minder
prettige stemming zal er zeker niet be
ter op worden, als bij de instelling van
een hoofdklasse zoo om de 14 dagen
reizen naar Breda, Maastricht, Ensche
dé, Deventer, Groningen enz. op het
programma komen te staan. Vooral
•voor „spelers-in-het-bezit-van-dames"
lijkt ons een en ander nog al bezwaar
lijk en of het spelers, die des anderen
daags zwaren hoofd- of handenarbeid
moeten verrichten erg aanlokkelijk
voorkomt in jien nacht van Zondag op
Maandag na een verre reis en een in-
spannenden wedstrijd thuis te komen,
betwijfelen wij. Men komt dus bij de in
stelling van een hoofdklasse ongetwij
feld voor het feit te staan, dat taj van
spelers zullen bedanken, waardoor in
plaats van sterker vereenrglngen, zwak
kere clubs tegenover elkaar komen te
staan. Verheffing van het spelpeil kan
dit niet ten gevolge hekben.
In de tweede plaats lijkt ons de op
voering van het spelpeil door instelling
eener hoofdklasse fictief, omdat spelers,
die des Zondagsmorgens een reis Gro
ningenMaastricht, BredaGronin
gen, IJmuidenMaastricht enz. achter
den rug hebben gesteld Sat dit kan
niet bepaald „fit'' zullen zijn. Men
zal ons kupnen tegenwerpen, dat de
reis Zaterdag ondernomen kan worden,
maar dan komen de financiën een
woordje meespreken. Menige club zit
nu reeds op zware lasten, wat er niet
beter op zal worden, als reizen als bo
vengenoemd moeten worden gemaakt,
waar dan nog de niet geringe verblijf
kosten bij zullen komen. Die clubs zul
len dus genoodzaakt zijn des Zondags
pas te vertrekken en dan zal het spel
liarer spelers des middags niet bepaald
„hoofdklasse-achtig" zijn.
Door bovenstaande hopen wij te heb
ben aangetoond, dat de invoering eener
hoofdklasse het spelpeil weinig of niet
ten goede zal komen en de financiëele
toestand van menige elub nog benarder
zal worden. Veel meer gevoelen wij dan
ook voor een geografische indeeling.
Men bereikt daarmee gedeeltelijk in te
genstelling met de huidige indeeling,
;edeeltelijk met de instelling eener
hoofdklasse:
le. Dat menig speler, die door de
verre reizen, welke het gevolg zullen
zijn van de instelling eener hoofdklasse,
om welke verdere reden dan ook, de
voetbalschoenen aan de wilgen zou
hangen, voor onze sport behouden blijft.
Gevolg: Sterker clubs.
2e. Dat de spelers zich met meer
enthusiasme in den strijd zullen wer
pen. Het mag toch algemeen bekend
heeten, dat Blauw-Wit tegen Ajax,
Stormvogels tegen R. C. H., Sparta te
gen H. V. V. enz., heel wat energieker
zal aanpakken, dan BI. Wit tegen Uni-
tas, Stormvogels tegen Wilhelmina,
Sparta tegen Velocitas enz. En dat dit
enthusiasme het spelpeil tengoede
komt, behoeft toch zeker geen betoog.'
3e. Dat de „uit" spelende clubs ten
gevolge der kleine afstanden door sup
porters zullen worden vergezeld. Ge
volg: Meer enthusiasme. Resultaat
hiervan: Zie onder 2.
4e. Dat de post „reiskosten"' heel
wat lager zal worden.
5e. Dat de recettes grooter zullen
worden.
6e. Dat geen enkele club, wat bij in-
Pijesüjkc Voetem
Stukgeloopen, Geblaard of Branderig,
verzacht en geneest men met PDROL
geval zal zijn, zich door deze verander
de competitie-indeeing gedegradeerd
zal gevoelen. De eerste klassers, welke
niet voor de hoofdklasse in aanmerk-
king komen, mogen in naam eerste
klassers blijven, inderdaad zullen zij
zich gedegradeerd voelen tot 2de klas
sers.
7e. Dat de spelkwaliteit niet behoeft
te lijden, omdat den spelers de verre
reis in de beenen zit.
TER WAARSCHUWING.
Onder den titel Prikkels schrijft F. H. (Felix
Hageman) in De Telegraaf:
Onder de badgasten van Wijk aan Zee was een
paniekje uitgebroken. Indiaansch-verbrande da
mesgelaten nijgen wild naar elkaar, onder druk
gepraat, pijp-smokende heeren, wïtgebroekt en
ge-pull-overd beraadslaagden op gedempte tonen.
Dit was er gebeurd: wij hadden wederom meer
prikkels gekregen.
Tot goed begrip van de trieste zaak moet de
volgende kleine uiteenzetting gegeven worden
voor diegene ik hoop: weinig in lal die
Wijk aan Zee en ommelanden niet kennen.
Van dit badplaatsje uit in Zuid-Westelijke rich
ting strekt zich, wat de handwijzer pompeuselijk
hel Gasthuizer Bosch noemt, uit, maar dat sinds
badgastenheugenis nooit anders geheeten wordt
dan „Gaasterboschjes".
Men loopt er in omtreeks twintig minuten
heelemaal door, van begin tot eind_ Zand, een
berceau, heide, akkers, duinen, een mooi dubbel
rijtje wilgen, meidoorns, weer een weitje, een
lap moestuin, een hoog duin, ruig struikgewas,
een stel magnifieke boomen, een rul vlaktetje
geel zand, voor de kinderen fijn om te spelen,
voor de moeders heerlijk om te breien en te le
zen kortom, een aardig, plezierig stukje binnen-
duin-annex-bosch.
Ben je het heelemaal uit, dan kom je weer op
den Velser Straatweg, stellig een der mooiste
duinwegen van heel ons land.
Nu moet u eens luisteren.
Op dien prachtigen weg, die bijna vijf kwartier
lang is, van zee tot de ponten over het Noordzee
kanaal, en die onvergelijkelijk veel mooier is dan
de nieuwe weg van Beverwijk naar Wijk aan Zee,
mogen geen motorvoertuigen rijden. Dat is uit
nemend, Het maakt den weg des te aantrekkelij
ker. Maarde voetganger wordt er óók
alleen maar bij de gratie van den eigenaar toe
gelaten. Want bij het begin staat een groot bord,
waarop onder meer te lezen is: „T ij d e 1 ij k open
gesteld voor voetgangers". Nu, die toestand is al
zoo sedert uw dienaar er vijf-en-dertig jaar geleden
overheen kuierde, en we hebben waarschijnlijk
daar althans weinig te vreezen.
We weten dat Nederland toebeho'ort aan tien
of twaalf jongelui-met-centen, en daar leggen we
ons bij neer.
Maar nu is er iets ergers geschied
Prikkeldraad bestond er in de Gaasterboschjes
allang maar heel discreet. Je hebt neen;
je had, want nu zijn ze er niet meer er schil
derachtige zijpaadjes, die telkens weer met een
draai uitliepen op den straatweg, links of rechts,
en waar het geurde naar kruizemunt en meidoorn.
En in den loop der jaren heeft zich, eerst
langzaam, dan steeds vlugger, het net van
venijnig prikkeldraad nauwer toegehaald om één
eenig zandpaadje.dat men nu noodgedwongen
steeds moet volgen, zonder ook maar een stap
ter zijde te kunnen doen. Sinds gisteren.
Weg klimduintje, ongeveer halfverwege, waar
het verrukkelijk zitten was, weg zandvlaktetje
voor de kleuters" en lezende maatjes, weg zijpaad
jes, weg ruige bermen, waar je fijn kon uitrusten
overgebleven is een smal pad, nauw, voor je
afgebakend, met overal de lieve bordjes „verbo
den verboden verboden".
Dit wil zeggen: nadat de Staat der Nederlan
den den Breesaap met zijn Hoogovens onherroepe
lijk en voor goed heeft bedorven, en dat wonder
mooi stuk duinterrein volgekwakt heeft met
sintels en slaklym, is den badgasten nu ook de
tweede attractie dezer eertijds zoo charmante
badplaats ontnomen.
Met het luk-raak zwerven door dat prachtige
stukje bosch-enduin is het uit.
Er gebeuren wel gezellige dingen in dit kleine
land, dat toch waarlijk niet te veel te missen
heeft. De Pietersberg verwoest, de Breesaap ver-
lengs minder zijn geworden. Het behoeft dan ook
geen verwondering te wekken dat dit, voor ieder
waarneembaar feit, aanleiding heeft gegeven tot
velerlei geschrijf in vak- en andere bladen, be-
oogende verbetering in den toestand van het
Noordzeevisscherijbedrijf te brengen. Het doet
evenwel eigenaardig aan, dat wat de een aan
prijst als heilzaam middel voor de kwaal, de ander
onvoorwaardelijk verwerpt, hetgeen tot resultaat
heeft gehad, dat tot heden, ongetwijfeld zeer ten
nadeele van den vischstand der Noordzee, heele
maal niets is gedaan ter verbetering daarvan_
Onder verwijzing naar d.d. 30 Maart 1925 door
onze vereeniging tot Uw Exellentie's ambtsvoor
ganger gericht adres, veroorloven ondergeteeken
den zich nogmaals bij uw exellentie aan te dringen
op het ten spoedigste doen nemen van maatrege
len tegen de z.g. „puf-visscherij", door uitvaar
diging van een verbod tot aan- en vervoer van alle
ondermaatsche Noordzeevisch, en mocht zulks op
onoverkomelijke bezwaren stuiten, het stellen van
een minimum-maat op schol en tong.
Het dezer dagen in de pers gehouden betoog,
dat het geen zin heeft, maatregelen te nemen te
gen de pufvisscherij en daardoor een aantal onzer
nijvere visschers, die daarin deel van hun inkom
sten moeten vinden, te treffen, indien niet vast
staat, dat ook veel en veel erger vernietiging van
de jonge visch door de stóomtreilers der verschil
lende naties wordt verboden, kan als tegenargu
ment kwalijk als ernstig worde beschouwd. Om
dat de kustvisschers, uitsluitend of voor een zeer
groot gedeelte op pufvisschende, de opbrengst
daarvan niet kunnen missen, zou men dus een
dergelijke „roofbouw" ten bate van de „nijvere
visschers'' moeten laten bestendigen!
Onder verwijzing naar het eind 1925 van de
hand van dr. J. J. Tesch verschenen rapport over
de „puf-visscherij", meenen ondergeteekenden het
nemen van afdoende maatregelen tegen pufvissche
rij niet verder te behoeven verdedigen.
Nu wetenschappelijk is komen vast te staan, dal
„zeebliek" inderdaad jonge haring is, zouden on
dergeteekenden het op hoogen prijs stellen, in-
dien uwe exellentie ook daarvan een aan- en ver
voerverbod zou willen doen uitvaardigen. Het zal
toch bekend zijn, dat in de Zuid-Hollandsche en
Zeeuwsche stroomen„zeebliek"?? (jonge haringl
bij millioenen wordt gevangen en, na ontdaan te
zijn van de schubben, overboord geworpen of als
eendenvoer gebruiktwordt. Deze uitmoording van
jonge haring op groote schaal mag h- i. niet langer
worden toegelaten, ook al is van wetenschappe
lijke zijde nog niet aangetoond van welke omvang
de schade is, door de visscherij op zeebliek aan
den haringstand der Noordzee toegebracht.
Vervolgens vrage zij uw aandacht voor de verre
gaande vernieling van den vischrijkdom van het
haringgebied door de zich steeds uitbreidende
treilharingvisscherij.
Tegenover de meening van zekere wetenschap
pelijke zijde, als zou het haringtreilen riet scha
delijk zijn voor de instandhouding van de haring
rijkheid of voor de voortzetting van de drijfnet-
visscherij, stelten zij de onlangs van Duitsche ha-
ringreeders ontvangen mededeeling:
le, dat door de haringtreil op de broedplaat
sen van de haring door vernieling van het broed
zeer groote schade wordt aangericht;
2e. dat telkenmale dat het treilnet wordt opge
haald een massa jonge haring wordt vernietigd;
3e. dat groote schade voor de drijfnetvisschers
wordt gezien in het feit, dat de stoomharingtrei-
lers met hunne netten hun visscherij op de meest
roekelooze wijze uitoefenen, waardoor menig drijf
net vernietigd is en tot gevolg heeft gehad, dat de
loggerschippers juist op de van ouds bekende
vischplaatsen hun netten niet durven schieten,
wanneer stoomharingtreilers in de nabijheid zijn.
Op grond van eigen ervaring en van bovenstaande
conclusie der Duitsche exploitanten van de drijf
net visscherij meenen ondergeteekenden, dat mag
worden aangenomen, dat het visschen met harin^-
treilnelten beduidende schade aan de dHjfnetha-
i ringvisscherij toebrengt zoowel wat de vernieti
ging van broed en jonge haring als wat de belem
mering voo"r de drijfnetharingvisschers betreft ten
gevolge van de onmogelijkheid voor deze laatsten
hun netten te schieten op plaatsen waar de trei
ters op haringvisschen. Dat aan deze haringtreil-
visscherij ook door een zeer groot aantal Engel-
sche en Fransche treiters wordt deelgenomen,
geeft aan het euvel nog grootere beteekenis, die
door de drijfnetvisschers van deze beide landen
zeker niet zal worden ontkend.
Ondergeteekenden meenen, dat slechts door in
ternationaal overleg maatregelen tegen dit ern
stige kwaad kunnen worden genomen, en dat het
initiatie! tot zulk een overleg zeer wel van onze
regeering zou kunnen uitgaan.
Ten slotte geven adr. een staatje mei een over
zicht der doorsneevangst per haringschip gedu
rende de laatste 25 jaar.
Wanneer in aanmerking wordt genomen, dat de
hulpmiddelen voor de visscherij, vergeleken bij
vroeger jaren, sterk zijn vooruitgegaan, dat de
schepen zijn verbeterd en het aantal netten, \yaar-
mee wordt gevischt, belangrijk grooter is gewor
den, meenen de ondergeteekenden dat de gemid-
In 1917 werd de visscherij door den 0orl -
stand niet uitgeoefend. ujjia
De besommingen kunnen per reisdag
gesteld worden op de volgende bedragen;
it
stoora-
motor
loggers
loggers
1925
f 257.—
f 168.—
1924
- 362.—
- 243.—
1923
- 291.—
- 151.—
1922
- 220.—
- 122.—
1921
- 263.—
- 154.—
1920
- 486.—
- 341.—
1919
- 570.—
- 419.—
tësl u- I
-«L
HP*
Een beeld van den omvang
ia
fers:
hua onderlingen samenhang geven de volgjpj?
'"If'i
fs.
-i
"2i'- t'n
- 3n Jl?
dc uitkop^,,
;n<!ï(
jaren
stoom
motor
zeil
vangst
loggers loggers
loggers
in K.G.
1925
339
152
1121
38250800
1924
357
153
2266
60776400
1923
282
112
967
45322000
1922
160
55
688
27020000
1921
152
117
1157
39562000
1920
270
176
2067
90844000
1919
514
187
2879
115858000
Treil visscherij,
«tl*
l*e
;VN Tia
'201 ul
is
!30lft ze,
jflWC
«fld
A N
«I (5be
-Ul fdl
idt
[in!
In de eerste helft van 1925 zette de vermja
ring in de vangsten van de stoomtreilers jt
Noordzee door, van Juli tot December trad, 5
betering in, waarna weer een kleine vermijj
ring viel te constateeren.
De volgende cijfers geven een overzicht vaj
gemiddelde vangsten per reisdag van alle Ta
en van de schol, schelvisch en kabeljauw afz0«(
lijk, van de Nederlandsche stoomtreilers j
Noordzee:
Gemiddelde vangst per reisdag.
1925
1924
1923
1922
van
alle visch
831 K.G.
741
763
968
1921 1238
1920 1854
1919 2216
van
schol
233 K.G.
217
209
241
274
211
197
van
schelvisch
283 K.G.
193
252
349
485
1040
1480
kabeljtj jch
109 K$ pal
Ondanks vrij hooge vischprijzen werden
vankelijk door geringe vangsten onbevredigd
besommingen verkregen; in April en Mei wer'
toestand nog ongunstiger door overvloedigen
voer van visch uit IJslandsche wateren, z<
door Nederlandsche als Duitsche stoomt»
welke de vischprijzen sterk deed daten.
In Juli trad toen vrij plotseling een verbek,
der vangsten op; verschillende vischplaatsen
gonnen n.l. weer goede vangsten op te leveren»
hoofdzaak te danken aan den overvloed van klcia k
schelvisch.
De gemiddelde besomming per reisdag van
stoomtreilers, welke op de Noordzee vischten
hier te lande aanvoerden, bedroeg in
1925
1924
1923
1922
1921
1920
1919
f 263.—
f 276.—
f 268.—
f 280.—
f 394.—
f 680.—
f 820.—
woest.de molens opgeruimd, het Gooi verknoeid, ----- --
overal bordjes-met-verboden, overal prikkel- j clelde haringvangst per schip op belangrijken ach
teruitgang v/ijst, waarvan de oorzaak dient te wór
f den opgespoord. Zij zijn het met dr. J. J. Tesch
draad, óveral afzettingen,
Hel is heel erg. En het ergst is dat we dat s den opgespoord. Zi} zijn
voor een deel alleen en uitsluitend aan onze van- j eens, wanneer hij. zegt: „Jaar voor jaar zal men
daalsche vernielzucht te wijten hebben Want daar j nauwkeurig en systematisch moeten zoeken. Moe-
om is stellig al wederom die nieuwe beperking i ten wij al dit werk aan andere volken overlaten7
r ,r K; .I i _i' -li.Li i1fj..
van onze wandelwegen rond Wijk-aari-Zee inge
steld door den schatrijken edelman, aan wien
daarginds bijna alles toebehoort van IJmuiden tol
Beverwijk toe.
Ja, het is alweer die prettige eigenschap van
ons volk, afval achter te laten waar het maar^
even gaat, bananenschillen, vette papierlappen, ja,
luiers en verdere smakelijkheden, om stuk te ran
selen wat bloeit, om te gappen wat niet spijker-
vast is, om bloemen uit te rukken, en een minuut
later weg te smijten, om takken af te breken
zóó maar, met geen ander doel dan te vernielen.
Het is het verschrikkelijke picnic-vee, het is het
onbeschaafde dagjes-grauw, dat ons dat koopje
heeft geleverd.
Zelfs de geduldigste eigenaar is er ten slotte
niet tegen bestand, telkens en telkens weer de
bewijzen van ons volkomen gemis aan welstands
begrip en besef van wat een gast voegt te vinden
op het domein, dat nu eenmaal het zijne is.
Nederlanders het is tot ulieden gezegd door
beteren en hoogeren dan ik: probeert een beetje
jullie fatsoen te houden, of je Zondagsche uitstap
zal beperkt blijven tot Halfweg Kalfje wel te
verstaan: tussehen een dubbele rij prikkeldraad!
VISSCHERIJ.
De toestand van de
Noordzeevisscherij.
Uitvoering gevende aan een besluit van de op
28 Juli j.l. gehouden algemeene ledenvergadering
der Reedersvereeniging voor de Nederlandsche
Haringvisscherij heeft het Hoofdbestuur van voor
noemde vereeniging, zich met het volgende adres
tot den minister van binnenlandsche zaken en
landbouw gewend.
Hoe gaarne ondergeteekenden ook het tegen
deel zouden wenschen te constateeren, het valt
- i niet te ontkennen, dat de vang-resultaten van alle
Stellillg' der hoofdklasse absoluut betsoorten visscherij, uitgeoefend in de Noordzee, al-
Het is Nederland's plicht, ais beschaafde natie,
niei bij dit werk achter te blijven". (Zie Algemeen
Visscherijblad 1 Dec, 1925)_
Resumeerende veroorlooven ondergeteekenden
zich, in het belang van het geheele Noordzeevis
scherijbedrijf, bij uwe excellentie met klem aan te
dringen op het nemen van de volgende maatrege
len ter beveiliging van den vischstand der Noord
zee:
le. uitvaardiging van een aan- en vervoerverbod
van alle ondermaatsche Noordzeevisch, subsidair:
vaststelling van een minimum-maat voor schol en
long;
2e. uitvaardiging van een aan- en vervoerverbod
van zeebliek (jonge haring);
3e. het nemen van het initiatief tot internatio
naal overleg 1. z. het treffen van maatregelen ter
beteugeling van de treilharingvisscherij.
Afgescheiden van de vraag of de onder sub 1 en
2 genoemde punten eveneens internationaal gere
geld dienen te worden meenen ondergeteekenden
dat Nederland in ieder geval onverwijld en zelf-
standing de daarbij gewenschte maatregelen dient
te nemen. N. Rott. Ct,
Verslag over de visscherij
gedurende 1925.
III.
De Drijfnetharingvisscherij.
In 1925 was de gemiddelde vangst per reisdag
van de verschillende vaarluigsoorten voor de
Uit een opgave, door het Engelsche visscherij.
stuur verstrekt, blijkt dat de totale hoeveel!^
en waarde der visch door IJmuidensche sto»
treiters in Engeland gelost, resp. 527.500 K.G. a
f 157.500.bedroeg, tegen in 1924 1.395.300 KG
en f 573.200.—
De proeven met het visschen met den hariiij
treil werden met 2 stoomtreilers een drietal 1
stoom-
motor-
zeil
loggers
loggers
loggers
in 1925
1034 K.G.
677 K.G.
428 K.G.
1924
1731
1132
790
1923
1904
1023
812
1922
1371
822
596
1921
1375
856
572
1920
2026
1448
1098
1919
1845
1347
999
1918
2368
1230
1339
1916
1584
1229
807 (1
herhaald; de uitkomsten waren echter ongu&
stig en zoo werd deze visscherij niet voorigeiel
Vooral deze cijfers, betrekking hebbende op
treilvisscherij, mogen tot nadei.kcn steramen, dar
ze het beeld, door vroegere cijfer? gewekt ven
sterken, namelijk dat van den angstwekkende!
achlefuitgang der Noordzeevisscherij.
Zeker, het optreden van kleine schelvisch zorg
de voor een hooger gemiddelde dan in 1924;
zeker heeft dit optreden althans bewezen, dat ei
nog schelvisch ontstaat op zee. Maar in
ber is de vooruitgang al weer v rkeérd in chter-
uitgang, en tot heden wordi nog verg efs op
verbetering gewacht.
De rondvisch, kabeljauw en achelviseh,
ger van zeer overwegende bel.'ckenis tegenovr
de schol, is dit tegenwoordig niet meer.
Juist dezer dagen bleek ons weer, dat er inè
kringen der stoomtreilvisscherij nog al bezv/oa1
wordt gemaakt tegen het treffen vau maatrcgela
ter bescherming van den vischstand in de Noord
zee, omdat men daarvan alleen nadeel voor eigts
bedrijf vreest, en men zijn eigen bedrijfsbelarga
niet ondergeschikt wil gemaakt zien aan die aei
haringvisscherij.
Wij vragen echter: leert de onverbiddelijke
statistiek niet met volkomen duidelijkheid, da!
voortgang op den thans began en weg geens7im
in het belang der treilvisscherij is? Deze gaat al
visschende te gronde, en ze sleept daarbij ook
andere visscherijen mee.
Is het nu niet veel wijzer, beter en economi
scher om te trachten dit proces van achteruitgang
le stuiten, dan het ongestoord te laten door vvoe-
keren?
Het bewijs, dat het visscherijbedrijf zich ver
keerd ontwikkeld heeft, ligt als een open hoek
voor ons.
Drie groote stoomtreilers hebben in navolging
van Engelsche en Belgische ondernemingen, en
met niet onbevredigend resultaat, in het daar
voor gunstige seizoen, de visscherü op de Spaan-
sche kust uitgeoefend.
In den aanvang van 't jaar schten enkelf
stoomtreilers in de IJslandsche v 'eren, en ook
enkele Duitsche schepen bracLLen vandaar Lm
vangsten te IJmuiden aan. De ruime aanvoeren
deden de prijzen zoozeer daten, dat alspoedig v?n
loonende exploitatie geen sprake meer kon zij"i
zoodat deze visscherij door d*> Nederlandsche
vaartuigen in Augustus werd geëindigd.
Gedurende de eerste helft van 't jaar, nainM
een groot aantal zeil- en motorloggers aan de
treilvisscherij deel; de totale aanvoeren vaKO
geringer dan in 1924.
De gemiddelde aanvoer en besomming per reisr
dag van deze vaartuigsoorten was.
van motorloggers van zeilloggers
in 1925 289 K.G. f 104.— 161 K.G. 1 46.-
1924 224 - 91.— 142 - 43.-
1923 208 75.— 141 - 48.-
1922 274 - 77.— 165 - 50-
1921 214 - 101.— 172 H - U-
1920 290 u - 118.— 206 - 89.-
1919 395 - 197.— 299 - 457.-
Beugvisschetf],
De vangsten van de stoombeugers waren onbe-
redigend, van de zeilbeugers slecht. De gemiddel
de aanvoer en besomming per reisdag van de#
vaartuigen was
van stoombeugers Yan zeilbeugers
in 1925 301 K.G. f 167.-^ 90 K.G. f 5»--
1924 450 - 237.— 137 -
N. VI. Ct