Lig 4 Juni 1927- 3e blad. [fëland. Mr* en Van den Wachttoren Kiesrecht voor bakvischjes. gewaande superioriteit van de man blijkt ook hieruit, dat zij speciaal vrou- e belangen en aangelegenheden ge- zijn te bespotten. Zij maken grapjes kraamvisites; op heerenvisites en so- i. ji yorden alleen diepgaande en ern- gesprekken gehouden! [et vrouwenkiesrecht heeft lang rijke a voor mannelijke grapjes. Wij er nu aan gewoon geraakt en vinden njet raar meer en het is gebleken, dat vrouvv door het kiesrecht niet haar louden is éaan verwaarloozen noch in manwijf ontaard is, zooals de man- vreesden. hebben de vrouwen zoo ver- Lj voor het kiesrecht gevochten ais in 1 De suffragettes deden als een kind, dat zijn zin niet kan krij- iat dwingen en schoppen en in dingen kapot gooien en meer dingen. De oorlog heeft aan den ijd dèr suffragettes een eind gemaakt. ■est der suffragettes werd er zoo ge- k door vervuld, dat zij hun binnen- Jjdschen oorlog tegen de mannaheer- staaktèn, om met den man het e militarisme te bekampen. Na den oorlog is een beperkt vrouwen- •echt in Engeland ingevoerd. De kies regeling in Engeland doet denken ku het stelsel-van Houten, dat eens bij golden heeft. De man moet 21, de kW 30 jaar oud zijn, om het kiesrecht rlangen. De man is dus negen jaar eer wijs dan de vrouw! Eerder in staat, Jeoordeelen over de belangen van het foute Britsche rijk. Minister Baldwin heeft voorgesteld, om ongelijkheid een eind te maken tn de 21-jarige vrouw het kies ;hl toe te kennen. Niet alle ministers het daarmee eens en ook de conser- Jjlieve partij is er verdeeld over. Het pu- p stelt veel belang in deze kwestie, de schrijft er spottend tegen of geest- liftig voor en humoristen en caricaturis- hebben stof voor geestigheid door de iper vote", de bakvischj es-stem. De ïg in de kiesrechtregeling, door Idwin voorgesteld, zal op het kiezers- is grooten invloed hebben. Er komen [5millioen jonge vrouwen bij en er zullen te! geheel 2 millioen meer vrouwelijke mannelijke stemmen uitgebracht wor wordt. Daar in Engeland de stemplicht niet bestaat, is dit echter geen bezwaar; Het sterkste argument voor het voorstel dunkt ons wel de eenvoudige opmerking: Waarom wel de 21-jariée mannen en niet de vrouwen van dien leeftijd? Voor den Raad 1 Hef argument voor de bakvischjes luidt: Als mannen van 21 jaar het echt hebben, mag men het den vrou- ;n niet onthouden. wordt ingebracht, dat man vrouw niet gelijk zijn. De man koopt een nieuwen hoed in het jaar, vrouw minstens twee. Die onbenullige :ering kan men in een Enéelsch van beteekenis lezen. Ook ontkent ilfde blad, dat iemand recht heeft, om uit te brengen. De natuur kent il recht niet. Men vindt er bij de zuige- wieg geen spoor van. Ook een leneering, om er een op toe te geven, ïl ernstig wordt de strijd over de ,,flap- rote" niet gevoerd. Het voorstel van eersten minister is een aangename ''.rrassing geweest voor de jonge vrou en en amuseert het publiek. Men praat BB «1 over het gevaar van een rokkenre Jeering, een vrouwelijke overheersching, caar niemand is er bang voor. Het bak kie is een aanbiddelijk wezen, schrijft avoorstander, gun haar ook het verzetje ;rri-naden verkiezingsdag; zij blijft toch in genomen door' den hartstocht voor )0rh]|« Charleston en niet voor de politiek, inoill ha ander komt ertegen op, dat men Sltfw voorstel van Baldwin belachelijk WiffliaH en daarmee bestrijdt, door van dej ivoor de bakvischjes te spreken. Wan- houdt de periode, die bij jongens er lisjes tusschen mal en dwaas ligt, op? 'an vrouw van 21 jaar is toch geen bak- "ahje meer. Men zou haar beleedigen, Of haar zoo te noemen. Zij kan gehuwd moeder wezen. Zij heeft een betrek- U en kan voor zichzelf zorgen. Zij is der nuchter dan menige jongeling van jaar. Meer zelfbewust, zeker, in haar "tog tegenover het leven dan menige e in van dertig, veertig jaar. Over het al- neen is zeker de 21-jarige vrouw ook 'tolijk niet minder volwassen dan de 'Wrige man. ilen heeft ook gevraagd, of Baldwin p-aan het leger van kiezers 5 millioen Jp£ vrouwen toe te voegen, zijn eigen r7® Qkt ingooit. Hij is een conservatief J de leeftijd van 20 tot 30 jaar is het ïm?! *oeéankelijk voor nieuwe, radikale elden. Of is de vrouw uit haar Overplaatsing onderwijzend personeel. verband met de opening op 1 beptexnber a.s. van school J aan de Hadleydw.slr. Ie IJmuiden stellen B. en W. voor naar deze school over te plaat sen als hoofd K, Faber en als onderwijzers en on- derwijzeressen G. J. Breiherkamp, F. de Vhies, J. Frakken, Mej. K. F. Scholts, Mej, T, Komijn en Mej. S. Veldman, allen thans aan school Al ver bonden. Vervroeging uajaarskoemarkt. In verband met den voortdurenden teruggang in den aanvang op de najaarskoemarktte V eisen, hebben B. en W.- aan de afd. Velsen der Holl. Mij. van Land bouw advies gevraagd over een eventueele op heffing van die markt. Het bestuur der afdeeling is van oordeel, dal de instelling niet opgeheven moet worden, aange zien zij nog steeds in eene behoefte voorziet. Het meent evenwel, dat de markt meer tot haar recht zou komen, wanneer zij 14 dagen eerder werd gehouden, omdat de staltijd vervroegd wordt. in verband met dit advies stellen B. en W. /oor, de najaarskoemarkt voortaan te houden op den Zaterdag, voorafgaande aan den laatsten Dinsdag in October. Uitbreiding waterleiding. In overeenstem ming met het 14 September 1926 door de commis sie voor gas en water uitgebracht advies, werd door B. en W. aan den directeur voor gas en wa- ter opgedragen te rapporteeren, wanneer uitbrei- ding van de prise d'eau der waterleiding zal moeten plaats hebben en aan welke wijze van uitbreiding de voorkeur moet worden geschonken. Dit rapport is 27 April jl. ingekomen. Volgens het rapport van Ir. Drost van 24 Aug. 1912 zou in het tiende bedrijfsjaar 458,440 Ml water worden verbruikt, In 1926 is opgepompt 456.070 M3. In hel eerste kwartaal van dit jaar werd 34 procent water meer aan den bodem ont trokken, dan in de eerste drie maanden van 1926. De heer Drost vond hel noodig. omstreeks hel 12e bedrijfsjaar (1928) het aantal bronnen uit te breiden van 11 tot 18 en een tweede watertoren te bouwen. De kwestie van een tweede water toren is inmiddels opgelost, door het bouwen van een laagreservoir, Rekening houdende met de voortdurende stij ging van het waterverbruik en het feit, dat de uuropbrengst per bron bij gelijke afpomping eer zal dalen dan stijgen door grooteren weerstand i; de filters, tengevolge van vervuiling, is het ge wenscht, teneinde vóór den zomer van 1928 de prise d'eau vergroot te hebben, nog dit jaar een aanvang te maken met de voorbereidende werk zaamheden. 1 Het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening, nog steeds van oordeel zijnde dat de bestaande watervang verre van ideaal genoemd moet wor den, meent, dat onder de huidige omstandigheden de gemeente practisch' is aangewezen op den aan-j leg van nog een aantal putten in den Wijk aan Zeeërweg. De bepaling van het aantal en den af stand meent het Bureau afhankelijk te moeten stellen van een pompproef op een nieuw Ie ma. ken put, in constructie afwijkend van die der be staande putten, welke proefput als onderdeel van de uitbreiding kan worden opgenomen. Daar een spoedige uitbreiding van de capaciteit van den tegenwoordigen watervang zeer gewenscht is, doch aan den anderen kant de bepaling van de toekomstige te volgen gedragslijn de noodige voorbereidende studie eischl, geeft hel Bureau overweging, de direct benoodigde capaciteit voor een tijdvak van b.v. 5 jaar te doen bepalen en daarnaast het vraagstuk der verder te volgen politiek aan een onderzoek te doen onderwer pen. Met het maken van een proefput, als hierbo ven bedoeld, kunnen B. en W. zich vereenigen. Van het resultaat daarvan zal afhangen, hoe groot het aantal te maken putten zal zijn, noodig voor een nader te ramen aantal jaren. De uitbreiding van de prise d'eau brengt mede de uitbreiding der filter- en pompinstallatie. De totale kosten van één proefput en van de uitbreiding der filter- en pompinstallatie worden geraamd op f 48400. B. en W. stellen voor, dit crediet toe te staan. Zoodra de uitkomst der proefpomping bekend is, kan het aantal nog te maken putten bepaald worden, waaromtrent U dan een nadere voor dracht zal bereiken. De Commissie voor gas en water kan zich hiermede vereenigen. Van vreemde nationaliteit kwamen van de treilvisscherij te IJmuiden binnen gedurende de maand April van dit jaar 28 Duitsche stoom- treilers met 1 87.062 en 1 Deensche snurrevaar- der met f 1031 besomming tegen in April van het vorig jaar 49 Duitsche stoomtreilers, die f 125.120 besomden en in de eerste vier maanden van dit jaar 127 Duitsche stoomtreilers met t 409.445 besomming, 1 Duitsche motortreiler met i 217 en 4 Deensche motorlreilers met f 3943 besomming tegen in de eerste vier maanden van het vorig jaar 129 Duitsche stoomtreilers mei f 402.246 be somming, 5 Belgische stoomtreilers met f 16.540 en 2 Deensche motorlreilers met f 1608 besom ming. Van de beugvisscherij kwamen in April van dit jaar te IJmuiden binnen 15 stoombeugers met f 18.994 besomming en April van het vorig jaar 29 stoombeugers, die f 30.692 besomden en in de eerste vier maanden van dit jaar 73 sloom'oeu- gers, die f 120.441 besomden legen in de eerste vier maanden van het vorig jaar 130 stoombeu gers met f 157.331 en 1 zeilbeuger(sloep) met 105 besomming. Van de haringvisscherij kwamen in April dit jaar geen vaartuigen binnen, evenmin als in April van het vorig jaar en in de eerste vier maanden van dit jaar 1 stoomlogger met f 2849 en 2 motorloggers met f 627 besomming tegen gelijk tijdvak van het vorig jaar I stoomlogger met f 1657 en 2 Engelsche stoomloggers mei f 5043 besomming. Het aantal in April van dit jaar binnen geko men visschersvaarluigen bedraagt 684 tegen in April van het vorig jaar 718 en in de eerste vier maanden van dit jaar 2799 tegen in gelijk tijdvak van het vorig jaar 3218. De in consignatie aangevoerde vischzendinger. brachten in April van dit jaar op I 9563 legen in April van het vorig jaar f 10.219 en in de eerste; vier maanden van dit jaar f 101.609 tegen in de eerste vier maanden v^n het vorig jaar f 80.061, De opbrengst van de in April van dit jaar aan gevoerde visch bedroeg f 846.950 tegen in April van het vorig jaar f 679.595 terwijl de totaalop brengst van alle in de eerste vier maanden dit jaar aangevoerde visch bedraagt f 4.057.126 tegen in gelijk tijdvak van hel vorig jaar f 4.116.245, In dit verband zouden wij nu eene vraag willen doen. De memorie van toelichting vermeldt, dat de kosten van uitvoering van de wet niet hoog zullen loopen, omdat „een deel dier kosten" zal worden gedekt door de opbrengst van door hel Kijk te verstrekken merken. De bedoeling is dus, dat de belastingplichtigen weer yoor de rest de bres zullen springen; voor eene Staatsbe moeiing, die, naar eigen erkentenis der regeerin; geen Staatsbemoeiing moest zijn. Nu zouden wij willen vragen, of dit noodig is. Is het niet beter, de kosten geheei op de belang hebbenden, die de wet noodig hebben gemaakt, te verhalen? Ons dunkt, men zou voor de ver richtingen van de „ambtenaren", die „ter bevor. dering van eene behoorlijke uitvoering dezer wet zullen worden benoemd, van de belangheb benden te wier directe bate zij dan toch in de eerste plaats werkzaam zijn, eene voldoende re tributie kunnen eischen, om alle kosten goed te maken. Geschiedt dit, dan zal ook onder de be langhebbenden de drang, om de controle zelf ter hand te nemen, worden bevorderd; meer worden aangezet in ieder geval, dan wanneer overneming van de controle gelijk zal staan met overneming van een gedeeltelijk gratis verstrekten (Rijks)- dienst geheel voor eigen kosten en rekening. HET HOLLANDSCHE ZEEBANKET. Visscherij jw meer conservatief dan de man? Ook lard r.er e®n moeilijke vraag. Wat de vrouw is zij goed. Of stevig conservatief of fc. ',nks. Maar misschien heeft een pPicus wel gelijk, die Baldwin verwe- een geschenk te brengen, dat de meesten niet gewild Gedurende de maand April van dit jaar zijn te IJmuiden aan den rijksvischafslag aangekomen 308 stoomtreilers met f 672,861 besomming tegen in April van het vorig jaar 263 stoomtreilers met f 466.958 besomming en in de eerste vier maanden van dit jaar 139 stoomtreilers met f 3.167.856 besomming tegen in gelijk tijdvak var. het vorig jaar 1391 stoomtreilers, die f 3.154.259 besomden. Verder kwamen in April van dit jaar van de treilvisscherij te IJmuiden binnen: 12 motorloggers met f 6558 besomming tegen in April van het vorig jaar 4 dier vaartuigen met f 1386 besomming en in de eerste vier maanden van dit jaar 38 motorloggers met f 24.489 be- somming tegen in gelijk tijdvak van het vorig jaar 8 dier vaartuigen, die f 4174 besomden; 145 zeilloggers met f 44.503 besomming tegen in April van het vorig jaar 144 dier vaartuigen met f 31.586 besomming en in de eerste vier maanden van dit jaar 422 zeilloggers met f 199.742 besomming tegen in de eerste vier maanden van het vorig jaar 480 zeilloggers, die f 241.168 be somden; 163 motorkustvisschers met f 6264 besomming tegen in April van het vorig jaar 196 dier vaar tuigen met f 13,250 besomming en in de eerste vier maanden van dit jaar 512 motorkustvis schers met f 23.570 besomming tegen in gelijk tijdvak van 't vorig jaar 835 dier vaartuigen, die f 49.566 besomden; geen zeilkustvisschers tegen in April van het vorig jaar 11 dier vaartuigen, die f 121 besom den en in de eerste vier maanden van dit jaar 23 zeilkustvisschers met f 240 besomming tegen in gelijk tijdvak van het vorig jaar'67 dier vaartui gen, die f 870 besomden; 12 open booten met f 110 besomming tegen in April van het vorig jaar 22 open booten die f 257 besomden en in de eerste vier maanden van dit jaar 204 open booten met f 2091 besomming le gen in gelijk tijdvak van het vorig jaar 167 dier, vaartuigen, die f 1593 besomden. I Onder dezen titel schrijft de N. Rott. Ct. in e. hoofdartikel: Er is een wetsontwerp ingediend, om het oude, beroemde Hollandsche zeebanket rn bescherming te nemen, officieel gezegd: om misbruiken in den uitvoerhandel van haring te voorkomen. Wat ii de memorie van toelichting verteld wordt om- trent de praktijken, die bij dien uitvoerhandel worden in toepasing gebracht, levert eene schets van hoe een oudtijds krachtig bedrijf door kort zichtigheid en beunhazerij naar den kelder kan worden geholpen. De Nederlandsche haringhandel als algemeenheid genomen; er zijn natuurlijk verschillende haringhandelaars op wie hetgeen hier volgt niet .van to'epassing is fs in alle opzichten in zijn taak tekort geschoten. Zijn taak is, gelijk zij in de memorie van toe- iichling wordt omschreven, „door zorgvuldige behandeling van het product, goede sorteering en doelmatige verpakking, gepaard gaande met de toepasing van reëele handelsgebruiken, den goe den naam van de Nederlandsche haring op de wereldmarkt te handhaven en den alzet van ons pioduct te verzekeren". Maar de handel heeft zich hiervan hoe langer hoe minder aangetrok ken. Om aan de toenemende concurrentie van vreemde haring op buitenlandsche markten het hoofd te bieden, zocht hij zijn kracht juist in al les, wat, naar hij met zekerheid k'on voorzien, op den duur zijn bedrijf te gronde moest rich ten. In stee er alles op te zetten, om het buiten land de beste waar voor zijn geld te bezorgen, en aldus den buitenlandschen afnemer naar het Hollandsche product të doen verlangen, stootte de Nederlandsche handel hem juist af. De handel gaf, naar het scheen, aan tijdelijke voordeeltjes, waaraan wel een luchtje was, maar clie dan toch oogenblikkelijke winstjes beteekenden, de voor- keur boven zijn duurzaam belang. „Mindere kwaliteit; onvoldoende sorteering en verpakking; te klein, steeds nog kleiner wordend fust; te laag netto gewicht enz." werden de kenmerkende eigenschappen van den Nederlandschen export. Het is droevig te moeten lezen, hoe de Neder landsche handel een eertijds alom geroemd en gezocht product in discrediet heeft gebracht, en, ondanks alle pogingen van goedwillenden en mannen met ruimer blik, dan de beunhazen, die de goede Nederlandsche kansen op de wereld markt aan het verspelen waren, in zijn benepen heid en kortzichtigheid heeft volhard. Tot kort na den oorlog had de Nederlandsche haring zich op de buitenlandsche markt goed kunnen hand haven en daarna is allengs de inzinking geko men. Uit een in 1922 ingesteld onderzoek is ge bleken, dat vrijwel alom het debiet terugliep tengevolge van „verkeerde praktijken" om hei in één woord samen te vatten van den Neder landschen handel. De bovengenoemde memorie toelichting vermeldt één cijfer en dat is spre kend genoeg: „In Zweden, dat vroeger steeds een goede afnemer was van onze maatjesharing, ver toonde de invoer uit ons land een belangrijker, achteruitgang; hij daalde van 7.653.000 K.G, in 1919 tot 528.700 K.G. in 1922." Had nu de Nederlandsche handel uit gebrek aan handelskennis, handelsinzicht en handelsmo raal alleen zijn eigen belangen benadeeld want nu zal hem wel duidelijk zijn, dat hij met zijn praktijken geen zij heeft gesponnen mei zou zich met een „loontje komt om zijn boontje' van de zaak af kunnen maken. Maar het treurige is. dat met de vernietiging van den handel, der steeds afnemenden export, tevens een van onze belangrijke welvaartbronnen, de haringvisscherij werd bedreigd. Dit heeft dan ook de regeering tot indiening van het bovenvermelde ontwerp herleid. Zelf geeft zij te kennen, dat haar ont werp een ultimum remedium is, iets waartoe zij slechts met tegenzin is overgegaan in het belang van de visscherij, nadat onderscheidene poging van goedwillende belanghebbenden door onvol doende medewerking of zelfs tegenwerking in eigen kring niet ertoe hebben geleid „doelmatige maatregelen" te treffen, om het verloren terrein te herwinnen. Er zal nu, naar het ontwerp, een ambtelijk toe zicht worden ingericht over den uitvoerhandel in haring; deze zal als het ware onder ambtelijke curateele worden gesteld, en met strafbepalingen worden gedwongen tot hetgeen hij in zijn welbe grepen belang uit eigen beweging had moeten "oen. De regeering diende haar ontwerp in met te genzin schreven wij zooeven. Ziy geeft tusschen regels door te kennen, dat ook naar hare meening de overheid zich hier weer zal gaan be wegen op een gebied, waar zij eigenlijk niet thuis behoort. Bij voorbaat verklaart de regee ring zich dan ook bereid, zich van dit terrein terug te trekken, wanneer „eene vereeniging van belanghebbenden de controle zelf ter hand zal kunnen nemen onder voldoende waarborgen, dat deze afdoende zal kunnen worden uitgeoefend", - DE NOODLIJDENDE ZEILLOGGERVISSCHERIJ Wie er nog aan getwijfeld mocTit hebben, ol de toestand van onze zeilloggervisscherij inder daad zoo slecht is, als zij wel Is afgeschilderd, zal dit na lezing van het rapport der commissie- Philips niet meer doen. De inkomsten van hei haringvisscherijbedrijf niet hooger dan vóór dei. oorlog, de uitgaven die voor de tonnen, het zout en de gages niet medegerekend daaren tegen met de helft gestegen; het verlies door de deelneming aan de treilvisscherij geleden in het zelfde tijdsverloop toegenomen van 1.3 pCt. tol 6.3 pCt. van de besomming; dat is net weinig be moedigende resultaat van hel accountantsonder zoek! Het lijkt niet erg waarschijnlijk, dat de maat- regelen, welker wenschelijkheid alle comissie- leden beaamden: grootere concentratie van hel bedrijf, vermindering van de erfpachten, door d reeders aan de Gemeente betaald, en het maken van de schutsluis, die de tweede binnenhaven met t afvoerkanaal moet verbinden, voldoende zullen zijn, om tot een verhouding tusschen in komsten en uitgaven te geraken, waardoor hel bedrijf weer winstgevend wordt. De. commissie vergelijkt het bedrijf der acht reeders, wier boekhouding bovenvermelde gege vens heeft opgeleverd, met dat van een andere reederij, waarin de ingewijden onmiddellijk dit van den heer A. van der Toorn Jzn,, herkend zullen hebben. De zeilloggers dezer reederij vin gen en besomden gemiddeld aanmerkelijk meer, dan die van de andere reederijen. Dat is begrij pelijk, want zij vischten langer en met meer net ten en gebruikten netten met nauwer mazen, wel ke, zoolang de haring over het algemeen zoc klein van stuk is, als in de laatste jaren, veel vischnamiger zijn. Er staal tegenover, dal ook hun kosten grooter moeten zijn geweest. Intus. scben, hoewel de commissie daaromtrent niets ïegt, is het van algemeene bekendheid, dat d<. heer van der Toorn veel meer reden heeft, on. over de uilkomsten van zijn bedrijf tevreden U zijn dan zijn vakgenooten. Dezen zijn over hei algemeen geneigd, dit toe te schrijven aan eer bijzonder gelukkig gesternte, waaronder die ree der geboren zou zijn; men vraagt zich desniette min af, of het voor hen geen aanbeveling zou verdienen, zijn bedrijfsmethoden na te volgen. Gaat het beter met het motorloggerbedriji? Over het bedrijf met motorloggers geeft de commissie zeer onvoldoende inlichtingen. Het ac- countantsonderzoek heeft te dien aanzien nage noeg niets opgeleverd, waar men houvast aan heeft. Cijfers omtrent de besommingen en uitga ven vóór en na den oorlog, waardoor men zich evenals ten opzichte van de zeilloggers een be trouwbaar beeld zou kunnen vormen omtrent de verhouding tusschen die beide factoren ontbreken in het rapport geheel. Men kan dus niet beoordeelen, of deze ver houding aanmerkelijk gunstiger is, dan bij de zeil loggers, of dus het plaatsen van motoren in de zeilloggers werkelijk een zoo ingrijpende verbe tering in den toestand zou brengen, dat de Ge meenteraad zich verantwoord zal kunnen gevoe- 'en, om daarvoor gelden beschikbaar te stellen. De reeders schijnen over het algemeen wel te raeenen, dat motorloggers voordeeliger zijn in het gebruik, anders zouden niet zooveel zeillog gers hun totale aantal is thans réeds tot 27 geklommen van motoren worden voorzien, maar reeders kunnen zich ook vergissen en de vraag is bovendien niet alleen, of motorloggers beter zijn, maar ook of het daarmede uitgeoefen de bedrijf in tegenstelling met de zeilloggervis scherij wel winstgevend kan zijn, of het probleem van het herstel der Scheveningsche visscherij du; op die wijze geheel kan worden opgelost. slechjs 13 pCt, hooger dan voor den oorlog, ter wijl de kosten stegen met 78 pCt. Zoowel de Duitsche als de Schotsche vloot is in de lantsU jaren voortdurend kleiner geworden. De Schot sche vloot bestaat grootendeels uil oude, min derwaardige schepen, omdat sinds lang geen vervanging van oude vaartuigen door nieuwe platas vond. Het aantal visschers in Schotland vermindert voortdurend, omdat de jongere gene ratie weinig geneigd is, de haringvisscherij ais beroep te kiezen. Stoomdrifters worden in Enge land, evengoed als zeilloggers hier te lande, voor een appel en een ei verkocht; dat een bruikbare stoomdrifter er niet meer dan 200 pond sterling opbrengt, is tegenwoordig heelemaal geen zeld zaamheid. De Schotsche haringschepen dienen nagenoeg uitsluitend voor de haringvisscherij. Men heeft ze ook wel gebruikt voor de visscherij met de Deensche zegen, maar de resultaten waren- wei nig bemoedigend. Ook in dit opzicht is men er in Schotland dus niet beter aan toe dan bij ons. De visscherij in de Moray Firtk. Goede resultaten schijnt nog de beugvisscherij en de kabeljauwvisscherij met staande nellen in de Moray hirth voor de Schotsche visschers op te leveren. Den britschen stoomtrawlers is liet visschen in die wateren verboden. Natuurlijk is dit den beugvisschers en visschers met kabel- luawnetten aaar niet onwelgevallig, /toowel hun als den Britschen stooinlrawlreeders is het ech ter een voortdurende ergernis, dat vreemde stoomtreilers er buiten het territoriale góuiea ongestoord mogen visschen .Wij ook, ol zij ook niet, zeggen de Britsche stoomtrawlreeders, en daarin hebben zij geen ongelijk. De Moray Firth is in 1892 voor de Britsche stoomtreilers gesloten op grond, dat dit noodig was ter bescherming van den vischstand. in de Moray Firth bevinden zich n.l. belangrijke paai- plaatsen van visch en wordt de stoomtreilvis- scherij er ongestoord uitgeoefend, aan vindt dus veel vernieling van vischbroed en jonge visch plaats. De Britten zouden natuurlijk gaarne willen, dat ook de andere landen aan hun schepen het trawlen in de Moray Firth gaan verbieden en on langs heeft met het oog daarop te Ostende e conferentie van deskundige vertegenwoordigi der betrokken landen plaats gehad, die echier niet tot een overeenstemming is gekomen. Men wil nu de diplomaten de zaak laten opknappen. Men vraagt zich echter af, welke reden de an dere landen hebben, om Engeland in de kwestie der sluiting van de Moray Firth ter wille te zijn, nadat juist dit land zich ter wille van de eigen belangen van een aantal zijner stoomtrawlreeders verzet heeft tegen een dergelijke sluiting gedeelten r,or MJ een [ers Zijn betere prijzen te verwachten? Het oordeel over de vraag of de voorgestelde maatregelen afdoende zullen zijn hangt voor een deel af van de verwachtingen welke men koes tert omtrent de haringmarkt. De commissie is ir, dit opzicht nog al hoopvol gestemd. Als een der hoofdoorzaken van den slechten toestand van het haringvisscherijbedrijf noemt zij de verkleining van het afzetgebied in het buitenland en daarbij denkt zij blijkbaar voornamelijk aan de afzijdig-' heid van Sovjet-Rusland. Vermoedelijk heelt dez echter naar haar meening het langst geduurd, want, zegt zij, in December van het vorige jaar heeft Rusland weder in Engeland aanvraag ge daan en ook hier te lande laten informeeren, op wélke voorwaarden men het wilde léveren. Rusland is zelfs nog verder gegaan; het heefl in het eerste kwartaal van dit jaar ongeveer 11 millioen K.G. pekelharing in Engeland ge kocht tegen weinig meer dan 1/2 millioen K.G. in het eerste kwartaal van 1926. De vraag is intusscnen, of het ook zooveel ge. kocht zou hebben, indien de prijzen hooger wa ren geweest, b.v. op hetzelfde peil als in 1925. Moet die vraag ontkennend beantwoord worden, d.w.z. treedt alleen bij prijzen, die te laag zijn, om een loonende visscherij mogelijk te maken, vraag uit Sovjet-Rusland op, dan beteekent die vraag geen verbetering van de marktpositie. Wat de visscherij noodig heeft, is een grootere afzet bij dezelfde prijzen of hoogere prijzen bij den. zelfden afzet. Als men spreekt van de verklei ning aan het afzetgebied in het buitenland, dan moet dit zoo verstaan worden, dat het gebied, irin de haring tegen prijzen die een loonende visscherij mogelijk maken, kan worden afgezet, kleiner is geworden. Ook in andere landen malaise. Terecht heeft de commissie-Philips erop ger wezen, dat de heerschende malaise geen Scheve- ningsch en zelfs geen uitsluitend Nederlandsch verschijnsel is. Zoowel in Duitschland als in Engeland en Schotland maken haringdrijfnet- visschers zeer moeilijke tijden door. In Duitschland waren de haringprijzen in 1924 der Noordzee, waar de jonge schol zich vooral ophoudt, welke in het belang van de scholvisscherij was voorgesteld, en daardoor een veel belangrijker maatregel in het belang van den vischstand onmogelijk heeft gemaakt. Britsche eigenrechtigheid. Onze stoomtrawlvisscherij heeit rechtstreeks bij de zaak niet veel belang. In het tijdsverloop. 1923- 1925 toch merkten de Schotten geen enkel Ne derlandsch visschersvaartuig in de Moray Firth op. De vreemde stoomtrawlers, welke er kwa men, waren in hoofdzaak van Belgische en ver der van Duitsche nationaliteit. Eerst werd de baai vooral bezocht door stoomtrawlers, welke een Noorsche vlag voeren en een Noor aan boord hadden, die in naam als schipper optrad, doch oor het overige zuiver Britsch waren en hun vangsten te Grimsby aanvoerden. Een aantal schippers aan deze vaartuigen werden wegens overtreding van het trawlverbod veroordeeld. Toen protesteerde echter de Noorsche Regeering met het gevolg, dat het Bitsche departement van buitenlandsche zaken het verbod niet op vreem de schepen toepasselijk verklaarde en verdere vervolgingen uitbleven. Het Schotsche visscherijbestuur bepaalde daar op, dat schepen van vreemde nationaliteit binnen twee maanden, nadat zij in het verboden gebied gevischt hebben, hun vangsten niet in een Brit sche haven mogen aanvoeren. Van deze bepaling is de IJmuidensche Oceaan- visscherij-maatschappij onlangs het slachtoffer geworden. Toen een harer stoomtrawlers, de Oceaan II n.l. haar vangst te Grimsöy wilde ver- koopen, werd deze door de douane in beslag ge nomen, op grond, dat het schip zes ?weken van te voren in de Moray Firth had gelrawld. Deze maatregel schijnt niet van willekeur vrij te pleiten. Natuurlijk kan Engeland aan ieder schip van vreemde nationaliteit verbieden van haar havens gebruik te maken, maar waaraan het het recht ontleende de visch door een Neder landsch vaartuig buiten de Britsche territoriale wateren gevangen, in beslag te nemen en ten eigen bate te verkoopen, is niet duidelijk. Intusschen, het groote Albion neemt het zoo nauw niet met de rechten van de onderdanen van kleine staten. Dat hebben onze haringreeders ondervonden, die nog altijd wachten op schade vergoeding, welke hun toekomt wegens het on rechtmatig opbrengen van hun schepen naan Engeland tijdens den oorlog. AI jaren lang poogt Engeland zich met allerlei chicanes aan de ver plichting tot het betalen van die schadevergoe ding te onttrekken. Scheepvaart DE SCHEEPVAART EN DE LOODSDIENST. Men schrijft ans: Met groote bevreemding lazen wij de verkla ring van den havenmeester van Amsterdam, den heer v. d. Poll, in De Telegraaf, overgenomen door de IJmuider Courant, dat de loodsen het niet te druk hebben. Zeker, het is wel voorgeko men, dat er in de vorige jaren dagen waren, dat er 22 of 23 schepen vertrokken. Maar het geval van j.l. Zaterdag was, dat in den namiddag, in een tijdperk van o.g. 10 uur, 19 schepen naar zee gingen. Dat de loodsen het niet druk hebben moeten wij betwisten. Wij hebben onlangs nog geschre ven, dat het voorgekomen is, dat loodsen in 24 uur, zelfs in 36 uur niet uit de kleeren waren geweest. De havenmeester schrijft trouwens zelf, dat de loodsengemiddeld 7 a 8 reizen per dag maken. Voor een reis van Amsterdam naar IJmuiden of omgekeerd, moet men toch minstens 2 uur re kenen, met een groot schip en bij slecht weer duurt zoo'n reis veel langer. Men is trouwens bij den loodsdienst zelf over tuigd, dat er een tekort aan loodsen is, want de vorige week is een der commissarissen van den loodsdienst bij den hoofdinspecteur geweest, om de aanstelling van meer loodsen te bepleiten. De havenmeester vindt een uur wachten op een loods blijkbaar niet zoo erg, maar voor de weekbooten, die op tijd in Engeland moeten zijn met hun lading levensmiddelen, fruit en groen ten, is ieder uur eF een. De Lelthboot b.v. moet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1927 | | pagina 9