Lig 4 Juni 1927-
3e blad.
[fëland.
Mr*
en
Van den Wachttoren
Kiesrecht voor bakvischjes.
gewaande superioriteit van de man
blijkt ook hieruit, dat zij speciaal vrou-
e belangen en aangelegenheden ge-
zijn te bespotten. Zij maken grapjes
kraamvisites; op heerenvisites en so-
i. ji yorden alleen diepgaande en ern-
gesprekken gehouden!
[et vrouwenkiesrecht heeft lang rijke
a voor mannelijke grapjes. Wij
er nu aan gewoon geraakt en vinden
njet raar meer en het is gebleken, dat
vrouvv door het kiesrecht niet haar
louden is éaan verwaarloozen noch in
manwijf ontaard is, zooals de man-
vreesden.
hebben de vrouwen zoo ver-
Lj voor het kiesrecht gevochten ais in
1 De suffragettes deden als een
kind, dat zijn zin niet kan krij-
iat dwingen en schoppen en in
dingen kapot gooien en meer
dingen. De oorlog heeft aan den
ijd dèr suffragettes een eind gemaakt.
■est der suffragettes werd er zoo ge- k
door vervuld, dat zij hun binnen-
Jjdschen oorlog tegen de mannaheer-
staaktèn, om met den man het
e militarisme te bekampen.
Na den oorlog is een beperkt vrouwen-
•echt in Engeland ingevoerd. De kies
regeling in Engeland doet denken
ku het stelsel-van Houten, dat eens bij
golden heeft. De man moet 21, de
kW 30 jaar oud zijn, om het kiesrecht
rlangen. De man is dus negen jaar eer
wijs dan de vrouw! Eerder in staat,
Jeoordeelen over de belangen van het
foute Britsche rijk.
Minister Baldwin heeft voorgesteld, om
ongelijkheid een eind te maken
tn de 21-jarige vrouw het kies
;hl toe te kennen. Niet alle ministers
het daarmee eens en ook de conser-
Jjlieve partij is er verdeeld over. Het pu-
p stelt veel belang in deze kwestie, de
schrijft er spottend tegen of geest-
liftig voor en humoristen en caricaturis-
hebben stof voor geestigheid door de
iper vote", de bakvischj es-stem. De
ïg in de kiesrechtregeling, door
Idwin voorgesteld, zal op het kiezers-
is grooten invloed hebben. Er komen
[5millioen jonge vrouwen bij en er zullen
te! geheel 2 millioen meer vrouwelijke
mannelijke stemmen uitgebracht wor
wordt. Daar in Engeland de stemplicht
niet bestaat, is dit echter geen bezwaar;
Het sterkste argument voor het voorstel
dunkt ons wel de eenvoudige opmerking:
Waarom wel de 21-jariée mannen en niet
de vrouwen van dien leeftijd?
Voor den Raad
1
Hef argument voor de bakvischjes
luidt: Als mannen van 21 jaar het
echt hebben, mag men het den vrou-
;n niet onthouden.
wordt ingebracht, dat man
vrouw niet gelijk zijn. De man koopt
een nieuwen hoed in het jaar,
vrouw minstens twee. Die onbenullige
:ering kan men in een Enéelsch
van beteekenis lezen. Ook ontkent
ilfde blad, dat iemand recht heeft, om
uit te brengen. De natuur kent
il recht niet. Men vindt er bij de zuige-
wieg geen spoor van. Ook een
leneering, om er een op toe te geven,
ïl ernstig wordt de strijd over de ,,flap-
rote" niet gevoerd. Het voorstel van
eersten minister is een aangename
''.rrassing geweest voor de jonge vrou
en en amuseert het publiek. Men praat
BB «1 over het gevaar van een rokkenre
Jeering, een vrouwelijke overheersching,
caar niemand is er bang voor. Het bak
kie is een aanbiddelijk wezen, schrijft
avoorstander, gun haar ook het verzetje
;rri-naden verkiezingsdag; zij blijft toch in
genomen door' den hartstocht voor
)0rh]|« Charleston en niet voor de politiek,
inoill ha ander komt ertegen op, dat men
Sltfw voorstel van Baldwin belachelijk
WiffliaH en daarmee bestrijdt, door van dej
ivoor de bakvischjes te spreken. Wan-
houdt de periode, die bij jongens er
lisjes tusschen mal en dwaas ligt, op?
'an vrouw van 21 jaar is toch geen bak-
"ahje meer. Men zou haar beleedigen,
Of haar zoo te noemen. Zij kan gehuwd
moeder wezen. Zij heeft een betrek-
U en kan voor zichzelf zorgen. Zij is
der nuchter dan menige jongeling van
jaar. Meer zelfbewust, zeker, in haar
"tog tegenover het leven dan menige
e in van dertig, veertig jaar. Over het al-
neen is zeker de 21-jarige vrouw ook
'tolijk niet minder volwassen dan de
'Wrige man.
ilen heeft ook gevraagd, of Baldwin
p-aan het leger van kiezers 5 millioen
Jp£ vrouwen toe te voegen, zijn eigen
r7® Qkt ingooit. Hij is een conservatief
J de leeftijd van 20 tot 30 jaar is het
ïm?! *oeéankelijk voor nieuwe, radikale
elden. Of is de vrouw uit haar
Overplaatsing onderwijzend personeel.
verband met de opening op 1 beptexnber a.s. van
school J aan de Hadleydw.slr. Ie IJmuiden stellen
B. en W. voor naar deze school over te plaat
sen als hoofd K, Faber en als onderwijzers en on-
derwijzeressen G. J. Breiherkamp, F. de Vhies, J.
Frakken, Mej. K. F. Scholts, Mej, T, Komijn en
Mej. S. Veldman, allen thans aan school Al ver
bonden.
Vervroeging uajaarskoemarkt. In verband
met den voortdurenden teruggang in den aanvang
op de najaarskoemarktte V eisen, hebben B. en
W.- aan de afd. Velsen der Holl. Mij. van Land
bouw advies gevraagd over een eventueele op
heffing van die markt.
Het bestuur der afdeeling is van oordeel, dal
de instelling niet opgeheven moet worden, aange
zien zij nog steeds in eene behoefte voorziet. Het
meent evenwel, dat de markt meer tot haar recht
zou komen, wanneer zij 14 dagen eerder werd
gehouden, omdat de staltijd vervroegd wordt.
in verband met dit advies stellen B. en W.
/oor, de najaarskoemarkt voortaan te houden op
den Zaterdag, voorafgaande aan den laatsten
Dinsdag in October.
Uitbreiding waterleiding. In overeenstem
ming met het 14 September 1926 door de commis
sie voor gas en water uitgebracht advies, werd
door B. en W. aan den directeur voor gas en wa-
ter opgedragen te rapporteeren, wanneer uitbrei-
ding van de prise d'eau der waterleiding zal
moeten plaats hebben en aan welke wijze van
uitbreiding de voorkeur moet worden geschonken.
Dit rapport is 27 April jl. ingekomen.
Volgens het rapport van Ir. Drost van 24 Aug.
1912 zou in het tiende bedrijfsjaar 458,440 Ml
water worden verbruikt, In 1926 is opgepompt
456.070 M3. In hel eerste kwartaal van dit jaar
werd 34 procent water meer aan den bodem ont
trokken, dan in de eerste drie maanden van
1926.
De heer Drost vond hel noodig. omstreeks hel
12e bedrijfsjaar (1928) het aantal bronnen uit te
breiden van 11 tot 18 en een tweede watertoren
te bouwen. De kwestie van een tweede water
toren is inmiddels opgelost, door het bouwen van
een laagreservoir,
Rekening houdende met de voortdurende stij
ging van het waterverbruik en het feit, dat de
uuropbrengst per bron bij gelijke afpomping eer
zal dalen dan stijgen door grooteren weerstand i;
de filters, tengevolge van vervuiling, is het ge
wenscht, teneinde vóór den zomer van 1928 de
prise d'eau vergroot te hebben, nog dit jaar een
aanvang te maken met de voorbereidende werk
zaamheden. 1
Het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening,
nog steeds van oordeel zijnde dat de bestaande
watervang verre van ideaal genoemd moet wor
den, meent, dat onder de huidige omstandigheden
de gemeente practisch' is aangewezen op den aan-j
leg van nog een aantal putten in den Wijk aan
Zeeërweg. De bepaling van het aantal en den af
stand meent het Bureau afhankelijk te moeten
stellen van een pompproef op een nieuw Ie ma.
ken put, in constructie afwijkend van die der be
staande putten, welke proefput als onderdeel
van de uitbreiding kan worden opgenomen. Daar
een spoedige uitbreiding van de capaciteit van
den tegenwoordigen watervang zeer gewenscht is,
doch aan den anderen kant de bepaling van de
toekomstige te volgen gedragslijn de noodige
voorbereidende studie eischl, geeft hel Bureau
overweging, de direct benoodigde capaciteit
voor een tijdvak van b.v. 5 jaar te doen bepalen
en daarnaast het vraagstuk der verder te volgen
politiek aan een onderzoek te doen onderwer
pen.
Met het maken van een proefput, als hierbo
ven bedoeld, kunnen B. en W. zich vereenigen.
Van het resultaat daarvan zal afhangen, hoe groot
het aantal te maken putten zal zijn, noodig voor
een nader te ramen aantal jaren.
De uitbreiding van de prise d'eau brengt mede
de uitbreiding der filter- en pompinstallatie.
De totale kosten van één proefput en van de
uitbreiding der filter- en pompinstallatie worden
geraamd op f 48400.
B. en W. stellen voor, dit crediet toe te staan.
Zoodra de uitkomst der proefpomping bekend
is, kan het aantal nog te maken putten bepaald
worden, waaromtrent U dan een nadere voor
dracht zal bereiken.
De Commissie voor gas en water kan zich
hiermede vereenigen.
Van vreemde nationaliteit kwamen van de
treilvisscherij te IJmuiden binnen gedurende de
maand April van dit jaar 28 Duitsche stoom-
treilers met 1 87.062 en 1 Deensche snurrevaar-
der met f 1031 besomming tegen in April van het
vorig jaar 49 Duitsche stoomtreilers, die f 125.120
besomden en in de eerste vier maanden van dit
jaar 127 Duitsche stoomtreilers met t 409.445
besomming, 1 Duitsche motortreiler met i 217 en
4 Deensche motorlreilers met f 3943 besomming
tegen in de eerste vier maanden van het vorig
jaar 129 Duitsche stoomtreilers mei f 402.246 be
somming, 5 Belgische stoomtreilers met f 16.540
en 2 Deensche motorlreilers met f 1608 besom
ming.
Van de beugvisscherij kwamen in April van
dit jaar te IJmuiden binnen 15 stoombeugers met
f 18.994 besomming en April van het vorig jaar
29 stoombeugers, die f 30.692 besomden en in de
eerste vier maanden van dit jaar 73 sloom'oeu-
gers, die f 120.441 besomden legen in de eerste
vier maanden van het vorig jaar 130 stoombeu
gers met f 157.331 en 1 zeilbeuger(sloep) met
105 besomming.
Van de haringvisscherij kwamen in April
dit jaar geen vaartuigen binnen, evenmin als in
April van het vorig jaar en in de eerste vier
maanden van dit jaar 1 stoomlogger met f 2849
en 2 motorloggers met f 627 besomming tegen
gelijk tijdvak van het vorig jaar I stoomlogger
met f 1657 en 2 Engelsche stoomloggers mei
f 5043 besomming.
Het aantal in April van dit jaar binnen geko
men visschersvaarluigen bedraagt 684 tegen in
April van het vorig jaar 718 en in de eerste vier
maanden van dit jaar 2799 tegen in gelijk tijdvak
van het vorig jaar 3218.
De in consignatie aangevoerde vischzendinger.
brachten in April van dit jaar op I 9563 legen in
April van het vorig jaar f 10.219 en in de eerste;
vier maanden van dit jaar f 101.609 tegen in de
eerste vier maanden v^n het vorig jaar f 80.061,
De opbrengst van de in April van dit jaar aan
gevoerde visch bedroeg f 846.950 tegen in April
van het vorig jaar f 679.595 terwijl de totaalop
brengst van alle in de eerste vier maanden
dit jaar aangevoerde visch bedraagt f 4.057.126
tegen in gelijk tijdvak van hel vorig jaar
f 4.116.245,
In dit verband zouden wij nu eene vraag willen
doen. De memorie van toelichting vermeldt, dat
de kosten van uitvoering van de wet niet hoog
zullen loopen, omdat „een deel dier kosten" zal
worden gedekt door de opbrengst van door hel
Kijk te verstrekken merken. De bedoeling is dus,
dat de belastingplichtigen weer yoor de rest
de bres zullen springen; voor eene Staatsbe
moeiing, die, naar eigen erkentenis der regeerin;
geen Staatsbemoeiing moest zijn.
Nu zouden wij willen vragen, of dit noodig is.
Is het niet beter, de kosten geheei op de belang
hebbenden, die de wet noodig hebben gemaakt,
te verhalen? Ons dunkt, men zou voor de ver
richtingen van de „ambtenaren", die „ter bevor.
dering van eene behoorlijke uitvoering dezer
wet zullen worden benoemd, van de belangheb
benden te wier directe bate zij dan toch in de
eerste plaats werkzaam zijn, eene voldoende re
tributie kunnen eischen, om alle kosten goed te
maken. Geschiedt dit, dan zal ook onder de be
langhebbenden de drang, om de controle zelf ter
hand te nemen, worden bevorderd; meer worden
aangezet in ieder geval, dan wanneer overneming
van de controle gelijk zal staan met overneming
van een gedeeltelijk gratis verstrekten (Rijks)-
dienst geheel voor eigen kosten en rekening.
HET HOLLANDSCHE ZEEBANKET.
Visscherij
jw
meer conservatief dan de man? Ook
lard
r.er e®n moeilijke vraag. Wat de vrouw
is zij goed. Of stevig conservatief of
fc. ',nks. Maar misschien heeft een
pPicus wel gelijk, die Baldwin verwe-
een geschenk te brengen, dat
de meesten niet gewild
Gedurende de maand April van dit jaar zijn
te IJmuiden aan den rijksvischafslag aangekomen
308 stoomtreilers met f 672,861 besomming tegen
in April van het vorig jaar 263 stoomtreilers
met f 466.958 besomming en in de eerste vier
maanden van dit jaar 139 stoomtreilers met
f 3.167.856 besomming tegen in gelijk tijdvak var.
het vorig jaar 1391 stoomtreilers, die f 3.154.259
besomden. Verder kwamen in April van dit jaar
van de treilvisscherij te IJmuiden binnen:
12 motorloggers met f 6558 besomming tegen
in April van het vorig jaar 4 dier vaartuigen met
f 1386 besomming en in de eerste vier maanden
van dit jaar 38 motorloggers met f 24.489 be-
somming tegen in gelijk tijdvak van het vorig
jaar 8 dier vaartuigen, die f 4174 besomden;
145 zeilloggers met f 44.503 besomming tegen
in April van het vorig jaar 144 dier vaartuigen
met f 31.586 besomming en in de eerste vier
maanden van dit jaar 422 zeilloggers met f 199.742
besomming tegen in de eerste vier maanden van
het vorig jaar 480 zeilloggers, die f 241.168 be
somden;
163 motorkustvisschers met f 6264 besomming
tegen in April van het vorig jaar 196 dier vaar
tuigen met f 13,250 besomming en in de eerste
vier maanden van dit jaar 512 motorkustvis
schers met f 23.570 besomming tegen in gelijk
tijdvak van 't vorig jaar 835 dier vaartuigen, die
f 49.566 besomden;
geen zeilkustvisschers tegen in April van het
vorig jaar 11 dier vaartuigen, die f 121 besom
den en in de eerste vier maanden van dit jaar 23
zeilkustvisschers met f 240 besomming tegen in
gelijk tijdvak van het vorig jaar'67 dier vaartui
gen, die f 870 besomden;
12 open booten met f 110 besomming tegen in
April van het vorig jaar 22 open booten die f 257
besomden en in de eerste vier maanden van dit
jaar 204 open booten met f 2091 besomming le
gen in gelijk tijdvak van het vorig jaar 167 dier,
vaartuigen, die f 1593 besomden. I
Onder dezen titel schrijft de N. Rott. Ct. in e.
hoofdartikel:
Er is een wetsontwerp ingediend, om het oude,
beroemde Hollandsche zeebanket rn bescherming
te nemen, officieel gezegd: om misbruiken in den
uitvoerhandel van haring te voorkomen. Wat ii
de memorie van toelichting verteld wordt om-
trent de praktijken, die bij dien uitvoerhandel
worden in toepasing gebracht, levert eene schets
van hoe een oudtijds krachtig bedrijf door kort
zichtigheid en beunhazerij naar den kelder kan
worden geholpen. De Nederlandsche haringhandel
als algemeenheid genomen; er zijn natuurlijk
verschillende haringhandelaars op wie hetgeen
hier volgt niet .van to'epassing is fs in alle
opzichten in zijn taak tekort geschoten.
Zijn taak is, gelijk zij in de memorie van toe-
iichling wordt omschreven, „door zorgvuldige
behandeling van het product, goede sorteering en
doelmatige verpakking, gepaard gaande met de
toepasing van reëele handelsgebruiken, den goe
den naam van de Nederlandsche haring op de
wereldmarkt te handhaven en den alzet van ons
pioduct te verzekeren". Maar de handel heeft
zich hiervan hoe langer hoe minder aangetrok
ken. Om aan de toenemende concurrentie van
vreemde haring op buitenlandsche markten het
hoofd te bieden, zocht hij zijn kracht juist in al
les, wat, naar hij met zekerheid k'on voorzien,
op den duur zijn bedrijf te gronde moest rich
ten. In stee er alles op te zetten, om het buiten
land de beste waar voor zijn geld te bezorgen,
en aldus den buitenlandschen afnemer naar het
Hollandsche product të doen verlangen, stootte
de Nederlandsche handel hem juist af. De handel
gaf, naar het scheen, aan tijdelijke voordeeltjes,
waaraan wel een luchtje was, maar clie dan toch
oogenblikkelijke winstjes beteekenden, de voor-
keur boven zijn duurzaam belang. „Mindere
kwaliteit; onvoldoende sorteering en verpakking;
te klein, steeds nog kleiner wordend fust; te laag
netto gewicht enz." werden de kenmerkende
eigenschappen van den Nederlandschen export.
Het is droevig te moeten lezen, hoe de Neder
landsche handel een eertijds alom geroemd en
gezocht product in discrediet heeft gebracht, en,
ondanks alle pogingen van goedwillenden en
mannen met ruimer blik, dan de beunhazen, die
de goede Nederlandsche kansen op de wereld
markt aan het verspelen waren, in zijn benepen
heid en kortzichtigheid heeft volhard. Tot kort
na den oorlog had de Nederlandsche haring zich
op de buitenlandsche markt goed kunnen hand
haven en daarna is allengs de inzinking geko
men. Uit een in 1922 ingesteld onderzoek is ge
bleken, dat vrijwel alom het debiet terugliep
tengevolge van „verkeerde praktijken" om hei
in één woord samen te vatten van den Neder
landschen handel. De bovengenoemde memorie
toelichting vermeldt één cijfer en dat is spre
kend genoeg: „In Zweden, dat vroeger steeds een
goede afnemer was van onze maatjesharing, ver
toonde de invoer uit ons land een belangrijker,
achteruitgang; hij daalde van 7.653.000 K.G, in
1919 tot 528.700 K.G. in 1922."
Had nu de Nederlandsche handel uit gebrek
aan handelskennis, handelsinzicht en handelsmo
raal alleen zijn eigen belangen benadeeld
want nu zal hem wel duidelijk zijn, dat hij met
zijn praktijken geen zij heeft gesponnen mei
zou zich met een „loontje komt om zijn boontje'
van de zaak af kunnen maken. Maar het treurige
is. dat met de vernietiging van den handel, der
steeds afnemenden export, tevens een van onze
belangrijke welvaartbronnen, de haringvisscherij
werd bedreigd. Dit heeft dan ook de regeering
tot indiening van het bovenvermelde ontwerp
herleid. Zelf geeft zij te kennen, dat haar ont
werp een ultimum remedium is, iets waartoe zij
slechts met tegenzin is overgegaan in het belang
van de visscherij, nadat onderscheidene poging
van goedwillende belanghebbenden door onvol
doende medewerking of zelfs tegenwerking in
eigen kring niet ertoe hebben geleid „doelmatige
maatregelen" te treffen, om het verloren terrein
te herwinnen.
Er zal nu, naar het ontwerp, een ambtelijk toe
zicht worden ingericht over den uitvoerhandel in
haring; deze zal als het ware onder ambtelijke
curateele worden gesteld, en met strafbepalingen
worden gedwongen tot hetgeen hij in zijn welbe
grepen belang uit eigen beweging had moeten
"oen.
De regeering diende haar ontwerp in met te
genzin schreven wij zooeven. Ziy geeft tusschen
regels door te kennen, dat ook naar hare
meening de overheid zich hier weer zal gaan be
wegen op een gebied, waar zij eigenlijk niet
thuis behoort. Bij voorbaat verklaart de regee
ring zich dan ook bereid, zich van dit terrein
terug te trekken, wanneer „eene vereeniging van
belanghebbenden de controle zelf ter hand zal
kunnen nemen onder voldoende waarborgen, dat
deze afdoende zal kunnen worden uitgeoefend", -
DE NOODLIJDENDE ZEILLOGGERVISSCHERIJ
Wie er nog aan getwijfeld mocTit hebben, ol
de toestand van onze zeilloggervisscherij inder
daad zoo slecht is, als zij wel Is afgeschilderd,
zal dit na lezing van het rapport der commissie-
Philips niet meer doen. De inkomsten van hei
haringvisscherijbedrijf niet hooger dan vóór dei.
oorlog, de uitgaven die voor de tonnen, het
zout en de gages niet medegerekend daaren
tegen met de helft gestegen; het verlies door de
deelneming aan de treilvisscherij geleden in het
zelfde tijdsverloop toegenomen van 1.3 pCt. tol
6.3 pCt. van de besomming; dat is net weinig be
moedigende resultaat van hel accountantsonder
zoek!
Het lijkt niet erg waarschijnlijk, dat de maat-
regelen, welker wenschelijkheid alle comissie-
leden beaamden: grootere concentratie van hel
bedrijf, vermindering van de erfpachten, door d
reeders aan de Gemeente betaald, en het maken
van de schutsluis, die de tweede binnenhaven
met t afvoerkanaal moet verbinden, voldoende
zullen zijn, om tot een verhouding tusschen in
komsten en uitgaven te geraken, waardoor hel
bedrijf weer winstgevend wordt.
De. commissie vergelijkt het bedrijf der acht
reeders, wier boekhouding bovenvermelde gege
vens heeft opgeleverd, met dat van een andere
reederij, waarin de ingewijden onmiddellijk dit
van den heer A. van der Toorn Jzn,, herkend
zullen hebben. De zeilloggers dezer reederij vin
gen en besomden gemiddeld aanmerkelijk meer,
dan die van de andere reederijen. Dat is begrij
pelijk, want zij vischten langer en met meer net
ten en gebruikten netten met nauwer mazen, wel
ke, zoolang de haring over het algemeen zoc
klein van stuk is, als in de laatste jaren, veel
vischnamiger zijn. Er staal tegenover, dal ook
hun kosten grooter moeten zijn geweest. Intus.
scben, hoewel de commissie daaromtrent niets
ïegt, is het van algemeene bekendheid, dat d<.
heer van der Toorn veel meer reden heeft, on.
over de uilkomsten van zijn bedrijf tevreden U
zijn dan zijn vakgenooten. Dezen zijn over hei
algemeen geneigd, dit toe te schrijven aan eer
bijzonder gelukkig gesternte, waaronder die ree
der geboren zou zijn; men vraagt zich desniette
min af, of het voor hen geen aanbeveling zou
verdienen, zijn bedrijfsmethoden na te volgen.
Gaat het beter met het motorloggerbedriji?
Over het bedrijf met motorloggers geeft de
commissie zeer onvoldoende inlichtingen. Het ac-
countantsonderzoek heeft te dien aanzien nage
noeg niets opgeleverd, waar men houvast aan
heeft. Cijfers omtrent de besommingen en uitga
ven vóór en na den oorlog, waardoor men zich
evenals ten opzichte van de zeilloggers een be
trouwbaar beeld zou kunnen vormen omtrent de
verhouding tusschen die beide factoren ontbreken
in het rapport geheel.
Men kan dus niet beoordeelen, of deze ver
houding aanmerkelijk gunstiger is, dan bij de zeil
loggers, of dus het plaatsen van motoren in de
zeilloggers werkelijk een zoo ingrijpende verbe
tering in den toestand zou brengen, dat de Ge
meenteraad zich verantwoord zal kunnen gevoe-
'en, om daarvoor gelden beschikbaar te stellen.
De reeders schijnen over het algemeen wel te
raeenen, dat motorloggers voordeeliger zijn in
het gebruik, anders zouden niet zooveel zeillog
gers hun totale aantal is thans réeds tot
27 geklommen van motoren worden voorzien,
maar reeders kunnen zich ook vergissen en de
vraag is bovendien niet alleen, of motorloggers
beter zijn, maar ook of het daarmede uitgeoefen
de bedrijf in tegenstelling met de zeilloggervis
scherij wel winstgevend kan zijn, of het probleem
van het herstel der Scheveningsche visscherij du;
op die wijze geheel kan worden opgelost.
slechjs 13 pCt, hooger dan voor den oorlog, ter
wijl de kosten stegen met 78 pCt. Zoowel de
Duitsche als de Schotsche vloot is in de lantsU
jaren voortdurend kleiner geworden. De Schot
sche vloot bestaat grootendeels uil oude, min
derwaardige schepen, omdat sinds lang geen
vervanging van oude vaartuigen door nieuwe
platas vond. Het aantal visschers in Schotland
vermindert voortdurend, omdat de jongere gene
ratie weinig geneigd is, de haringvisscherij ais
beroep te kiezen. Stoomdrifters worden in Enge
land, evengoed als zeilloggers hier te lande, voor
een appel en een ei verkocht; dat een bruikbare
stoomdrifter er niet meer dan 200 pond sterling
opbrengt, is tegenwoordig heelemaal geen zeld
zaamheid.
De Schotsche haringschepen dienen nagenoeg
uitsluitend voor de haringvisscherij. Men heeft
ze ook wel gebruikt voor de visscherij met de
Deensche zegen, maar de resultaten waren- wei
nig bemoedigend. Ook in dit opzicht is men er in
Schotland dus niet beter aan toe dan bij ons.
De visscherij in de Moray Firtk.
Goede resultaten schijnt nog de beugvisscherij
en de kabeljauwvisscherij met staande nellen in
de Moray hirth voor de Schotsche visschers op
te leveren. Den britschen stoomtrawlers is liet
visschen in die wateren verboden. Natuurlijk is
dit den beugvisschers en visschers met kabel-
luawnetten aaar niet onwelgevallig, /toowel hun
als den Britschen stooinlrawlreeders is het ech
ter een voortdurende ergernis, dat vreemde
stoomtreilers er buiten het territoriale góuiea
ongestoord mogen visschen .Wij ook, ol zij ook
niet, zeggen de Britsche stoomtrawlreeders, en
daarin hebben zij geen ongelijk.
De Moray Firth is in 1892 voor de Britsche
stoomtreilers gesloten op grond, dat dit noodig
was ter bescherming van den vischstand. in de
Moray Firth bevinden zich n.l. belangrijke paai-
plaatsen van visch en wordt de stoomtreilvis-
scherij er ongestoord uitgeoefend, aan vindt dus
veel vernieling van vischbroed en jonge visch
plaats.
De Britten zouden natuurlijk gaarne willen,
dat ook de andere landen aan hun schepen het
trawlen in de Moray Firth gaan verbieden en on
langs heeft met het oog daarop te Ostende e
conferentie van deskundige vertegenwoordigi
der betrokken landen plaats gehad, die echier
niet tot een overeenstemming is gekomen. Men
wil nu de diplomaten de zaak laten opknappen.
Men vraagt zich echter af, welke reden de an
dere landen hebben, om Engeland in de kwestie
der sluiting van de Moray Firth ter wille te zijn,
nadat juist dit land zich ter wille van de eigen
belangen van een aantal zijner stoomtrawlreeders
verzet heeft tegen een dergelijke sluiting
gedeelten r,or MJ
een
[ers
Zijn betere prijzen te verwachten?
Het oordeel over de vraag of de voorgestelde
maatregelen afdoende zullen zijn hangt voor een
deel af van de verwachtingen welke men koes
tert omtrent de haringmarkt. De commissie is ir,
dit opzicht nog al hoopvol gestemd. Als een der
hoofdoorzaken van den slechten toestand van het
haringvisscherijbedrijf noemt zij de verkleining
van het afzetgebied in het buitenland en daarbij
denkt zij blijkbaar voornamelijk aan de afzijdig-'
heid van Sovjet-Rusland. Vermoedelijk heelt dez
echter naar haar meening het langst geduurd,
want, zegt zij, in December van het vorige jaar
heeft Rusland weder in Engeland aanvraag ge
daan en ook hier te lande laten informeeren, op
wélke voorwaarden men het wilde léveren.
Rusland is zelfs nog verder gegaan; het heefl
in het eerste kwartaal van dit jaar ongeveer
11 millioen K.G. pekelharing in Engeland ge
kocht tegen weinig meer dan 1/2 millioen K.G.
in het eerste kwartaal van 1926.
De vraag is intusscnen, of het ook zooveel ge.
kocht zou hebben, indien de prijzen hooger wa
ren geweest, b.v. op hetzelfde peil als in 1925.
Moet die vraag ontkennend beantwoord worden,
d.w.z. treedt alleen bij prijzen, die te laag zijn,
om een loonende visscherij mogelijk te maken,
vraag uit Sovjet-Rusland op, dan beteekent die
vraag geen verbetering van de marktpositie. Wat
de visscherij noodig heeft, is een grootere afzet
bij dezelfde prijzen of hoogere prijzen bij den.
zelfden afzet. Als men spreekt van de verklei
ning aan het afzetgebied in het buitenland, dan
moet dit zoo verstaan worden, dat het gebied,
irin de haring tegen prijzen die een loonende
visscherij mogelijk maken, kan worden afgezet,
kleiner is geworden.
Ook in andere landen malaise.
Terecht heeft de commissie-Philips erop ger
wezen, dat de heerschende malaise geen Scheve-
ningsch en zelfs geen uitsluitend Nederlandsch
verschijnsel is. Zoowel in Duitschland als in
Engeland en Schotland maken haringdrijfnet-
visschers zeer moeilijke tijden door.
In Duitschland waren de haringprijzen in 1924
der Noordzee, waar de jonge schol
zich vooral ophoudt, welke in het belang van de
scholvisscherij was voorgesteld, en daardoor een
veel belangrijker maatregel in het belang van den
vischstand onmogelijk heeft gemaakt.
Britsche eigenrechtigheid.
Onze stoomtrawlvisscherij heeit rechtstreeks bij
de zaak niet veel belang. In het tijdsverloop. 1923-
1925 toch merkten de Schotten geen enkel Ne
derlandsch visschersvaartuig in de Moray Firth
op. De vreemde stoomtrawlers, welke er kwa
men, waren in hoofdzaak van Belgische en ver
der van Duitsche nationaliteit. Eerst werd de
baai vooral bezocht door stoomtrawlers, welke
een Noorsche vlag voeren en een Noor aan boord
hadden, die in naam als schipper optrad, doch
oor het overige zuiver Britsch waren en hun
vangsten te Grimsby aanvoerden. Een aantal
schippers aan deze vaartuigen werden wegens
overtreding van het trawlverbod veroordeeld.
Toen protesteerde echter de Noorsche Regeering
met het gevolg, dat het Bitsche departement van
buitenlandsche zaken het verbod niet op vreem
de schepen toepasselijk verklaarde en verdere
vervolgingen uitbleven.
Het Schotsche visscherijbestuur bepaalde daar
op, dat schepen van vreemde nationaliteit binnen
twee maanden, nadat zij in het verboden gebied
gevischt hebben, hun vangsten niet in een Brit
sche haven mogen aanvoeren.
Van deze bepaling is de IJmuidensche Oceaan-
visscherij-maatschappij onlangs het slachtoffer
geworden. Toen een harer stoomtrawlers, de
Oceaan II n.l. haar vangst te Grimsöy wilde ver-
koopen, werd deze door de douane in beslag ge
nomen, op grond, dat het schip zes ?weken van
te voren in de Moray Firth had gelrawld.
Deze maatregel schijnt niet van willekeur vrij
te pleiten. Natuurlijk kan Engeland aan ieder
schip van vreemde nationaliteit verbieden van
haar havens gebruik te maken, maar waaraan
het het recht ontleende de visch door een Neder
landsch vaartuig buiten de Britsche territoriale
wateren gevangen, in beslag te nemen en ten
eigen bate te verkoopen, is niet duidelijk.
Intusschen, het groote Albion neemt het zoo
nauw niet met de rechten van de onderdanen
van kleine staten. Dat hebben onze haringreeders
ondervonden, die nog altijd wachten op schade
vergoeding, welke hun toekomt wegens het on
rechtmatig opbrengen van hun schepen naan
Engeland tijdens den oorlog. AI jaren lang poogt
Engeland zich met allerlei chicanes aan de ver
plichting tot het betalen van die schadevergoe
ding te onttrekken.
Scheepvaart
DE SCHEEPVAART EN DE LOODSDIENST.
Men schrijft ans:
Met groote bevreemding lazen wij de verkla
ring van den havenmeester van Amsterdam, den
heer v. d. Poll, in De Telegraaf, overgenomen
door de IJmuider Courant, dat de loodsen het
niet te druk hebben. Zeker, het is wel voorgeko
men, dat er in de vorige jaren dagen waren, dat
er 22 of 23 schepen vertrokken. Maar het geval
van j.l. Zaterdag was, dat in den namiddag, in
een tijdperk van o.g. 10 uur, 19 schepen naar zee
gingen.
Dat de loodsen het niet druk hebben moeten
wij betwisten. Wij hebben onlangs nog geschre
ven, dat het voorgekomen is, dat loodsen in 24
uur, zelfs in 36 uur niet uit de kleeren waren
geweest.
De havenmeester schrijft trouwens zelf, dat de
loodsengemiddeld 7 a 8 reizen per dag maken.
Voor een reis van Amsterdam naar IJmuiden of
omgekeerd, moet men toch minstens 2 uur re
kenen, met een groot schip en bij slecht weer
duurt zoo'n reis veel langer.
Men is trouwens bij den loodsdienst zelf over
tuigd, dat er een tekort aan loodsen is, want de
vorige week is een der commissarissen van den
loodsdienst bij den hoofdinspecteur geweest, om
de aanstelling van meer loodsen te bepleiten.
De havenmeester vindt een uur wachten op
een loods blijkbaar niet zoo erg, maar voor de
weekbooten, die op tijd in Engeland moeten zijn
met hun lading levensmiddelen, fruit en groen
ten, is ieder uur eF een. De Lelthboot b.v. moet