1 VOOR DE KINDEREN BINNENLAND Een Jachtavontuur. HET NIEUWE DAGBLAD WOENSDAG 4 NOVEMBER 1931 I TWEEDE KAMER. 3 November. Ds. Faber geïnstalleerd. De algcmeene beschouwingen geopend. Een vroeg einde op den eersten discussiedag. salaris of erfenis? "Vandaag is de opvolger van den lieer üKLeerekooper, Ds, Faber geïnstalleerd. Op vallend was daarbij, dat Ds. Faber den eed aflegde, hoewel tot dusver de sociaal-demo eraten steeds de belofte hebben afgelegd. Ds. Faber as na zijn installatie met de Kamel en de wegens de alge mienee beschouwingen op de iStaatsbegrooting vrijwel volledig aan wezige regeering, gaan kennismaken. Vooral de begroeting door minister Deckers was zeel- hartelijk. Nu Ds. Lingbeek ontslag gaat nemen als Kamerlid zorgt Ds. Faber er voor, dat het contingent dominees op peil blijft. Vandaag zijn de algemeene beschouwingen op de Staatsbegrooting aangevangen. De eenige spreker van eenige beteökeniis was de heer Albarda. Na hem nog de politieke een lingen Braat en Vos. En toen bleek, dat de andere sprekers eerst hadden willen afwach ten, wat de andere sprekers hadden willen zeggen. Faute de combattans sloot de pre sident reeds te kwart over 4 de vergadering. In de hoop, dat morgen de storm der wel sprekendheid wat vlotter vloeien zal. De heer Albarda heeft vooral zijn aandacnt gegeven aan de begroeting. Minder ai vormde deze zijn begin aan de vragen naar socialisme of kapitalisme, nu daar over reeds bij de interpellatie-v. d. Tempel het noodige van gezegd. Wanneer de Memorie van Antwoord op de menschelijke zonde wees als de eeTste oorzaak van de maatschappelijke ellende, dan merkte de heer Alberda op, dat deze zonden toch wel het allermeest begaan waren door de heerschende klasse 'aller lan den. Wanneer die memorie ook „de mi<Je loten" van het kapitalisme wilde afsnijden, dan geloofde de heer Albarda dat daarvan zonder opheffing van het privaat bezit nooit met succes sprake zal kunnen zijn. Hij er kende, dat het kapitalisme gevolg is van een historisch groei-proces, maar dat dit toch nooit de eisch zal kunnen wegnemen, wanneer noodig, daarmede te breken. Aan de slavernij is toch ook op eens een eind gemaakt. De heer Albarda nam overal strijd tegen het kapitalisme waar. Bij fascisten en com munisten. En hij betoogde ook dat de R.K. Kerk daarom alleen haar vat op de arbeiders behield, omdat in de encyclieken harde en vernietigende waarheden over het kapitalisme worden gezegd. Dat op het oogenblik. het kapitalisme nog leeft, zei de heer Albarda, was te danken aan het feit, dat t door de machtsmiddelen van den Staat wordt ge steund. De heer Albarda bet-oogde voorts, dat de regeering zich nog steeds geen rekenschap geeft van de gevolgen der crisis. Van loons verlaging wenscht de heer Albarda niet te hooren. De R.K. fractie verweet hij, dat zij, door haar steun aan de regeering, deze den moed heeft gegeven om de mogelijkheid van loonsverlaging niet uit te sluiten. Maar aldus de s:d.-leider de arbeiders verdragen de armoede niet meer. Ten hoogste zullen zij iets willen overwegen, als de boeken open gaan en de noodzakelijkheid dér loonsverla ging bewezen wordt. Wat 'de ambtenaarssalarissen betreft ook de korting daarop, heeft de instem ming van de sociaal-democraten niet. Den financieelen toestand van de begrooting ziet ook de heer Albarda ais niet rooskleurig. Maar in ons land is hij toch minder ellendig dan elders. Voor inflatie behoeft naar zijn in zicht geen reden te zijn. Hij waarschuwde de regeering dan ook zeer, met het gevaar voor inflatie niet alteveel te schermen. Daar van iis vroeger de heer Albarda bedoelde natuurlijk door de regeering-Colijin te veel misbruik gemaakt, om thans te kunnen in slaan. De heer Albarda wil alle krachten inspan nen om de begroeting sluitend te krijgen. Maar dat zijne middelen anders zijn. dan die der regeering zal ieder wel willen aanne men. Ook de leider der soc.-dem, fractie is van meenhig, dat de aspecten er voor de be grooting niet schooner op geworden zijn in den loop der laatste maanden. Bezwaren heef t de heer Albarda ook tegen de vermindering van de storting in het In- validiteitsfonds. Wanneer er in dat fonds een surplus is, dan moet dit, naar de meening van den heer Albarda, worden besteed voor den uitbouw van de sociale verzekering, b.v. om de ondernemers met kleine inkomens van premiebetaling vrij te stellen. Groot be zwaar heeft de heer Albarda tegen de ver mindering van de uitkeering aan de gemeen ten uit het gemeentefonds, betreffende de ambtenaarssalarissen. In dit verband wees de heer Albarda ook op den invloed, die de regeering wil krijgen op de begrooting van gemeenten met drin gende behoefte aan kasgeld. Hij noemde dat een „Hetze" tegen de gemeenten, een „Hetze" tegen de sociale politiek der gemeenten, een „Hetze" tegen de sociale politiek van demo- era tisclie gemeenten, die verhinderd zouden worden te leenen voor sociale doeleinden. Hij verwachtte daarvan groote verbittering en gerechtvaardigde Verbittering. Gelijk gezegd- de heer Albarda wenscht een ander begrootingsplan uitgevoerd te zien. Bestaande uit: a. het krachtiger dan wordt voorgesteld, aanwenden van de overschotten op vorige dienstjaren; b. het besnoeien van de totale defensie uitgaven met 25 pet. en c. het heffen van een tijdelijke crisisbelas ting op de gelijk gebleven inkomens en op de vermogens. Wat de defensie betreft, achtte hij het noo dig, teneinde de wereld van het oogenblik te redden, dat wordt afgezien van de uitgaven voor defensie. Hij geloofde ook, dat het mili tairisme de volken wordt opgedrongen. De heer Albarda eindigde met een motie voor te stellen, waarin om 25 pet. korting op de defensieuitgaven werd gevraagd. De heeren Braat en Vos (de laatste sprak al heel kort) hebben de malaise (de heer Braat sprak van „milaise") in haar werking voor -handel, landbouw en scheepvaart ge schetst. De heer Braat zag daarmede in ver band ook den nood van de staatsbegroo ting. Welnu, daaraan moest iets gedaan wor den. Niet door een benzine-belastin-g. Die voor het bedrijfsleven zeer nadeelig zou zijn. Maar allereerst door aanmerkelijke be zuinigingen. op de salarislasten en op de on onderwijs uitgaven. De salarissen der ambtenaren dat is 's heeren Braat's nachtmerrie. Waarom, zoo riep hij uit, ontslaat de regeering niet alle ambtenaren? Er zijn er genoeg, die voor de helft van het geld willen werken. Daar heb je bijvoorbeeld de heer Braat werd tegen Kamerusance in persoonlijk den griffier en de commiezen-griffier. Die genieten geen salaris, wat die per jaar krijgen is een erfenis! (Groote hilariteit) Wanneer de heer Braat verzet aanteekende tegen cumulatie van inkomens en pensioe nen uit de publieke kas, dan maakte hij be zwaar tegen dingen, die somtijds heel scherp onwensehelijk zijn. W ij worden natuurlijk niet persoonlijk. Maar deze cumulaties be treffen gewoonlijk Kamerleden, En nu is het eerste woord om hier iets te doen aan de Ka mer zelf. De regeering deed enkele jaren ge leden een poging, die door de Kamer, dewelke zich daarbij om Mr. Troelstra schaarde, werd afgewezen voor de zittende Kamerleden, De regeering kan dus thans niet het eerste woord meer spreken Morgen gaan de sluizen der welsprekend heid waarschijnlijk wel weer open. INTIMUS. DE WINNAAR VAN DEN WEDSTRIJD WELSPREKEND HEID. •N HALF JAAR STUDIE IN AMERIKA AANGEBODEN. Onze jeugdige stadgenoot Henri van Hoof, de 17-jarige leerling v-an het R.K. Lyceum, die te Washington verleden week -de eerste prijs in den Internationalen wedstrijd in wel sprekendheid heeft gewonnen. heeft een waarlijk zeer vereerend aanbod gekregen in Amerika. Het Institute of International Oratorical Contest, dat de wedstrijden orga niseerde, heeft hem uitgenoodigd om als gast o-edurende een half jaar de colleges aan de Universiteit te Washington te komen volgen. De Nederlandsche gezant te Washting-ton, de heer Van Roy en heeft de uitnoodiging naar Henri's oudei-s te Haarlem getelegrafeerd en Henri zelf liet een telegram volgen: „Ant woordt Ja". Na rijp beraad hebben de ouders dit ant woord gegeven. Hun zoon blijft dus voor- loopig in Amerika. Henri heeft intusschen iets van do Vereemg- de Staten gezien en dat op Am-erikaansche wijze. Met oen vliegtuig is hij. naar hij aan zijn moeder schreef, naar -de Ni-agara-water- val gewees-t en natuurlijk logeert hij in het grootste hotel ter wereld! Iedere pagina van dit blad is interessant En zoo blijft het! DE DRUKWERKEN UIT NEGEN BUSSEN WEG. BUIT VAN DE POSTROOVERS TE AMSTERDAM. Over den diefstal van een postauto te Amsterdam weet het Handelsblad nog te melden, dat gestolen is in de eerste plaats een zak, waarin de drukwerken van 9 te voren gelichte bussen verzameld waren. Wie dus tusschen ongeveer 15 uur 15 en 18 uur 30 in die bussen drukwerken heeft geworpen, weet dat ze in verkeerde handen zijn geko men. Bovendien is gestolen een zak met brieven, afkomstig uit de bus vóór het bij kantoor in de Hobbemastraat tegenover het Parkhotel. Ook deze brieven zijn tusschen pl.m. 1,.15 en 18.30 gepost. Het eenige spoor, dat men heeft zijn vin gerafdrukken op den postauto. Duitschland's laatste driedekker na den oorlog werden driedekkers niet meer ge bouwd stortte bij Osnabrück op een sportfeest neer, en werd geheel vernield. Deze vernielde „Richthofen—Staffel", had boven het Noord-Fransche front nog dienst gedaan. Een roemloos einde van een veteraan dus VEERTIG SCHEPEN OPGELEGD TE AMSTERDAM. Óp 1 Novembzer waren te Amsterdam op gelegd 40 zeeschepen waarvan drie van buitenlandsche nationaliteit. 33 schepen be- hooren te Amsterdam thuis, twee te Rotter dam en twee in Den Haag. OOK TE GRONINGEN BLIJFT DE GEHUWDE AMBTENARES. GRONINGEN, 3 November (V.D.) In den Groningschen gemeenteraad is gisteravond verworpen het amendement van het desbe treffend artikel in het ambtenarenreglement strekkende om de gehuwde am'benar essen te ontslaan. Evenals Den Haag behoudit Groningen dus zijn gehuwde ambtenaressen, STEEDS GROOTER EXPORTBEPERKING IN FRANKRIJK Naar de Tel. uit Parijs verneemt zal in Frankrijk een wetsontwerp worden inge diend tot verhooging van het invoerrecht op schoenen. Ook Nederland speelt bij den schoenenimport in Frankrijk een niet onbe langrijke rol. Den bloemenkweekers is bovendien een contingenteering van den invoer van afge sneden bloemen toegezegd. HAARLEMSCHE REIZIGER GEARRESTEERD. ƒ5000.— VAN EEN BENZINE MAATSCHAPPIJ VERDUISTERD. Op verzoek van de Haarlemsche politie is te Amsterdam gearresteerd een te Haarlem wonende reiziger van een benzinemaatschap pij, De reiziger wordt verdacht in den loop van een aantal jaren ten nadeele van deze maatschappij een bedrag van f 5000 te heb ben verduisterd. Hij ontkent het hem ten laste gelegde. VIER MENSCHEN GEWOND BIJ EEN AANRIJDING Te Delft is een moeder met haar kind op de fiets door een motorrijder met zijn echt- genoote op de duo aangereden. Alle vier wer den gewond de wi^lrij dster zwaar. EEN VORSTELIJK HUWELIJK. Nizam van Hyderabad. EN DOCHTER VAN EX-KALIEF. Reuter meldt, dat de Nizam van Hydera bad zijn toestemming heeft gegeven voor het - huwelijk van den troonopvolger van Hydera bad met een dochter van den ex-kalief. De plechtigheid zal eind November te Nice plaatsvinden. De ex-kalief is Abdoel Medzjid, een neef van den laatsten sultan van Turkije. Hij werd in 1922 door de nationale vergadering te Ankara tot kalief uitgeroepen, doch m 1924 afgezet. HET MODERNE DAGBLAD is eén der peilers van i het maatschappelijke leven. ,HET NIEUWE DAGBLAD"' is een peiler voor Umuiden, Velsen, Beverwijk en om liggende gebieden, OMDAT HET DE BELANGEN VAN UW STREEK IN DEN BREEDSTEN ZIN ZAL BEHARTIGEN. De familie Benders bestond uit Va der, Moeder en vier kinderen. Behal ve de ouders, die van Hollandschen oorsprong' waren, waren ze allen in Amerika geboren. Allemaal in het zelfde groote landhuis, dat midden tusschen de uitgestrekte stukken ontgonnen land gelegen was. Jaren terug was Jan Benders met zijn jon ge vrouw naar Amerika getrokken. Zij hadden een z-waren strijd gehad in het begin. Jan bouwde een kleine stevige blokhut midden in de breede en toen nog woeste vlakte, welke hij van plan was te ontginnen. Stuk je voor stukje had hij bouwland op de on-ontgonnen en dichtbegroeide natuur Veroverd. Zijn vrouw had hard meegewerkt de eerste twee ja ren. Daarna was de eerste knecht in dienst genomen. Zoetjes-aan was Benders graan-ondernemhig in grootte en bloei toegenomen. Bij de uitbreiding van het gezin, kwamen er ook nieuwe knechts en meiden bij werden de verschillende kleinere woningen ontruimd en bouwde men het groote landhuis, waarin de fa milie nu huisde. Om het landhuis verrezen stallen en nieuwe, mo dernere verblijfplaatsen voor het personeel. Schuren werden opge trokken en een groote graan-pelmo- werd opgesteld. Nu was Benders ontginning een ideaal hoeve, met honderden hectares grond en dui zenden stuks vee. Hij gold voor een van de rij leste bezitters uit de Ame- rikaansche staten. Nog werd er hard gewerkt op de hoeve, maar Benders, die intusschen een dagje ouder ge worden was, moest zijn hoofd te veel aan de algemeene gang van zaken 5vijde&, dm dal Veel kil den-arbeid verrichten kon. De ge- heele dang werd in beslag genomen met het besturen en controleeren van zijn uitgestrekt goed. De kinderen hadden echte Hol- landsche namen. De oudste jongen, een stevige stoere knaap van veer tien jaar, heette Kees. Dan volgde Anna, die tien jaar oud was, dan Marie, die. juist acht was geweest en de jongste van de vier, die naar zijn Vader Jan genoemd was, telde drie zomers. Het spreekt vanzelf, dat Kees, die een heel andere opvoeding genoten had, dan de meeste jongens van zijn leeftijd, de on-ontbeerlijke school kennis hadden eerst zijn vader en moeder en later de huis-onderwijzer hem bijgebracht, het spreekt van zelf, dat Kees net zoo goed paard reed als een van de oudere man nen. In het lassowerpen was hij een baas en zijn schot was bijna even onfeilbaar als dat van zijn Vader, iets waar en Vader en zoon niet wei nig trotseh op waren. Toen de jongen dien morgen zijn snelle roodbruine vos besteeg en met het geweer dwars over den rug weg' galopeerde, was er dan ook niemand die zich een oogenblik er over ver baasde. De knechts en meiden en cowboy's welke hij tegenkwam, riep hij een daverenden en vroolijken groet toe, die even luid en hartelijk beantwoord werd. Natuurlijk had hij thuis verteld,, dat hij op jacht zou gaan en eerst tegen het donker thuis zou komen. Heb je het aan Mister Boyle ge vraagd? vroeg zijn vader. Mister Boyle was de huis-onderwijzer, die behalve de kinderen Benders, ook nog aan een twaalftal jongens en meisjes van de knechts der boerderij les gaf. Kees kon het met zijn leeraar best vinden en mijnheer Boyle met Kees. Hij hield van den grooten en sterken knaap, die vlug en goed leerde. Ja Vader, zei Kees, Mister Boyle vond het goed. Dan vind ik het ook best, brom de Benders, dat wil zeggen, zoo viel hij zichzelf in de rede, als je moeder het ook goed vindt natuur lijk. Wat denk je ervan vrouw? Als hij met donker weer thuis is, heb ik er niets tegen, zei vrouw Benders. Toch kon ze niet nalaten, haar oudste in de gang even apart te nemen en hem te vragen: Zul je voorzichtig zijn Kees? Kees, die bijna een hoofd boven zijn moedertje uitstak, sloeg zijn sterke armen om haar heen en gaf haar een kus, dat het klapte. Maak je maar niet bezorgd hoor, Moedertje. Ik beloof je goed te zullen uitkijken. Maar ik ga op Springer, mijn eigen paard en mijn geladen buks hangt op mijn rug. Werkelijk in jouw eigen trouwe schoot, sou ik niet v^uiger tonaaen SS8) Zij vleide zich eens tegen hem aan. en zei nog eens: Als je maar goed op jezelf past jongen. Dat beloof ik je Moedertjelief, fluisterde Kees haar in het oor en hij bezegelde zijn belofte met een fennen jongenszoen Vroolijk reed Kees Benders op Springer, de roodbruine vos, de landerijen af, om den weg in te slaan naar de donkere rotsen en het ge bergte aan de andere zijde van de vlakte. Waarlijk, zooals hij daar heen reed, zou men hem nooit voor een jongen van veertien jaren gehou den hebben. Zijn gestalte zou een vreemdeling hebben doen vermoe den, dat hij toch minstens zeventien jaar oud moest zijn. Met een ver wonderlijk gemak bestuurde hij het fiere paard, waarmee hij als het ware een geheel vormde. Plotseling hield hij Springer in en gleed snel uit den zadel. Zijn ge oefende oogen hadden een dieren spoor ontdekt op den bodem. Hij knielde bij de afdrukken heer en mompelde: Is dat even een bui tenkansje, het spoor van een zwarte beer. Zou liet een oude of een jonge zijn? Hoe groot zou hij wezen? Toen bedacht hij zich met een ze kere spijt en wrevel, dat hij zijn Va der beloofd had, zich voorloopig met geen al te groot wild bezig te hou den. De gedachte echter aian de triompli die hij smaken zou, wan neer hij met een zwartebeer voor op het zadel over het landgoed zou ge reden komen, deed hem die belofte wel niet geheel en al vergeten, maar hij wierp het met zijn geweten toch op een accoordje. Hoe lang was het eigenlijk al ge leden, dat Vader hem die belofte had laten doen. Twee of drie jaar zeker. Toen was hij nog pas twaalf jaar oud geweest. Nou ja, geen won der, dat Vader het toen noodig ge oordeeld had. Nu was hij echter weer een heel eind verder. Ouder, grooter en sterker. Als Vader er nu bij geweest was, zou hij hem mis schien zelf van die belofte ontheven hebben. Wat zou hij doen? Als hij deze kans onbenut voobij zou laten gaan, dan kon het wel een jaar du ren, voor hij weer eens op het spoor, het versche spoor, van een zwarte beer stooten zou. Enkom zoo gevaarlijk was het toch niet. Als het nu nog een groote grijze beer ge weest was! Hij zou het dier opsporen besloot hij dan en .alleen schieten, wsjftoear kern eender voer zichzelven onder schot kon krijgen. Zoo had hij het met zichzelf op een accoordje gegooid en Kees besteeg met een snellen sprong Springer en begon stapvoets het ondiepe, en hier en daar vage berenspoor te vol gen. Het leidde naar een dichtbe groeid stuk land, waardoor Kees ge noodzaakt werd van Springer af te stappen, om het spoor te voet na te gaan. Behoedzaam en volgens de regels der kunst, bewoog hij zich achter het berenspoor aan. Een eind verder had het dier de begroeide strook weer verlaten en voerden de afdrukken van zijn pooten naar de rotsige basaltbodem van het ge bergte. Zoodra de beer de rotsen beklommen had, werd het spoorzoe ken veel en veel moeilijker, ja bijna onmogelijk. Want van een voetspoor was daar natuurlijk geen sprake. Kees moest geheel afgaan op de en kele geknakte blaadjes en takjes van de weinige struiken aan den rand en toen de begroeiing heele- maal ophield, had hij niets anders dan de losgeraakte steentjes en kleine kluitjes mos om uit te maken waar de beer heen gegaan kon zijn. Dat een dergelijke achtervolging zeer tijdroovehd was, behoeft niet te worden gezegd. Hoe rotsachtiger de omgeving werd, hoe voorzichtiger en langzamer de jonge jager bewoog. Achter ieder vooruitstekend rotsblok immers kon de prooi verscholen zit ten? Centimeter voor centimeter bracht Kees telkenmalezijn hoofd om een der rotsen, om weer wat verder vooruit te kunnen zien. Hij was juist voornemens de achtervol ging mismoedig op te geven, toen hij tusschen twee rotsen door iets glimmends en zwarts zag bewegen. Dat moest de beer zijn, dat kon niet anders. Kees viel op een knie en bracht zijn buks in den aanslag. Het zou een moeilijk schot worden, dat wist hij al. Zijn positie liet hem niet toe, iets meer van de zwarte huid te zien, dan een der zij flanken. Zou hij niet beter doen, nog wat dichterbij te komen, tot hij een beter en zeker der schot kon wagen? Maar als het 'dier hem bemerken zou, ging het vast en zeker op den loop en dan was er in deze omgeving geen schijn tje van een kans, dat de jager hem zou kunnen achterhalen. Weer be woog de glimmende zwarte huid. Als hij nog lang wachtte, zou de kans verkeken zijn! Kees' rechterwang gleed aan de kolf van zijn wapen en vlak daarop weerklonk een schot, dat duizendvoudig', weerkaatst werd.. Fe-ü njjailüh an jjepfó» *9g- wees, dat. de beer zeker niet doode- lijk getroffen was. Nu kon Kees hem duidelijk en heelemaal aanschouwen want in vechthouding had de beer zich op de achterpooten verheven en speurde in het rond. Het kan niet uitblijven, of hij moest Kees ontdek ken. Inderdaad, woedend snuivend en grommend kwam het gewonde dier zwaaiend op hem af. Bijna ver loor de jager zijn koelbloedigheid. Gelukkig voor hem echter, wist hij die spoedig te herwinnen en met vaste hand vuurde hij het volgende schot af. Zonder geluid sloeg de beer voorover op den grond. De spanning die Kees had doorgemaakt had ten gevolge, dat Kees een oogenblik een algeheele verslapping over zich voelde komen. Hij bleef een oogen blik in gebukte houding zitten en liet daarbij het geweer op den grond zakken. Toen hoorde hij plotseling achter zich een dof gegrom en op hetzelfde oogenblik trof hem een zware berenklauw in den nek. Zoo hevig was de slag, dat de jager om tuimelde. Waarschijnlijk en ten tweede male tot zijn geluk, want daardoor stoof het mannetje van de gedoode berin in zijn vaart een eind langs hem heen. Door de val was Kees zijn vuurwapen kwijtgeraakt... Voordat de beer weer naar hem toe had kunnen komen, was Kees opgesprongen en nu ontstond er een wilde jacht tusschen de rotsen. Het gevaarlijke van Kees' situatie was, dat de jongen zich duizelig voelde van de klap die beeroom hem gege ven had. Als hij zich niet wist te be- heerschen zou het zijn leven kunnen kosten. Een misstap en hij zou langs de steile en met rotsblokken be zaaide helling naar beneden vallen Met de kracht en de wil der wan hoop vluchtte Kees langs de rots blokken. Nu weer eens omlaag, dan weer omhoog' klauterend. Hardnek kig bleef de beer hem volgen. Hot beest kwam veel sneller en zekerder op de rotsen vooruit en zoo moest Kees telkens alle mogelijke listen en bochten te baat nemen, om hem te blijven ontloopen. Lang zou hij het niet meer kunnen volhouden In zijn verwarring liep Kees een vooruitstekende rots op en ontdekte te laat, dat van terugkeeren nu geen sprake meer kon zijn. Het was of de beer daar ook zeker van was. Toen hij Kees als in een fuik gevangen wist, bleef hij even staan en be trad toen voetje voor voetje het lange en ver vooruitstekende rotsge vaar-te. Verwilderd keek Kees om zich heen. Voor hem de beer, acuter en links en rechts van hem een bo- demlooze afgrond. Hij wist zich verloren. Wanhopig zocht hij in zijn gedach ten naar een uitkomst Hoe het kwam wist hij niet, maar opeens moest hij denken aan een plaat, die thuis in een der kamers bing. Daar kwam een woedende stier. op een kleurigen toreador afgerend, die gewond op den grond lag. Een tweede stierenvechter trachtte het beest met zijn rooden mantel af te leiden. Probeeren! schoot het door Kees' brein. Als de weerlicht- trok hij zijn aan flarden gescheurd buis uit en hield dat voor zich uit, terwijl hij den beer dan weer eens tegemoet liep en dan weer terugging. Toen het beest hem op ongeveer een meter genaderd was, stond Kees bijna op het uiterste puntje van het rotsblok. Al zijn zenuwen waren tot op het uiterste gespannen. Een dof gegrom en snel als de wind schoot de beer op zijn vijand aan. Met een kreet van spanning sprong Kees opzij en toen bevond hij zich alleen op het rotsblokDe beer maak te een hemelhooge reis naar de rots blokken beneden,... het hemd. krampachtig in zijn klauwen ge klemd.... Met een snik zakte Kees bewusteloos op den killen grau wen basaltbodem. Hij kwam weer" bij in zijn eigen bed en het eerste wat hij zag, was de lieve figuur van zijn Moeder, die over een tafeltje aan het beneden eind van het ledikant gebogen stond Moedertje, fluisterde hij zwak. Met een onderdrukten kreet van schrik en blijdschap keerde de vrouw zich om en was in een oog wenk bij hem. Voorzichtig nam zij zijn hoofd in haar armen en beduid de hem, door den vinger op zijn mond te leggen, dat hij niet spreken moest. Met een zucht van verlich ting en veiligheid sloot Kees de oogen en rustte gelukzalig in de vei lige moederarmen. Hoe ernstig ziek hij wel geweest was, wist hij zelf niet. Ook niet, dat zijn bewusteloosheid vier dagen ge duurd had. Eerst den dag na zijn verdwijnen vond men den armen jongen met ontbloot bovenlijf op de rots liggen. Uitgeput- van ver moeienis en bloedverlies, want de berenklauw was raker geweest, dan Kees' in zijn opgewonden toestand wel had kunnen vermoeden. Toen Springer alleen naar huis kwam dra ven, begreep men op de hoeve on middellijk dat er iets ernstigs ge beurd moest zijn. Dien zelfden nacht ging men nog op zoek, geleid door een koppel honden. Aangezien zij echter bij den reuk van de twee be ren, die van Kees verloren, duurde het een vollen nacht, voordat men er eindelijk in slaagde, den knaap op te sporen. Over het breken .dei- belofte werd niet meer gesproken. Benders was te gelukkig, dat hij zijn zoon, zijn trots, had mogen behouden. Hoewel Kees in latere jaren nog dikwijls op jacht ging en daarbij veel groot wild buit maakte, bekroop hem toch altijd een vreemd gevoel, wanneer hij op zijn tochten op het spoor stootte van de zwarte beers j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1931 | | pagina 4