VJIDSPREKERS Uit den Strijd tegen de Misdaad. DE POLITIEHOND. Naundorff en het Verdrag van Versailles. HET NIEUWE DAGBLAD ZATERDAG 14 NOVEMBER 1931 door A. HEEROMA, Oud-Commississaris van Politie te Amsterdam. Als jongen verheugde ik me in het bezit van een paarkonijnen en mijn vader van een toom kippen, die nacht en dag op ons erf hun meer of minder benijdenswaardig bestaan leidden. Eiken morgen vond ik mijn knabbelgrage vrienden met hun beweeglijke snuit achter de tralies, in afwachting van hun rantsoen, dat ik, niet altijd met evenveel ijver, opscharrelde en de kippen gaven even eens van hun tegenwoordigheid blijk, maar aan op kippenmanier, waai- ik me niets van aantrok, omdat het mijn kippen niet waren. We hadden er nooit aan gedacht, dat ko nijnen en kippen in ons rustig dorp iets anders zouden beleven, dan dat ze ten slotte door ons zouden worden opgegeten. Ook in ons dorp echter sloop een keer de misdaad rond en toen wij 's morgens op het erf kwamen was een mijner hokken open en een konjjn verdwenen, terwijl mijn vader twee kippen minder in het hok telde. „Die zijn gestolen", zei vader en voor het eerst van mijn leven ervoer ik, dat er men- schen zijn, die eens anders eigendom niet xespecteeren en tevens leerde ik de eigenlijke bestemming van den veldwachter kennen: tot dien tijd had ik gemeend, dat hij er al leen was om ons na te zitten, als we vuurtje stookten, in de lichbaak klommen of duizend andere dingen deden, die voor ons begeer lijk, maar in 't oog des veldwachtens ver foeilijk waren. Mijn vader zei, dat ik naar Dries, den veld wachter zou gaan, om te zeggen, dat er ge stolen was, wat ik deed en nadat Dries mij met gefronste wenkbrauwen had aangeke ken, niet geheel zeker of ik hem al dan niet beduvelde, wat nog zoo gek niet gedacht was van Dries, beloofde hij, toen ik van het konijn en de twee kippen vertelde, dat hij zou lromen. Een half uurtje later verscheen de gewel dige in vol ornaat en hij keek naar het leege konijnenhok, fronste de wenkbrauwen op nieuw en verklaarde toen plechtig: „Het ko nijn is er uit". Daarna wendde hij zijn schre den naar het kippenhok en constateerde, dat er een haan en vier kippen in waren, om tot de gevolgtrekking te komen, dat, als er zes kippen waren geweest, er twee mankeer den. Mijn vader zei, dat de vermiste kippen even zwart waren als de overgeblevene en ik verklaarde desgevraagd, dat mijn konijn wit Was met roode oogen. „Rooie oogen?" zei en jawel, daar stond Flippie kwispelstaar tend bij een konijn, dat lag te zieltogen. Maar helaas, 't was een zwart konijn en ik herken de dit terstond als het eigendom van Gerrit Hilbers. Flippie had gedacht: moet ik een konijn halen, dan zal je er een hebben en hij had het eerste het beste, dat hij te pak ken kon krijgen, maar meegenomen. Wat heb ik later dikwijls aan het zwarte konijn gedacht! „Rooie oogen?" zei Dries.... Dries, „dat bestaat niet; wie heeft er rooie oogen? Heb Jij rooie oogen?" Bedeesd ant woordde ik: „Neen, Dries, ik niet, maar het konijn wel", waarop Dries in gepeins verviel en mompelde: „Bestaat niet". Ik sprak maar verder niet tegen, denkende, dat ik me mis schien toch vergiste en zei alleen: ,,'t Is een wit konijn". Dries keek me onderzoekend aan en mompelde: „Dat kan!", wat mijn zelf respect verhoogde. Na nog eenig gepraat met mijn vader, waarbij zij het erover eens waren, dat de dief over de schutting was geklommen; dat dit 's nachts gebeurd moest zijn en dat niet gedacht kon worden wie de euveldaad had gepleegd, zei Dries: „Ik heb een hond en als die het niet uitvindt, wie het konijn pn rfe kippen gestolen heeft, kan niemand dat. want die kan alles terug vinden". Ik kende dien hond natuurlijk, want Dries bezigde hem om ons achter de vodden te zitten, maar ik wist ook, dat hij nog nooit een van ons jongens te pakken had gekregen, omdat hij van het principe was: beter bloo Jan dan doo Jan, en wij meesters waren in het stee nengooien. Van zijn speurderstalenten had ik nooit veel anders vernomen dan dat hij, naar de zoon van Dries ons had verteld, een zekere vaardigheid had om bij de buren ge bakken visch of andere delicatesse te gap pen, wat zeer onbehoorlijk was van een veld wachtershond. maar wat mij na de verkla ring van Dries nu een uiting van speurzin toescheen. Dries ging en ik hoorde mijn vader mom pelen, dat er wel niet veel van terecht zou komen, mEiar toen de veldwachter even later met het mij welbekende gedierte kwam aan zetten, was vader toch even nieuwegierig als ik, wat er zou gebeuren. Dries bracht den hond bij het konijnen hok en liet hem ruiken, toen liep hij met hem den tuin rond tot de schutting, daarna ging hij achter de schutting om te comman- deeren: zoek! De hond keek zijn baas aan, als wou hij zeggen: „wat haai je nou in het hoofd?" en bleef stokstijf staan. Zoek! bulderde Dries en meteen gaf hij Flippie, zoo heette de hond. een flinken tik met zijn stok. Flippie stoof v/eg en bleef een twintig nieter verder staan en het leek me toe, dat hij grinnikte, maar toen Dries een beweging in zijn richting1 - maakte, nam hij de beenen. Ja zie je, verduidelijkte Dries, die weer binnen de schutting kwam, dat moet ik doen om hem aan zijn verstand te brengen, dat hij alleen moet gaan, want hij wil, dat ik bij hem blijf, omdat de jongens hem wel eens met steenen gooien en Dries keek in mijn richting, wat me minder op mijn gemak bracht. Dries ging even mee in huls om een kop koffie te drinken en na een minuut of tien hoorden we een luid geblaf buiten de schutting. Dries zette zijn kop neer, waaruit hij bezig was te drinken, en zei, terwijl hij een vinger omhoog stak: „Hij heeft het ge vonden. dat hoor ik, ja 'k wist het wel". Ver rast stonden we op en gingen naar buiten Zoek.! Er was eens een moord gepleegd in een trein en de politie van verschillende steden maakte zich druk over het geval; allen wa ren even begeerig naar de eer de ontdekker van den moordenaar te zijn. Bij ons in Am sterdam bemoeide het Hoofdbureau er zich speciaal mee; men deed daar heel geheim zinnig, waar ze daar een handje van heb ben en zelfs werd gezegd, dat de recherche der verschillende afdeelmgen zich niet met het geval mocht bemoeien, waaruit wij de conclusie trokken, dat ze wat op het spoor waren. Daar op een goeien dag rukte de heele centrale recherche uit met een politie auto: een straat werd afgezet, een huis in die straat bestormd en evenals Flippie kwam men met groot geblaf terug, dat wil zeggen, dat de kranten opzienbarende artikelen schreven over de arrestatie van den moorde naar door de centrale recherche. Maar, helaas, had ze het zwarte konijn, wat jammer was voor de recherche en ook voor het konijn, want dat was er niet beter op geworden, zoomin als het konijn van Flippie. Ja, bij de recherche zijn ook Fllp- pies, die denken: „moet je een konijn heb ben, dan zal ik er wel eentje brengen", wat voor de betrokken konijnen nu niet altijd even plezierig is. 't Zij verre van mij te wil len beweren, dat de speurders niet te goeder trouw zijn misschien was Flippie dat ook wel maar men gaat er uit zucht naar suc ces wel eens toe over den een of ander bij zijn kraag te vatten, zonder dat de aanwij zingen bepaald sterk zijn. Zoo was er eens een belangrijke postdief- stal gepleegd, die door de dagbladen, als zijnde een sensationeel misdrijf, uitvoerig was beschreven. Een jong, vol-ijverig inspec teur, wiens ervaring omgekeerd evenredig was met zijn ijver, zou de zaak onderzoeken en hij stak zijn licht op bij de luitjes in de onderwereld. Nu zijn die luitjes vol fantasie, vooral als ze denken, dat er wat te verdienen en een maakte den inspecteur wijs, dat zekere Gerrit de dader was. Gerrit was toen gemobiliseerd en lag er gens in Brabant, wat al een reden had moe ten zijn om zeer voorzichtig te wezen, maar de inspecteur snakte naar roem en onver wijld toog hij naar Brabant, waar hij Gerrit inpikte om hem in triomf naar de hoofdstad te brengen, iets wat de kranten den volgen den morgen in schetterende artikelen, waar bij de naam van den inspecteur niet verge ten was, den volke verkondden. Had de in specteur de moeite genomen in Brabant wat ....waar hij Gerrit inpikte.... nauwkeuriger te informeeren, dan zou hij ontdekt hebben, dat Gerrit ten tijde van liet misdrijf in zijn bivak was en het zou hem de desillusie bespaard hebben een zwari konijn met zich te hebben gevoerd. Ik zou hier nog een geval kunnen noe men, waarbij een ervaren commissaris in een gewichtige zaak een even grooten blunder vaardigd, terwijl later zonneklaar bleek, dat dit niet het geval was, zoodat men met die schriftexpertise ook niet te voorzichtig kan zijn ik zou, zeg ik, vele zwarte konijnen naar voren kunnen brengen, maar dit het eigenlijke doel van het artikel niet, want ik wilde me bezighouden met den politie hond, over wien veel is geschreven, die een studie-object is van velen en over wiens waarde als speurder 'ik het een en ander wil de zeggen. Vele mensehen hebben een hobby: bij som migen is 't de politiek of het vereenigings leven, wat vaak een zusje en een broertje is: bij anderen is het boeken schrijven, teneinde aan een lang gevoelde behoefte, voor zichzelf in de eerste plaats, te voldoen. Zijn zulke lieden in gemeentedienst, dan wordt het werk, waarvoor zij zijn aangesteld, zoo lang zamerhand bijzaak, wat niet erg is, want de gemeente betaalt toch wel en de hobbies leg gen den lieden veelal geen windeieren. Er zijn ook lieden, wie? hobby is hun werk zoo goed mogelijk te doen, dat zijn de goed- geloovige sukkels, die zich dwaselijk ver beelden, waardeering te oogsten; die het werk voor lanterfanters en dergelijke mogen opknappen, steeds in den hoek worden ge drukt en bij de eerste de beste gelegenheid worden geloosd, als ze niet meer noodig zijn, omdat er jongere sukkels zijn gekomen. Er zijn weer anderen, bij wie de hobby in hun bedrijf niet tot uiting komt, maar die al hun vrijen tijd er aan ten koste leg gen en dat zijn hobbies van onschuldigen aard. Tot dezen behoort veelal ook de hon- dendresseur. Ik heb altijd met groot respect tegen de dresseurs van honden en andere dieren op gezien, aangezien het mij nooit is mogen ge lukken onzen hond zoover te krijgen, dat hij over een stok sprong: hield ik den stok laag, dan stapte hij er gewoon over heen, hield ik hem hooger, dan kroop hij er onder door, wel te verstaan als ik eenig lokaas aan den anderen kant van den stok hield: deed ik dit niet, dan keek hij mij met het kalfach- tigste gezicht dat men zich denken kan, aan of ging hier of daar liggen. Neen, met dien hond was niets te beginnen. Men zal zeggen 't was zeker geen rashond. Wat zegt u? Hij vertegenwoordigde zeker een half dozijn ras sen en van elk had hij zeker en niet de beste eigenschappen in zich. Neen, daaraan kon het niet liggen, maar ik was niet voor dresseur in de wieg gelegd en als 't er op aan kwam, dresseerde de hond mij meer dan ik hem. Bijvoorbeeld: Ik ging uit en sloot den hond op, omdat hij niet mee mocht, doch een eindwesgs op pad ontdekte ik, dat hij, hoe mag Joost weten, toch buiten was gekomen en mij volgde. Ik bleef staan, hij ook, doch op veiligen afstand. Ik gebaarde en dreigde; hij bleef staan en ging ik een paar pas terug, hij ook. Ik ging weer verder en keek om; hij volgde al weer en dat ging net zoo lang door, tot ik er de brui aan en dan rende hij me met luid geblaf voorbij, zijn vreugde te kennen gevende. Wat moest je met 200'n hond doen? Je schold hem uit, zei, dat hij een rakker was en een bandiet en dan holde de bandiet naar een steen of een stuk hout, nam dat in zijn bek en maak te een heibel of hij wonder wat gedaan had. Kwam je bij ongeluk iemand tegen, dan stoof hij op hem aan of hij hem verscheu ren wou en hij zou uit louter baldadigheid den tegenkomer hebben gebeten, als ik hem niet had nagezet. Hij vertegenwoordigde een half dozijn rassen Ge ziet het: ik had geen dresseertalent en vandaar mijn respect voor hen, die 't wel hebben en wier verrichtingen ik steeds met groote belangstelling heb gadegeslagen. Het zwarte konijn heeft me wat opgehou den. dus over die verrichtingen in een vol gend artikel. DE UITVINDER DER BRIEF KAARTEN. Het is te danken aan een Oostenrijker, aan dr. Herman, dat de briefkaart werd geboren. Hij verdedigde de invoering van kaarten, van dezelfde grootte ongeveer als een enve loppe, die tegen geringere port dan de brie ven vervoerd zouden worden. Daartegenover mocht de afzender een grens van maximum twintig woorden niet overschrijden, inclusief adres en onderteekening. Dit was in 1869. De Oostenrijksche post nam het idee on middellijk over en even later ook de andere landen. In Engeland kwam de briefkaart bijv. in 1870. Toch is dr. Hermann niet de oorspronke lijke uitvinder. Jaren vóór 1869 heeft Hein- rich van Stephan de stichter van de Wereld Post Unie over briefkaarten gesproken. Men wilde er niet aan. maar hij was toch de man die er het eerst aan heeft gedacht. OVER DROGE STREKEN. GEEN REGEN IN VEERTIG JAREN! Een jonge man vatte het plan op de groóte Australische woestijn van Mount Margaret tot Zuid Australië te doorkruisen. Men ver telde hem, dat slechts één man er in geslaagd was dit te volbrengen, en wel 7 jaren ge leden. De jonge man vertrok per kameel en na een tocht van twee dagen kwam hij bij een bron. Er was weinig water meer in, maar toch kon hij zich daar nog laven. Vlak bij de bron ont dekte hij voetsporen in de hardgeworden modder, zoo duidelijk, alsof ze den vorigen dag gemaakt waren. En toch kwamen ze van den voet van zijn voorganger voor 7 jaar. Geen druppel regen was daar in dien tijd ge vallen. Toch wordt die Australische woestijn ge slagen wat droogte betreft door de Atacama woestijn van Chill in Zuid Amerika. En deze heeft op dat gebied weer concurrentie van de Payta woestijn van Peru, ongeveer 5 gra den ten Zuiden van den Evenaar. Ofschoon daar wolken zijn en mist niet ongewoon is valt er geen regen. Zelfs is er één plek aan de kust, waar gedurende 40 jaren geen bui ge weest is! Toch wonen daar menschen. Het water dat zij noodig hebben, komt van de bergstroomen. Zij kweeken katoen, dat zijn wortels een ver- bazingwekkenden afstand uitzendt om vocht te verkrijgen. Een andere droge stree1' is de kust van Zuid Arabië. Daar aan de kust kunnen jaren voor- bijgaan zonder een dronnel regen. De bewo ners dier streken putten hun water uit bron- HET NIEUWE DAGBLAD wordt een volledlcj blad en dus zal ook een rubriek van Vraag en Aanbod Advertenties niet ontbreken. Deie advertenties krijgen den veelieggenden naam „Luidsprekers", leder in Velsen, ITmuiden, Beverwijk eni., die iets te koop ol te huur heeft aan te bieden ol te vragen, die personeel noodig heeft of zichzelf voor een betrekking wil aanbevelen enz., zal door middel van deze advertenties zijn (haar) wensch luid kunnen uitspreken tot drieduizend ontvangers van ons blad. En het zal hem (haar) al heel weinig kosten. Luidsprekers worden „kwartjes"-advertentles, 15 regels 2E cents. Iedere regel meer 10 ets. uitsluitend tegen centante betaling in te zenden bi] ons kantoor: Kennemerlaan 42, llmulden, of een der elders in dit nummer genoemde agenten. De oplaag van J000 exemplaren per dag van HET NIEUWE DAGBLAD wordt door ons gegarandeerd. Brieven op Luidspreker-Advertentiën worden dagelijks en gratis thuisbezorgd. Tot de nog steeds niet opgehelderde fei ten uit de wereldgeschiedenis, behoort het lot van den dauphin, den zoon van Lodewijk XVI, die, naar men aanvankelijk meende, eenige jaren na de terechtstelling van zijn ouders, onder de martelingen van een on- menschelijken oppasser zou zijn gestorven. Maar reeds tijdens de Fransche Revolutie dook het gerucht op, dat de in 1795 gestor ven en begraven knaap niet de ware dauphin maar een ondergeschoven kind zou geweest zijn en dat men den zoon van Lodewijk XVI gered en ontvoerd zou hebben. In ieder geval staat vast, dat de zuster van den dauphin, de latere hertogin van Angoulême, het lijk van haar broer niet heeft gezien en dat De fault, de dokter, die hem meermalen had be handeld, het in de gevangenis gestorven kind niet als den koningszoon heeft erkend. Verschillende verhalen van de wijze, waar op de dauphin zou zijn gered, hebben de ronde gedaan, maar het sterkst heeft zich kunnen handhaven de bewering, dat Barras, president van de Nationale Conventie en Jo sephine de Beauharnais, de latere gemalin van Napoleon I, de vlucht van den dauphin mogelijk hebben gemaakt. In dit verband is zeker opmerkelijk de serie moordaanslagen, welke op de personen, die van de ontvoering van den knaap zouden hebben afgweten, hebben plaats gehad en welke als getuigen hem misschien later had den kunnen identificeeren Dr. Default werd vergiftigd, Josephine de Beauharnais stierf plotseling, juist toen men haar als getuige in deze zaak wilde oproepen. Even geheim zinnig stierf de hertog van Enghien; de her tog van Berry werd op straat vermoord. In 1834 verscheen te Parijs plotseling een man met een pas ten name van Karl Wilhelm Naundorff, die beweerde, de geredde dau phin te zijn en die verschillende personen in zijn identiteit met den koningszoon wist te doen gelooven. We mogen de geschiedenis verder als voldoende bekend veronderstellen: hoe Naundorff in Frankrijk een proces be gon om zijn rechten terug te verkrijgen, zijn papieren in beslag werden genomen, hem het verder verblijf in Frankrijk werd ontzegd en hoe het proces nimmer werd beëindigd. De reeds genoemde hertogin van Angoulême, die dus Naundorff's zuster geweest zou zijn, heeft hem steeds bëstempeld als een zwen delaar; haar eerzucht als gemalin van den zoon van Karei X, eenmaal kroonprinses van Frankrijk te worden, zou sterker geweest zijn dan haar plicht, haar broeder te herkennen. Hoe serieus men overigens de aspiraties van Naundorff opvatte, bewijzen wel de twee aanslagen, die op hem werden gepleegd, doch die beide mislukten en toen hij in later jaren in Engeland bezig was met chemische onder zoekingen, trachtte men hem met zijn heele laboratorium in de lucht te laten vliegen. Tenslotte, geheel geruïneerd, trad Naundorff in Nederlandschen militairen dienst. In ons land werd hij, evenals in Engeland, openlijk als een Bourbon erkend. Hij verbleef hier slechts één jaar en zijn grafschrift in Delft vermeldt, dat daar begraven ligt: Lodewijk XVII, geboren te Versailles, 27 Maart 1785 en overleden te Delft, 19 Augustus 1845. De na komelingen van Naundorff openden, ten einde in hun onderhoud te voorzien, in Frankrijk een wijnhandel en in het tijd schrift, dat zij uitgeven, maken zij tegelijk propaganda voor hun rechten op den troon van Frankrijk, en voor hun wijnhandel. Wat het eerste betreft, gaat het natuurlijk niet zoozeer om den Franschen troon, dan wel om de groote nalatenschap van Lodewijk XVI die den dauphin, Lodewijk XVH, had moeten ten deel vallen. Tot zoover in het kort iets uit de geschie denis van Naundorff. Het verband tusschen hem en het verdrag van Versailles is hier mede echter nog niet duidelijk. Toen het ge noemde verdrag in 1919 weid onderteekend, gebruikte de Fransche minister-president Clémenceau, 'n ing, dien hij geërfd had van den vroegeren minister van Buitenlandsche Zaken, Jules Favre. Deze" had met denzelfden ring, op 28 Januari 1871, den Fransch-Duit- schen wapenstilstand bezegeld Favre was de advocaat geweest in het proces van Naun dorff cn jarenlang had hij getracht in de zaak van dezen vervolgde eenig licht te bren gen Daar hij hiervoor nimmer eenig hono rarium had willen aannemen, had Naundorff hem eens den bewusten ring gegeven, dien hij van toen af geregeld droeg. Op het oogen blik van het teekenen van den wapenstil stand in 1871 had Bismark naast zijn hand- te eken ing een afdruk van zijn ring geplaatst en hij verzocht Jules Favre hetzelfde te doen; En zoo zijn dan, wel zeer typeerend, met den zegelring van den mogelijk wettigen erfge naam van den Franschen troon, twee van de gewichtigste documenten der Fransche re publiek bezegeld!. W. S. EEN VOORDEEL DER BIOSCOPEN. De vaak-verwenschte bioscopen hebben toch tenminste één goed ding tot stand ge bracht. En dat is het feit, dat in bibliothe ken de vraag naar de boeken, waar films van gemaakt zijn, toeneemt. John Barrymore's film „Svengali" heeft duizenden attent gemaakt op den roman van George du Maurier „Trilby", waarop de film is gebaseerd. Hetzelfde heeft plaats met .„Moby Dick", waaruit the Seabeast, ook van John Barrymore, getrokken is. En met de drie Musketiers ging het net zoo, evenals met Tom Sawyer, van Mark Twain en Het licht dat verdween, van Rudyard Kipling. DE VOLLEDIGSTE POSTZEGEL VERZAMELING. EEN COLLECTIE VAN 2.500.000 GULDEN. - atio uiui ovivntii puoocu ilUii VViXI/Ci Uil/ UIUIl- maakte en waaroij een paar schriftgeleerden nenonder de zee! Dagelijks gaar. duikers i hem assisteerden door te verklaren, dat een met geitenvellen-zakken naar beneden om zeker schriftuur door den verdachte was ver- water te bwlen. uit de bronnen pp den bodem. I In de eerste aflevering van Onze Wonder baarlijke Wereld vinden wij het volgende. Koning George van Engeland heeft een dezer dagen een bezoek gehad van een aantal deskundigen op postzegelgebied, die unaniem hebben verklaard, dat zijn collectie Britsche postzegels de volledigste is van het Empirium, waarover hij regeert. De 300 albums, die de koning bezit, bevatten niet alleen vele der zeldzaamste zegels der wereld, maar ook de uitgebreidste sorteering Brit sche koloniale postzegels. Evenals de koning geen koning meer is, maar liefhebbend grootvader, als zijn klein kinderen de kamer binnenkomen, en zijn aandacht in beslag nemen, zoo is hij een hartstochtelijk verzamelaar als de philate- listen samenkomen. In een speciale kamer in Buckingham Palace brengt hij elke week verscheidene uren met zijn schatten door en verzorgt ze met liefde en kennis. Hij zendt op alle belangrijke pöstzegeltentoonstellingen in en is er altijd op uit zijn collectie aan te vullen. Oude verzamelaars werpen jaloersche blikken op 's konings postzegels van de oude Australische koloniën, vooral op zeldzame exemplaren als de West-Australische vier penny zegel met den omgekeerden zwaan. Zijn verzameling van Nieuw-Zeelandsche postzegels staat bekend als de volledigste, die De Purr^-_vep?jn©ïtag Australische zegels, in 1928 op de Internatio nale Philatelistische tentoonstelling te Mel bourne met de gouden medaille bekroond en bijeen gebracht door mr. J. R. W. Purves. advocaat te Melbourne, is, naar men zegt voor f 25.000 in zijn handen overgegaan. De Mauritiuszegel van twee penny is een der juweeltjes van 's konings verzameling. Arthur Stind, een Amerikaan, die het eenige andere exemplaar bezit, heeft 45.000 dollar daarvoor betaald. De Mauritiuszegels zijn gedrukt, toen het eiland een Engelsche kolo nie was geworden. Een andere sieraad van 's konings collectie is een oude shillingzegel van Groot-Brit- tannië, een plaat-afdruk, waarvan de post zegelkenners nimmer een tweede exemplaar zijn tegengekomen. De waarde ls op het oogenblik f 10.000. Hij bezit verder de oorspronkelijke potloodschets van de beroemde Mulready-envelop, evenals Rowland Hill's ruwe waterverfschetsen voor de eerste Britsche één en twee pennyzegels* die in 1840 zijn uitgegeven. Zes jaar geleden werd de waarde van ko ning George's collectie op anderhalf millioen gulden geschat. Maar daar de waarde van postzegelverzamelingen sedert den oorlog maar dan verdubbeld is mag men haar thans veilig op 2 1/2 millioen taxeeeren. DE SUPER-KAT. Het bericht dat Sovjet-geleerden gepoogd hebben een huisdier te „kweefeen", dat alle goede eigenschappen van schaap, koe en geit in zich vereenigt, heeft menigen glimlach ontlokt. Het is echter een groot plan en als de proeven nog resultaten op zouden leveren dan zouden ze misschien meer een combinatie van de slechtste hoedanigheden te voor schijn brengen dan van de beste. Maar de wonderlijkste resultaten zijn al verkregen bij de planten door combinaties en ook zijn in de dierenwereld al nieuwe variëteiten ver schenen. Bijvoorbeeld. Een Parijsch dokter, die zich vooral op ratten-onderzoek specialiseerde, is er ln geslaagd een „super-kat" te kweeken, die grooter en sterker is dan de gewone poes, en die meer ratten kan dooden. Het is te hopen dat deze super-katten niet talrijk zullen worden. Onze kat heeft al wilde streken en een grooter en krachtiger exem plaar zou zijn aandacht wel eens niet alleen op ratten en muizen kunnen blijven vesti- gcn!j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1931 | | pagina 6