VJIDSPREKERS
Uit den Strijd
tegen de Misdaad.
DE POLITIEHOND.
Naundorff en het Verdrag van Versailles.
HET NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 14 NOVEMBER 1931
door
A. HEEROMA, Oud-Commississaris van Politie te Amsterdam.
Als jongen verheugde ik me in het bezit
van een paarkonijnen en mijn vader van
een toom kippen, die nacht en dag op ons
erf hun meer of minder benijdenswaardig
bestaan leidden. Eiken morgen vond ik mijn
knabbelgrage vrienden met hun beweeglijke
snuit achter de tralies, in afwachting van
hun rantsoen, dat ik, niet altijd met evenveel
ijver, opscharrelde en de kippen gaven even
eens van hun tegenwoordigheid blijk, maar
aan op kippenmanier, waai- ik me niets van
aantrok, omdat het mijn kippen niet waren.
We hadden er nooit aan gedacht, dat ko
nijnen en kippen in ons rustig dorp iets
anders zouden beleven, dan dat ze ten slotte
door ons zouden worden opgegeten.
Ook in ons dorp echter sloop een keer de
misdaad rond en toen wij 's morgens op het
erf kwamen was een mijner hokken open
en een konjjn verdwenen, terwijl mijn vader
twee kippen minder in het hok telde.
„Die zijn gestolen", zei vader en voor het
eerst van mijn leven ervoer ik, dat er men-
schen zijn, die eens anders eigendom niet
xespecteeren en tevens leerde ik de eigenlijke
bestemming van den veldwachter kennen:
tot dien tijd had ik gemeend, dat hij er al
leen was om ons na te zitten, als we vuurtje
stookten, in de lichbaak klommen of duizend
andere dingen deden, die voor ons begeer
lijk, maar in 't oog des veldwachtens ver
foeilijk waren.
Mijn vader zei, dat ik naar Dries, den veld
wachter zou gaan, om te zeggen, dat er ge
stolen was, wat ik deed en nadat Dries mij
met gefronste wenkbrauwen had aangeke
ken, niet geheel zeker of ik hem al dan niet
beduvelde, wat nog zoo gek niet gedacht
was van Dries, beloofde hij, toen ik van het
konijn en de twee kippen vertelde, dat hij
zou lromen.
Een half uurtje later verscheen de gewel
dige in vol ornaat en hij keek naar het leege
konijnenhok, fronste de wenkbrauwen op
nieuw en verklaarde toen plechtig: „Het ko
nijn is er uit". Daarna wendde hij zijn schre
den naar het kippenhok en constateerde, dat
er een haan en vier kippen in waren, om
tot de gevolgtrekking te komen, dat, als er
zes kippen waren geweest, er twee mankeer
den. Mijn vader zei, dat de vermiste kippen
even zwart waren als de overgeblevene en ik
verklaarde desgevraagd, dat mijn konijn wit
Was met roode oogen. „Rooie oogen?" zei
en jawel, daar stond Flippie kwispelstaar
tend bij een konijn, dat lag te zieltogen. Maar
helaas, 't was een zwart konijn en ik herken
de dit terstond als het eigendom van Gerrit
Hilbers. Flippie had gedacht: moet ik een
konijn halen, dan zal je er een hebben en
hij had het eerste het beste, dat hij te pak
ken kon krijgen, maar meegenomen.
Wat heb ik later dikwijls aan het zwarte
konijn gedacht!
„Rooie oogen?" zei Dries....
Dries, „dat bestaat niet; wie heeft er rooie
oogen? Heb Jij rooie oogen?" Bedeesd ant
woordde ik: „Neen, Dries, ik niet, maar het
konijn wel", waarop Dries in gepeins verviel
en mompelde: „Bestaat niet". Ik sprak maar
verder niet tegen, denkende, dat ik me mis
schien toch vergiste en zei alleen: ,,'t Is een
wit konijn". Dries keek me onderzoekend aan
en mompelde: „Dat kan!", wat mijn zelf
respect verhoogde.
Na nog eenig gepraat met mijn vader,
waarbij zij het erover eens waren, dat de
dief over de schutting was geklommen; dat
dit 's nachts gebeurd moest zijn en dat niet
gedacht kon worden wie de euveldaad had
gepleegd, zei Dries: „Ik heb een hond en als
die het niet uitvindt, wie het konijn pn rfe
kippen gestolen heeft, kan niemand dat.
want die kan alles terug vinden". Ik kende
dien hond natuurlijk, want Dries bezigde
hem om ons achter de vodden te zitten,
maar ik wist ook, dat hij nog nooit een van
ons jongens te pakken had gekregen, omdat
hij van het principe was: beter bloo Jan dan
doo Jan, en wij meesters waren in het stee
nengooien. Van zijn speurderstalenten had ik
nooit veel anders vernomen dan dat hij,
naar de zoon van Dries ons had verteld, een
zekere vaardigheid had om bij de buren ge
bakken visch of andere delicatesse te gap
pen, wat zeer onbehoorlijk was van een veld
wachtershond. maar wat mij na de verkla
ring van Dries nu een uiting van speurzin
toescheen.
Dries ging en ik hoorde mijn vader mom
pelen, dat er wel niet veel van terecht zou
komen, mEiar toen de veldwachter even later
met het mij welbekende gedierte kwam aan
zetten, was vader toch even nieuwegierig als
ik, wat er zou gebeuren.
Dries bracht den hond bij het konijnen
hok en liet hem ruiken, toen liep hij met
hem den tuin rond tot de schutting, daarna
ging hij achter de schutting om te comman-
deeren: zoek!
De hond keek zijn baas aan, als wou hij
zeggen: „wat haai je nou in het hoofd?" en
bleef stokstijf staan. Zoek! bulderde Dries en
meteen gaf hij Flippie, zoo heette de hond.
een flinken tik met zijn stok. Flippie stoof
v/eg en bleef een twintig nieter verder staan
en het leek me toe, dat hij grinnikte, maar
toen Dries een beweging in zijn richting1
- maakte, nam hij de beenen.
Ja zie je, verduidelijkte Dries, die weer
binnen de schutting kwam, dat moet ik doen
om hem aan zijn verstand te brengen, dat
hij alleen moet gaan, want hij wil, dat ik bij
hem blijf, omdat de jongens hem wel eens
met steenen gooien en Dries keek in mijn
richting, wat me minder op mijn gemak
bracht. Dries ging even mee in huls om een
kop koffie te drinken en na een minuut of
tien hoorden we een luid geblaf buiten de
schutting. Dries zette zijn kop neer, waaruit
hij bezig was te drinken, en zei, terwijl hij
een vinger omhoog stak: „Hij heeft het ge
vonden. dat hoor ik, ja 'k wist het wel". Ver
rast stonden we op en gingen naar buiten
Zoek.!
Er was eens een moord gepleegd in een
trein en de politie van verschillende steden
maakte zich druk over het geval; allen wa
ren even begeerig naar de eer de ontdekker
van den moordenaar te zijn. Bij ons in Am
sterdam bemoeide het Hoofdbureau er zich
speciaal mee; men deed daar heel geheim
zinnig, waar ze daar een handje van heb
ben en zelfs werd gezegd, dat de recherche
der verschillende afdeelmgen zich niet met
het geval mocht bemoeien, waaruit wij de
conclusie trokken, dat ze wat op het spoor
waren. Daar op een goeien dag rukte de
heele centrale recherche uit met een politie
auto: een straat werd afgezet, een huis in
die straat bestormd en evenals Flippie kwam
men met groot geblaf terug, dat wil zeggen,
dat de kranten opzienbarende artikelen
schreven over de arrestatie van den moorde
naar door de centrale recherche.
Maar, helaas, had ze het zwarte konijn,
wat jammer was voor de recherche en ook
voor het konijn, want dat was er niet beter
op geworden, zoomin als het konijn van
Flippie. Ja, bij de recherche zijn ook Fllp-
pies, die denken: „moet je een konijn heb
ben, dan zal ik er wel eentje brengen", wat
voor de betrokken konijnen nu niet altijd
even plezierig is. 't Zij verre van mij te wil
len beweren, dat de speurders niet te goeder
trouw zijn misschien was Flippie dat ook
wel maar men gaat er uit zucht naar suc
ces wel eens toe over den een of ander bij
zijn kraag te vatten, zonder dat de aanwij
zingen bepaald sterk zijn.
Zoo was er eens een belangrijke postdief-
stal gepleegd, die door de dagbladen, als
zijnde een sensationeel misdrijf, uitvoerig
was beschreven. Een jong, vol-ijverig inspec
teur, wiens ervaring omgekeerd evenredig
was met zijn ijver, zou de zaak onderzoeken
en hij stak zijn licht op bij de luitjes in de
onderwereld. Nu zijn die luitjes vol fantasie,
vooral als ze denken, dat er wat te verdienen
en een maakte den inspecteur wijs, dat
zekere Gerrit de dader was.
Gerrit was toen gemobiliseerd en lag er
gens in Brabant, wat al een reden had moe
ten zijn om zeer voorzichtig te wezen, maar
de inspecteur snakte naar roem en onver
wijld toog hij naar Brabant, waar hij Gerrit
inpikte om hem in triomf naar de hoofdstad
te brengen, iets wat de kranten den volgen
den morgen in schetterende artikelen, waar
bij de naam van den inspecteur niet verge
ten was, den volke verkondden. Had de in
specteur de moeite genomen in Brabant wat
....waar hij Gerrit inpikte....
nauwkeuriger te informeeren, dan zou hij
ontdekt hebben, dat Gerrit ten tijde van liet
misdrijf in zijn bivak was en het zou hem
de desillusie bespaard hebben een zwari
konijn met zich te hebben gevoerd.
Ik zou hier nog een geval kunnen noe
men, waarbij een ervaren commissaris in een
gewichtige zaak een even grooten blunder
vaardigd, terwijl later zonneklaar bleek, dat
dit niet het geval was, zoodat men met die
schriftexpertise ook niet te voorzichtig kan
zijn ik zou, zeg ik, vele zwarte konijnen
naar voren kunnen brengen, maar dit
het eigenlijke doel van het artikel niet, want
ik wilde me bezighouden met den politie
hond, over wien veel is geschreven, die een
studie-object is van velen en over wiens
waarde als speurder 'ik het een en ander wil
de zeggen.
Vele mensehen hebben een hobby: bij som
migen is 't de politiek of het vereenigings
leven, wat vaak een zusje en een broertje is:
bij anderen is het boeken schrijven, teneinde
aan een lang gevoelde behoefte, voor zichzelf
in de eerste plaats, te voldoen. Zijn zulke
lieden in gemeentedienst, dan wordt het
werk, waarvoor zij zijn aangesteld, zoo lang
zamerhand bijzaak, wat niet erg is, want de
gemeente betaalt toch wel en de hobbies leg
gen den lieden veelal geen windeieren.
Er zijn ook lieden, wie? hobby is hun werk
zoo goed mogelijk te doen, dat zijn de goed-
geloovige sukkels, die zich dwaselijk ver
beelden, waardeering te oogsten; die het
werk voor lanterfanters en dergelijke mogen
opknappen, steeds in den hoek worden ge
drukt en bij de eerste de beste gelegenheid
worden geloosd, als ze niet meer noodig zijn,
omdat er jongere sukkels zijn gekomen.
Er zijn weer anderen, bij wie de hobby
in hun bedrijf niet tot uiting komt, maar
die al hun vrijen tijd er aan ten koste leg
gen en dat zijn hobbies van onschuldigen
aard. Tot dezen behoort veelal ook de hon-
dendresseur.
Ik heb altijd met groot respect tegen de
dresseurs van honden en andere dieren op
gezien, aangezien het mij nooit is mogen ge
lukken onzen hond zoover te krijgen, dat hij
over een stok sprong: hield ik den stok laag,
dan stapte hij er gewoon over heen, hield
ik hem hooger, dan kroop hij er onder door,
wel te verstaan als ik eenig lokaas aan den
anderen kant van den stok hield: deed ik
dit niet, dan keek hij mij met het kalfach-
tigste gezicht dat men zich denken kan, aan
of ging hier of daar liggen. Neen, met dien
hond was niets te beginnen. Men zal zeggen
't was zeker geen rashond. Wat zegt u? Hij
vertegenwoordigde zeker een half dozijn ras
sen en van elk had hij zeker en niet de
beste eigenschappen in zich. Neen, daaraan
kon het niet liggen, maar ik was niet voor
dresseur in de wieg gelegd en als 't er op
aan kwam, dresseerde de hond mij meer dan
ik hem. Bijvoorbeeld: Ik ging uit en sloot
den hond op, omdat hij niet mee mocht,
doch een eindwesgs op pad ontdekte ik, dat
hij, hoe mag Joost weten, toch buiten was
gekomen en mij volgde. Ik bleef staan, hij
ook, doch op veiligen afstand. Ik gebaarde
en dreigde; hij bleef staan en ging ik een
paar pas terug, hij ook. Ik ging weer verder
en keek om; hij volgde al weer en dat ging
net zoo lang door, tot ik er de brui aan
en dan rende hij me met luid geblaf voorbij,
zijn vreugde te kennen gevende. Wat moest
je met 200'n hond doen? Je schold hem uit,
zei, dat hij een rakker was en een bandiet
en dan holde de bandiet naar een steen of
een stuk hout, nam dat in zijn bek en maak
te een heibel of hij wonder wat gedaan had.
Kwam je bij ongeluk iemand tegen, dan
stoof hij op hem aan of hij hem verscheu
ren wou en hij zou uit louter baldadigheid
den tegenkomer hebben gebeten, als ik hem
niet had nagezet.
Hij
vertegenwoordigde een half dozijn
rassen
Ge ziet het: ik had geen dresseertalent en
vandaar mijn respect voor hen, die 't wel
hebben en wier verrichtingen ik steeds met
groote belangstelling heb gadegeslagen.
Het zwarte konijn heeft me wat opgehou
den. dus over die verrichtingen in een vol
gend artikel.
DE UITVINDER DER BRIEF
KAARTEN.
Het is te danken aan een Oostenrijker, aan
dr. Herman, dat de briefkaart werd geboren.
Hij verdedigde de invoering van kaarten,
van dezelfde grootte ongeveer als een enve
loppe, die tegen geringere port dan de brie
ven vervoerd zouden worden. Daartegenover
mocht de afzender een grens van maximum
twintig woorden niet overschrijden, inclusief
adres en onderteekening. Dit was in 1869.
De Oostenrijksche post nam het idee on
middellijk over en even later ook de andere
landen. In Engeland kwam de briefkaart
bijv. in 1870.
Toch is dr. Hermann niet de oorspronke
lijke uitvinder. Jaren vóór 1869 heeft Hein-
rich van Stephan de stichter van de Wereld
Post Unie over briefkaarten gesproken. Men
wilde er niet aan. maar hij was toch de man
die er het eerst aan heeft gedacht.
OVER DROGE STREKEN.
GEEN REGEN IN VEERTIG JAREN!
Een jonge man vatte het plan op de groóte
Australische woestijn van Mount Margaret
tot Zuid Australië te doorkruisen. Men ver
telde hem, dat slechts één man er in geslaagd
was dit te volbrengen, en wel 7 jaren ge
leden.
De jonge man vertrok per kameel en na een
tocht van twee dagen kwam hij bij een bron.
Er was weinig water meer in, maar toch kon
hij zich daar nog laven. Vlak bij de bron ont
dekte hij voetsporen in de hardgeworden
modder, zoo duidelijk, alsof ze den vorigen
dag gemaakt waren. En toch kwamen ze van
den voet van zijn voorganger voor 7 jaar.
Geen druppel regen was daar in dien tijd ge
vallen.
Toch wordt die Australische woestijn ge
slagen wat droogte betreft door de Atacama
woestijn van Chill in Zuid Amerika. En deze
heeft op dat gebied weer concurrentie van
de Payta woestijn van Peru, ongeveer 5 gra
den ten Zuiden van den Evenaar. Ofschoon
daar wolken zijn en mist niet ongewoon is
valt er geen regen. Zelfs is er één plek aan de
kust, waar gedurende 40 jaren geen bui ge
weest is!
Toch wonen daar menschen. Het water dat
zij noodig hebben, komt van de bergstroomen.
Zij kweeken katoen, dat zijn wortels een ver-
bazingwekkenden afstand uitzendt om vocht
te verkrijgen.
Een andere droge stree1' is de kust van Zuid
Arabië. Daar aan de kust kunnen jaren voor-
bijgaan zonder een dronnel regen. De bewo
ners dier streken putten hun water uit bron-
HET NIEUWE DAGBLAD wordt een volledlcj blad en dus zal
ook een rubriek van Vraag en Aanbod Advertenties niet
ontbreken.
Deie advertenties krijgen den veelieggenden naam
„Luidsprekers",
leder in Velsen, ITmuiden, Beverwijk eni., die iets te koop
ol te huur heeft aan te bieden ol te vragen, die personeel noodig
heeft of zichzelf voor een betrekking wil aanbevelen enz., zal door
middel van deze advertenties zijn (haar) wensch luid kunnen uitspreken
tot drieduizend ontvangers van ons blad.
En het zal hem (haar) al heel weinig kosten. Luidsprekers worden
„kwartjes"-advertentles, 15 regels 2E cents. Iedere regel meer 10 ets.
uitsluitend tegen centante betaling in te zenden bi] ons kantoor:
Kennemerlaan 42, llmulden, of een der elders in dit nummer genoemde
agenten.
De oplaag van J000 exemplaren per dag van HET NIEUWE DAGBLAD
wordt door ons gegarandeerd.
Brieven op Luidspreker-Advertentiën worden dagelijks en gratis
thuisbezorgd.
Tot de nog steeds niet opgehelderde fei
ten uit de wereldgeschiedenis, behoort het
lot van den dauphin, den zoon van Lodewijk
XVI, die, naar men aanvankelijk meende,
eenige jaren na de terechtstelling van zijn
ouders, onder de martelingen van een on-
menschelijken oppasser zou zijn gestorven.
Maar reeds tijdens de Fransche Revolutie
dook het gerucht op, dat de in 1795 gestor
ven en begraven knaap niet de ware dauphin
maar een ondergeschoven kind zou geweest
zijn en dat men den zoon van Lodewijk XVI
gered en ontvoerd zou hebben. In ieder geval
staat vast, dat de zuster van den dauphin,
de latere hertogin van Angoulême, het lijk
van haar broer niet heeft gezien en dat De
fault, de dokter, die hem meermalen had be
handeld, het in de gevangenis gestorven kind
niet als den koningszoon heeft erkend.
Verschillende verhalen van de wijze, waar
op de dauphin zou zijn gered, hebben de
ronde gedaan, maar het sterkst heeft zich
kunnen handhaven de bewering, dat Barras,
president van de Nationale Conventie en Jo
sephine de Beauharnais, de latere gemalin
van Napoleon I, de vlucht van den dauphin
mogelijk hebben gemaakt.
In dit verband is zeker opmerkelijk de serie
moordaanslagen, welke op de personen, die
van de ontvoering van den knaap zouden
hebben afgweten, hebben plaats gehad en
welke als getuigen hem misschien later had
den kunnen identificeeren Dr. Default werd
vergiftigd, Josephine de Beauharnais stierf
plotseling, juist toen men haar als getuige
in deze zaak wilde oproepen. Even geheim
zinnig stierf de hertog van Enghien; de her
tog van Berry werd op straat vermoord.
In 1834 verscheen te Parijs plotseling een
man met een pas ten name van Karl Wilhelm
Naundorff, die beweerde, de geredde dau
phin te zijn en die verschillende personen in
zijn identiteit met den koningszoon wist te
doen gelooven. We mogen de geschiedenis
verder als voldoende bekend veronderstellen:
hoe Naundorff in Frankrijk een proces be
gon om zijn rechten terug te verkrijgen, zijn
papieren in beslag werden genomen, hem het
verder verblijf in Frankrijk werd ontzegd en
hoe het proces nimmer werd beëindigd. De
reeds genoemde hertogin van Angoulême, die
dus Naundorff's zuster geweest zou zijn,
heeft hem steeds bëstempeld als een zwen
delaar; haar eerzucht als gemalin van den
zoon van Karei X, eenmaal kroonprinses van
Frankrijk te worden, zou sterker geweest zijn
dan haar plicht, haar broeder te herkennen.
Hoe serieus men overigens de aspiraties
van Naundorff opvatte, bewijzen wel de twee
aanslagen, die op hem werden gepleegd, doch
die beide mislukten en toen hij in later jaren
in Engeland bezig was met chemische onder
zoekingen, trachtte men hem met zijn heele
laboratorium in de lucht te laten vliegen.
Tenslotte, geheel geruïneerd, trad Naundorff
in Nederlandschen militairen dienst. In ons
land werd hij, evenals in Engeland, openlijk
als een Bourbon erkend. Hij verbleef hier
slechts één jaar en zijn grafschrift in Delft
vermeldt, dat daar begraven ligt: Lodewijk
XVII, geboren te Versailles, 27 Maart 1785 en
overleden te Delft, 19 Augustus 1845. De na
komelingen van Naundorff openden, ten
einde in hun onderhoud te voorzien, in
Frankrijk een wijnhandel en in het tijd
schrift, dat zij uitgeven, maken zij tegelijk
propaganda voor hun rechten op den troon
van Frankrijk, en voor hun wijnhandel. Wat
het eerste betreft, gaat het natuurlijk niet
zoozeer om den Franschen troon, dan wel
om de groote nalatenschap van Lodewijk XVI
die den dauphin, Lodewijk XVH, had moeten
ten deel vallen.
Tot zoover in het kort iets uit de geschie
denis van Naundorff. Het verband tusschen
hem en het verdrag van Versailles is hier
mede echter nog niet duidelijk. Toen het ge
noemde verdrag in 1919 weid onderteekend,
gebruikte de Fransche minister-president
Clémenceau, 'n ing, dien hij geërfd had van
den vroegeren minister van Buitenlandsche
Zaken, Jules Favre. Deze" had met denzelfden
ring, op 28 Januari 1871, den Fransch-Duit-
schen wapenstilstand bezegeld Favre was de
advocaat geweest in het proces van Naun
dorff cn jarenlang had hij getracht in de
zaak van dezen vervolgde eenig licht te bren
gen Daar hij hiervoor nimmer eenig hono
rarium had willen aannemen, had Naundorff
hem eens den bewusten ring gegeven, dien
hij van toen af geregeld droeg. Op het oogen
blik van het teekenen van den wapenstil
stand in 1871 had Bismark naast zijn hand-
te eken ing een afdruk van zijn ring geplaatst
en hij verzocht Jules Favre hetzelfde te doen;
En zoo zijn dan, wel zeer typeerend, met den
zegelring van den mogelijk wettigen erfge
naam van den Franschen troon, twee van de
gewichtigste documenten der Fransche re
publiek bezegeld!.
W. S.
EEN VOORDEEL DER
BIOSCOPEN.
De vaak-verwenschte bioscopen hebben
toch tenminste één goed ding tot stand ge
bracht. En dat is het feit, dat in bibliothe
ken de vraag naar de boeken, waar films van
gemaakt zijn, toeneemt.
John Barrymore's film „Svengali" heeft
duizenden attent gemaakt op den roman van
George du Maurier „Trilby", waarop de film
is gebaseerd. Hetzelfde heeft plaats met
.„Moby Dick", waaruit the Seabeast, ook van
John Barrymore, getrokken is. En met de
drie Musketiers ging het net zoo, evenals met
Tom Sawyer, van Mark Twain en Het licht
dat verdween, van Rudyard Kipling.
DE VOLLEDIGSTE POSTZEGEL
VERZAMELING.
EEN COLLECTIE VAN 2.500.000 GULDEN.
- atio uiui ovivntii puoocu ilUii VViXI/Ci Uil/ UIUIl-
maakte en waaroij een paar schriftgeleerden nenonder de zee! Dagelijks gaar. duikers i
hem assisteerden door te verklaren, dat een met geitenvellen-zakken naar beneden om
zeker schriftuur door den verdachte was ver- water te bwlen. uit de bronnen pp den bodem. I
In de eerste aflevering van Onze Wonder
baarlijke Wereld vinden wij het volgende.
Koning George van Engeland heeft een
dezer dagen een bezoek gehad van een
aantal deskundigen op postzegelgebied, die
unaniem hebben verklaard, dat zijn collectie
Britsche postzegels de volledigste is van het
Empirium, waarover hij regeert. De 300
albums, die de koning bezit, bevatten niet
alleen vele der zeldzaamste zegels der wereld,
maar ook de uitgebreidste sorteering Brit
sche koloniale postzegels.
Evenals de koning geen koning meer is,
maar liefhebbend grootvader, als zijn klein
kinderen de kamer binnenkomen, en zijn
aandacht in beslag nemen, zoo is hij een
hartstochtelijk verzamelaar als de philate-
listen samenkomen. In een speciale kamer
in Buckingham Palace brengt hij elke week
verscheidene uren met zijn schatten door en
verzorgt ze met liefde en kennis. Hij zendt
op alle belangrijke pöstzegeltentoonstellingen
in en is er altijd op uit zijn collectie aan te
vullen. Oude verzamelaars werpen jaloersche
blikken op 's konings postzegels van de oude
Australische koloniën, vooral op zeldzame
exemplaren als de West-Australische vier
penny zegel met den omgekeerden zwaan.
Zijn verzameling van Nieuw-Zeelandsche
postzegels staat bekend als de volledigste,
die De Purr^-_vep?jn©ïtag
Australische zegels, in 1928 op de Internatio
nale Philatelistische tentoonstelling te Mel
bourne met de gouden medaille bekroond
en bijeen gebracht door mr. J. R. W. Purves.
advocaat te Melbourne, is, naar men zegt
voor f 25.000 in zijn handen overgegaan.
De Mauritiuszegel van twee penny is een
der juweeltjes van 's konings verzameling.
Arthur Stind, een Amerikaan, die het eenige
andere exemplaar bezit, heeft 45.000 dollar
daarvoor betaald. De Mauritiuszegels zijn
gedrukt, toen het eiland een Engelsche kolo
nie was geworden.
Een andere sieraad van 's konings collectie
is een oude shillingzegel van Groot-Brit-
tannië, een plaat-afdruk, waarvan de post
zegelkenners nimmer een tweede exemplaar
zijn tegengekomen.
De waarde ls op het oogenblik f 10.000. Hij
bezit verder de oorspronkelijke potloodschets
van de beroemde Mulready-envelop, evenals
Rowland Hill's ruwe waterverfschetsen voor
de eerste Britsche één en twee pennyzegels*
die in 1840 zijn uitgegeven.
Zes jaar geleden werd de waarde van ko
ning George's collectie op anderhalf millioen
gulden geschat. Maar daar de waarde van
postzegelverzamelingen sedert den oorlog
maar dan verdubbeld is mag men haar thans
veilig op 2 1/2 millioen taxeeeren.
DE SUPER-KAT.
Het bericht dat Sovjet-geleerden gepoogd
hebben een huisdier te „kweefeen", dat alle
goede eigenschappen van schaap, koe en geit
in zich vereenigt, heeft menigen glimlach
ontlokt.
Het is echter een groot plan en als de
proeven nog resultaten op zouden leveren
dan zouden ze misschien meer een combinatie
van de slechtste hoedanigheden te voor
schijn brengen dan van de beste. Maar de
wonderlijkste resultaten zijn al verkregen bij
de planten door combinaties en ook zijn in
de dierenwereld al nieuwe variëteiten ver
schenen.
Bijvoorbeeld. Een Parijsch dokter, die zich
vooral op ratten-onderzoek specialiseerde,
is er ln geslaagd een „super-kat" te kweeken,
die grooter en sterker is dan de gewone poes,
en die meer ratten kan dooden.
Het is te hopen dat deze super-katten niet
talrijk zullen worden. Onze kat heeft al wilde
streken en een grooter en krachtiger exem
plaar zou zijn aandacht wel eens niet alleen
op ratten en muizen kunnen blijven vesti-
gcn!j