.Uit den Strijd
teöen de Misdaad
TWEE DIRIGENTEN.
DE GEHEIMZINNIGE BRIEFDRAGER.
PREDIKBEURTEN.
VELSEN
IJMUIDEN
BEVERWIJK
V©dl DB
K1MPEEEN
'N DAPPER TWEETAL
HUISVLIJT
HET NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 21 NOVEMBER 1931
door
A. HEEROMA, Oud-Commississaris van Politie te Amsterdam.
snikkende in de keuken
Misschien bevinden zich onder de lezers
van dit artikel ernstige heeren, die met
groote gestrengheid en angstvalligheid de
zonen en dochteren, die de kinderschoenên
zijn ontwassen, in hun buitenhuizige gedra
gingen gadeslaan, maar toch, als zij eens
aan de eigen jongelingsjaren terugdenken,
zullen moeten erkennen, dat zij ook wel
eens stiekum een briefje in een bus hebben
gestopt, waarvan inhoud en bestemming
zorgvuldig geheim gehouden werden. Ja, dat-
is alle tijden door gebeurd, maar zoo'n
briefje kwam dan als regel niet in handen
van de politie, of dit een aanknooping dan
wel een verbreking van een verbintenis be
helsde.
Dat het blonde meisje op zekeren dag ten
huize van haar patroon een briefje ontving,
dat haar in hevige gemoedsbeweging bracht,
zou dan ook geen aanleiding gegeven heb
ben dit verder bekend te maken, ware het
niet, dat het briefje een gansch ongewonen
en zeer onbehoorlijken inhoud had gehad,
terwijl het meisje er zich het hoofd over
brak, wie haar dat epistel had doen toe
komen.
Mevrouw kende het meisje als zeer inge
togen en als een juweel van een dienst
bode ik schrijf uit lang vervlogen tijden
weet u en toen het kind haar, nadat me
vrouw het snikkende in de keuken had aan
getroffen, na veel aarzeling had meegedeeld
wat haar zoo ontroerd had, was de veront
waardiging van mevrouw groot. Ze beloofde
wel er met niemand over te spreken, maar
men weet hoe dat gaat, zoodat de heer des
huizes nauwelijks den drempel had over
schreden, of hij was deelgenoot van het ge
heim.
Mijnheer herinnerde zich wel, dat hij in
lang vervlogen tijden ook briefjes in een bus
had gestopt, maar zulke briefjes, neen, dat
kon niet door den beugel en omdat hij
meende, dat de snoodaard, die zoo iets
schreef, gestraft moest worden, terwijl hij
niet wist, hoe hij dien onverlaat zou kunnen
krijgen, wandelde hij naar de politie en
kwam mijn raad inwinnen.
Ik ging van de veronderstelling uit, dat
men een meisje geen briefjes schrijft, als
men haar niet kent en dat briefjes met een
vulgairen en zoodoende beleedigenden in
houd het uitvloeisel zijn van een zekere te
leurstelling op het gebied van liefdesbetrek
kingen, zoodat ik meende, dat het meisje
zelf wel eenige aanwijzing omtrent den ver
vaardiger zou geven. Hierin werd ik echter
zeer teleurgesteld, want het meisje beweer
de dat zij niemand wist, die haar zoo on
gezind was, dat hij haar een dusdanig ge
schrift zou zenden.
Ik bekeek papier en enveloppe, maar die
zeiden mij niets en ik was in die dingen toen
ook nog onervaren, zoodat ik net zoo wijs
was en bleef als de heer des huizes zelf.
Er verliepen een paar dagen en toen
bracht het meisje mij een tweeden brief, die
in leehjkheid voor den eerste niet onderdeed
en waarin bedreigingen werden geuit, zoo
dat de heele familie in angst verkeerde, dat
een of ander bloedig drama op ontknooping
wachtte.
Nu vertelde het meisje echter, dat, toen
zij den brief in de bus had hoor en steken,
zij naar de voordeur was geloopen en in de
nabijheid der woning een man met een pet
had gezien; wie die man was, wist zij niet.
We waren dus iets verder: er was een man
met een pet bij 't geval betrokken, maar
zelfs de meest scherpziende speurder had
moeilijk kunnen beweren, dat hij den dader
nu voor heb grijpen had, want mannen met
petten behooren niet bepaald tot de buiten
gewone verschijnselen in Amsterdam.
Ik bestudeerde de twee brieven: ze waren
ongetwijfeld van denzelfden persoon af
komstig. Wat moesten we doen?
Ik liet het huis bewaken, wat een kal
meerenden invloed had op de zenuwen, maar
wat ons niet nader bracht tot den dader,
want al passeerden' er veel mannen met
petten, van wie er soms een wat in de 'ous
shopte, dan bleek het, dat die petdragers
onschuldig waren, want zij hadden slechts
een reclamebiljetje van een steenkolenhan
delaar of zoo iets gebracht en we kregen
nu en dan heibel, als zoo'n busbezoeker op
eens werd besprongen.
De geheimzinnige briefdrager was de po
litie te slim af, want ziet, daar verscheen,
toen de bewaking wat verslapte, weer een
brief, nog gemeener en venijniger dan de
vorige, waaruit bovendien bleek, dat hij
zeer goed wist, dat er politiebewaking was
geweest en hij kondigde aan, dat zijn wraak
plannen weldra ten uitvoer gebracht zouden
worden.
Verscherpte bewaking volgde en het meis
je werd als zij uitging, door ons geëscorteerd
maar 't gaf alles niets, maar nauw verslapte
het toezicht, of er gleed weer een brief in
de bus, wat niet naliet de spanning in de
familie weer tot een soort wanhoop te doen
stijgen, terwijl dit alles mij het zeer onple
zierige gevoel gaf voor iemand te worden
aangezien, die net zoo goed thuis kon blij
ven.
Op zekeren middag ging ik de familie
eens opzoeken om over het geval te spreken
en ik had een onderhoud met mevrouw, wie
ik nog eens ondervroeg omtrent het heden
en verleden van het meisje en haar familie.
Terwijl ik er vooral prijs op stelde te weten
of zij wel eens kennis aan een jongen ha.d
gehad, want in die richting moest je toch
wel zoeken, maar ik werd er geen cent wij
zer door, want, zooals gezegd, het meisje was
de ingetogenheid zelve.
„,*..die dacht, dat ik om een praatje
verlegen was
Terwijl ik daar was, kwam het meisje op
nieuw de kamer binnen met een brief, die
zoo juist in de bus was gestopt en omdat de
brenger dus in de onmiddellijke nabijheid
moest zijn, snelde ik naar buiten, keek de
gracht af, die daar rustig dommelde in de
namiddagzo», maar een verdacht persoon
zag ik niet, terwijl die toch onmogelijk uit
het gezicht kon zijn. Ik zag een man, die
een kar voortduwde, een paar spelende kin
deren, een bejaard heer, die rustig wandel
de onder de boomen aan den waterkant;
neen, geen der aanwezigen kon de geheim
zinnige briefschrijver zijn. Ik zocht in por
tieken, links en rechts, ondervroeg een meis
je, dat een paar huizen verder do stoep deed,
maar die dacht dat ik om een praatje ver
legen was en zei met de vrijmoedigheid van
een Amsterdamsch dienstmeisje, dat ik wel
door kon gaan, want dat ze al kennis had.
Het begon er werkelijk interessant uit te
zien en onwillekeurig moest ik denken aan
de geheimzinnige steenenwerpers en sirih-
spuwers, waarvan Indische menschen je ver
halen weten op te disschen, die je koude ril
lingen bezorgen, terwijl ze voor de waar
heid instaan en ik vroeg me af, of wat in
Indië gebeurde, in Holland ook niet moge
lijk v/as; bovendien hadden we in Amster
dam kort geleden geen spookhuis gehad,
waar 's nachts geheimzinnige gedaanten
langs het dale zweefden, waar de bel rin
kelde, zonder dat or een hand werd gezien,
die ze in beweging bracht? 't Is waar, toen
de politie er aan te pas kwam en het huis
binnenging, waar de menschen met angsti
ge gezichten voor samendromden, toen hiel
den de verrichtingen van het spook op en
we vonden op zolder een laken, dat voor
een rechtschapen spook een alleszins ge
schikte omhulling geweest kon zijn, maar
met dat al kon je de buurvrouwen, die voor
ze ter ruste gingen het halve ameublement
voor de kamerdeur plaatsten, niet uit het
hoofd praten, dat het spook bestond, als
spook dan. Ik ben er zelf ook van overtuigd,
dat het spook bestond,, maar dan meer in
de gedaante van een kwajongen van een
jaar of vijftien.
Ik wil hier niet verder op ingaan, vree-
zende den een of ander in zijn gevoelens te
kwetsen, want als het spoken en geestes-
verschijningen betreft, moet je in dezen ver
lichten tijd soms nog voorzichtig zijn.
Men zal echter moeten toegeven, dat het
aUOIS-fUI 'SUM. pSU9UI3§ 2iT UTXeCM. 'iuasS
voor geen ander onderdeed en ik wilde er
het mijne van hebben.
De briefdrager scheen een zekere voorlief
de te hebben voor vier of vijf uur in den
namiddag en daarom begaf ik mij op een
goeden dag tegen dien tijd naar het huis
en posteerde mij in de gang vlak achter de
deur; kwam er een brief, dan kon het wezen,
zoo het niet etherisch was, mij niet ontsnap
pen; er kwam geen brief. Ik herhaalde dit
eenige dagen met hetzelfde negatieve resul-
taat.
Toen kwam er een boosaardige gedachte
in mij op en, nadat ik even een bezoek had
gebracht, vertrok ik met de mededeeling,
dat ik maar weer eens wat zou wachten,
doch ik bleef buiten bij de deur staan en
ziet daar kwam een brief.
Tenminste het meisje vertelde het, maar
het gekste van 't geval was, dat ik zeker wist
dat niemand een brief in de bus had ge
stopt en daarmee vond ik bewaarheid,
waarvan ik zoo langzamerhand een flauw
vermoeden had gekregen, dat het zedige
dienstmeisje zichzelf de brieven had ge
stuurd, iets wat ik aanvankelijk, gezien den
zeer schunnigen inhoud, niet had durven
veronderstellen, want het meisje was wer
kelijk een fatsoenlijk kind. Psychologen we
ten ,dat dergelijke dingen bestaan en van
menschen, op wier zedelijk en maatschappe
lijk gedrag niets is aan te merken en die
ook volstrekt niet abnormaal lijken, krijg je
soms van die allervreemdste uitingen in
brieven. Ik bewaar in mijn verzameling al
tijd nog een portret van een juffrouw, een
doodfatsoenlijk mensch, die dit portret aan
een vriendin zond met een onderschrift,
Rhythmiek in de muziek en in hef menschelijk lichaam.
Dr. PETER en Dr. WILLEM.
Dr. Willem Mengelberg.
Hoewel op het rhythmisch dansen onder
begeleiding van muziek reeds de aandacht
gevestigd is door kardinaal Jacobus Sado-
letus ten tijde van de renaissance en deze
zich daarbij weer spiegelde aan de opvattin
gen van Plato, mag toch Dalcrose wel be
schouwd worden als de grondlegger van de
„rhythmische gymnastiek" volgens de heden
daagsche begrippen. Voordien is eigenlijk de
dans door alle eeuwen heen, zelfs tot ver
voor onze Christelijke jaartelling, beoefend
en dat die dans rhythmisch moest zijn, was
een van de kenmerken van het begrip dan
sen. De uitdrukking rhythmische „gymnas
tiek" is van Dalcrose. Hij toch had opge
merkt, dat muziek bij de meeste menschen
lichamelijke reacties veroorzaakte, hetgeen
hem deed veronderstellen dat omgekeerd het
uitvoeren van lichaamsoefeningen op een
bepaalde wijze een hulpmiddel zou kunnen
zijn bij de muziekstudie.
De vorm van lichaamsoefeningen
die hij daartoe koos noemde hij
„rhythmische gymnastiek" Dit hulpvak sloeg
in, ook bij hen, die niet bedoelden een spe
ciale muziek-studie aan te vangen. Het ge
volg laat zich denken; Dalcrose was vol
doende koopman om de nieuwe neiging on
der het publiek productief te maken, dus
•waarin zij zich zelf van allerlei leelijks be
schuldigde.
Gevaarlijk zijn die menschen voor anderen
nog niet en daarom laat de politie ze met
rust, doch er zijn ook van die naturen, die
zichzelf niet tot mikpunt nemen, doch met
een zekere wellust brieven vol gemeenheden
over anderen schrijven en daardoor veel
onheil stichten en dan kan je dat niet laten
passeeren, schoon het resultaat behoort te
wezen, dat de psychiater zich met den
schrijver (of schrijfster, wat gemeenlijk het
geval is) bemoeit.
DE KINDERZEGELS 1932.
MET GROOTE ZORG ONTWORPEN.
Plet Plaagsch Corr. bureau seint:
Evenals vorige jaren zullen gedurende het
tijdvak van 10 December 1931 tot en met 9
Januari 1932 weldadigheidszegels verkrijg
baar worden gesteld, waarvan de opbrengst
boven de frankeerwaarde ten bale komt van
het misdeelde kind. De uitgave geschiedt
weder in de frankeerwaarden 11/2 cent, 5
cent, 6 cent en 121/2 cent. Verkoopprijzen
onderscheidenlijk 3, 8, 10 en 16 cent. De uit
voering vindt plaats in rotogravure. De ont
werpen zijn vervaardigd door den heer G.
Kiljan, die getracht heeft door samenwer
king van foto en schrift een voor ieder be
grijpelijk beeld te geven, aansluitend aan het
doel waarvoor de zegels verkocht worden. Hij
zocht daartoe de kinderen op en bewoog zich
onder hen met camera en gevoelige plaat.
Als gevolg hiervan vertoonen de zegels 4
der meest kenmerkende categorieën van mis
deelde kinderen en van de hulp hun verleend,
n.l. 11/2 cent: een doofstomme jongen, wien
het spreken geleerd wordt; 5 cent: een hulp
behoevend achtexdijk kind: cent: een blind
meisje, het Brailleschrift leerend; 12 1/2 cent:
een zwak, verwaarloosd meisje, door helpen
de handen gesteund.
Zooals steeds wordt de netto-opbrengst af
gedragen aan den Bond van Kindebeseher
ming ter verdeeling over de daarvoor in aan
merking komende vereenigingen.
richtten hij en zijn navolgers cursussen op
voor rhythmische gymnastiek. De meest
begaafden brachten het dan tot de rhyth
mische dans. Nu zijn niet alle lichaams
oefeningen, uitgevoerd onder begeleiding van
muziek rythmische bewegingen. Marcheeren
onder de tonen van een muziekcorps of
turnoefeningen, waarbij het tellen van den
onderwijzer is vervangen door pianospel van
meer of minder geslaagd gehalte, zijn niet
meer dan metrische oefeningen. De begrip
pen maat en rhythme dekken elkaar geens
zins; maat is 'n zaak van het verstand, ter
wijl rhythme er een van het gevoel is. Rhyth
misch zijn die bewegingen, welke worden
ingezet door de romp en van daar vloeiend,
golvend verloopen naar de peripheri. Het is
dus zeer wel mogelijk, dat metrische oefe
ningen door sommigen tevens rhythmisch
worden uitgevoerd, doch van zelf spreekt
dit niet. Ook is het mogelijk, dat zonder
eenige begeleiding van muziek rhythmische
bewegingen worden gemaakt. Men zou dus
kunnen zeggen, dat rhythmiek in het men
schelijk bewegingsapparaat niet met muziek
te maken heeft. Toch is dit ook weer niet
heelemaal juist, in zooverre dat men vrij
algemeen de opvatting huldigt, dat muzeik
het gevoel voor rhythme wekt en onder
steunt. Zoo ontstaat of wordt bevorderd wat
men noemt een vitaal rhythme (Dr. Bode)
of physiologisch rhythme (mevr. Mensen
dieck).
Gedachtig aan deze opvatting heb ik twee
bekende orkestdirigenten, Dr. Peter en Dr.
Willem, als waarnemingsobjeeten gekozen,
waartoe mij dezer dagen een ongezochte ge
legenheid werd geboden. Met één dag tus-
schenruimte kon ik beide kopstukken in
actie zien. Al dadelijk bleek, dat de theorie
van Kretsehmar (Körperban und Charakter)
hier al heel duidelijk is toe te passen; de
bouwtypen der beide dirigenten behooren
niet tot de door Kretsehmar aangegeven
grondtypen. Dr. Peter zou men wellicht kun
nen beschouwen als een athletisch type met
een sterke neiging naar het asthenische. Dr.
Willem daarentegen als een athletisch type
met een lichte neiging naar het pyknische.
Wat ziet men nu, wanneer beide heeren de
dirigeerstok gaan zwaaien? Bij Dr. Peter
gaan alle bewegingen uit van de handen,
deelen zich mede aan de armen en bij groo-
ter actie aan de romp, gevolg: niet-soepele,
onaesthetisehe bewegingen van de armen en
van het geheel lichaam, onplezierig om
naar te kijken. Onder alle omstandigheden
blijft hij de man, die er voor staat. Van
een vitaal rhythme in zijn bewegingen vindt
men zelfs niet het geringste symptoom. Voor
den waarnemer van buitenaf blijft hij los
van zijn orkest; men kijkt bij voorkeur in
NED. 1TBRV, GEMEENTE. V.m. 10 uur:
Dg. Meijer.
NED. HERV. GEMEENTE. V.m. 10 uur:
Ds. Breiman. Nam. 5 uur: Ds. Swaan.
IJmuiden-Ooat.: V.m. 10 uur: Ds. van Pcur-
sem, pred. te Uitgeest.
Nam. 5 uur: Ds. van Paassen, pred. te Haar
lem.
DOOPSGEZ. GEM. EN AFD. PROT. BOND.
V.m. 10.30 uur: Ds. F. F. Milatz.
HERST. APOST. ZENDING GEM, IJM.-O.
V.m. 10.15 Godsdienstoefening.
Namiddags geen dienst.
BAPTISTE-GEMEËNTE. Aangesloten bij de
Unie van Baptiste-Gemeenten in Nederland.
IJmuiden-Oost (Willebrordstraat 10.) V.mw
IJmuiden-Oost, Willébrordstraat 10. Nam.
S uur: Ds. J. Jeronimus, van den 1-Iaag.
Donderdagavond 8 uur: Ds. J. v. d. Schors.
Bijbellezing en Bidstond.
DOOPSGEZINDE GEMEENTE. V.m. 10 uur:
Ds. J. D. v. Calcar.
EVANG. LUTHERSCHE GEMEENTE.
V.m. 10.30 uur: Ds. J. Pb. Haumersen.
VER. VAN VRIJZ. HERVORMDEN, Gebouw
Noorderparklaan. Nam. 7 uur: Dr. O. Hor
reus de Haas, Ned. Herv, Pred. te Zwolle.
een andere richting. In den persoon van
Dr, Peter heeft de muziek dus blijkbaar in
een lange reeks van jaren geen rhythmische
bewegingen vermogen te wekken.
Bij Dr. Willem vindt men alles precies
tegengesteld. Alle bewegingen worden inge
zet door de romp en verloopen vloeiend tot
in de handen en zelfs de vingers, het geheelo
lichaam neemt in kleine en fijne afgestemde
bewegingen aan de actie deel; een lust om
te zien, men kan er het oog niet afwenden.
Let op: wanneer hij b.v. de gedeelten „Von
der Jugend" en „Von der Schönheit" in
„Das Lied von der Erde" laat uitvoeren.
Schijnbaar staat hij bij deze subtiele muziek
de armen geheven, nagenoeg stil. Maar wie
wat dichter bij kan waarnemen, ziet de
nauw merkbare contracties in den rug en
de schouders en hoe deze zich vloeiend voort
bewegen tot in de handen, ja eigenlijk is het
geheele lichaam in actie, hij danst. Zeker,
hij danst, eigenlijk danst hij altijd, of zijn
bewegingen groot of klein zijn, heftig of rus
tig, hij danst. Men moet er naar kijken, of
men wil of niet, zijn mooie zuivere bewegin
gen trekken het oog onweerstaanbaar. Men
ziet hem niet los van zijn orkest, niet als
den man die er voor staat; orkest en lei
der ziet men ook materieel als een geheel
en de wonderbare klanken, die tot ons komen
schijnen ons slecht te bereiken via het
lichaam van den dirigent. Voor ons gevoel
komt daar alles uit. Is het nu waar, dat mu
ziek het gevoel voor een lichamelijk rhythme
wekt en ondersteunt? Opzettelijk maakte ik
een vergelijking tusschen twee personen, wier
muzikale gevoelens boven allen twijfel ver
heven zijn.
Als ik naar Dr. Willem kijk, zou ik de
vraag bevestigend willen beantwoorden.
Als ik naar Dr. Peter kijk
Ja, maar daar kan ik toch eigenlijk heele
maal niet naar kijken.
H L. WARNIER.
ZOEKPLAATJE
Peter Boom is nooit zoo goed in
het rekenen geweest, maar deze keer
heeft hij er toch wel heel erg veel
moeite mee. Eén som van de vier wil
maar niet uitkomen. Hoe Peter ook
rekent en cijfert, hij kan het ant
woord maar niet vinden, Toch heeft
hij de uitkomst „vlak bij de hand".
Zij bestaat uit twee cijfers. Wie ziet
het?
Oei, wat blaast 't, wat 'n storm,
Wat 'n regen An,
Hijgt klein zusje en stapt voort,
Zoo flink als ze maar kan.
Kom maar mee, klein Zusje;
Al waait 't nog zoo fel,
Al regent 't pijpestelen,
Wij zijn niet bang. Is 't wel?
Wij kwamen nooit telaat op school,
Waarom dus deze keer?
Omdat 't waait en regent soms?
Gebeurt dat niet wel meer?
Dapper gaan we er op in,
Trotseeren weer en wind,
Je zult eens zien hoe knap en groot.
De juffrouw ons straks vindt.
Nog maar 'n klein eindje'.
Flink zoo Zus! Houdt moed'.
Zoonu nog de hoek om
Houd vol Zus! Houd je goed!
Hè hè, nu zijn we binnen.
Hier heeft de wind geen vat.
I-Iier is het droog en warm....
„Heerlijk" vindt Zus dat.
MENU STANDAARD
Hoewel een menustandaard geen
dagelij ksch gebruiksvoorwerp is,
zullen we er toch eens een maken.
Bij een of andere feestelijke ge'e-
genheid kunnen ze goede dienst be
wijzen. Wie hetzelfde voor een an
der doel wil gebruiken, bijv. om er
een portret in te zetten, kan mis
schien zelf een passende teekening
in het ovaal bedenken. Daar het een
klein voorwerp is, gebruiken we tri
plex van ongeveer 3 m,M. dikte. De
plankjes (zie fig. 1 en 2), die 3.5 bij
5 c.M. zijn, zagen we voorzichtig uit.
De teekening in het randje kleuren
we, terwijl de rest blank blijft. We
zetten deze 2 plankjes in 't midden
op een onderplankje van 4.5 bij 2
c.M. (zie fig. 3) 1 m.M. van elkaar.
We zorgen, dat ze goed sluiten
en timmeren ze van onderen met
een paar kleine spijkertjes vast.
Doordat ze bijna tegen elkaar staan
klemt het menu of de foto er goed
tusschen. Het geheel zetten we op
fit'
fit
een grooter plankje van 5.5 bij 3 c-M.
(pl.m. 8 m.M. dik), waarvan de ran
den 1/2 c.M. breed schuin bij gevijld
Dr, Peter van Anrooy.
J worden, We hebben nu een stevig
(voetstukje gekregen, zooclat 't ge
heel goed vast staat. Met blanke lak
wordt 'fc weer afgewerkt.