VOOR DE KINDEREN
Brieven van een Ambtenaar B. B.
Boekerij.
het nieuwe dagblad
woensdag 25 november 1931
Spel in drie bedrijven.
Dit is mijn laatste kroniek als vrij
gezel, daar ik voor-bereidingen aan
het maken ben voor de ontmoeting-
van mijn vrouw, waar-van ilc u
een uitvoerig verslag zal geven. Stel u dus
in op een spel van drie bedrijven, met
fiëhlseër gelukkig en vrooïijk slot." Ik teek
idus van wal: De naam van het eerste be
drijf is: „Bruigom in blijde afwachting".
Zondag maakte ik mijn morgen zoek met
iihet aftikken der mail en de laatste maatre
gelen voor kantoor, dat zoo werd ingericht
(en geregeld dat het op rolletjes zou loopen
ivoor de komende tien dagen, daar ze mijn
inuttige aanwezigheid dan moeten missen,
"s Middags ben ik druk bezig geweest om ons
llhuis geheel op orde te maken en het perso-
meel te instrueeren. 's Avonds kon ik het in
'mijn eentje thuis niet goed uithouden, kroop
in mijn taxi en reed wat rond, verveelde mij
gauw en ging maar een praatje maken met
den kapitein en de doktersfamilie. Vroeg
naar bed en den anderen morgen vroeg op,
want ik moest om kwart over zessen al aan
boord zijn te Laboean. Ik trof daar o.a, den
dominé, die ons huwelijk zal inzegenen, met
wien. ik een paar uur heel gezellig zat te
praten over den grooten dag van morgen en
wat daarmee in verband stond; het is zoo'n
buitengewoon aardige man. Er was ook nogal
belangstelling aan boord, om me als vrijgezel
uitgeleide te doen. Het was een heel gezwaai
toen de boot om half tien vertrok. Ik had een
'heel gezelligen oversteek, leuke' menschen
aan boord en het eerste stuk een kalm zee
tje. Na de lunch, toen ze allen gingen slapen,
bleef Ik alleen aan dek. We schoven de zee
straat tusschen Lombok en Soemibawa in en
daar begon me die schuit op een ijselijke
manier te schommelen; ik hield me dapper
met wandelen en cigaretten rooken. Om een
uur of vier lagen we voor de reede en maak
te ik het plan op voor den verderen dag;
mijn vrouw zou nl. den volgenden morgen
aankomen van Soerabaja, ik had dus nog j
een middag en avond voor me om zoek te
brengen. Er was een landgoedeigenaar aan
boord met zijn secretaresse, die een reisje
over Lombok gingen maken en we besloten
met zijn drieën naar Armada te gaan, een
bergpassangranan met zwembad. Het was
echter een heele kunst om aan wal te ko
men. De zee ging schandalig te keer en de
eenige venbinding met den wal was een klei
ne motorsloep en een prauwtje om ons door
de branding te helpen. Maar ik moest aan
'•den wal dus er zat niets anders op dan maar
:tn dat gammele bootje te stappen. Wij met
ions drieën, de post, een Japanees, een paar
'bossen kippen en een bende barang werden J
er in geladen, en daar schommelden we weg. j
.Het ding ging akelig te keer, maar ja, zoo'n
'bootje, is net als alle andere, het slaat steeds j
'haas om maar nooit heelemaal. Ik als er-
varen zeerob hield me dapper maar die se
cretaresse zat hem leelijk te knijpen en daar
ze toevallig net naast mij zat, waren mijn
'kuiten en armen er het slachtoffer van. Be
halve de blauwe plekken, was ook, het-
.geen ik aan den wal verwachtte, een reden
dat ik die toeschietelijkheid heelemaal niet
^apprecieerde. Ik maakte haar dat op een
jnette manier kenbaar, met het gevolg dab ze
Ifaaar angstuitingen van mij op dien Japanees
overbracht, die er zeer gelukkig mee scheen
jte zijn. En dat bootje hobbelde maar door en
[we zaten al uit te rekenen hoe het straks in
fciat sloepje zou zjjn. dat nog._v.eel kleiner j
was en waarmede we de branding moesten
passeeren. Na veel hobbelen en slingeren kwa
men we in de gevaarlijke zone, maar daal
de zon vlak in onze gezichten scheen, kon
den we niets van den wal en het reddende
bootje zien. Tot iemand die ook in de motor
sloep zat en blijkbaar beter tegen de zon in
kon kijken dan ik, me toeriep, door het ge
brul van de branding heen: „Daar heb je het
sloepje en ik geloof dat er iemand zit te;
wuiven!" Ik kijk zoo eens in de richting en]
jawel daar zie ik in dab heele kleine sloepje
dat schommelde als een. gek, iets wuivend
naar boven steken. Het leek op iets dat ik
meer gezien had. En dit is het slot van het
eerste bedrijf. Om de spanning er in te hou
den moet u nu eerst het tweede bedrijf lezen,
waar mijn vrouw voor gezorgd heeft en dat
getiteld is: „De avonturen van een overijlde
bruid". Dus nu komt mijn vrouw aan het
woord.
„Ik had een buitengewoon gezellige reis
van Holland naar Soerabaja, behalve een
paar minder prettige dagen in de Roode Zee
en den Indischen Oceaan, maar dat hoort er
nu eenmaal bij en neem je op den koop toe.
Met die warme dagen in de Roode Zee moch
ten we altijd met een stelletje bij den kapi-
tein komen op den daktuin, in. dien tijd het
beste plaatsje van de heele boot. We hadden
dan ook een schat van kapiteintje. Er waren
gezellige passagiers aan boord, allen even
vlot en vrooïijk en we hebben ons dan ook
best geamuseerd, vooral in de feestweek ter
eere van den verjaardag van de Koningin,
zoodat we op het laatst slaap tekort kwamen.
Bovendien kwamen we altijd 's morgens om
zes uur in de verschillende havens aan, dus
waren we voor daglicht present. De avond
voor Belawan, bij het „Captainsdinner",
kreeg ik, als eenig „handschoentje", nog een
mooie speech van ons kapiteintje. In Bata
via bleef de boot bijna twee dagen liggen en
ik kon daar dus genieten van familie, zwem
men en avonduitgang. Toen ik weer aan
boord kwam stonden mijn diverse zeevaders
al uit te kijken naar hun zeedochter, waar
voor ze de verantwoording hadden. De kust-
reis was ondanks de 5 heele menschen, erg
gezellig. Op Semarang heb ik netjes meege
holpen aan het inspecteeren van sloepen met
den eersten en tweeden stuurman. Ik kwam
wel half zeeziek en pimpelpaars verbrand
aan boord terug, maar het was toch een
aardig werk.
In Soerabaja had ik gelukkig weer familie
en goede kennissen, want daar moest ik een
goede tien dagen wachten op aansluiting met
Soemibawa. Maar aan alles komt eenr eind
en zoo stoomde ik Zondag 9 Augustus mijn
nieuwe toekomst tegemoet. In Ampenon be
sloot ik met nog drie andere passagiers voor-
loopig van boord en met een auto naar La
boean te gaan, hopende dat de boot van
Soembawa daar al zijn zou; maar niets daar
van en we gingen met het reeds genoemde
sloepje op een meer dan woelige zee de boot
waar mijn man op was, 'tegemoet met den
bekenden uitslag, En nu neemt mijn man
weer het woord."
Dit is het begin van het derde en laatste
bedrijf: „The happy beginning and happy-
end."
Dat was dus onze ontmoeting na ander
half jaar! Ik in een schommelende motor
boot, mijn vrouw in een nog' erger schom
melend sloepje, zoo kwamen we elkaar te
gen." Ik stapte over, kwam met een schok
naast haar op het kleine bankje neer, ik ge
loof wel dat de andere passagiers ook mee
kwamen, maar dat weet ik niet meer, wel dat
er een flinke golf overkwam, die vol over
ons bankje rolde, zoodat we kletsrnat waren
en het even vreemde van de ontmoeting,
juist door het eigenaardige er van, in eens
weg was en het net was of we elkaar den
vorig en dag' voor het laatst gezien hadden,
inplaats van ruim anderhalf jaar.
Toen we den volgenden morgen, nu met
een kalmer zeetje weer aan boord kwamen
op de boot waar mijn vrouw vandaan was
geloopen om mij tegemoet te reizen, werden
we verwelkomd meFde HocnzeTtsmarscn
de kapitein zeer verdienstelijk op de piano
speelde. In vroolijke stemming kwamen we
op Soembawa aan, wij samen op de brug en
uit de verte zagen we aide versiering die men
had aangebracht. Mijn motorbootje, ook al
versierd, kwam ons afhalen, op de aanleg
plaats stond heel blank en bruin Soembawa
ons o ven drukte van
belang. Mijn vrouw wend aan allen voorge-
sfceld, er werden kieken gemaakt, en toen
1 gingen we achter de 16 man militairen, in
groot uniform die, een fluitorkest vormden,
naar de auto's. Met de muziek voorop en 10
volgauto's ging het naar Soembawa.
Eerst naar huis om ons te verkleeden.
Mijn vrouw in het Hollandsche bruidscos-
tuum en ik in mijn. zwart uniform. De
bruidskinderen kwamen ook en "toen ging
het in plechtigen gang, in een geleende ge
sloten auto naar de Passangrahan. Die was
keurig versierd en van binnen tot een soort
trouwzaal ingericht, met zit- en knielbank
voor ons en een preekstoel. De dominé was
in toga. Het was dus heelemaal echt. De sym
pathieke dominé hield een buitengewoon
mooie en prettige toespraak en had tot tekst:
„Leifde vergaat nimmermeer". Hij sprak
zoo hartelijk en eenvoudig, als of hij ons
heel goed en lang kende. Na afloop felici
taties, een feestcantate van de militairen
en een napraatje met champie en sand
wiches.
Buiten het programma om kreeg de pieoh
tigheid ook nog een zeer vrooïijk slot.
Toen we ons weer verkleed hadden in de
makkelijke pakaians werden we weer door
de muziek en de volgkoetsjes afgehaald en
in optocht ging het weer naar Laboeain en
vandaar met motorbootjes naar de K.PM.-
boot die nog lag te waolrten op den domine
die naar Koepang terug moest, een reis,
van 8 dagen.
Hier namen we afscheid en begon ons hu
welijksreisje door het mooie eiland
DE KORTING OP DE UITKEE-
RING AAN GEMEENTEN.
Veel verzet in de Kamer-
afdeelingen.
AUTONOMIE GESCHONDEN GEACHT.
Verschenen is naar het Handelsblad meldt,
het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer
over het wetsontwerp tot tijdelijke korting
op de uitkeeringen aan de gemeenten en pro
vinciën.
Bij vele leden die bereid waren, in deze
moeilijke tijdsomstandigheden de leiding van
de regeering zooveel mogelijk te volgen, be
stonden tegen dit wetsontwerp zoo ernstige'
bedenkingen dat zij vreesden daaraan hun
stem niet te zullen kunnen geven.
Volgens deze leden is de werkelijke strek
king van het ontwerp geen andere dan de
gemeenten tot verlaging der salarissen van
hun personeel te nopen.
Als landsbelang salarisverlaging in som
mige gemeenten eiseht en als de wetgever
tusschenbeiden moet komen dan mag daar
voor toch in geen geval de wet van 1929 wor
den gebruikt. Die wet immers is niet in het
leven geroepen om aan de regeering een mid
del te geven waarmee zij de gemeenten kan
dwingen haar wil te doen.
Daarbij komt, dat het door de regeering
aangegrepen middel in vele gevallen niet het
gewenschte effect zal hebben. Een reden om
de salarissen niet te verlagen, kan b.v. daarin
gelegen zijn, dat die salarissen reeds lager
zijn dan die welke voor overeenkomstige'
functies bij het Rijk gelden.
Verscheiden andere leden achtten het niet
gewenscht, dat de korting, welke naar hun
meening ten onrechte op de salarissen dei-
rijksambtenaren is oegepast, nu ook nog tot
die der gemeente-ambtenaren zal worden uit
gebreid. Zij aarzelden niet de methode, wel
ke de regeering hier wil toepassen om haar
doel te bereiken, ontoelaatbaar te noemen.
Vele gemeenten zullen wel om financieele
redenen verplicht zijn de toegepaste korting
op haar ambtenaren te verhalen en slaat
men dezen weg eenmaal in, dan kan men de
gemeenten een anderen keer op dezelfde wij
ze weder dwingen tot iets anders. Zoo wordt
het toezicht op de gemeentebesturen lang
zamerhand van het departement van Bin-
nenlandsche Zaken naar dat van Financiën
overgeheveld.
Eenige leden konden zich niet geheel ver
eenigen met de uitspraak, dat door dit ont
werp de autonomie' der gemeenten, voor wat
de bezoldiging van haar personeel betreft,
zou worden aangetast. Zij beschouwen bo
vendien autonomie volstrekt niet als een na
tuurlijk recht van de gemeente. Het geldt
hier een quaestie van utiliteit. De omvang
van de autonomie der gemeente hangt ge
heel af van de mate, waarin de wetgever het
nuttig oordeelt haar die toe te kennen.
Tegen deze laatste opvatting kwamen ver
scheiden leden krachtig in verzet. Zij noem
den de autonomie der gemeenten een der le
venssappen van ons Staatkundig bestaan.
Afgezien van alle bezwaren van theoreti-
schen en practischen aard gaven verschei
den leden als hun meening te kennen dat
er aan algemeene verlaging der salarissen
van het gemeehtepersoneel geen behoefte
bestaat wijl in vele gevallen deze salarissen
verre blijven beneden die welke door het rijk
worden betaald.
Enkele leden verklaarden zich met het
ontwerp we-1 te kunnen vereenigen. Zij acht
ten het voorstel van de regeering, gezien de
abnormale tijden waarin wij thans leven, vol
komen geoorloofd. Zij oordeelden de gemeen
telijke autonomie eveneens een kostelijk
goed; naar hun meening wordt die echter in
geen enkel opzicht aangetast daar de ge
meenten volkomen vrij blijven de door.de
regeering gewenscht geachte salariskorting
al dan niet in te voeren.
Wegens de vele bezwaren in het voorloopig
verslag tot uitdrukking gekomen, bevonden
zeer vele leden het gewenscht, dat, indien
niet in ruime mate aan de bezwaren kan
worden tegemoet gekomen hetgeen zij ten
zeerste betwijfelen het ontwerp door de
regeering worde ingetrokken.
De vraag werd gesteld, op welk tijdstip de
regeering zich de inwerking treding der ont
worpen regeling voorstelt.
Ook tegen de korting aan d'e provinciën
bestonden bij vele leden ernstige bedenkin
gen.
DE RAMP MET DE „OPHELIA'
IN DJAMBI.
Wie er zijn omgekomen.
HET SCHIP DOOR EEN BANDJIR
OMGESLAGEN.
Over de ramp met het Gewestelijk vaartuig
„Ophelia" meldt Aneta nog:
DJAMBI, 24 Nov. Bij het vertrek heden
morgen om zeven uur van de „Ophelia" van
Saroelangoen voer dit schip tegen den kabel
van de veerpont, welke boven de kali hing.
Door den sterken bandjir sloeg het schip om.
Aan boord bevonden zich de assistent-resi
dent ter beschikking Blok met zijne echtge-
noote en twe ezoons, benevens een gast en
verder de landbouwkundig ambtenaar der
eerste klasse E. H. Stuut, benevens een mi
litaire patrouille onder bevel van den ka
pitein der infanterie T. P. Fikenscher.
Bij deze ramp kwamen om mevrouw Blok,
de heer Stuut, do Europeësche sergeant der
infanterie Van Bochem, dertien fuseliers,
drie gestraften en vijf opvarenden. De an
deren aan boord aanwezigen werden gered,
doch dezen zijn min of meer gewond.
BATAVIA, 24 Nov. Bij het legerbestuur te
Bandoeng is telegrafisch bericht ingekomen
dat de brigadekapitein gered is. Behalve een
Europeeschen sergeant zijn ook omgekomen
een Javaansche sergeant, een Soendaneesche
korporaal en elf Javaansche fuseliers.
Boeken .boeken, boeken, boeken,
Nu is 't groots boekseizoen,
Als j' een tiende maar wil lezen,
Kun je al niets anders doen.
Dunne boeken, dikke boeken,
Boeken groot en boeken klein,
Boeken die alleen voor kinderen
Of voor groote menschen zijn.
Grappige en droeve boeken,
Zware kost en lichte kost.
Boeken in papieren omslag,
Of in leder uitgedoscht.
Stapels, stapels, stapels boeken
In den meest verscheiden vorm,
't Is om stapelgek te worden
Voor den grootsten boekenworm-
Boeken over moord en diefstal
En over economie,
Boeken over starre armoe
En ook over poëzie;
Boeken over oorlogswaanzin
En over philatelic,
Boeken over teere liefde
En een encyclopaedic.
Boeken over alle -ismen,
Die de wereld heeft ontdekt,
Tot aan het modern bakvischme,
Dat zooveel bedenking wekt.
Boeken om te amuseeren,
Boeken met een ideaal,
Boeken waar je van kunt leeren,
Al is 't enkel schoone taal.
Boeken, die den prijs niet waard zijn
Van papier en inkt en band,
Boeken die alleen geschikt zijn
Voor je haard of prull-emand.
Boeken, die de schrijver wrochtte
Daar zijn innerlijk hem dwong,
Boeken, die een ander pende,
Omdat hem de fiscus drong.
Boeken rauw en boeken teecier,
Onbeduidend, zondig, goed,
Boeken die je best kunt missen,
Enkle, die je lezen moet.
Boeken, boeken, boeken, boeken,
Waaruit samen d' indruk blijft,
Dat de wereld van het heden,
Alsmaar praat en alsmaar schrijft.
P. GASUS.
GEVONDEN VOORWERPEN.
HAARLEM
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij: Schaapman, Pa
triarchstraat 7, boekje; Zwaanswijk, Lin-
schotenstraat.68 zw., dop v. c. auto; Bïschot,
Duvenvoorclestraat 69, dividendbriefjes; v.
d. Meer, Schouwtjesplein 51, handschoen;
Bremer Houthandel. Friesche Varkensmarlct,
hond; Jonkman, Dr. Schaepmansiraat 68,
kat; Schaaf, Elzenplein 32, loterijbriefjes; J.
v. Es, Rustenburgerlaan 64, portemonnaie
m. i.; Baas, Asterstraat 15, pakje m. i.; Bu
reau va npolitie, Smedestraat, portemonnaie
m. i.; De Graaf, Wagenweg 140, idem; Bu
reau van politie, Smedestraat, rijwielbelas-
tingplaatje; Frölich, Teijlerstraat 50, spel;
De Graaf, Amsterdamstraat 56, schoen; v. d.
Veldt, Brouwersvaart 16 d, schort en zak
doek; Bureau van politie, Smedestraat,
schortje; Reigersman, Oranjeplein 5, sier
speld en zakdoeken; C. Mitzer, Voorhelm-
straat 4 rd„ sleutels; Mantel, Eindenhout-
straat 13, taschje m. i:
HEEMSTEDE
Terug te ontvangen bij: J. Koper, Kastanje
laan 9, een Angorakat; Hemmes, Meer en
Bosch, Achterweg, een rozenkrans; Open
bare Werken, Wipper plein, een zilveren
priem en een nikkelen suikerbakje; J. Ves-
ter, Koedicfslaan 49, een schaartje; Mevr.
Koolbergen, J. C. van Oostzanenlaao 17, een
boodscbappentasch; D. Helle, Oude Post
huisstraat 10, een vulpenhouder; P. Wit,
Iepenlaan 37, een hondenzweep; S. Wieg
man, Lieven de Kcylaan 7, een kettinkje;
Bureau van politie, Raadhuisstraat, een grij
ze jas.
DE RIJKSDAALDER
Zwaaiend met zijn boeken -
tasch liep Bert Tervoort langs
de Singel, Kaal' stonden de
boomen langs den kant van
het donkere water, en een koude
wind kwam recht op hem aan. De
lucht was grauw en grijs en hoewel
het nauwelijks kwart over vieren
was, begon het al te donkeren. Een
echte sombere Hollandsche namid
dag was 't.
Op Bert echter scheen al dat tries
tige geen vat te hebben. Hij had de
kraag van zijn jekker opgeslagen
zoodat de wind niet al te veel vrij
spel zou hebben in zijn hals en vroo
ïijk fluitend stapte Bert voort, om
zoo nu en dan een losliggende kie
zelsteen, die er hem als het ware
toe uitnoodigde, met een „reuze
kei" het water in te trappen. Dat dit
spelletje nu juist niet erg bevorder
lijk voor zijn schoenen zou zijn, daar
dacht Bert op dat oogenblik heele
maal niet aan.
Neen, zijn hoofd zat vol met aller
lei gedachten en bedenksels voor
de komende St. Nicolaasdagen. De
„groote" geschenken had hij al ge
kocht en nu zaten er in zijn spaar
pot nog wat dubbeltjes en kwartjes
voor surprises. Wat zou hij nu eens
voor Moeder kunnen bedenken? Het
vorige jaar had hij een groote paar-
denpeen uitgehold en daar het
voor haar bestemde cadeau inge
daan. Wat hadden ze een plezier
gehad, toen Moeder daar ineens met
een keurig geschrapten peen in haar
handen gezeten had. Dat hij uitge
hold was, had ze zoo gauw niet ge
zien.
Ik geloof, had Moeder gezegd,
dat de Sint mij dit jaar eens voor
het lapje wil houden.
Schud er eens mee, riep Va
der.
Wat is dat, had Moeder toen
verbaasd uitgeroepen, het is net, of
er iets in de peen heen en weer rolt.
Zij deed het blauwe strikje dat om
om de peen heenzat los en toen viel
die in twee helften in haar schoot,
met het pakje, dat er in verborgen
gezeten had.
O! dat verbaasde gezicht, dat
Moeder toen getrokken had! Bert
moest er nog om lachen als hij er
aan dacht.
Wat zou hij dit jaar nu eens be
denken?
Intusschen was Bert de Singel
afgeloopen en sloeg de straat in, die
naar de markt voerde. Plotseling,
om een hoek, hoorde hij druk voet-
geklepper en vlak voor hem stak een
lange rij kinderen de straat over. Zij
liepen zwijgend, twee aan twee, met
bedrukte gezichtjes voor zich uit
ziend. Bert bleef staan, om de troep
te laten passeeren. Het was werkelijk
niet de eerste keer, dat hij ze zag.
Het waren de kinderen uit „Het Ge
sticht". Kinderen van wie de ouders
zoo arm waren, dat zij niet voor hen
konden zorgen. Natuurlijk had de
vereeniging, die zich het lot van
deze kleine armen aantrok, een heel
anderen naam, maar in het stadje,
waar Bert woonde, noemde men het
groote deftige huis, waarin de klein
tjes woonden en leerden, nooit an
ders dan „Het Gesticht". Zij hadden
een eenvoudig blauw pakje aan, al
lemaal hetzelfde. De meisjes droe
gen blauwe jurken van hetzelfde
blauwe goed, maar hadden dan ook
nog een donker wollen schortje voor
Misschien kwam het door het ver
drietige weer, misschien kwam het,
omdat Bert zelf zoo vrooïijk gestemd
was, maar ineens was het hem, of
hij die kleuters nu eerst eens héél
goed zag. Toen ze voorbij waren,
bemerkte Bert, dat zijn prettige
stemming weg was. Telkens moest
hij aan de lange rij met de zwijgen
de kinderen denken. Aan de gezich-
jes, die langs hem heen waren ge
gaan en de oogen, waarvan het was,
of ze niets zagen, wat hun belang
stelling hebben kon.
Wat vervelend, bedacht hij
boos, dat ik ze nu juist tegen
moest komen. Hij was juist in zul
ke prettige en vroolijke gedachten
verdiept over St. Nicolaas.....
St. Nicolaas! bedacht hij toen
met een schok. Zou die in „Het Ge
sticht" ook rijden? Zou daar ook
feest zijn en plezier en gelach? Hij
probeerde zich zelf voor te stellen,
hoe het hem te moede zou zijn, als
hij geweest was als gen van die kin
deren uit Het Gesticht. Zelfs, al zou
den die geschenken worden ontvan
gen en opengemaakt, zonder dat
hun ouders er bij zoudén zijn en
ook hun oudere broers en zusters
nietBedrukt en stil kwam Bert
thuis. De gedachte aan den feest
avond van de Gestichts-kinderen
ging niet van het weg.
Hij was zoo ongewoon stil aan ta
fel, dat Moeder zich ongerust begon
te maken en informeerde, of er mis
schien wat gebeurd was. Op school of
zoo?
Welnee Moeder, zei Bert en hij
trachtte zijn stem zoo opgewekt mo
gelijk te laten klinken.
Na het avondmaal nam hij een
boek en school er mee weg op zijn
lievelingsplekje naast de kachel. Het
boeiende verhaal had hem gauw te
pakken en gretig vloog hij langs de
regels.
Toen hoorde hij Vader iets voor
lezen uit de courant. Bert schrok op
het begon met den langen naam van
de vereeniging uit het deftige
grijze huis, dat men anders meer
gewoon „Het Gesticht" noemde. Het
Bestuur van de vereeniging riep de
stadgenooten op tot het schenken
van geldelijke bijdragen voor het
op handen zijnde feest van St. Ni
colaas. Bert luisterde ernstig naar
hetgeen zijn Vader voorlas.
Arme kleintjes, zei Bert's Moe
der zacht, Konden we maar iets
voor hen bedenken.
Ja, mompelde de heer Tervoort,
ik denk ook al een fancy-fair of
een collecte of zooiets.
Toen kreeg Bert het idee!
Den daaropvolgenden ochtend,
sprak hij er over met mijnheer
Boort-mans- Mijnheer Boortmans
was namelijk een zeer muzikaal
mensch, die zelf uitstekend piano
speelde en doorbij verschillende lie
deren gecomponeerd had, die hij
door de jongens en meisjes van zijn
school, aan wie hij zangles gaf, liet
zingen. Onder zijn leiding was er
een uitstekend kinderkoor gevormd,
dat reeds meermalen uitvoeringen
gegeven had en dat daarbij een zeer
groot succes oogstte. Nu was het
Bert's idee, dat het kinderkoor een
specialen zang-avond zou aankon
digen, waarvan de opbrengst ten
bate zou komen van het St. Nicolaas
feest van de kinderen uit Het Ge
sticht.
Mijnheer Boortmans toonde zich
dadelijk ten zeerste met het plan in
genomen en beloofde onmiddellijk
het noodige te zullen doen, om de
zangavond zoo spoedig mogelijk te
doen plaats hebben.
Als er nu maar genoeg menschen
zouden komen, dacht Bert, de St.
Nieolaastijd was nu juist niet het ge
schikte oogenblik om menschen tot
een verzamelen in de een of andere
zaal te noopen.
Daarop kreeg hij het denkbeeld,
de menschen te gaan opzoeken. Als
nu de beste zangers onder leiding
van mijnheer Boortmans eens op de
verschillende punten der stad een
kleine uitvoering gaven op straat,
dan zouden de menschen er niet
speciaal op „uit" hoeven en toch
gelegenheid hebben hun offervaar
digheid te toonen.
Mijnheer Boortmans fronste de
wenkbrauwen toen Bert met het
nieuwe plan bij hem kwam.
Daar moet ik eens goed over
nadenken jongen, zei hij, want
bovendien zou ik daar toch de Bur
gemeester in moeten kennen. Maar
we zullen zien.
Gezien den tijd waarin een en an
der zou plaats vinden, was de heer
Boortmans toch eigenlijk ook wel
van meening, dat Bert's plan nog
niet zoo heel slecht was. Hij besloot
er dan ook eens met den burgemees
ter over te gaan spreken....
Het weer werkte gelukkig mee.
Het was een mooie maanverlichte
avond, toen mijnheer Boortmans
zich met het keur van zijn zangers
en zangeressen, zestien in getal, zich
het eerst voor het huis van den
Burgemeester opstelde en het drie
stemmige koor van jongens en meis
jesstemmen het eerste lied inzette.
De Burgemeester en zijn vrouw
kwamen in persoon in de voordeur
staan om te luisteren en toen een
der jongens naar hun toeliep, om de
eerste gave in ontvangst te nemen,
overhandigde de burgemeester hem
een rijksdaalder.
Daarop toog het troepje naar de
markt en daarvandaan nog naar
verschillende andere punten der
stad. De twee jongens, die het geld
in ontvangst namen, hadden het
verschrikkelijk druk. De menschen
betoonden zich aangenaam verrast
door de sympathieke manier waarop
de inzameling gehouden werd en het
doel daarvan voor oogen, offerde
men gaarne en met een prettig ge
voel naar vermogen.
Ik geloof, dat er nog wel iets
meer zal overblijven, om er meteen
een heerlijken Kerstavond van te
houden, glimlachte mijnheer Boort
mans en zijn jongens en meisjes de
den hun uiterste best.
Het was misschien wel tien uur,
toen alle medewerkenden zich op
school verzameld hadden. Zoo laat
in den avond nog in de schoolban
ken, dat was nog nooit voorgekomen
en de kinderen hadden een plezier
van belang.
Toen begon het tellen. Guldens,
dubbeltjes, kwartjes, stuivers, halve
stuivers, centen. Het bleek een flink
bedrag te zijn bij elkaar. Het g'af
een groote opwinding, te bedenken,
wat een prettige tijd daarmee voor
de arme kinderen zou kunnen wor
den bereid. Mijnheer Boortmans
verzamelde tenslotte, na de telling,
alles in een flinken linnen zak en
opgewekt ging het dappere troepje
uiteen.
Het spreekt vanzelf, dat Bert
honderduit te vertellen had en hij
deed het met des te meer plezier en
trotsch, omdat hij toch eigenlijk de
bedenker was geweest, van de zoo
geslaagde collecte.
Jammer, dat dit prettige verhaal
moet eindigen met een wanklank.
Dat kwam zoo. Midden in zijn ver
haal over de tocht door de stad,
schoot het Bert opeens te bin
nen, dat Burgemeester en Me
vrouw, een rijksdaalder geschonken
hadden, als eerste gift enbij de
telling, was géén rijksdaalder ge
weest!
Zou hij zich misschien vergist
hebben? Zou het een gulden geweest
zijn, die Jaap Vrieze in ontvangst ge
nomen had? Het moest haast wel!
Natuurlijk zou er een vergissing heb
ben plaats gehad. Doch hoe meer hij
er over nadacht, hoe zekerder hij
meende te weten, dat het een rijks
daalder geweest was. Hij kon er dien
nacht bijna niet van slapen.
Den daarop volgenden ochtend,
liep hij regelrecht op Jaap Vrieze
toe en ondervroeg hem. Jaap schrok
merkbaar, toen Bert over den rijks
daalder begon en kreeg een kleur.
Hij ontkende echter met sleehö-ge-
veinsde verontwaardiging. Nu had
Bert zekerheid.
Ik vind het een laffe en minne
streek van je, zei hij woest. Niet al
leen ben je een dief, maar je hebt
bovendien gestolen van de kinderen
uit het Gesticht! Bah! en met een
ruk draaide hij zich om en ging
heen. Jaap Vrieze die wel wist, dat
Bert hem toch niet verraden zou,
wist niet beter te doen, dan brutaal
te blijven ontkennen en hij riep Bert
eenige scheldwoorden achterna en
nogmaals de leugenachtige verzeke
ring: Ik heb het niet gedaan! Ik
heb geen rijksdaalder ontvangen!
Bert was te verontwaardigd, Jaap
nog éen woord te gunnen.
Zijn afschuwelijke ontdekking liet
hem echter niet met rust en zenuw
achtig schoof hij onder de les ge
durig op zijn plaats heen en weer.
Vóór alles echter wilde hij geen
verklikker zijn en dat maakte de
zaak natuurlijk nog moeilijker voor
hem, want aan den anderen kant
vond hij, dat Jaap toch wel een ern
stige straf verdiend had.
In het speeluur ging hij naar den
jongen toe.
Als je niet zelf naar mijnheer
Boortmans gaat, om te zeggen, dat
je vergeten hebt, den rijksdaalder
af te geven, dan zal ik het zeggen,
beet hij Jaap toe.
Een oogenblik keek Jaap hem ver
schrikt en onthutst aan, maar dan
bedacht hij, dat Bert daartoe nooit
zou kunnen komen.
Vertel wat je wilt, riep hij
sarrend uit, Ik heb geen rijks
daalder ontvangen. Daarmee uit!
Lafbek, schold Bert en bleek van
woede ging hij weg.
De laatste tien minuten van dien
schoolmiddag besteedde mijnheer
Boortmans aan de herinneringen
van den vorigen avond en nieuwsgie
rig en met groot pleizier luisterden
de leerlingen, die niet meegeweest
waren naar zijn vertellen.
De klok sloeg vier uur. Een wild
gestommel kondigde aan, dat door
do geheele school, een ieder zich op
maakte om naar huis te gaan. Boe
ken en schriften werden ingepakt
en een paar van de vlugsten waren
al de gang in gestoven om hun jas
sen aan te schieten.
Jaap Vrieze, zei mijnheer Boort
mans plotseling heel ernstig, wil
jij nog een oogenblikje blijven?
Verschrikt keek Bert naar Jaap,
die achter hem zat, om. Alle kleur
was uit Jaap's gezicht getrokken en
zijn mond beefde zenuwachtig'. Het
was een lang en ernstig gesprek, dat
mijnheer Boortmans met Jaap had.
Snikkend verliet de knaap een twin
tig minuten later het lokaal. Wat er
precies tusschen Jaap en zijn on
derwijzer voorviel of besproken
werd, heeft nooit iemand geweten,
maar zeker is, dat Jaap zich in zijn
verdere leven nimmer aan een on
eerlijkheid meer schuldig maakte.
Wil je me nog een hand geven?
vroeg Jaap enkele dagen later, toen
hij Bert alleen in de schoolgang te
gen kwam. Je had gelijk, het was
gemeen en laf van me. Toen ik thuis
kwam bemerkte ik, dat de rijksdaal
der van den burgemeester nog in
mijn broekzak zat. Het andere geld
had ik in mijn overjas zitten. Ik had
hem dus werkelijk „vergeten" af te
dragen. Eerst later kwam het denk
beeld bij mij op. hem te houden. Ik
heb er zoo'n spijt van. Bert gaf hem
een hand en drukte stevig.