Uit den Strijd
tegen de Misdaad
VREEMDE SCHRIFTUREN.
Huwelijks-aanzoek.
PREDIKBEURTEN.
VELSEN
IJMUIDEN
BEVERWIJK
Indrukken van een reis door Indië.
Ül
HET NIEUWE DAGBLAD ZATERDAG 28 NOVEMBER 1931
door
A. HEEROMA, Oud-Commississaris van Politie te Amsterdam.
Als het kindje nog heel klein is en begint
teenigsztas gearticuleerde klanken uit te
stooten, komt moeder met een verheugd
gezicht zeggen, dat het „mamma" heeft ge
zegd, terwijl vader beweert dat het ..pappa"
was. Grootmoeder komt erbij, maakt won
derlijke geluiden en trekt vreemde gezich
ten met het doel het kincl tot meerder spre
ken op te wekken, teneinde te beslissen wie
gelijk heeft, maar het schaap gaat huilen
en daardoor blijft het onuitgemaakt, wat de
zuigeling heeft geuit.
Vader en moeder plukken als 't ware elk
geluidje, dat op een woord gelijkt, zorgvuldig
af, om dit als een schat aan verwanten en
vrienden te toonen, wier geveinsde belang
stelling hen. uitermate verheugt.
nWil jij je grooten, 'brutalen mond wel eens
houden?!'
Hoe de tijden alles veranderen. Als je
wat oud bent geworden, gebeurt het na
tuurlijk dat je in een familiekring groote
jongens en meisjes aantreft, die je de eerste
klanken hebt hooren stamelen en dan hoor
je niet zonder verbazing vader of moeder
zeggen: „Wil jij je grooten, brutalen mond
eens houden!" of: „Zwijg toch met je eeuwi
ge gerateleen mensch kan - er geen woord
tusschen krijgen!" en dan weer: „Als je nu
nog een woord spreekt, dan zal ik...." De
•waardeering, die de woordkunst genoot, toen
ze om zoo te zeggen nog in de knop was,
is verkeerd in weerzin, nu die kunst ten
yolle is ontloken.
Ik weet niet of dit een kenmerk is van
'de kunst in 't algemeen, maar ten opzichte
van de schrijf kunst is er een zekere ana
logie.
Als het eerste .schoolonderricht vruchten
gaat afwerpen' en Ot en Sien 'in den kring-
van goede vrienden zijn opgenomen, dan
raakt menige moeder in verrukking, wan
neer zij ziet, hoe haar spruit heele zinnetjes
op het papier weet te tooveren en buur
vrouw, die op de koffie komt, zegt, dab zij
zelf het niet zou verbeteren.
Nu, dat kan, want ik weet, dat mijn vader
van zoo'n buurvrouw eens een briefje kreeg
met het volgende verzoek:
„Meester, of Jabie verblaasd mag, want ik
heb wederom drie bieten in zijn hemd gefon-
den".
Hoezeer ik in de kracht en almacht van
mijn vader geloofde, tot een prestatie als
gevraagd werd achtte ik zijn longen niet in
staat.
Moeder, dus door buurvrouws verklaring
gesterkt in haar geloof aan Mientj es kun
nen, meent, dat deze tot iets groots in staat
is en, als Opoe een jaar bij haar vele jaren
gaat voegen, moet het kind de vreugde dei-
familie op papier uitdrukken, zoodat onder
moeders redactie een brief ontstaat, aan
vangende: „Liefe Opoe, ik villeseteer Uw
met U verjaardag en ik wens Uw nog veele
jaaren", wat moeder tot tranen ontroert,
maar Jan, die al in de vijfde zit en over de
tafel leunt, als zusje met de tong uit den
mond de pen hanteert, gooit roet in 't eten
door te zeggen: „Hu, ze schrijft villeseteer
met een v!" wat den betweter een draai om
de ooren bezorgt, waarop hij den aftocht
blaast, doch niet zonder bij de deur nog
eens te roepen: „ze ken het niet eens".
Nu is die betweterij van Jan misplaatst,
want waar we er een spelling van De Vries
en Te Winkel op na houden benevens een
Kollewijnsche en een Terpstra'sche, terwijl
onze groote schrijver Prederik van Eeden er
een op zijn eigen houtje heeft, is het niet
zoo gemakkelijk uit dien orthografischen
doolhof wijs te worden en ik vind het van
de kleine Mina zeer verdienstelijk, dat ze
al die vier spellingen in toepassing brengt
niet nog een van haar zelf. Wie verbaast
zich over al die spellingen in een land, waar
je tegenwoordig- in ieder boerendorp vier
verschillende scholen vindt en de tijd lijkt
we niet verre meer, dat die vier scholen
behalve in godsdienstige of politieke rich
ting ook in spelling zullen verschillen, wat
een groot voordeel zal opleveren, want dan
zulen de menschen mekaar nog minder be
grijpen dan ze nu al doen, ja de mogelijk
heid is niet buitengesloten, dat men al meer
gaat vereenvoudigen naar gelang men meer
vooruitstrevend is, zoodat de verst vooruit-
strevenden heelemaal geen spelling meer
zullen hebben, wat wellicht geen nadeel be-
teekent.
Maar laat ik tot den verjaarbrief van
Mientje terugkeeren; die is inmiddels klaar
gekomen en in een envelop gestoken, waar
na moeder haar tong zoover mogelijk uit
strekt om den gomrand en den postzegel
te bevochtigen, om dan met Mientje ter
busse te trekken, waar deze den brief zelf in
de gleuf mag steken en Moeder blijft er
nog even in gepeins voor staan, als ver
wachtte ze, dat er iets bijzonders zou ge
beuren. Voor alle zekerheid steekt ze de
hand in de gleuf om te constateer en, dat de
brief daar niet ergens in de ruimte zweeft
en als ze dan weggaat, kijkt ze nog eens
om. Maar die gToote ronde ijzeren bus blijft
onbewogen, of er uitingen van liefde dan
wel van haat in zijn maag gestopt worden
en even onbewogen verschijnt de postman,
grist den boelin een zak, zorg en blijd
schap, liefde en haat en brengt alles naar
het postkantoor.
Maar toch blijft dat alles niet dooreenge-
mengd en zoodoende verschijnt den volgen
den dag een postman aan Opoe's deur, ver
buiten Amsterdam en 't oudje is zenuwach
tig als de man vraagt: „weduwe Bakker?"
Ja, meneer, een brief van me dochter ze
ker; ja, ziet u, ik ben jarig en dan
Nou. 'k feliciteer u hoor, lacht de man en
schi-ijdt verder met zijn tasch; hij heeft
niet veel tijd voor conversatie.
De brief van Mientje wordt meegenomen
naar de kamer, waar Opoe zich op haar ge
mak neerzet; ze wrijft de brilleglazen af en
vangt aan te lezen, waarbij de lippen de
woorden prevelen en er glijden tranen onder
de brilleglazen uit, die droppelen op den
brief en ronde, blauwige vlekken maken
als ze den inkt uit de letters trekken.
't Is niet erg Mientje, dat je schriftuur,
al is 't niet vrij van taalfouten, zulke tra
nen doen wellen; 't is te hopen, dat er nooit
andere tranen om je geschrijf gestort zullen
worden.
De kleine Mientjes worden grooter als de
kleine babbelaars en wellicht zullen zij later
meer brieven schrijven, brieven zonder spel
fouten, brieven in goeden of minder goeden
stijl en het is niet onmogelijk, dat dan de
verzuchting wordt geslaakt: „Had ze maar
nooit schrijven geleerd", want brieven heb
ben al heel wat narigheid veroorzaakt, wel
ke narigheid dikwijls voor de schrijvers zelf
het grootst is.
zich op haar gemalc neerzet
(In een volgend artikel hierover meer).
(door een zakelijk minnaar).
Ik weet wel, dat een huwelijk,
Soms ver-van-ideaal kan zijn,
Ik weet zelfs, dat het resultaat,
Soms, rond gezegd, fataal kan zijn,
Ik weet, dat hu wlij ksh arm on ie
Soms na een tijd niet wil beklijven,
Eni_dat de liefde, op den duur,
Zooals 't begon, niet steeds kan blijven
Ik weet heel goed wat ik riskeer,
"Wanneer ik, liefste, met je trouw,
Maar liever neem ik 't risico,
Dan dat ik voortleef zonder jou.
Ik weet wel, dat zoo nu en dan
Een ruzie hoogstwaarschijnlijk is
Ik weet wel, dat de huw'lijksband.
Zoo knelt soms, dat het pijnlijk is,
Ik weet wel, dat elk samenzijn,
Ten leste monotoon kan zijn.
En dat de schoonste romantiek,
Zoo wordt, dat ze gewoon kan zijn,
Maar dooft mijn vuur niet heelemaal,
En blijft het nog maar even lauw,
Dan leef ik daar toch liever mee,
Dan in de koude, zonder jou.
't Is waar, het blijft altijd-een gok,
Maar daar zie ik niet tegen op,
Juist als je kalm de zaak bekijkt,
Bust er wellicht nog zegen op.
Denk niet-, dat ik me nooit verveel,
Zooals ik nu ben, vrijgezel,
Het huw'lijk kan niet erger zijn,
Ik zei al, dat riskeer ik wel,
Als jij er ook zoo over denkt,
Zeg het me dan en word mijn vrouw
Als 'k toch ellendig zijn moet, ben
Ik 't liever met, dan zonder jou.
't Gelukkig einde van dit lied
Hij vroeg haar maar hij kreeg haar niet.
BERICHTENOVERBRENGEN.
De wijze, waarop de inboorlingen in vele
deelen der wereld berichten kunnen verzen
den over groote afstanden in zeer korte tij
den, is allerwonderlijkst en geheimzinnig.
Ten tijde van den Indianenopst-and wer
den gebeurtenissen besproken op honderden
mijlen van de plek waar ze geschiedden bin
nen twee' uren daarna, weet Tit Bits te mel
den, En dat was toch lang vóór de telegraaf.
Onderzoekers in Afrika, Zuid-Amerika en
Australië zijn op dezelfde raadselachtig-
snelle overbrenging van nieuws gestooten in
ontelbare voorbeelden. Soms worden bood
schappen overgebracht door middel van
rooksignalen die in de heldere lucht in de
tropen op kilometers afstand te zien zijn.
Ook is er een merkwaardige „telegraaf"
met gebruikmaking van trommels. Op ge
noemde manieren verspreidt zich een bericht
met buitengewone snelheid.
Maar hoewel we dit weten is geen dezer
verklaringen afdoende of voldoende zelfs.
Men moet wel tot de conclusie komen, dat de
inboorlingen een soort telepathie-systoein
hebben ontwikkeld.
Een lid van een der Australische stammen
doet hierover een interessante mededceling.
Hij zegt, dat als iemand met een ander die
zich op een afstand be'vindt, in verbinding
wil komen, hij alle andere gedachten uit zijn
hoofd zet en zich alleen op zijn boodschap
concentreert. De ontvanger van de bood
schap merkt dat hij „opgebeld" wordt en
stelt zijn geest op dezelfde wijze op de bood
schap in. Heel dikwijls ontvangen zij bood
schappen door telepathie in hun slaap.
EEN WALVISCHTRAGEDIE.
Noorweegsche visscliers waren voor korten
tijd getuige van een ongewone vreeselijke
tragedie, zegt de Tempo.
Zij zagen, toen zij in de buurt van Bergen
hun netten uitgooiden, een walvisch in razen
de vaart uit zee naar de Howdalsfjord zwem
men. Het gaf den indruk, alsof er een race-
boot door de golven ploegde. Wit schuim
spatte hoog op en van verre hoorde men het
dier aankomen als was het een stoomschip.
Eerst geloofden de verwonderde visschers,
dat het een liefdesspel betrof. Doch even latei-
zag men achter het zoogdier de spitse stekels
van een school zwaardvissehen uit. het water
opduiken, dieren van groote moordlust.
De visschers volgden in hun booten en za
gen hoe de walvisch plotseling stopte en een
jong ter wereld bracht. Toen veranderde hij
van richting, om de vervolgers van zijn jong
af te houden. Maar ver zou zij niet komen.
Want de vervolgende zwaardvissehen waren
genaderd, vielen de moeder aan en binnen
twee minuten was het water roodgekleurd en
de walvisch gedood.
De visschers hebben toen het jong. dat
dood was, opgevischt en naar het Natuur
historisch museum in Bergen gebracht.
HUWELIJKSGEBRUIKEN.
Over huwelijks gebruiken vinden we in het
nieuwe 14 daagsche tijdschrift Onze wonder
baarlijke wereld het volgende:
De bruidegom op de Babareilanden moet
zijn bruid najagen in een groote, donkere
kamer. In Egypte mag de bruidegom het ge
zicht van zijn bruid niet zien, voor de plech
tigheid achter den rug is; terwijl onder de
Joden van Jeruzalem de bruid onder een hu
welijksbaldakijn staat met gesloten oogen en
die niet mag openen om naar haar man te
kijken, vóór zij het huwelijksvertrek heeft
bereikt. Het baldakijn is een bescherming
tegen het kwaad van boven. Vandaar ook de
statieoarasols van koningen.
Bij sommige Bedouinenstammen vlucht de
bruid na de plechtigheid de heuvels in en de
de bruigom moet haar zoeken. In Bulgarije
wordt een pas getrouwd paar in een huis op
gesloten en mag het in zeven dagen niet ver
laten.
Het is van dit mystiek geloof nl. dat zóó de
booze geesten worden geweerd, dat wij het
gebruik afleiden de bruid te sluieren en dat
wijd verbreide geloof, dat het ongeluk voor
spelt voor den bruidegom als hij zijn bruid
op den dag van het huwelijk vóór de eigen
lijke plechtigheid ziet.
Varianten van dit geloof zijn eindeloos. In
teressant- zijn vooral die, waar het jonge paar
zich verkleedt of kenteekenen ruilt, of waar
een valsche bruid de echte vervangt met het
doel natuurlijk om eventueel het booze nood
lot te misleiden!
NED. HERV, GEMEENTE. V.m. 10 uur:
Db. Meijer.
STEMMEN UIT HET VERLEDEN.
Toen de fonograaf uitgevonden was, was
een der eerste dingen van belangstellende,
en vooruitziende menschen om de stemmen
van de „grooten" op te nemen en te bewa
ren voor het nakomelingschap.
Een aantal platen is toen opgenomen en
voor Thomas Alva Edison en Colonel Gou-
rand, de man die Edison's uitvinding in En
geland bracht, afgedraaid.
Ongelukkigerwijs hebben lang niet alle
platen den tand des tijcis doorstaan, doch
een boodschap van kardinaal Manning is
goed gebleven, terwijl een rede van H. M.
Stanley en een declamatie van Lord Tenny
son van zijn „Charge of the Light Brigade"
gedeeltelijk gereproduceerd zijn.
De dame, die Kardinaal Manning's bood
schap opnam, leeft nog en vertelt hoe de
geestelijke, toen zij hem de werking van het
instrument had uitgelegd-, zeide: „O! jonge
dame! Als ge een eeuw geleden geleefd had,
zoudt ge verbrand zijn als heks!"
NET). HERV, GEMEENTE. V.m. 10 uur:'
Ds. Swaan. Nam. 5 uur: Ds. Erclma'n.
JJmuiden-Oost: V.m. 10 uur: Ds. Woener,
precl. te Haarlem. Nam. 0.30 uur: Evangelisa
tie-samenkomst.
GEREF. KERK. Wilhelminakade. V.m. 10 uur:
Cuncl. Verleur. Nam. 5 uur: Ds. Van der
Moulen.
ÏYIarnixschoolVm. 10 uur: Ds. Van der Mou
len. Nam, 0 uur: ('and. Verleur.
CHR. GEREF, KERK, Marconist»-. V.m. 10 uur
Ds. Rakker. Nam. 5 uur: Dezelfde.
Ot'D-KATH. "Wilholmlnakade. V.m. 10 uur:
Pastoor van Rinkel. Nam. 3 uur: Dezelfde.
VEREEN,IG ING VAN VRIJZ. HERVORMDE NT
té Velsen-IJmuiden-Oost. in het Vereenigings
gebouw (vao. Koloniebuis, Groenewog).
V.m. 30.30 uur: Ds. Padt van Zandvoovt.
DOOPSGEZ. GEM, EN AFD. PROT. BOND.
V.m. 10.30 uur: Ds_F. F. Milatz.
TTERST. APOST. ZENDINGGEM., IJM.-O.
V.m. 10.15 Godsdienstoefening.
Namiddags geen dienst.
BAPT1STE-GEMEENTE. Aangesloten bij cl©
Unie van Bat» tiste- G em een ten in Nederland.
ÏJmul'clen-Oost, Willobrordstraat 10. Nam.
S uur: Ds. .T. v. cl. Schors. Onderwerp: „On-
dor verheven banier". Hoogl. 5:10.
Donderdagavond 3 uur: Ds. J. v. d. Schors.
Bijbellezing cn. Bidstond.
DOOPSGEZINDE GEMEENTE. V.m. 10 uurj
Geen dienst.
Nam. 7 uur: Ds. .T. D, van Calcar. Medewer
king van het Duhbelmannenkwartet.
EVANG, LUTHERSCHE GEMEENTE.
V.m. 10.30 uur: Ds. J. Ph.. Huumersen.
VER. VAN VRIJZ. HERVORMDEN, Gebouw
Noorderparklaan. V.m. 10 uur: Ds. A. Trouw
van Haarlem.
Natuurschoon op Bali.;
Ravijn met cocospalmen in Zvid-Bali.
Fel oranje, dan helder geel staat de glas
heldere lucht boven blauwe bergmassieven.
Slechts enkele goudomrande wolkenlaagjes
zweven heel 'ver achter den horizont. Voor
onze voeten breidt zich een witte wolken
massa uit, die het Batoemeer aan ons oog
onttrekt. Midden uit den wolkenlaag steekt
donker en dreigend de Batoervulkaan zijn
kegel omhoog, die aan den top en hier en
daar aan de flanken met witte, zwavelach
tige stoomwolkjes is getooid. Rechts verheft
de donkere omwalling van den reuzen kom
zich het hoogst en daar achter rijst weer een
vulkaanberg omhoog, de Goenoeng Agoeng,
die tweemaal zoo hoog is als de Batoer en
tot aan den top met oerhosch 'begroeid, ter
wijl onze overbuur naakt en zwart als een
groote hoop van asch en puin en lava den
kalen rookenden top ten hemel strekt. De
zon is nog niet op en tusschen Batoer en
Agoeng is nog een vulkaankegel zichtbaar,
heel flauw, heel blauw en wazig, honderden
kilometers ver weg: de Rindjani of plek van
Lombok.
Het hanengekraai is al lang verstomd, maar
koetilan en öjalak, de groote gekuifde musch
en de dikke spreeuw van Indië vullen de
lucht met gezellig vogelgeluid. De klauwier zit
al weer op het hooge takje van het struik
gewas te loeren naar voorbijvliegende hom
mels en overal aan den wegrand geuren de
voetlange, spierwitte klokken van den
grooten giftigen doornappel, die hier de
berghellingen siert. Ook de geur van lantha-
n-a en bijvoet is sterker dan ooit. Langs de
wegen reeds een gezellige drukte.
Daar schieten gouden lichtstralen over den
kraterrand te voorschijn. Als door een toover-
slag verbleken de bergen en krijgt het land
schap rondom ons zijn kleur. Snel rijst de
zon en werpt haar stralen over de lange
reeks van bergruggen van den Bratan tot
aan den Piek van Tabanan, die onzen wes
ter horizont begrenzen en langs wier flanken
de blik afglijdt naar de vlakte en naar de
zee. In het Zuiden trekt het rotsige kalk-
schiereiland, de Tafelhoek, onze aandacht,
in het Noord-Westen de afgeplatte kegel van
den Baloeran, de Oostelijke uitlooper van
Java's vulkaan reeks. Ondertusschen is het
wolkenmeer, dat als een donzen kraag den
Batoerkegel omsloot, in nevelen uiteen ge
vallen en opgestegen. De grijze lavastroom
van 1906 en de nog steeds glanzend zwarte
van 1926 liggen duidelijk voor ons, omringd
door de reeds hier en daar begroeid geraak
te uitbraakselen van vroegere erupties. Daar
naast ligt diepblauw het Batoermeer om
zoomd door kokospalmen, waartusschen tel
kens de stroodaken der kampongs zichtbaar
zijn. Ook daar menschen. half verscholen,
geheel aangepast en ineensmeltend met de
mooie natuur.
Fel oranje, dan helder geel kleurt de lucht
achter de zwart afstekende kronen der
kokospalmen, die den Passar, de hoofdstad
van Bali omgeven en doorgroeien, zooals zij
het elke andere inlandsohe kampong doen.
Waar wij ook heengaan, altijd is de weg
eerst tijdenlang begrensd door de witte muur
tjes, waarmee de Balinees zijn erf omgeeft
en waar bovenuit steeds kokos en pisang,
kapokboom en warmgm hun kruinen ver
heffen. En geen mooier weg denkbaar dan
waarboven de wuivende vederkronen der
palmboomen elkaar ontmoeten. Overal-
teekent de laagstaande zon lichtglanzen op
de harde stugge bladeren en dringt nog diep
in de kronen door en verlicht de groene of
bruine soms helder oranje vruchten, die een
der rijkdommen van Bali vormen.
Nog meer licht daar voor ons. Wij nade-
deren den rand van paknbosch en dessa en
rijden uit in de rijstvelden. Hier zijn ze pas
beplant, steken slechts groene sprietjes uit
boven de stille watervlakte, die palmkronen
en bergtoppen even zuiver weerspiegelt. Wat
verder een paar zaaibedden, zoo sappig
groen als geen schilderspalet het kent en
vlak daar tegen aan een breede strook aan
weerskanten van den weg waar zware aren
van goudgele paddi, de halmen doen neer
buigen, vooral daar waar nog de droppels
glanzen van de dauw van den nacht.
Zoe wisselen geel en groen af met stille
watervlakten en soms met grauw glanzende
modder, waardoor zware karbauwenlijven
den primitieven ploeg voortzeulen. Rijstvel
den rondom in allerlei kleur en vorm, boven
en beneden den weg, afdalend in elke ravijn,
zich omhoog slingerend langs steile hellingen
en rustige glooiingen. Rijst, dus rijkdom,
overal omrand door kokospalmen, opstijgend
tot -het oerwoud, afdalend tot aan de zee. En
overal ruischt en klatert het water, overal
gaan menschen af en aan, om te zaaien, om
te planten, om te wieden, om te oogsten. En
ziet ze dan terugkomen als de gele armen,
een voor een gesneden, tot bosjes saamge
bonden; in de zon zijn nagedroogd en naar
de padischuren moeten worden gedragen.
Veerend loopt de landbouwer onder den
veerenden pikolan, den draagstok, waaraan
aan weerskanten vijf, zes boschjes paddi zijn
opgehangen, de lange aren omlaag, mee
voerend met eiken stap. Veerkrachtig loopt
de jonge dochter, vijf, zes, acht-, tien goud
gele bosschen paddi op het hoofd gestapeld,
de krachtige arm omhoog gestrekt om den
last in evenwicht te houden, de krachtige
hals veerend en wiegend, lachend onder den
zwaren last, dat is schoon en natuur op
Bali.
De weg stijgt omhoog uit rijstvelden en
klappertuinen die in de ravijnen reeds lang
hebben plaats gemaakt-voor bamboestruweel
en ander ondoordringbaar goedje. Talrijkei-
worden de sierlijke pinang-palmen waarvan
de noot bij het sirikauwen wordt gebruikt, de
kleine hellingen, die geheel met pisan zijn
beplant, terwijl mais en tapiocca steeds groo
ter vlakken vullen. Aan den rand der ravij
nen en in de bamboehaag der dessa staat de
slordige arenpalm met zijn breede zware blad
veeren en het bamboeladdertje, dat den in
lander m staat stelt de bloemtros te bereiken
en daaruit de heerlijke aren-suiker, de goela-
jawa te winnen. Ook de kampongs veran
deren; geen muurtjes mee'r om de erven,
maar paggers van bamboe; maar geen jon-
genskiel glijdt nog om de schouders der
jeugd, al voelen wij al duidelijk, dat het hier
koeler, frisscher is, dan in de vlakte. De ber
gen naderen en weer andere figuren vullen
de tuinen der inlanders, koffiestruiken, si-
naasappelboomen (eigenlijk geen echte si
naasappelen, maar djeroeks, vergelijkbaar
met onze mandarijntjes. Maar dan is het ook
heel gauw uit met bevolking en cultures.
Plotseling rijzen overal rond om ons de oer
woud reuzen omhoog. Varens bedekken de
hellingen. Rottan en andere lianen hangen
neer van de takken en vormen met bet struik
gewas een ondoordringbaar geheel: In groote
bochten slingerend en kronkelend windt de
weg zich omhoog; steeds zwaarder ronkten
de motoren, smaller en smaller wordt de
weg, meer en meer sluiten de oerwoudboo-
men zich boven ons aaneen, totdat plotseling
ook vóór ons het- bosch zich sluit cn de wa
gens stilstaan, bijna boven aan de helling.
Een kleine tunnel opent zich in het gebla
derte, ee'n paadje slingert er doorheen en na
enkele schreden staan wij plots voor een pa
norama, zooals er niet veel te vinden zijn.
Eenige tientallen meters beneden ons ligt
daar de spiegel van het 'groote Bratan-meer,
aan alle kanten omgeven door hooge berg
ruggen, rondom door oerwoud omzoomd.
Oerwoud! Wat zegt u dat eigenlijk, als ge
het niet gezien hebt, dat opwelvende uitpui
lende groen en geel en bruin, soms rood ook
wel violet, dat steeds weer de andere kleuren
verdringt en overschaduwt, maar groen in
alle toonaarden blijft de hoofdzaak. Dat licht
die zon, die steeds weer andere nuances too-
vert. vooral aan den rand van het bosch,
want in het oerwoud zelve dringt zoo bitter
weinig licht door. Maar zoo'n pad omlaag
langs de berghelling, waar het zonlicht, weer
kaatst door de wateroppervlakte, dieper door
dringt dan ergens anders in het bosch, daar
kunt ge pandanus en boomvaren, bamboe en,
nestvarens mooier en beter zien dan ergens
anders. Kent ge Pandan-us! Denk maar aan
onze draceana's of groote vertakte yucca-
soorten. Breede grasachtige bladeren dus, in.
pluimen bijeenstaande, in een keurige
schroeflijn gerangschikt, zoodat deze plant
ook wel schroefpalm genoemd wordt. Er zijn
vele soorten, soms met één machtige koon
van tot drie meter lange bladeren, hier daar
entegen met sterk vertakten stam en dus
met een groot aantal kroontjes van een
meter middellijn ongeveer, waarvan de neer
hangende bladeren donker afstoken tegen,
het heldere meer, waarin zich de bergen spie
gelen. Wat echter vooral de Pandanussoorten
tot zulke merkwaardige verschijningen
maakt, dat is. het opvallende systeem van
luchtwortels, dat zij vertoonen. Op verschil
lende hoogten komen uit den stam polsdikke
wortels te voorschijn, die schuin omlaag
groeien tot zij den bodem hebben bereikt.
Staat de stam loodrecht, dan maken de gele
luchtwortels den indruk, alsof een aantal
vaarboomen of hengels tegen den stam is
aangezet. Hier, op onze berghelling staan de
meeste palmen schee'f gezakt en groeien de
luchtwortels vrijwel loodrecht omlaag. Ter
wijl de takken en stammen der meeste oer-
woudboomen gewoonlijk bekleed zijn met
varens en orchideeën is dit met Pandanus
meestal niet het geval. Alleen de groote nest
varen met zijn meterlange bladeren, die in
een krans uitstaan, zoodat in het midden een
komvormige, nestvormige holte ontstaat,
waarin de boschkip graag hare eieren legt,
die nestvaren groeit zelfs op Pandanus, zoo-
aLs rechts onder op onze foto duidelijk te
zien is Een andere oude bekende uit onze
serre is de hertshoren varen, die hier ook al
weer in reusachtige afmetingen voorkomt.
En dan de boomvarens, Tien, soms twintig
meter hoog verheft zich de forsche onvertak
te stam, waarop de lidteekens der afgeval
len bladeren precies zulke merken achter
laten als die wij van de varens uit den steen
kool tijd kennen. Dan volgt eon kroon van
machtige varenbladeren, zoo fijn vertakt,
dat wij ze graag in onze kassen zouden opne
men, maar die zijn daarvoor meest te klein.
Zoo staat het ook met de bamboe, wiens
schitterende vederpluimen elk ravijntje langs
de helling sieren en eveneens met de rottan,
die klimmende palmsoort, die zich met haar
veerhaken voor omlaaglijden behoed en door
haar krachtigen. groei boven de hoogste top
pen van het oerwoud uitsteekt. Want dat is
het, wat telkens weer onze aandacht trekt
wanneer wij zwerven langs de berghellingen
in Indië, waar het oerwoud gespaard is ge
bleven: de geweldige weelderige plantengroei,
die elke open ruimte dadelijk in beslag neemt
en door haar snelle ontwikkeling steeds een.
friseh en jeugdig uiterlijk vertoont. Het oer
woud op Bali is ongerepter dan op Java,
waar de bevolking haar ladangs tot ver op
de berghellingen heeft uitgebouwd en ze dan
na enkele jaren weer aan het oerwoud heeft
prijs gegeven. Daarom zijn Bali's bosschen.
zoo schoon!
VAN DER SLEEN.