Indrukken van een reis door Indië.
BRIEVEN UIT BERLIJN.
1
Van Java's bergenweelde.
Pas Vijftien jaar
Lichtpunt.
HET NIEUWE DAGBLAD
ZATERDAG 12 DECEMBER 1931
Onze Indische Archipel vormt de uiterste
ranclbegrenzing van het groote Aziatische
Continent. Java, Sumatra en Bor.nie-o zijn door
een ondiepe zee met Maiakka en dus met
Azië verbonden, maar bezuiden Java daal'
de zeebodem steil neer tot diepten van zes
duizend en zeven duizend, voor Sumatra
zelfs van achtduizend meter. Sumatra, Java
en de verdere Soenda-eAIanden liggen op de
grens, op de breuklijn en waar de aard
schors gebroken is, zijn telkens weer bloeiende
massa's uit het inwendige der aardie omboog
geperst, tot die uitwerpselen zich als bergen
hoog boven de oppervlakte der zee gingen
verheffen. Steeds meer werd uitgeworpen,
steeds breeder werd de bergvoet. Be kleine
vulkaan-bergen .groeiden aaneen tot met
vulkaamgroepen bedekte eilanden en 200 ont
stond de aaneenschakeling van lavastooomen
en asehhoopen, die wij Java noemen.
Overal, waar wij uit de groote steden aan
Java's Noordkust landwaarts ingaan, doe
men al gauw bergen op aan den horizon.
Bij helder weer zijn ze reeds uit zee zicht
baar en staan ais blauwachtige kegels hoog
boven d.e nevels, die over het landschap
hangen. Kegelvormig, want dat is de typische
vorm van den vulkaan, die zich zelf opwerpt
uit een nauwe kraterpijp, die diep uit de
aarde gevoed wordt. Soms is de kegelvorm
zuiver zooals bij Smeroe, Tjikorai en Slamat,
soms is door een of andere vulkanische wer
king de top er af gevlogen of ingestort en
vertoont de berg een gekartelden rand, ter
wijl alleen de lagere flanken nog een zuive
ren kegelvorm laten zien.
De zuiver kegelvormige vulkanen zijn wel
het mooist, vooral wanneer wij hen gade
slaan in een omlijsting van wuivende palm-
kronen en zien weerspiegelen in het stille
water van sawah's of vischvijvers.
Het is alleen dreiging en schoonheid wat
de vulkaan ons brengt. De vruchtbaarheid
van Indië's bodem is bijna geheel te danken
aan de vulkanische asch waaruit ze grooten-
deels bestaat. De wolken, die zich om den
bergtop verzamelen, brengen den zoo nood
zakelijken regen om het gewas te doen .groeien
De groote met oerwoud bedekte hellingen
vormen een toevluchtsoord voor de wilde
dieren, maar ook voor den mensch, die drukte
en zorgen wil ontvlieden. De koelte in de
hoogere bergstreken, doet na een lang ver
blijft in de heete tropenvlakten weldadig aan
en schenkt nieuwe kracht tot wenken. Maar
ook vele van onze belangrijkste cultuurplan
ten gedijen beter op eenige honderden nieters
hoogte, dan in de zonovergoten vlakten. Boven
dien is het in cultuur brengen der groote
berghellingen het kappen van het zware oer
woud, het wonen in verafgelegen eenzame
streken te veel en te zwaar voor den Inlander
zoodat daar uitgestrekte terrein beschik
baar waren voor onze cultures. Bijna alle
thee, rubber, koffie en kina is in Indië ge
plant op de ruwe ruige berghellingen, waar
mee de Inlander niets wist te beginnen. En
■thans geven onze cultures in de bergen werk
aan vele duizenden, die anders in de vlakte
met veel moeite en inspanning een schamel
bordje rijst in het overbevolkte sawah-gebied
als eenig loon voor zwaren arbeid zouden
kunn,en verkrijgen.
Laten wij als voorbeeld een der „tamme"
bergen, den Gedeh, beklimmen.
De Gedeh is eigenlijk een tweeling vulkaan
Naast den uitgerafelden rand der Gedehkra-
ters, rijst, door een inzinking er van ge
scheiden, de -zuivere vulkaankegel van den
Pangerango op. Zoo zien wij den bergreus
voor ons liggen boven sawah's en cocospalm-
tuinen, wanneer wij naderen uit de richting
Bandoeng-Tjiandjoer, op weg naar het be
kende hotel Sindangglaja, waarboven de .berg
tuin Tjibodas ligt. De auto brerngt ons tot
het genoemde hotel, dat ligt vlak bij den
nieuwen weg over den Poentjakpas van
Bandoeng' naar Buienzorg. Daar trekken wij
onze bergschoenen aan met twee paar dikke
sokken, want ook in Java's bergen is dat een
vereischte, al gaat de weg eerst nog over een
flink breed pad tusschen de rijstvelden dioor.
Al spoedig stijgen wij zoo ver, dat achter
ons de vlakte zichtbaar wordt met zijn om
lijsting van grillig gevormde bergen en op
den achtergrond de Tangkoeban Prahoe en
het Goentoer complex. Vooral als de zon nog
schel wit terugkaatst op de morgennevels in
de vlakte is dit reeds een buitengewoon mooi
panorama. Juist als de zon meer kracht be
gint te krijgen bomen wij in meer beschaduwd
terrein, waar eerst cocospahn en pisang, dan
thee met acacia als schaduwboom de ochtend
koelte nog vasthouden. Nog een paar ra
vijnen worden gekruist en dan vertelt een
bord ons, dat wij het Natuurmonument Gedeh
en den plantentuin Tjibodas bereikte hebben.
Hier ligt een dépendance van den grooten
Plantentuin in Buitenzorg, waar die planten,
voor wier gedijen een koeler klimaat noodig
is, dan Buitenzorg bezit, worden gekweekt
en kunnen worden bestudeerd. Want ook deze
tuin, oorspronkelijk als Gouvernements-
Proeftuin voor de kinaoultuiur opgezet, is al
lereerst een plaats van studie; evenals de
tuin te Buitenzorg is het een wetenschappe
lijke instelling en het zijn vooral de daar
bereikte resultaten, die Indië hebben gebracht
aan de spits der Koloniale rijken.
Maar spoedig verlaten wij weer den park-
achtigen aanleg, de mooie gazons en het
aardige vijvertje met zijn sierlijke zwanen
en duiken nu onder in het geweldige oer-
bosch. Overal om ons heen rijzen de woud
reuzen op. Stammen van een anderhalven
meter middellijn en veertig en vijftig meter
hoogte zijn geen zeldzaamheid. Er is een dich
te ondergroei v.an varens en rottanpalanen
en de bodem is met een zwaar mostapijt be
dekt. Varens en orchideeën groeien ook overal
op takken en stammen, zoo dat het uitzicht
zeer beperkt is en de kans om vogels of andere
dieren te zien alleen daardoor al zeer gering.
Een glashelder .beekje zoekt murmelend zijn
weg door het bosch en dat is ook het eenig
ste geluid, dat wij hooren. Alleen één vogel
roept ons telkens van vlak bij een welkom
toe, maar te zien krijgen wij hem niet.
Het gaat vrij steil omhoog en al spoedig
halen wij onze koelies in, die eetwaren, anaar
ook matrassen en dekens voor onzen dri-e-
daagschen tocht omhoog moeten brengen.
Want daarboven is een hut waar wij kun
nen overn achten, maar ook niets meer behal
ve een tafel en een paar stoelen. Na een
dik uur wijst een handwijzer op zij met de
watervallen van Tjibeuxeurn. Reeds lang heb
ben wij ver beneden ons in het ravijn het
gebruis van een grootere rivier gehoord.
Thans gaat een horizontaal pad langs de
helling het dal in en brengt ons naar een
loodrechten muur van misschien hondexd-
vijftig me'ter hoogte, waarover drie prachtige
^watervallen omlaag komen storten. In groote
1 sprongen gutst het water nar beneden en
veroorzaakt valwinden, die het doen verstui
ven in alle richtingen. De rotswand is dan
ook schitterend begroeid en vertoont door
zijn mossen en varens alle denkbare kleuren
tusschen geel en groen, bruin en rood. Dan
gaat het weer verder omhoog langs een zeer
steil zigzag pad door het z-ware bosch, dat
nergens uitzicht toelaat. Is er wat licht door
het vallen van een woudreus of het kappen
langs den weg, dan treedt oogenblikkelSj k
een rijke bloemenweelde op. En in de donkere
gedeelten trekken weer de heldere kleuren der
paddestoelen onize aandacht.
Steeds steiler gaat het pad; even is het
slechts ©en glibberig paadje langs den rots
wand, waar groote stoomwolken oprijzen,
want daar vlak bij ligt in liet bosch ver
scholen een heete bron, waar liet kokende
water uit een rotsspleet te voorschijn borrelt.
Het heete water heeft een groot deel der
rotshelling van plantengroei ontbloot en cl aar
kijken wij over de stoom van den waterval
naar de oerwoudvegetatie aan den overkant.
Nu naderen wij ons doel. Na vier en een
half uur klimmen bereiken wij de hut van
Kadang Badak, gelegen in het zadel tusschen
Gedeh en Pangerango. Nevels zweven om de
bergtoppen. Nu eens is een stuk van den
steilen kraterrand van den Gedeh, dan weer
de zuivere kegel van den Pangerango zicht
baar. Beneden ons strekt zich het oerwoud
uit. Naast 011s in het bereik der kraterdam-
pen en van den kouden bergwind is het
slechts flink hoog struikgewas, dat ook weer
een reusachtige begroeiing van varens, mos
en orchideeën draagt. Even baden in het ijs
koude y/ater, een beetje verkennen rondom
de hut, terwijl de koelies thee zetten en een
paar blikjes opwarmen en dan beginnen al
gauw de cyeaden te sjirpen, de eene soort
na de andere, zoo nauwkeurig, dat een ken
ner van de rimboe er precies uit afleidt of het
vijf uur dan wel half zes is. Dat is trouwens
ook te merken aan de koude, die al voor de
duisternis invalt ons naar de hut jaagt en
wollen broeken en truien doet opzoeken. Want
onze hut ligt op 2500 Meter hoogte en als
het helder wordt kan het daar 's nachts
aardig vriezen. En dan is het koulijden in
Indië! D-us maar vroeg onder de wol met
de afspraak, dat wij om vier uur gewekt zullen
worden en zullen trachten in donker onzen
weg omhoog te vinden om den zonsopgang
var den top af te kunnen genieten.
VAN DER SLEEN.
LECTUUR VOOR ONZE JEUGD
Contrasten door Emmy Bclinfan-
teBelinfante, uitgever Valkhoff
en Co., Amersfoort.
Ontwaken door Mien Lakkerton,
uitgever de Haan, Utrecht.
Poent door Adacée, uitgever Meu-
lenhoff, Amsterdam.
De Twee Zusjes door Elsa Kaiser,
uitgever Meuïenhoff, Amsterdam.
Contrasten is een van de beste meisjes
boeken, die ik dit jaar las. De heldin van 't
verhaal Norine Röstel, die met haar vader
Hotel Beau-Sejour te Interlaken beheert,
wordt ons geschetst als een flink, moedig
meisje, dat nu eens gelukkig geen flirt-type
is. Zij en haar vader kunnen het finantieel
niet langer bolwerken. En dan opeens komt
de liefde in het spel. Hij Fred, is een rijke
Hollandsehe gast en 't is dadelijk te voor
zien, dat ze elkaar niet zonder strijd zullen
krijgen. Juist die strijd heeft de schrijfster
zoo fijn geschetst. Eigenlijk staat die Fred
zoo ver beneden Norine. Hij is een boemelen
de student die smijt met zijn geld en het ten
slotte ook met de liefde zoo heel nauw niet
neemt. Maar fraulein Röstel, die op ieder,
die met haar in aanraking komt, een goeden
invloed uitoefent, maakt van dezen slappe
ling een mensch met ruggegraat. Dat gaat
alles wat snel in zijn werk, maar we leven
tegenwoordig veel sneller dan een kwart
eeuw geleden. De contrasten in dit boek zijn
niet Norine en Fred, maar Norine en Sally.
Sally logeert met de onuitstaanbare Margret
in Beau-Séjour. Sally is van alles blasée en
in alles het contrast van Norine. Les extre
mes se touchent. Tusschen die beiden ont
staat een hechte vriendschap, die vooral Sal
ly binnenste buiten keert. Wanneer Norine
als gouvernante naar een Amsterdamse!! ho
tel gaat, blijft Sally in haar huurt en is haar
telkens tot steun. Sally's detective-neigingen
zijn allergrappigst beschreven, 't Is ten slotte
Sally's werk. dat Norine en Fred een paar
worden. De invloed van een verstandige, lief
devolle jonge vrouw loopt als een zilveren
draad door dit gezellige verhaal. Daarom is 't
alleszins aan te bevelen voor onze bakvischjes.
De teekeningen van R.o Keezer zijn heel fijn.
Ontwaken door Mien Labberton, is een
bundel schetsjes over kinderen. Mien Labber
ton voelt het kind altijd fijn aan, maar soms
laat ze haar sentiment te sterk werken, zoo-
da je uitroept: neen, dat geloof ik niet. Ik
heb hier voor me 't schetsje, getiteld Rinske.
Moeder heeft een mooi gebloemd lapje voor
Rinske gekocht om er een jurkje van te ma
ken. Maar 5-jarig Rinske is er heelemaal niet
blij mee, omdat klein Annetje haar vriendin
gezegd had, dat ze 't Ieelijk vond. Dit kan ik
me even indenken. Kinderen kunnen grooten
invloed op elkaar uitoefenen. Maar, als de
verhouding tusschen ouder en kind goed is, zal
't woord van vader of moeder de grootste
kracht hebben.
Vader zegt met klem, dat hij en moeder 't
immers beter weten dan Annetje en dat 't
heusch een prachtige jurk is. Maar voor
Rinske is vader's heele redeneering lucht. Zs
verstopt de jurk onder haar matras en „gaat
dan weer naar bed. met bonzend hart en tril
lende neusvleugel tj es".
Ik zou haast zeggen: de houding van dit
kind grenst aan 't abnormale. Een 5-jarige
peuter laat zich in den regel alles aantrekken
en voelt zich vaak 't meest behaaglijk in de
oudste jurk.
Over 't algemeen vind ik de jongensschets
jes raker, ook veel geestiger. Kereltje, die zoo
de Pieperd na wil volgen is kostelijk van hu
mor. Jan is ook echt, al gaat het bij Jan in
de klas niet erg paedagogisch toe. De paeda-
gogiek is wel eens meer ver te zoeken, b.v.
in Fransientje. Zijn er werkelijk nog Zon
dagschool-onderwijzeressen die in de volle
klas vragen, wat het kind liever wil hebben
speelgoed of kleeren? En zijn er dan heusch
kinderen, die met een stalen gezicht: kleeren
zeggen,, als ze oneindig veel liever speelgoed
hadden. Ik moet eerlijk zeggen: dat ik blij
ben dat ik noch zulke Zondagschooljuffrou-
wen, noch zulke kinderen ken.
Teer en fijn is Sibout, 't ongelukkige mis
vormde kind, geschetst. Egbert is weer zoo'n
heel bijzonder jongetje, d-at op 9-jarigen
leeftijd een schrift vol gedichtjes heeft. Mien
Labberton houdt zoo van de excessen. Rietje
en Arnold zijn weer heel goed.
Ontwaken is een boek veor ouders op-
Kranten-
knipsels
uit 1916
12 December 1916.
IJmuiden. Herinnering aan den slag bij
Jutla?id.
Wegens het redden van 21 schipbreukelin
gen in den nacht van 31 Mei op 1Juni, welke
schipbreukelingen afkomstig waren van de
Duitsche oorlogsschepen Elbingen Frauen-
lob", die aan de zeeslag bij Jutland, hadden
deelgenomen, is aan schipper EStam van
den IJmuider stoomtrawler „Bertha" door
de Duitsche regeering geschonken een fraai
gouden horloge met dito ketting en aan de
bemanning een gratificatie van f 500.
Het horloge voor den schipper heeft op het
deksel het monogram van den Duitschen
keizer met kroon en aan den binnenkant het
portret van den keizer
Voor het Duitsche pnjsgerechl.
De minister van Buitenl. Zaken brengt ter
kennis van belanghebbenden dat, blijkens
publicatie in den „Reichanzeiger" dd. 27 No
vember j.l. voor het Duitsche prijsgereclvt ie
Hamburg zijn gebracht de navolgende Neder-
landsche vaartuigen: de stoomschepen Zee
arend„Antwerpen" en „Batavier II", het
motorschip „Zeemeeuw"de sleepbooten
Zuiderzeeen de „Gouwzee", de lichters
„S. C. C. 17" en „S. C. C.18". De termijn
voor de indiening van een Reklamation-
schrift" bij het prijsgerecht is bepaald: voor
de Antwerpenop 3 maanden, de Zee
arenden de „Zeemeeuw" op 2 maanden,
voor de overige op één maand.
voeders, in 't bijzonder voor moeders. Er zijn
in dit boek bladzijden, die je wakker schud
den. en daarom is 't zeker al lezenswaard.
Ik zag van Harmsen van Beek wel eens
mooiere Illustraties dan deze van het titel
blad.
Poent door Adacee. De stijl van 't verhaal
doet je in 't begin aan Cissy van Marxveldx
denken, maar bij 't verder lezen schud je het
hoofd en zoekt tevergeefs naar den spranke
lenden humor, die, zoo het typeerende is van
de boeken van Cissy v. M. I11 't begin maken
we kennis met Poent en haar vriendinnen
Helma, Kit, Josine, Emy. Ook de diverse
broers (je voelt dadelijk dat die een rol moe
ten spelen) komen zoo eventjes ten tooneele.
We maken verder kennis met gezinnen,
waar 't gezellig toegaat, maar ook, waar de
onderlinge verstandhouding veel te wen-
schen overlaat. Natuurlijk krijgen we ook te
smullen van een school-idylle. 't Afgezaag
de thema: de nieuwe leerares, wordt ook hier
weer eens behandeld.
't Duurt wel lang, eer er wat actie in het
verhaal komt. Op bladzij 53 begint Poent zich
af te vragen, of ze ook verliefd is op Peer,
den broer van Helma? Dan komt er heusch
wat spanning. Die Peer is al weer geschetst
als een boemel-student. E11 Poent zal hem ge
nezen van de dwalingen zijns weegs. We gaan
van Poent houden, omdat ze gaat uitgroeien
boven het flauwe meisjesgedoe.
Eigenlijk zijn we blij, dat er een flinke
jonger mensch op de proppen komt. Een ze
kere Beins. Voor er van een verhouding tus
schen die twee sprake is, gaat Poent met
Oom Die en tante Suze naar Zwitserland. Toe
vallis ontmoet ze daar R. Beins. De reis is niet
onverdeeld prettig, maar daarna gaat de ge
lukszon stralen voor Poent. Weliswaar gaat
Beins voor 3 jaar naar Amerika, maar als je
den laatsten zin gelezen hebt, weet je, dat ze
elkaar krijgen zullen.
Ella Riemersma illustreerde dit boek. En
ze deed het in den geest van 't verhaal: een
beetje druk, lawaaierig. Poent is een
boek, zooals er tegenwoordig zoo veel zijn.
't Kan geen kwaad, 't doet ook geen goed.
De twee Zusjes, doo:r Elsa Kaiser, 't Zijn
wel heel verschillende zusjes Ans en Marietje.
In 't begin van 't verhaal vernemen we al,
dat de 18-jarige Ans zich verloven zal met
een mijnheer de Falck. Marietje is geen ge
makkelijk kind, maar of de ouders wel den
rechten weg vooi dit kind inslaan betwijfel
ik. Uit al hun doen en laten blijkt maar al te
zeer, boeveel meer ze van hun oudste dochter
verwachten.
Dan gebeurt het vreeselïjke op school. De
algebra-leeraar beschuldigt Marietje van iets,
waar ze onschuldig aan is. Hij vergeet zich
zoo. dat hij haar een klap geeft. Groot tu
mult. De directrice komt eraan te pas. De
vader is zoo gegriefd, dat Marietje van school
wordt genomen. Marietje zal naar een kost
school gaan. Om den bitteren pil te vergul
den, krijgt ze eerst nog van Ma een bontjas
van petit gris. Omdat er zulke kleine bont
jassen niet bestaan, zal er een voor haar ge
maakt worden.
Dan mondaine gedoe geeft je telkens een
kriebeling. Ze reizen dan met elkaar naar
Bonn, waar de kostschool van Fraulein
Schuchter is. 't Kind voelt zich hier betrekke
lijk gauw thuis. De sfeer is voor haar ook wel
zoo goed als thuis. Er wordt met de ouders en
met de getrouwde zus Ans een hartelijk cor
respondentie gevoerd.
Dan schrijft Marietje naar huis. dat ze in
Bonn wil gaan studeeren voor dokter. Met de
toestemming der ouders eindigt het boek. En
dan vragen we ons heel eventjes af: komen
er van dergelijke boeken niet te veel?
HET MODERNE DAGBLAD
is ëén der peilers van
1 her maatschappelijke leven.
,HET NIEUWE DAGBLAD"
is een peiler voor IJmuiden,
Velsen, Beverwijk en om-
•'ogende gebieden,
OMDAT HET DE BELANGEN VAN
UW STREEK IN DEN BREEDSTEN ZIN
ZAL BEHARTIGEN.
Naar een trieste Kerstmis! -
een Wonder
.(Van onzen correspondent)
- Fatalisme. Men wacht op
Sinterklaas vieren onze Duitsche vrienden
niet. Slechts in de Nederlandsche vereeni-
gingen in Duitschland en dat zij er een
dikke honderd, groote en kleine dooreenge-
rekend herdenkt men dezen avond der
kinderen, mèt de kinderen natuurlijk. En op
vele plaatsen zelfs met een echten Sint, voor
wien nieuwsgierige aangetrouwde Duitsche
familieleden en kennissen steeds groote be
langstelling plegen te hebben.
De Duitseher bewaart zijn spaarduitjes
voor Kerstmis. Voor een triesten Kerstmis
helaas. Vooral de laatste jaren wil de vreugde
pm dit festijn van vrede en toenadering on
der de volkeren niet meer onvermengd zijn.
En wij Nederlanders in Duitschland, zoovele
jaren met het wel en wee onzer buren ver
bonden, kunnen ons daar van harte in
denken. Vooral, nu het ons zelf ook niet
meer naar den vleeze gaat en we eenig be
grip beginnen te krijgen van wat dat vree
sdij k woord: „crisis" beteekent.
Vijf millioen werkloozen hebben we hier
alweer. En zelfs zij die wel werk hebben,
klagen terecht over stijgende onkosten en
dalende inkomsten. De problemen schijnen
onoplosbaar te worden. De vakmenschen
zitten met de handen in het haar. Een
Economische Rijksraad bestaat al jaren lang
en heeft een eigen parlementsgebouw, dat
meestal aan allerlei corporaties verhuurd
wordt. De dames en heeren van dien Raad
debatteeren en zenden adviezen in. De re
geering neemt die ter kennis, en als de nood
het hoogst is, ontstaat een Rijkscommissie
voor Economisch Advies, die den Rijkspresi
dent zelf als voorzitter heeft en bij welker
geboorte men den Economischen Rijksraad
geheel vergeten schijnt te zijn. Na drie
weken blijkt het nieuwe college een misluk
king. Men praat langs elkaar heen. Men ziet
slechts groepsbelangen en deserteert, als men
niet al zijn particuliere wenschen bevredigd
ziet. Tenslotte zit de regeering weer alleen
en broeit op nieuwe noodverordeningen, die
prijsverlagingen beloven en op loonsverla
gingen uitloopen.
De menschen in Duitschland kijken elkaar
vragend aan. Men fluistert altijd weer 't zelfde
wat zal er nu eigenlijk gebeuren?
Maar een antwoord vermag niemand meer
te vergeven. Fatalisme heerscht alom. Men
vertrouwt geen deskundigen meer, en dat
in een land, waar tot voor kort de Vakman
onbegrensde hoogachting genoot. Als Nora
in Ibsen's eomedie wacht het volk op „het
Wonderbare". Men heeft al lang aan de
praetische kennis en de bruikbaarheid van
de tegenwoordige regeerende kringen leeren
twijfelen. Politieke avonturiers beheerschen
de situatie en lokken de stemmen der kie
zers. Hun eenige prestatie is voorloopig hun
talent om massa's tot zich te lokken en alles
en nog wat te beloven. Zoolang ze niet voor
de moeilijkheid staan, om ook maar een
deel van die beloften in werkelijkheid om te
zetten, kunnen ze met critiek volstaan en
zien ze de millioenen, die hun stembiljet ter
beschikking stellen, met de maand toe
nemen.
Zoowel deze aanhangers van het radica
lisme, dat alleen nog maar groote woorden
gepresteerd heeft, als zij, die de oude ge
matigde en steeds kleiner wordende partijen
trouw gebleven zijn, partijen, die hun opof
feringsgezindheid ten bate van het g e-
heele volk met volkomen ineenstorting
schijnen te zullen betalen, verkeeren in een
hangen overgangstijd, waarin zij niet meer
weten, van welke zijde een toch zoo noodige
redding komen zal. En onder zulke droevige
omstandigheden nadert Kerstmis 1931
Nu weten ons juist heden de kranten te
vertellen, dat de regeering althans over één
zaak het blijkbaar eens geworden is: veer-
tiendagen - lang, tot Driekoningen, zal in
Duitschland Godsvrede heerschen. Een al
gemeen verbod van elke politieke actie ge
durende die twee weken is op komst. Men
zal geen vergaderingen meer mogen houden,
geen plakkaten meer mogen ophangen, geen
redevoeringen op politiek gebied meer af
steken. Slechts in de kranten mag men el
kaar binnen de zeer enge grenzen, die
door de noodverordening tot beperking dei-
vrijheid van drukpers reeds weken geleden
getrokken zijn naar oud gebruik „de waar
heid" zeggen en tegelijkertijd den lezer de
Waarheid onthouden.
Een godsvrede op bevel van de overheid.
Dat is een verschijnsel, dat te denken
geeft. De menschen buiten Duitschland lee
ren er uit, dat de toestanden, de tegenstel
lingen hier reeds zoo gespannen geworden
zijn, dat men zelfs geen respect voor de
Christelijke feestdagen meer verwacht en
liever preventief te werk gaat door conflic
ten zooveel mogelijk uit te sluiten.
Dat i^ het gevolg van de grenzelooze op
hitsing, die van beide radicale vleugelgroepen
in Duitschland den laatsten tijd is uitgegaan.
Men moet een deel van de bevolking dwin
gen tot fatsoenlijke maniei*en en tot het
respecteeren van de gevoelens en de eeuwen
oude gebruiken van andersdenkenden. Men
commandeert Vrede op Aarde en in de
menschen een welbehagen.
Gelukkig is er nog een meerderheid in het
Duitsche volk, die dit alles met gevoelens
van oprechte schaamte waarneemt.
Reeds zijn de Kerstboomen in aantocht,
die ditmaal nog niet een vierde kosten zullen
van de prijzen, die nog het vorige jaar ver
langd werden. Hier is tenminste een streven
om de prijzen te drukken, terwijl op de
groote markten en in den handel de kartellen
elke prijsdaling nog hardnekkig tegenwerken.
Een al te vroege winter, die Duitschland in
deze tijden allerminst gebruiken kan, heeft
sneeuw en vorst, uiterst lage temperaturen,
smerig-killen dooi ene stormachtige snijdende
winden gebracht. De particuliere liefdadig
heid helpt, waar zij slechts helpen kan en
geeft kleeren, levensmiddelen en geld aan
de „Winterhilfe", die over heel Duitschland
voorbeeldig georganiseerd is.
Straks zal het Leger des Heils weer met
zijn bekende ijzeren potten op de drukste
punten van verkeer verschijnen. Weken lang
reeds rijden de militaire voertuigen van de
Rijksweer door alle straten van Berlijn, klin
ken de fanfare's der hoornblazers, en klim
men jonge soldaten tot in de hoogste
étages om de giften der burgerij in ontvangst
te nemen.
De politiek is blijkbaar nog niet in staat
geweest, de betere gevoelens in de mensch-
heid geheel weg te drukken
Men is in Duitschland blijkbaar eindelijk
zoover gekomen, dat men inziet, de bakens
te moeten verzetten nu het getij aan het
verloopen is. De regeering wil straks ook nog
koperen geldstukken van vier Pfennig in het
verkeer brengen, gelijk we ze hier al van
twee Pfennig hebben. Voor den Nederlander,
die door alle tijden heen met koperen centen
gerekend heeft, klinkt dit wellicht wonder
lijk. En toch is het een feit, dab ook nog
vele Duitschers met een zekere minachting
op koperen geld neerzien en bij betalingen
van bedragen, die niet door vij f deelbaar zijn,
de koperen pasmunt maar liefst verwaar-
loozen. Het gebeurt me hier nog bijna da
gelijks, dat winkelbedienden, conducteurs,
beambten achter de loketten en vooral kell-
ners opzettelijk even wachten met het zoeken
naar koperen pasmunt in de hoop, dat men
er verder geen prijs op zal stéllen en een
afwerende handbeweging zal maken. Ons
verstandige Nederlandsche spreekwoord „Wie
het kleine niet eert, is het groote niet
weerd" is tot de massa's der Duitsche be
volking' na den oorlog tot op heden nog altijd
niet voldoende doorgedrongen.
En toch is het voor Duitschland meer dan
ooit tijd, dat men op de kleintje's gaat
letten.
De weken, die aan Kerstmis voorafgaan,
zullen wel praetisch het bewijs leveren, dat
van luxe hier geen sprake meer kan zijn.
Grooter dan ooit is het aantal auto's, dat
gedurende de wintermaanden opgeborgen
wordt en bij de politie wordt afgeschreven
om de belasting bovendien nog te sparen.
Reeds de jongste jaarmarkt in Leipzig heeft
geleerd, dat het publiek van weeldeartikelen
niets meer hebben moet. Men schenkt elkaar
nog slechts geld of voorwerpen, die in het
dagelijksche huishoudelijk leven waarde heb
ben. Kunstvoorwerpen blijven in de winkels.
Schilderijen en beeldhouwwerken worden in
het geheel niet meer verkocht. Juweelen nog
slechts als geldbelegging. Men brengt ze
naar den safe en heeft er het renteverlies
voor over omdat men zijn „zekerheid" tegen
wederkeerende inflatieverschijnselen wlï
hebben. Van inflatie is echter geen sprake,
eerder van het tegendeel. Er is nog altijd te
weinig in plaats van te veel geld in omloop.
Menschen, die millioenen in huizen en lan
derijen, of in andere onroerende goederen
bezitten, hebben thuis nauwelijks baar geld
genoeg om eten te koopen. De huisvrouwen
loopen tegenwoordig zelf naar de openbare
markten, die de waren iets goedkooper af
geven dan de winkels. Waren zijn er in over
vloed, afnemers ontbreken echter. De groot
ste Duitsche machinefabriek voor spoorweg-
materiaal, die van Henschel, waar de be
kende groote locomotieven gebouwd worden,
sluit het bedrijf op Nieuwjaarsdag. De an
dere collega's zullen stellig dezer dagen vol
gen. De steden sparen, wat ze maar kunnen.
De pensioentrekkers zien hun maandelijksche
inkomen uit 's Rijks schatkist tot op een
maximum van duizend marken per dag ver
minderd. Hooge traktementen, gelijk ze bij
voorbeeld bij den radiodienst uitbetaald
worden, waar sommige bevoorrechten de
inderdaad fantastische inkomens van zeven
duizend mark en meer marken per maand
verdienden, worden straks tot op hoogstens
drieduizend teruggebracht.
Het zal een donkere Kerstmis voor Duitseh
land worden. En het schijnt dat de nood
nog volstrekt niet het hoogst gestegen is.
Moge de redding desalniettemin nabij zijn!,.
H. v. B.
WIE HEEFT HET VOETBALSPEE
UITGEVONDEN?
Het moderne voetbalspel heeft, zooals bé
kend van Engeland uit zijn zegetocht be
gonnen en van daaruit de wereld veroverd.
Maar noch de Engelschen, noch eenige Euro-
peesche natie heeft het voetbalspel uitgevon
den. Net zoo min als de Europeanen het bus
kruit uitgevonden hebben.
Een Engelsch geleerde heeft uit oude Chï-
neesche manuscripten kunnen zien, dat liet
voetbalspel reeds in de oudheid in het Hemel-
sche rijk werd beoefend en dat een Chinee-
sehe keizer, Cheng Ti genaamd, reeds drie'
honderd jaar voor onze tijdrekening het
voetbalspel heeft gepropageerd.
Deze keizer was een hartstochtelijk liefheb
ber van het voetbalspel.- Zijn waardïgheids-
bekleeders en zijn officieren vonden het min
der aangenaam en prettig. Zij meenden er
den keizer op te moeten wijzen, dat het eigen
lijk niet met zijn waardigheid strookte, ach
ter een bal aan te loopen en dat het spel
bovendien veel te vermoeiend en te inspan
nend was, in plaats van de gezondheid te
bevorderen. De keizer, evenwel, luisterde niet
naar de heeren en zeide: „Mij bevalt het spel
en bovendien kan iets, wat men met plezier
en voor zijn genoegen doet, niet zoo ver
moeiend zijn". De waardigheidsbekleeders
gaven niet zoo gauw den moed op en wend
den zich tot de keizerin, die haar gemaal ook
werkelijk van dit spel afkeerig trachtte te
maken doordien zij hem vele andere, nieuwe
spelen voordroeg'. Doch, ten slotte waren haar
pogingen te vergeefsch.
De keizerlijke spelen werden voortgezet eri
op zijn verjaardag organiseerde de heerscher
speciale voetbalspelen. De overwinnaars wer
den plechtig gehuldigd en kregen geschenken
uit bloemen, vruchten, wijn, zilver en kost
bare zijde bestaande. De leiders der verliezen
de partij daarentegen werden met zweepsla-
gen van het terrein verdreven.
We rennen alweer d-oor December,
Misschien ligt het enkel aan anij,
Maar deze, de laatste der maanden,
Vliegt 'altijd het snelste voorbij.
Dit jaar kun je letterlijk zeggen,
Het gaat in een vloek en een zucht,
I-Iet vloeken bij wijze van spreken,
Maar 't zuchten is niet van de lucht.
De toekomst lijkt somber en mager,
't Vooruitzicht is overal droef,
Het eigenbelang van de menschen,
Is enkel en overal troef.
Het zal nog veel ernstiger worden,
Is steeds het refrein dat je hoort,
Er 's nergens een uitweg te vinden,
Wij tobben ia! duisternis voort.
Het leven is weinig poëtisch,
Wij missen den glans en de kleur,
En wat je ook leest in de kranten,
't Is alles gesteld in mineur.
Maar kijk eens, ik vind in een hoekje
Der krant iog een an,der bericht,
Dat 'brengt in de donkere grauwte,
Weer wat poësie en wat licht.
De eersten der bloeiende tulpen
Zijn nu al ter veiling gebracht,
Nu weet ik, het moet weer verkeeren,
Wanneer je anaar moed. houdt en wacht.
P. GvAiSUB.