Kerstversiering. DE MUILTJES. HET NIEUWE DAGBLAD Kerstal acht. Sneeuw over de landen en over de bergen, sneeuw over de bosschen en de verlaten ve nen. En een hemel vol sterren, hoog en wijd, omvat de wereld. Maar dan vaart er een fluistering over het besneeuwde land, van boom naar boom, van struik naar struik, en de wind, die langs de flanken der bergen strijkt, zingt het: hij komt, hij komt. Dan snelt er een schim langs de sterren, dan schuift er een schaduw over de sneeuw, dan trillen de sparren, dat de sneeuw dof- ploffend van hun doorgebogen takken glijdt. En weg is hij weer. Machtig groot draaft hij over de vlakten, door de breede dalen, over de bergruggen, die zich krommen tegen den hemel. Wijd-uit staan de blauw-lich- tende takken van zijn forsch gewei, hoog zijn zijn schoften, gespierd de pooten, die de sneeuw niet beroeren. En hij draaft voort, den ganschen langen Kerstnacht, van de bos schen van Dalarne tot de vlakten van Lap land, van de fjall, die naar den hemel reikt tot de bevroren moerassen aan zijn voet. 'Rusteloos draaft hij over de witte wereld, de reuzen-eland, om ieder, die in den Kerst nacht een eland gaat jagen, die zoo den Kerstnacht niet heiligt, mee te lokken, door de dalen en over de bergen, de witte wijdheid in, waaruit hij niet zal wederkeeren naar zijn rood-houten hut op de helling bij de berken. Zoo vertelt het de oude Kerstsage van de boeren en stroopers, de houthakkers en ko lenbranders uit de Midden-Zweedsche bos schen en bergen. Begin December draaide de wind. De wol ken, die wekenlang laag in 't dal hadden ge hangen, en met hun onophoudelijke triesten regen de paden en weitjes op de hellingen hadden doorweekt, trokken weg over de ber gen in 't Westen. Het vroor opeens een graad of tien, de waterloopjes onder de grij ze' elzenhagen verstomden, het laatste groen werd bruin en hard en de sneeuw, die in den nacht begon te vallen, maakte de stilte die per. Het bleef sneeuwen. Soms zakten de grootte vlokken zacht en regelmatig en gloorde over dag de zon er goud doorheen. Soms speelde de storm met de sneeuw, zoodat die omhoog vloog als branding tegen de hellingen op, rusteloos rondedanste om de roode hoeven en hutten en schuren van het gehucht, neer plofte in een luwte, om even later weer op te stuiven, een anderen kant uit, het wilde spel opnieuw weer te beginnen. Maar tegen Kerstmis veegde de hemel schoon. De smalle maan stond geel-groen in de sterren-beprikte vrieslucht, pas tegen tie nen klaarde het boven den golvenden kam DONDERDAG 24 DECEMBER 1931 van de bergen en nauwelijks een uur lang' zette de bleeke zon 't besneeuwde land in een vaal-rosse-n gloed met lange blauwe schadu wen achter elke hoogte, elke wit-doorstoven berk, elk ruig kreupelboschje. Maar spoedig vloeiden de schaduwen weer in een, nóg licht te de sneeuw onder den dieper en dieper wor denden hemel, waarin de sterren begonnen te flikkeren. En tegen drieën gloorde nog slechts een hooge top in 't zuid-westen, vreemd, geweldig, boven het verlaten land. Strak-getrokken lag het ski-spoor langs de helling. Er naast, nu eens links, dan weer rechts, stonden de grove prenten van een eland. De beide sporen verdwenen in een ber- kenboschje, dat zich wonderlijk licht tegen den hemel afteekende, slingerden tusschen de stammen door, liepen over een veentje, met kale, haast ondergesneeuwde elzen- en wilgenstruiken, bogen dan tegen een volgen de hoogte op, een lage' rug zonder boom of struik, zonder staketsel of hooischuur. En verder gleden de sporen, den door sterren verlichten, wonderen winternacht in, telkens weer door andere dalen, telkens weer naar nieuwe hoogten. Regelmatig plantte Olie de staven, hard kraakte de sneeuw onder de ski's, prikkelend was de wind die hem tegenwoei, die de huid schrijnde, het zweet in den wollen halsdoek deed bevriezen. En snel, doorgezakt in de knieën, 't hoofd laag gebogen, stoof Olie de glooiing dan af, even zochten zijn oogen het spoor van den eland: daar was-ie gegaan, verder 't dal in, naar de sparren daar ginds Maar kort voor het donkere hout ging het spoor weer naar links, wéér de helling op, en moeizaam zwoegde Olie voort, een uur, twee uur misschien voor hij de staven weer kon laten slee'pen. In 't Oosten betrok de lucht. Sneeuw? Over 'n goed uur zou dan het spoor niet meer te volgen zijn, het mooie spoor, dat daar zoo fijn gedrukt stond in de sneeuw. Zou die eland er tóch nog van tusschen weten te ko men. Zouden ze op Kerstmis tóch alleen maar brood van meel en gemalen berkenbast met stinkende koffie en slechte aardappelen hebben? En Olie peinsde weer, zooals hij 't de laatste weken zoo vaak gedaan had, over de mislukking van den aardappelenoogst, waardoor hij en honderden anderen in heel het gewest geen petroleum en geen meel, geen spek en geen gezouten haring in kon den slaan voor den winter, over het sterk verminderde werk in de bosschen en bij het en bittere moeilijkheden. Maar dan schoot het opeens door zijn kop: Waar is-ie nu heen? Hier? Nee, ginder, prach tig, toe maar, ga je gang', naar links een beetje, dan blijf je boven den wind. Als nu Berglund maar niet komt. Komt natuurlijk niet. Zal vannacht wel met de slee naar de kerk gaan. Mooi paard heeft-ie. En de sneeuw houdt het best. Maar als-ie Olie in de gaten zou krijgenWaarom lachte-n-ie zoo gis teren? Zou-ie denken, dat oude Olie nu nog 't- er op wagen zou, voor een maand naar Harnosand gestuurd te worden voor zoo'n eland? Maar hij weet, dat we geen vleesch meer hebben, hij weet dat de elanden hier in de buurt zitten Is-ie nu weer de hoogte in? „Jackla racka- re!" Olie remde. Haalde de cognac-flesch van onder zijn jas vandaan, 'n Slok maar. Hij voelde hoe zijn knieën trilden, hoe 't zweet langs zijn rug liep, zijn handen waren stijf bijna. Maar met ee'n stoot van de staven schoot hij weer vooruit, dan een eind naar links,- dan langzaam tegen een nieuwe hel ling op. En daarboven, tegen de sterren, daar bewoog zich een zwarte schim. Stil nu. Hier langs. Waarom kraakt die sneeuw ook zoo. Tegen de sneeuw teekende hij zich af, de eland, 'n mannetje, 'n forsche knaap, de breede kroon van 't gewei op den grooten kop. Langzaam stapte hij door de sneeuw, onder den kam van den rug. En geluidloos stak Olie voort, de oude Noorsche dubbelloops nu los over den schouder. Dan zwaaide de eland den kop op, draafde rustig voort, nu eens naar beneden, dan weer hooger op, om eindelijk over den kam te verdwijnen. De wolken schoven langs1 den hemel op. Maar de maan stond nu laag in 't Zuidoosten en de snee'uw glansde blauwig. En telkens zag Olie den eland daar draven, 'n paar hon derd meter ver weg, donker en groot. Hij voelde zijn knieën, zijn beenen waren zwaar telkens gleden de ski's onderuit, struikelde hij bijna, zakte de buks met een smak in zijn arm. Het werd den ouden man wonderlijk te moede. De sneeuw was zoo vreemd, heb land leek zoo wijd, de sterren straalden zoo helder. Er verschoot er een. En de eland daar ginds in de laagte scheen groot, onwezenlijk groot, als een dier dat over de hoogste sparren kon springen, dat snel als de Oostenwind over de vlakten kon gaan Was het de....? Olie schoot de oude sage te binnen, die hem verteld was heel vroeger, toen hij 's zomers met de vrouwen en meis jes naar de bergweiden ging om op de koeien te passen, later ook, als hij in een vervallen houthakkershut met vrienden 't vleesch van een pas geschoten eland zat te roosteren bo ven het rookende open vuur, de sage' van den reuzen-eland, die in den Kerstnacht over de witte wereld draaft. Olie lachte, nam een nieuwe slok uit de flesc-h. Gleed weer een laagte in, verloor een staaf, schuifelde terug, stootte zich dan weer voort. Daar, bij dien sneeuwval, daar stond-ie, rustig nu, den kop geheven, 't gewei in den ruigen nek. Maar het spoorhet spoor was er niet meer; glad lag de sneeuw, onberoerd rondom. En de zware takken van het gewei schenen vaag blauwig te glanzen en het leek of het silhouet van het zwarte dier groeide tegen de sneeuw. Was het tóch de reuzën-eland? Was het dan waar, wat de menschen zeiden over dat vreemde dier, dat meelokt wie in den heili gen Kerstnacht op elanden jagen gaat? Olie knielde. Twee korte schoten knalden hard in de stilte, riepen echo's wakker achter de hel lingen. De oude man zakte voorover in de droge sneeuw. En de eland draafde voort, langs de glooiing omhoog, stond even stil, groot nu tegen de sterren. Dan was hij weg. In den Kerstmorgen toen de zon door de zach.t-vallende sneeuwvlokken gloorde, reed de jachtopzichter met zijn slee naar het ge hucht, dat daar met zijn roode huizen en hutten lag in de dikke sneeuw De bel van het paard rinkelde fijn in de sereene stilte. En naast Berglund zat Olie, wat versuft nog van de koffie en de cognac, die hij naar binnen had gekregen, sedert Berglund hem vond. Want toen de jachtopzichter in den nacht naar de kerk was gereden, had hij het ver- sche ski-spoor gezien naast de elandenpren- ten, had hij geweten, dat niemand anders dan Olie Petterson, vroeger de ergste stroo- per van heel de streek, er op uit was, had hij ook geweten, dat Olie den „reuzen-eland" zou ontmoeten. En was hij zestig, misschien zeventig kilometer ver langs de twee einde loos schijnende sporen gereden. C. G. B. Stockholm. ERNSTIGE AANVARING OP HET IJ. KINDJE VERDRONKEN. AMSTERDAM, 23 Dec. <V.D.) Op het IJ, nabij den IJdijk heeft een aanvaring plaats gehad tusschen het s.s. Adriatica en een tjalkschip. De schipper van laatstgenoemd schip zag de aanvaring aankomen en gaf zijn anderhalf jarig kind over aan een persoon zich bevindende op een naast de tjalk lig gend klipperschip. Juist op dit moment ge schiedde de aanvaring, waardoor bedoelde persoon en het kind te water vielen. Deze per soon kon worden gered, doch het kind ver dronk. Personeel der politieboot heeft ter plaatse gedregd, doch zonder resultaat. DEMONSTRATIE KAASHANDE LAREN OP HET BINNENHOF. Het Haagsch Corr. Bur. meldt: Op het Binnenhof, waar de Eerste Kamer vergaderde, heeft de Vereeniging van kaas handelaren in Noord-Holland hedenochtend een demonstratie gehouden om de aandacht te vestigen op den deplorabelen toestand, waarin de kaasexport verkeert door de hooge tarieven en invoerverboden van vele landen. Een aantal Alkmaarsche kaasdrage droe gen hun zware berries met kaas en op groote borden werd de toestand aangeduid. Aanvankelijk heeft de politie dez^ zame demonstratie verboden. Toen echter vergunning werd gevraagd, is deze ook ver kregen en trok de stoet door een gedeelte der Broer, de oudste, weet het nog wel, En hij wijst het zusje aan: Kijk eens zus, daar in het hoekje, Komt de Kerstboom straks te staan. Moeder heeft zoo mooie slingers, Net of 't sneeuw is, o, zoo fijn, En er zijn ook glazen bollen, Zul j' eens zien hoc mooi die zijn. Ja, en vogeltjes van zilver, Dennenappels en nog meer, En in alle soorten kleuren, Als het wordt, als vorig keer. Als het donker is geworden, Gaan we om den kerstboom staan, Vader steekt dan heel voorzichtig, O, wel duizend kaarsjes aan. En dan gaan we liedjes zingen, Vader, moeder, allemaal En daarna verbelt dan vader, Ons een prachtig kerstverhaal. 't Was van Vrede op Aarde, zie je 'k Hoop dat vader het weer doet, Moe had tranen in haar oogen, Ja, dat weet ik nog heel goed. Gister stuurde mij een lezer Een kjein pakje, en ik las, Op 't papiertje dat erom zat, Dat de inhoud breekbaar was. 'k Maakte het voorzichtig open, 't Bleek een kleurig ding te zijn, Dat een kerstboom moest versieren In den warmen kaarsenschijn. Eerst kon ik niet al te duidelijk Onderscheiden wat het was, 't Was wat grof opeens daar zag Ik, 't Was een Kerstkanon van glas. Beste lezer, u verzoekt mij In uw brief om commentaar, Ach, wat zal ik er vaar zeggen, We begrijpen toch elkaar. Woorden die op zooiets passen, Schrijf ik niet, die zijn te kras, Enkel dit nog, ik bevestig, Dat het werklijk breekbaarwas. P. GASUS. iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii VOOR HET NATIONAAL CRISIS- COMITé. GROOTE GIFTEN. Het secretariaat van het Nat. Crisis Comité deelt mede: Het bestuur van den Kon. Ned. Voetbal bond heeft besloten aan de leden ter Bonds vergadering voor te stellen een bedrag van f 10.000 gulden ter beschikking te stellen van het Nationaal Crisiscomité. De Hofmaarschalk van dc Koningin heeft aan het comité bericht dat het personeel van het Paleis Noordeinde zich heeft verbonden tot een periodieke bijdrage waarvan het to taal ongeveer f 600 per maand zal bedragen. HET MEVROUWSCHAP. Het is niet zoo moeilijk om te trouwen; Veel erger is het, getrouwd te zijn! Misschien zullen de jonggetrouwde vrouwtjes onder mijn lezeressen dit begrijpen, en het met me eens zijn. Trouwen gebeurt eer je 't weet. 't Is een beetje een kwestie van handig organiseeren bij trouwdiners en dergelijken, en van wat tact bij het krijgen (en ruilen) van cadeau tjes. Verder hoef je alleen maar „ja" te zeg gen op het stadhuis, en getrouwd is Kees. Dat ging ook allemaal van een leien dakje. Uitzet, meubelen, alles kwam in orde. We hebben zoowat denzelfden smaak, waren al jaren verloofd, en zeilden zonder veel drukte de huwelïjkszee op. 't Huis was de eerste moeilijkheid. Wij hadden ons een vaag ideaal gemaakt van een bohémien-leven op een groot atelier, ergens in Amsterdam-Zuid. De familie, conservatief, stemde voor een „aardige flat". Nu kèn ik die flats; drie van mijn vriendinnen wonen er op, en ik weet langzamerhand alles van gehoorige muren, overloopende keuken als je buurman in bad gaat, weigerende boodschappenliften en hooge huurprijzen. Dus géén flat. Dan een atelier. Het ideaal bleek echter ook duur te zijn, en bovendien practisch niet te verwarmen. Dus verrees voor ons geestesoog een nieuw ideaal: een snoezig ouderwetsch huis aan Reguliers- of Leidschegracht. Zoo'n mooi, oud geveltje, en dan een heerlijk uitzicht en fijn dicht bij het centrum. Jawel. Kent u die huizen? Ze hebben géén electrlsch licht, nauwe, kronkelende trapjes, gekke scheef - gebouwde kamers, en zijn van alle verdere gemakken zeer schaars voorzien. Badkamers ontbreken natuurlijk heelemaal. En dan zien ze uit op een schilderachtige gracht, die meestentijds een onaangenaam soort odeur verspreidt. Schadelijk voor de volksgezondheid. Dus overboord ideaal nummer twee. 't Slot was een „wel aardig" klein beneden huis in West. En toen dat goed en wel inge richt was, en de stadhuis-scène achter den rug, en de huwelijksreis veel te gauw voorbij, toen begon de periode, die me deed verzuch ten dat getrouwd zijn een heele toer is. Want toen kwam de practijk des huwelijks. Dat was: Hans 's ochtends om 7 urn- op, dus ik ook. Hij om 8 uur de deur uit-, en ik alleen met mijn huishouden tot 6 uur 's avonds. En dat valt niet mee. De eerste onaangename ontdekking is, dat de heele buurt plus de leveranciers schik in je hebben. En dat is vervelend. Ik verbeeldde me al, dat ik er uitzag als minstens 4 jaar getrouwd, en vind. het vrééselijk, dat iedereen aan mijn neus zag, dat het niet 4 jaar maar 4 weken waren. Hoewel ik wittebroodsdemonstraties als daar zijn: nawuiven aan de deur en onstui mige avondbegroetingen) angstvallig ver meed, vond de linkerbuurvrouw het noodig ons onmiddellijk „de parkietjes" te doopen, terwijl de rechterbuurdame me al den eersten dag toevertrouwde, dat ze een uitstekend kookboek voor me had, want „dat is nog niks makkelijk, koken als je 't niet gewend bent". Ik deed erg ervaren, zei, dat ik al jaren thuis had gekookt, maar of ze 't geloofde? In ieder geval, dienzelfden middag liet ik de panneköcken verbranden. Het stonk erg (excusez le mot), en de brandlucht woei na tuurlijk direct over de schutting naar rechts, pen volgenden dag keek buurvrouw me min of meer spottend aan. En dan de leveranciers. Hoeveel vleesch en* brood heb je noodig met z'n tweeën? Eerst nam ik met een stalen gezicht twéé broodon, ontdekte toen, dat dat wel een beetje veel was. En toen ik bij den slager anderhalf pond biefstuk bestelde, vroeg hij me met een vader lijke grijns of ik me niet vergiste.„of eet meneer soms niks dan vleesch". Het huis was zóó kraakzindelijk in orde, dat er eerst niets schoon te maken viel. Bleef ik thuis voor de huishouding, dan was er niets te doen. Ging ik zitten lezen, dan vergat ik den tijd en stond Hans voor mijn neus, zon der dat ik nog aan koken gedacht had. Ging ik uit, dan miste ik altijd een tram of kwam een kennis tegen, 2oodat ik weer te laat kwam. En bovendien bespiedde de heele buurt met interesse mijn gangen. Er zal in het be gin wel wiat afgepraat zijn over die onverant woordelijke jonge vrouwtjes van tegenwoor dig. En menig keertje hebben we in de stad ge geten! Dan de werkster. Die nam me doodeenvou dig niet au sérieux. Ze bracht het, gelukkig, nog wel tot „mevrouw" zeggen. Dat was een teer punt voor me. Maar verder? „Laat u m ij n maar begaan, ik heb daar meer ver stand van dan u". Ja, en het was tenslotte zoo! Hans en ik hebben in onze zes verlovings jaren veel oneenigheden gehad; ik heb vaak genoeg loopen tobben. Maar nog nooit heb ik zóó'n wanhopig-kinderachtig en onbeholpen gevoel gehad als in de eerste maanden van mijn huwelijk. Gelukkig trok dat langzamerhand weg. Ik ben nu een jaar getrouwde-en weet precies wat er bij bakker, slager en kruidenier noodig is. De werkvrouw begint te ontdekken dat me vrouw niet alles doet wat ze zegt en er bok een eigen wil op na houdt. Er waaien geen pan- nekoek-brandlucliten meer door de buurt. Hans wordt zienderoogen dikker, van het goede eten. En zelfs dien ik een pas-getrouw de vriendin in de buurt met raad inzake huishoudkwesties Maar de eerste tijd van het mevrouwschap neen, dat valt niet mee! GEZELLIGHEID IN DEN WINTER Dc wintertijd j's dc tijd om uw woning zoo warm en vro olijk mogelijk te maken. Er most overvloedige gezelligheid in huis zijn, zoodat men vergeten kan, hoe luguber het buiten is! Er zijn van die details in onze woningen die wonderen kunnen verrichten mits ze an et smaak zijn gekozen. U moet eens opletten, hoe een donkere, ongezellige kamer, met strakke, stemmige meubelen plots verleven digd kan worden door ©enige feurige zijden of fluweeien kussens! Een oude, ongezieUa-g- uitziende canapé worde er door orngettooverd in een behageiijk zitje. Op de eerste plaats denken we aan de keuze der kleuren. We kunnen in den winter 'alle herfsttinten gebruiken, die doen zoo warm en behageiijk! 'Vindt u goudgeel, roodbruin, vlam-rood, en beukenblad-kleur ook niet verrukkelijk om telkens naar te kijken? Stel u maar eens een zonsondergang voor in een herfstlbosch en •raap in uw gedachten al de kleunen bijeen, weike u daar te aanschouwen kreeg, dan hebt u een overvloed van prachtige tinten, •voor iedere sombere kamer als voorbestemd om in e entooverpaleis herschapen te wor den! Kies nooit voor uw meubel-bekte eding die kleuren, welke bij kunstlicht vaal worden, zooals: zaeht-lla, blauw, staal-blauw; even min zacht groene tinten, maar die kleuren welke een heerlijke gloed .geven, 'bij kunstlicht •of beschenen door het haardvuur,, zoo-als nuanceer-ende kleuren rose, oranje, saumon, goudgeel, lakrood en bruin. Zijden of satijnen kussens zullen de meeste gezelligheid in huis brengen door hun glans. Fluweeien kussens daarentegen zijn warmer van toon. Als dan -de wind giert, de regen klettert tegen de 'ruiten, nestellen wij ons in een gezéllig' haardhoek je, overladen met een weelde van veelkleurige kussens, van ver schillend materiaal. De Inhoud onzer gesprekken. Zoo onze naaste omgeving het belieft, zoo zullen wij in vrede leven, maar de beste van ons kan dit niet, zoo het den boezen buur man niet belieft. Er zijn nog -altijd die van oudsher beruchte babbelkousen, de soort van het tradlUon-e-el-e kopje koffie, waar de wandelende informatie- b-ureaux hun nieuwtjes komen verzamelen en ttitdeelen. Ma-ar -de -tijd van het. berucht kopjes-bof fie- gebabbel is voorbij. Tegenwoordig zijn- tea's en cocktail fuifjes, bridgepartijen en schaak- avonden in de plaats getreden van biet vorige- ee>u-wsche-koffi-e-bezoekMaar of de 'begelei dende -gesprekken er beter op zijn geworden? En -of het heden -enkel oude vrouwen zijn, die altijd wat te 'babbelen hebben? Als men hier of daar oip 'bezoek is en men kijkt eens om zich heen,, men luistert eens meer aandachtig', dan komt rnien tot de betreurenswaardige slotsom, dat helt mensch- -dicrn niet veranderd is in den loop der tijidien. Helt maakt zich nog altijd schuldig aam het zelfde kwaad: lasteren en kwaad spreken. Ach, als men eens wist hoe het bestaan van in-goede menschen vergiftigd wordt, hoe fijn gevoelige naturen -te gronde gaan in een at mosfeer van bespied- en becritiseerd worden, zeker zouden er -meer gevonden worden die in gezelschap waar wordt gebabbeld en kwaad gesproken, flink de partij kozen van de af wezige slachtof f ers-der - git tige -tongen Toegegeven, dat vele van -die liefldcJooz-e ge sprekken niet opzettelijk als kwaadspreken bedoeld zijn, maar -meer voortvloeien uit een kleingeestig -genoegen van menschen, wier horizon niet verder reikt dan buurmiam's tafel; (toch is het kwaad -tegen de naasten liefde in caau hetzelfde. Wamt merkwaardig genoeg zijn het nooit de goede en gunstige dingen, die men bespied heeft, maar altijd deze zaken, die -den betrokkene in een on gunstig 'licht plaatsen. Hoe komt dat toch eigenlijk? Waarom hooren wij zoo zelden den lof zin- gien van de personen, welke het onderwerp van gesprek zijn? Is misschien 'het lofwaar dige ons niet interessant of sensationeel ge noeg? Of zouden wij diurvon beweren, dat er- zoo weinig lofwaardigs valt te vertellen van -onze evennaasten? Neen, niet w-aar! Geluk kig -dat er in ieder meiTsch juist nog zooveel goeds is om het minder goede voorbij to kunnen zien. En daarnaar te streven is het verlangen van ieder edeldenkend mensch. Laten wij onszelf niet omlaag haten door anderen met- modder te gooien, want wie een onder met slijk werpt, besmeurt zieh-zelf. Den vorigeh keer beloofde ik u ©enige mo dellen te laten zien van de allernieuwste muiltjes, die bij een moderne pyama of ki mono gedragen worden. Het materiaal der muiltjes is veelal van zijde of fluweel en gekozen in de kleur van ons toilet of daarbij zeer goed harmoniee rend. pus. -prentje no. 1 geeft u zoo'n zijden muil tje versierd met een rand struisveeren in, de zelfde kleur. No. 2 is een leeren muiltje, waar van het teenstuk open is. Het wreefstuk be staat uit twee kleuren leer en als verviering is ee'n gesp van „strasz" gebruikt. Het derde exemplaar is van lichtgekleurd glacéleer van bijzonder sierlijken pasvorm en kan daardoor elke verdere versiering missen. Ons vierde en laatste model is het thans zoo veel geziene muiltje met den hielband waar door deze bij het loopen gemakkelijker blijft zitten. Het materiaal is zwarte zijde, van binnen met wit glacéleer gevoerd. Er is een groote keuze in de muiltjes, waar van de fabrikanten tegenwoordig ware ju weeltjes maken, hetgeen trouwens, ook van ons ondergoed en nachtgoed gezegd kan wor ONZE KAPSELS. Ons haar is wel een van de -belangrijkste onderdeel-en van ons toilet, waaraan wij n-ie-t alleen de uiterste zorg moeten besteden, maar waarbij het ©r vooral op aan komt, -dat men de vorm, golven, spelden enz, laat aanpas sen bij het gelaat van de draagster. Vete vrouwen gaan naar den kapper, laten (haar -korte haar permanenten en daarna water golven op de manier, zoo-als de kapper dat eigenlijk tedere daan© doet. Het ©enige ver schil mag eens bestaan in de scheiding links, recht of het haar achterover, maar daar blijft het vrijwel bij. Zoo ziet -u b.v. -in den schouwburg al heel sterk dat de -meesite v-rouwen het haar eender dragen onverschil lig of heit haar slaat o-f na-et. Welnu, dat be hoeft toch heeLemaal niet. De eene vrouw, moet het haar in breede goJven gelegd, een ander gekroesd, een derde weer bijna glad dragen, dat hangt heelemaal af van den vorm van het gezicht en de kleur der haren. Onze teeken-ing geeft een twaalftal verschil lende kapsels weer, behoorende bij geheel verschillende gezichten, En iedereen foeg-rij.pt dat er nog vele andere mogelijkheden z-ijn zoowel van golvende als van steile haren, ter wijl ponni-e daa-renboven een haardracht is, di© maar zeer enkele vrou wen kunnen dragen -en dan nog over'het algemeen degene molt zwart of zeer donker haar. De jongenskop is 'bijna geheel verdwenen, nog een enk-?la m-aal merkt men deze soms op, maar dan toch uit sluitend bij heel-e jonge meisjes, wat een gunstig toeken is, daar de vrouwen momen teel weer zeer „vrouwelijke" Ikia-psels drogen., vooral nu het haar tets langer wordt -gedra gen -en in den nek naar fouaitien omgekruld zoo diat het -achterhaar een ról v-ormt. Het is dus zaak er zelf op to Jatten en -den karper aan te erven hoe het hoar geve.-'e.r- §oUd of gcondule-erd moet worden -om er -de coupe in te krijgen, die het best bij ons gelaat komt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1931 | | pagina 3