iUrr HET LEVEN VAN CHARLIE CHAPLIN. Het Luxe schip in de transatlantische vaart. CAGLIOSTRO. HET NIEUWE DAGBLAD MAANDAG 28 DECEMBER 1931 Door BEKT WILLIAMS. Het Einde der „Mumming Birds". Charlie bij de film. Toen wij op tournee waren in heit weste- i jïijke gedeelte van de veeteelt-districten. «Tuurden Charlie en Fred Karno junior (de Izoon van onze baas) paanden en gingen uit rijden. Charlie was heelemaal stijf en pijn lijk na zijn eerste rit in het diep-doorgebo- Igen cowboy-zadel. „Je moet bijna aldoor rechtop staan", ver- 1 telde hij mij, „met je beenen rechit naar be neden langs de zijden". Maar al spoedig leer de'hij het beter en bracht menig prettig uurtje op zijn lange prairietoehten door. Zijn grootste liefhebberij is echter visschen en in (Seattle, later op onze tournee, heeft hij me- inig snoekje verschalkt. Op wpg van Salt Lake City naar Kansas (City beleefden wij een spoorwegongeluk. (Onze trein liep op een lorrie van een spoox- [wegarbeider, één die nog met de hand voort [bewogen, werd. De Italiaan op de lorrie werd gedood. Na enkele uren kon de trein zijn [rit vervolgen. U kunt zich onzen toestand (indenken, want niets enerveert een troep [zooveel, als de vrees te laat voor de voorstel- ding te zullen komen. Te Kansas City ondervonden we wat een [strenge Amerik aansohe winter is. We (sneeuwden in bij een temperatuur van 30 ©raden onder nul Daarna kwamen Takoma Seattle (Portland, waar het geheele schouwburgper- Isoneel ons in den steek liet en we alles zelf (moesten doen; ik zie nog, hoe Charlie, ter- jwijl het zweet zijn schmink vlekte, het [brandscherm met zijn schouders omhoog (trachtte te krijgen, de verdwenen tooneel- knechts hadden namelijk de touwen uit de [katrollen gehaald en het nam ons uren in (beslag om ze er weer in te krijgen. In Seattle gaven we op één dag vijf voor stellingen en toen deze verschrikkelijke dag ivoorbij was, verscheen de manager achter ide schermen en bood ons ieder 75 cent aan! „Waarvoor is dat?" vroegen wij. „Voor je [avondmaal, jullie hebben het verdiend", ant woordde hij. Inderdaad, dat hadden we. In Sam-Francisco kwamen we op een avond [een café binnen om wat te eten na de voor- j [stelling. Iemand, ik ben vergeten wie pre- j jcies, boog zich naar Charlie en zeide: „Ik wed, dat jij dien kellner niet durft laten I 'struikelen". „Zou ik niet durven?" zei Charlie. De dikke zwarte negerkellner kwam er (juist aangeschuifeld met een blad vol met I .gevulde glazen; toen hij bij ons was lachte j [Charlie. „Durf ik niet?" riep hij. „Dat zal je [eens zien!" Zijn voet schoot naar voren pats, daar Ëde kellner en de heele boel kletterde op i grond. De geheele zaal was onmiddellijk i opschuddingDe donkere kellners dach- dat we een „gang" (bende) waren, een [gevecht wilden beginnen en den heeien boet j [kort en klein, wilden slaan. Alle menschen [stonden op en riepen door elkaar. De kellner [brulde bloeddorstige kreten tegen Charlie en [ons uit en trok een scheermes! Dit ontnuch- Her de ons niet en wij grepen onze messen en rde flessohen op tafel! De kellners, aan dit (soort gebeurtenissen gewend, grepen echter [snel in, sloten ons in en drongen ons door: Ide deur naar buiten, zoodat het nog zonder11 [bloedvergieten afliep. Wij trokken toen naar] leem „naburig restauraBt. Jj Ten slome los Angeios hier was het dat Mack Sennet, de pionier van de komi sche films, onze voorstelling in het Empress- Theater zag en door het spel van Charlie ge- j heel werd ingenomen en deze met aanbie- j dingen vervolgde. Eindelijk, verleid door het hooge aangebo- i den salaris (140 dollar in de week) en de j groote mogelijkheden van de film ziende, verliet Charlie ons. Het was een treurig mo- ment. Het speet ons allen, dat hij ging. Maar toen zijn contract met Fred Karno afgeloo- pen was, ging Charlie naar Bennet over en deed zijn eerste intrede in de filmstudio's. Dit was m 1913 ,na twee jaar op tournee te zijn geweest. Iedereen weet verder hoe het Charlie ge gaan is. De geschiedenis hoe hij bij de Key stone Company kwam, zijn snelle opkomst, hoe hij beroemd werd, het is alles reeds zoo vaak verteld en dat door die er beter toe in staat waren dan ik, want toen Charlie de „Mumming Birds" verliet, duurde het vele jaren voor ik heb terugzag. Toen onze beste speler weg was, vervolg den wij onzen tocht niet. Het was het einde. De meesten van ons keerden terug naar Engeland. Stan Laurel bleef achter en maak te een goede carrière. Leeves, onze manager, werd in 1917 bij Charlie bedrijfsleider. De troep ging uit elkaar, de „gelukkige familie" was er niet meer en ieder ging zijn eigen weg. Eén dezer dagen liep ik over de Em bankment in Londen en hield even stil om te kijken naar een trottolrarfcist, die met krijt aan het teekenen was. Zijn werk wa,s knap, en ik beschouwde het met aandacht. Toen keek ik eens naar den zoo schamel ge- kleeden maker van deze trottoir-schilderijen en toen onze oogen elkander ontmoetten, herkenden we elkaar dadelijk. „Wel, Arthur!" zei ik. „Hall-o,:Bert!" was het antwoord. Het was Arthur Webb, één van om^ ouden troep, een goede kameraad en een uit stekend speler in de dagen, toen hij nog zijn buiging voor het publiek maakte. En terwijl de meeuwen over ons heen vlo gen en krijschten en de sleepbooten met het vloedgetij mee naar boven voeren, en en kele stuivers door de haastige voorbijgangers .in Arthur's pet werden geworpen, kwamen de vervlogen jaren in onze herinnering weer terug en wij praatten en praatten maar, over die goede oude dagen. Arthur op de Embankment; ik stage manager in een circus; Charlie, Stan Laurel, Alf Reeves in_liollywood. De hemel weet waar ae anseren zurren.- Zoo zijn de jaren voorbij gegaan en ik ben alleen met mijn pijp, mijn werk. mijn herinneringen en enkele Qttde, vergeelde fo to's van ons oude goede gezelschap, dat eens de wereld rondtrok, Charlie Chaplin, toen. nog droomend 'van roem, met zich meevoe rend, DE KERSTGROET VAN DE KOINGIN. In Nederland goed ontvangen. UITZENDING IN 1NDIS GEHEEL MISLUKT. De Kerstrede, die de Koningin Eersten Kerstdag te 1 uur heeft uitgesproken voor de radio, werd uitgezonden door de NJC.R.V. en A.V.R.O. over Hilversum en Huizen. De Haarleansche Motet- en Madrïg aalver- eeniging verleende onder leiding van- haar directeur den (heer Sean Dresden, medewer king. Alvorens de Koningin sprak voerde de ver- ©eniging vierstemmig uit „Hoort de Klok ken" en „O, Kerstnacht schooner dan de dagen" en nadat de Koningin gesproken had „'Stille Nacht, Heilige Nacht1". Het koor toe sloot met de verzen 1, 5 en 7 van gezang 239 „Daar is uit 's werelds (duistere wolken Een licht der lichten opgegaan". De uitzending geschiedden uit liet Ko ninklijk Paleis aan (het Noordeinde te 's Gra- venhiage en duurde in totaal ongeveer een (half uur. De Koningin sprak van ongeveer tien minuten over een uur tot 1,20 uur. De ontvangst, zoowel van rede als van zang moet overal in Nede^and zeer goed geweest zijn, In Indië. Hel Staatsbedrijf van de P. T. T. had; zorg gedragen voor de uitzending naar Indië, over de korte golfzemders P.C.K. op 16.3 M. en P. D. V. op 24.88 M., waarbij verscheidene zenders in Mdlë voor heruitzending zorg den. Naar Aneta meldt, is de uitzending te Batavia volkomen mislukt dn vele deelen van Indië. Merkwaardigerwijze was de zang wel goed, en ook de aankondiging vair de rede van die Koningin was duidelijk verstaanbaar. De teleurstelling in de zalen waar autoriteiten en par ticulieren waren samengekomen om de rede te hooien, was groot. lukt in vele deelen van Indië. Merkwaardiger wijze was de" zang wel goed en ook de aan kondiging van de rede van de Koningin was duidelijk verstaanbaar. De teleurstelling is de zalen, waar autoriteiten en particulieren wa ren samengekomen, om de rede te hooien, was groot. In Soerotoaja, Padang, Senna-rang, Med-an, Palembang, Makassar, Madioen, Ba-lik, Japan Fort de Koek, mislukte de uitzending even eens. Slechts enkele amateurs vingen het grootste deel van de rede op. Ten huize van den gouverneur van Soe- rakarta was diep onder den indruk, toen lidj de stem van de koningin hoorde. In Den Haag. Te 's Gravehhage was een bijeenkomst be legd in de Groote Kerk tot het aanhooren van den kerstgroet. De bijeenkomst werd o.a. bijgewoond door minister De Geer. Zij stond onder leiding van ds. Ravesloot en werd met zang opgeluisterd. Onder ademlooze stilte is de rede van de Koningin aangehoord. PROF. DR. H. BLINK, t In den ouderdom van 79 jaar is in Den Haag overleden prof. dr. Hendrik Blink, oud- hoogleeraar aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen, waar hij de economische geo- graphie doceerde. Hij was geboren te De Wijh bij Meppel en aanvankelijk bestemd om smid of boer te worden, ging echter bij onderwijs en bracht het door zelfstudie tot leeraar, di recteur eener H.B.S. en later privaat-docent en hoogleeraar. Verscheidene werken op het gebied der economische geografie zijn van zijn hand verschenen. Hij was redacteur van LANGS DE STRAAT. Zigeuners. Het regent, triestig, gestadig, zonder op houden. De hemel is zwaar en hangt als een loodzware nevel, waaruit niets dan melan cholie en troosteloosheid neerdruïlt, over de aarde. De boomen staan met slap neerhan gende bladeren te lanterfanten in al dat nat, en op den grond onder hen tikken de rhyth- misch neervallende druppels een eentonig deuntje, dat oneindig voortdrenst. En door den regen komen ze aangesloft, één twee, drie zigeuners achter elkaar. Een —ouw, een oude man, een jonge man. .De vrouw draagt een kind van misschien een paar maanden in. haar armen, en doet af en toe een lamlendige, steeds mislukkende poging om een punt van haar ouden stinkenden doek over het kindergezichtje te leggen. Het gaat niet. De doek glijdt af. En ze zet zich weer in gang, langzaam, moedeloos, als een bot lastdier, dat alleen maar loopt omdat het slaag krijgt als het stil blijft staan. Het water gutst in stralen over haar bruin, van kou en nattigheid een beetje roodachtig glimmend gezicht, en de zwarte haren op haar hoofd zijn doorweekt en pieken sliertig op haar voorhoofd en in haar hals. Ze is er zich waar schijnlijk ternauwernood van bewust, dat het regent, en dat ze nat wordt, en mogelijk ook vindt ze het heel gewoon. Het regent, ja. En morgen is het weer droog. En overmorgen sneeuwt het .Dat weet ze allang. De mannen sloffen achter haar aan, als het kan nog botter, nog onaangenamer dan zij. Ze zien niet den regen, en ze zien niet ac vrouw voor hen die kletsnat en doorweekt is, zij zien niet het natte gras aan weerszijden van den weg en niet de melancholieke boo men, die dof en geslagen staan te druppen, en ze weten ook niet, waarom ze loopën. Ze loopen, omdat ze zigeuners zijn, noma.den, die loopen moeten, wier noodlot en wier vreugde het is, en waarvoor zoo'n dag als vandaag er één uit vele is, en hoogstens een beetje een wanbof. De één slaat met een paar krachtige gebaren zijn kletsnatte pet uit tegen een boom, dat de waterstralen er af vliegen, de andere schurkt zich even rillerig, als een klein koud geutje water plotseling in zijn hals naar beneden siepelt. Als je hen ziet, schaam je je eigenlijk, omdat je zoo vei lig en weibeschut loopt in je regenjias en onder je paraplu, en als je het hun verteld had, zouden ze waarschijnlijk verbaasd zijn geweest. Waarom? Ze zijn toch zigeuners, en het is toch hun eigen, vrije wil, hun lust en hun leven? Alles, alles geven ze op, maar dat ééne, hun vrijheid, niet. En nooit! En een half uur later zie ik ze weer. Ze zitten aan den kant van den weg, in het natte gras, in den kletsenden regen. Ze zwijgen en kijken en zeggen niets, en denken ook niet. Het kind slaapt. En de regendruppels petsen met venijnige tikjes uiteen op hun natte hoofden, en ze laten ze gaan en zitten niet eens onder een boom. De vrouw in het mid den, de twee mannen aan den kant. Ze sta ren, niet somber, en niet bitter, niet berus tend, maar met een soort van onbewust fa talisme. Ze onderwerpen zich aan hun nood lot, niet lachend, en niet mokkend. En toch weer kan je het niet helpen, dat je je schaamt, je dood schaamt, als je langs komt, op weg naar je veilige huis, waar het warm en droog is. Terwijl zij zelf je ternauwernood zien, het contrast niet voelen, en niet met je zouden willen ruilen, schaam je je.... W. T. Engeland wil de Blue Riband terug. verschillende tijdschriften en heeft zich ver der o.a. doen kennen als een warm vriend van de Zuid-Afrikaansche boeren. Hij is de grondlegger van de economisch-geografische wetenschap in Nederland. LIJKEN VAN ONZE VLIEGERS TE BATAVIA AANGEKOMEN. Het stoffelijk overschot van Wiersma, Van Onlangs en Kotte, is te Batavia per Sawah- loentoe van de K.P.M. uit Bangkok aange bracht voor verder vervoer naar Nederland, méldt Aneta. (Van onzen Londenschen correspondent). De opschorting van het werk aan het nieu we groote schip van de Cunardlijn, „het schip No. 534", zooals het thans nog slechts zakelijk heet, is een nieuwe slag geweest voor het Britsche volk, welken het erg heeft ge voeld. Het feit heeft niét slechts duizenden toegevoegd aan het trieste leger der werkloo- zen maar heeft tevens naar men voelt het gezag van Engeland in de wereld weer wat verder ondermijnd. Bij dit laatste is wel licht, overgevoeligheid in het spel. Men zou er tegenover kunnen stellen dat althans de di rectie van de Cunardlijn een treffend bewijs heeft ge'geven van Engelsche financieele de gelijkheid in zaken, door niet terug te schrik ken van een stap, waarvan zij wist dat er diepe ontsteltenis uit voort zou komen, maar die haar in elk geval in staat zou stellen haar wissels op den vereischten tijd te honoree- ren. Er is sprake van het werk aan schip No. 534 zoo spoedig mogelijk te hervatten. De romp en de reeds enorme kosten mogen niet verloren gaan. Uit de bevolking zijn vele wel willende stemmen opgegaan, met advies en met belofte van steun. De maatschappij wil overeenkomstig haar financieel beleid niet meer geld leehen om er het schip mee af te maken. Maar in de bevolking schijnt veel be reidheid te bestaan geld te offeren voor dit goede doel. Misschien zal in deze richting een uitweg worden gevonden. De vraag komt nu weer op of zulke groote luxe schepen voor de Transatlantische vaart zooals No. 534 er een moest worden fei telijk wel gerechtvaardigd zijn. Snelheid is een dure luxe. Deze super-schepen zijn zeer kostbaar zoowel in bouw als in gebruik, zoo kostbaar, dat zij in het algemeen hun geld niet opbrengen, naar blijkt uit het feit dat regeeringssubsidies om nationaal prestige gerechtvaardigd geacht moeten helpen om ze te water te laten en te laten varen. Er was geen subsidie voor No. 534; alleen (zoo het noodig mocht blijken) een deel van de verzekeringskosten zou uit 's lands schat kist komen. Toen de Bremen in den zomer van 1929 voor het eerst den Atlantïschen Oceaan over stak, in vier dagen 18 uren en 17 minuten precies (en hoe men zoo precies kan zijn in deze gevallen is een beetje een raadsel) ging de zoogenaamde Blauwe Wimpel of Blue Ri band van den Atlantischen Oceaan van En- gelsch naar Duitsch bezit over. De opvattin gen op dit punt zijn zoodanig dat men er de nationale eer mee gemoeid acht. Het snelste schip der Britten, de Mauretania, schoot nauwelijks acht uur op dit record tekort. Het is minstens twijfelachtig of een transatlan tisch passagier winst maakt, welke de moei te waard is, wanneer hij op een reis van ten- naastenbij vijf dagen acht uur bespaart. Is het daarom de moeite waard de enorme kosten te maken zooals men ze aan het maken was in het geval van No. 534 die aan Engeland die Blue Riband terug moeten bezorgen? Blijkbaar wil men die vraag in het alge meen bevestigend beantwoorden. Prestige is vooral in de Transatlantische vaart van hoog belang. En dit belangrijk bezit schijnt een. stoomvaartmaatschappij het best te kunnen verkrijgen met snelheid. Het snelle luxe schip is het meest in de mode. De rijke Ame rikaan kiest het omdat hij het voor het be lang van zijn persoon goed en juist vindt dè reis te maken met beroemde actrices, film sterren, petroleum- of andere industrieele magnaten, politici van wereldnaam en der gelijke eminentiën. De snelle booten, die dé grooten van de wereld vervoeren, krijgen met een de clandisie van de nederiger reizigers. De booten van de Cunardlijn zijn als zoo danig tot 1929 in de mode geweest. Daarna zijn de snellere schepen van den Norddeut- schen Lloyd, de Bremen en de Europa, er voor in de plaats gekomen. In den afgeloopen. zomer waren dit de eehige transatlantische schepen, die tennaastenbïj op volle capaci teit voeren. Niet alleen Engeland, ook Frankrijk en Italië zochten een deel van dit vervoer mach tig te worden door schepen te gaan bouwen, die in luxe en snelheid de Duitsche zouden, overtreffen en aldus vanzelf tot modesche pen van de wereld zouden worden verheven. Engeland heeft er nu den brui aan gegeven en Frankrijk en Italië zetten het eenmaal begonnen werk nog voort met aanzienlijken financieelen steun hunner regeeringen, pri mair verschaft door de belastigbetalers. Het is de vraag of er straks, zelfs wanneer welvaart in de wereld terugkeert, genoeg luxe reisverkeer beschikbaar zal zijn voor het halfdozijn superschepen, dat dan wellicht den noordelijken Atlantischen Oceaan zal doorklieven. Men kan reeds nu voorzien dat ook in dit bedrijf in de toekomst rationeele internationale opvattingen nuttig zullen kun nen blijken. Maar zoo lang zulke opvattingen nog niet overheerschen kan geen transatlan tische stoomvaartmaatschappij het zonder haar snel weeldeschip stellen. FRANKRIJK'S COMTINGENTEE- RING EN ONZE UITVOER. TEGEMOETKOMENDE REGELING VERKREGEN. De Parijsche correspondent van het Alge meen Handelsblad verneemt, dat dr. Neder- bragt en de heer Bonthuis bij de thans geëin digde onderhandelingen, met Fra.nsche auto riteiten overeenstemming hebben bereikt over het feit, dat de Fransche regeering ge noegen, zal nemen met de uitvoerconsenten, die namens 'de Nederlandsche regeering zul len worden afgegeven, zoodat tevens dus niet langer de Fransche invoerconsenten geëischt zullen worden. Dit beteekent een aanzienlij ke besparing aam tijd en moeite, die vooral in de gevallen van invoer van aan bederf on derhevige waren beteekends heeft. De vendee- ling der gecontingen,teerde hoeveelheden on der de Nederlandsche exporteurs blijft geheel aan de Nederlandsche regeering overgelaten. Vender zijn de percentages vastgesteld be treffende het aandeel, dat Nederland zal hebben in het totaal van elk contingent Die percentages zijn voor eenige belangrijke Nelerlandsche invoerartikelen de volgende: De koning der kwakzalvers. De persoon van dezen merkiwaardigen Italiaamschen avonturier, die zich Alessamdro graaf van Cagliostro noemde,, doch idde eigen lijk Giuseppe Balsamo heette, werd door Schiller in „Geisterseher" en door Goethe in „Grosskoptha" op dichterlijke wijze getee- kend, Cagliostro was de zoon van Pietro Balsamo een kleinen winkelier in Palermo, in welke stad hij 8 Juni 1743 werd geboren. Aanvanke lijk werd hij opgevoed in een klooster, waar- hij gedurende den maaltijd moest voorlezen uit „De levens der Heiligen". De jonge man bezat toen reeds den fanltastischen geest, dien hij zijn geheele leven zou blijven be houden; tijdens de voorlezingen hield hij zich niet aan de letter, maar vlocht er ver schillende bijzonderheden voor den. be trokken heilige meestal niet erg vleiend tusschendoor, met het gevolg, dat hij, ook wegens verder wangedrag weggestuurd wend. Hij kwam nu in verkeerd gezelschap, ver- valsehte biljetten voor den schouwburg, ver volgens een testament, bedroog een goud smid, onder voorwendsel een verborgen schat te zullen ontdekken en werd tot slot nog beschuldigd van moorid. Toen werd de grond van Palermo hem te warm onder de voeten en hij ging volgens zijn eigen verklaring naar Alexandria, waar hij door*"hennep in zijde te veranderen veel geld verdiend zou hebben. Daarna zou hij naar Malta zijn ver trokken, om er scheikunde te studeerew. Maar dit alles is slechts een inleiding tot Cagliostro's veelbewogen leven. De eerste authentieke berichten van zijn „werkzaamheden" zijn afkomstig uit Rome, waar hij peniteekeningen verkocht, of juister gezegd prenten, die met Oost-Indischen inkt waren overgehaald en die hij als pentee keningen aan den man bracht! Hier maakte hij ook kennis met de schoone Lorenza Feli- ciani, die hem in zijn verdere avonturen trouw ter zijde zou staan. Het paar verliet Rome, ging naar Venetië, Marseille, Madrid, Cadiz, Lissabon, Brussel, Den Haag, kortom trok door bijna geheel Europa, nu eens onder den eenen, dan weer onder een an deren yoornamen titel, -totdat het tenslotte' den naam aannam van Graaf Alessandro en Gravin Seraphina Cagliostro. In hun koets met vier paarden trokken zij van de eene stad naar de andere, vonden toegang tot de hoogste kringen en verspreid den op ruiime schaal hun kwakzalversmid delen, amuletten en minnedrankjes. Door middel van een kostbaren Egypti- schen wijn, die druppelsgewijze werd ver kocht, beweerden zij aan afgeleefde man nen en gerimpelde oude vrouwen weer nieu we schoonheid en een tweede jeugd te kun nen schenken, waarbij Seraphina zich zelf uitgaf als een levend 'bewijs voor de kracht der verkochte middelen, want niettegen staande haar jeugdig uiterlijk, zoo beweerde ze, was ze. toch zestig jaar! Men kan echter niet zeggen dat het de ze twee menschen steeds voor den wind ging. Meer dan eens maakten hun bedro gen slachtoffers het hun vrij lastig en ge durende een bezoek aan Londen moest mijn heer de graaf" eenigen tijd in de gevange nis doorbrengen. Maar datzelfde Londen zou ook zijn op komst en glorie zijn. Daar stichtte hij een zoo genaamde Egyptische vrijmetselarij, noem de zich de „Groot Koptha" en achtte zich geroepen de menschheid tot wedergeboorte te brengen en de broederschap in haar ouden roem te herstellen. Onder de oude en verge ten arcana of geheime middelen, waren de „steen der wijzen", een elixer van de eeuwige jeugd, en een pentagoon of vijfhoek die zijn bezitter weer de oorspronkelijke onschuld te rug gaf, die de menisch in het Paradijs had verloren. De langdurige en ingewikkelde ceremoniën., waarmede deze zegeningen ver kregen konden worden, waren de reden, dat Cagliostro's bedrog niet zoo spoedig werd ont dekt. Geëerd en gevierd reisden hij en zijn vrouw als de „Groot Koptha" en de „Groot Priesteresse" 'van stad tot stad. In Straatsburg vooral leefde hij op grooten voet; de Prins Kardinaal de Rohan uitte het als zijn vurigsten wensch om Cagliostro te mogen ontmoeten .Maar deze antwoordde: Indien Monseigneur de kardinaal ziek is, laat hij dan bij mij komen en ik zal hem genezen, maar indien hij gezond is, heeft hij mij niet hJopdte .göjjfc hemeveriiminr' De weigering had een wonderlijke uit werking, want de kardinaal was nóg meer ge steld op een kennismaking met den beroem den man en eindelijk werd hem na lang aan dringen een kort onderhoud toegestaan. De terughoudendheid! van Cagliostro was slechts schijn, want door zijn vleierijen kwam Prins Louis de Rohan, die d-aar uiterst vatbaar voor was, volkomen in zijn macht. „Uwe ziel", zei Cagliostro, „is gelijk aan de mijne; u ver dient deelgenoot te zijn van al mijn gehei men", En de kardinaal was in de wolken over de groote eer, welke de groote man hem aandeed Voor Cagliostro gold deze verovering on getwijfeld als zijn grootste triomf. In gezelschap van den Kardinaal ging het illustre echtpaar naar Parijs, waar het nog grootere successen boekte dan het tot dan toe had behaald. Doch de gloriedagen waren haast ten einde. De geheimzinnige geschiede nis van het diamanten halssnoer van Marie Antoinette zou ook hun val worden. Kardinaal De Rohan had de gunst van het Hof verloren en hij deed alle mogelijke moeite om die te herwinnen. De sluwe be driegster „gravin" Lamotte, beloofde hem hierbij te zullen helpen. Een middel hiertoe, was volgens haar, een diamanten halssnoer van 1.600.000 livres, dat aan de Koningin te koop was aangeboden, doch welk bedrag zij te hoog vond. De Rohan zou het voor de koningin moeten koopen en zich borg stel len voor een betaling in termijnen. De kar dinaal stemde toe, de „gravin" nam de dia manten in ontvangst en De Rohan kreeg als belooning in het duister een kort onder houd met een als Marie Antoinette verkleede demi-mondaine Toen het bedrog ontdekt werd, beschouwde men de Cagliostro's als mede-schuldigen.Het bewijs kon echter nimmer worden geleverd en na negen maanden in de Bastille 'opgeslo ten te zijn geweest, werden ze vrij gelaten, doch moesten uit Frankrijk vertrekken. Zij gingen naar Londen en woonden twee jaar in Sloane Street, waar zij handelden in Egyptische pillen. In Mei 1787 verlieten ze Engeland en zwierven van het eene land naar het andere, door achterdochtige regeeringen steeds be waakt en bemoeilijkt. Eindelijk kwamen ze in Rome waar zij een Egyptische loge oprichtten; kort daarop wer den ze gevangen genomen en Cagliostro werd wegens bedrog en deelneming aan de viij.- metselarij ter dood veroordeeld, doch door den Paus begenadigd; zijn verder leven moest hij echter doorbrengen op het fort Rocca di San Leone. Hij stierf 28 Augustus 1795 in den leeftijd van 52 jaar. Zijn vrouw, die in een klooster werd opgesloten, overleef de hem nog verscheidene jaren. Versch schapenvleesch 62 pet,, versch rundvleesch 23 pet., versch varkensvleesch 85 pet., gecondenseerde melk zonder suiker 68 pet,, idem met suiker 40 pet., kaas 44 pet. versche en gesmolten boter 20 pet. Het algemeen contingent voor al deze ar tikelen moet nog door de Fransche regee ring worden bepaald de cijfers zijn weldra te verwachten. Ook omtrent snijbloemen is nog geen beslissing genomen, al valt te ver wachten. dat reeds tegen Nieuwjaar de In voer weer zal worden toegestaan, waarbij dan de ingevoerde hoeveelheden waarschijn lijk van het contingent voor de eerste drie maanden zouden worden afgetrokken. De punten, waaromtrent overeenstemming bereikt werd, zullen officieel ter kennis van de Nederlandsche regeering worden ge bracht, die daar den in denzelfden vorm op antwoorden zal. Het percentage van het totale quantum kaas, dat gedurende de eerste drie maanden van 1932 in Frankrijk wordt toegelaten is voor het Nederlandsche product vastgesteld op 4-7,8 pet. wat beteekent, dat van 1 Januari tot 31 Maart 2,700.000 K.G. Ned. kaas mag worden ingevoerd. Voor boter zijn deze cij fers 20,4 pet. van het totaal dat is 244.800 K.G. Aanvragen voor verklaringen van goed keuring door de Nederlandsche regeering zullen uitsluitend worden verleend aan de genen, die reeds geregeld de betreffende ar tikelen naar Frankrijk uitvoerden, terwijl ook daaraan nog bepaalde voorwaarden zullen worden verbonden. Tot welk adres men zich zal moeten rich ten voor het verkrijgen van dergelijke ver klaringen, zal nader worden bekend ge maakt, UIT DE PERS. IIET ROTTERDAMSCHE REGEERBELEID. De burgemeester van Rotterdam had de Raad nog voor Kerstmis eenmaal bijeen ge roepen, doch de begroeting is nog steeds niet ingediend. Het Algemeen Handelsblad schrijft daarover: „De meerderheid wil het lot van het kor tingswetje afwachten en verschuift daar voor willekeurig de Indiening der begrooting tot een eind in het jaar, waarvoor de begroo ting geldt. Wie regeert er noi in Rotterdam? Meerma len hebben wij al uiteengezet, dat deze meerderheid in het college, die echter in den raad vermoedelijk een (zij het zeer sterke) minderheid is, geen ander doel heeft dan de salarissen van het gemeemtepersoneel te handhaven. Zij handelt daarbij op aanspo ring van de bezoldigde bestuurders van vak bonden van overheidspersoneel, die tevens raadslid zijn en die in fracties, die grooten- deels bestaan uit leden die in bezoldigden dienst der vakbeweging staan, grooten in vloed hebben. Daarmee is feitelijk de heele situatie ge- teekend. Aan deze groepen een zelfstandig plan toe te schrijven tot saneering der finan ciën, bewijst aan haar houding te veel eer. Het streven gaat niet verder dan handha ving der positie van het gemeente-personeel. Wel te verstaan 't vaste gemeentepersoneel. Het personeel in los dienstverband moet straks ontslagen worden, omdat groote wer ken worden stopgezet. Om ide positie van den vastaangestelde ten volle te handhaven, zijn zij bereid zooveel nieuwe lasten op de bur gerij te leggen als er maar te bedenken zul len zijn, maar van een omlijnd schema met bepaalde, welomschreven maatregelen be staat bij die groepen niets. De gesalarieerden dicteeren: de loonen blijven gehandhaafd en de burgerij moet maar meer opbrengen om ze te kunnen handhaven. Dat is doodeenvoudig het „plan", dat we al meermalen hebben bespraken. Voorloopig kunnen we vaststellen, dat de meerderheid van het college van B. en W. sa botage pleegt ten aanzien der begrooting van 1932 en dat den raad alle x invloed ont houden wordt."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1931 | | pagina 5