iUrr HET LEVEN VAN CHARLIE CHAPLIN.
Het Luxe schip in de transatlantische vaart.
CAGLIOSTRO.
HET NIEUWE DAGBLAD
MAANDAG 28 DECEMBER 1931
Door BEKT WILLIAMS.
Het Einde der „Mumming Birds". Charlie bij de film.
Toen wij op tournee waren in heit weste- i
jïijke gedeelte van de veeteelt-districten.
«Tuurden Charlie en Fred Karno junior (de
Izoon van onze baas) paanden en gingen uit
rijden. Charlie was heelemaal stijf en pijn
lijk na zijn eerste rit in het diep-doorgebo-
Igen cowboy-zadel.
„Je moet bijna aldoor rechtop staan", ver-
1 telde hij mij, „met je beenen rechit naar be
neden langs de zijden". Maar al spoedig leer
de'hij het beter en bracht menig prettig
uurtje op zijn lange prairietoehten door. Zijn
grootste liefhebberij is echter visschen en in
(Seattle, later op onze tournee, heeft hij me-
inig snoekje verschalkt.
Op wpg van Salt Lake City naar Kansas
(City beleefden wij een spoorwegongeluk.
(Onze trein liep op een lorrie van een spoox-
[wegarbeider, één die nog met de hand voort
[bewogen, werd. De Italiaan op de lorrie werd
gedood. Na enkele uren kon de trein zijn
[rit vervolgen. U kunt zich onzen toestand
(indenken, want niets enerveert een troep
[zooveel, als de vrees te laat voor de voorstel-
ding te zullen komen.
Te Kansas City ondervonden we wat een
[strenge Amerik aansohe winter is. We
(sneeuwden in bij een temperatuur van 30
©raden onder nul
Daarna kwamen Takoma Seattle
(Portland, waar het geheele schouwburgper-
Isoneel ons in den steek liet en we alles zelf
(moesten doen; ik zie nog, hoe Charlie, ter-
jwijl het zweet zijn schmink vlekte, het
[brandscherm met zijn schouders omhoog
(trachtte te krijgen, de verdwenen tooneel-
knechts hadden namelijk de touwen uit de
[katrollen gehaald en het nam ons uren in
(beslag om ze er weer in te krijgen.
In Seattle gaven we op één dag vijf voor
stellingen en toen deze verschrikkelijke dag
ivoorbij was, verscheen de manager achter
ide schermen en bood ons ieder 75 cent aan!
„Waarvoor is dat?" vroegen wij. „Voor je
[avondmaal, jullie hebben het verdiend", ant
woordde hij. Inderdaad, dat hadden we.
In Sam-Francisco kwamen we op een avond
[een café binnen om wat te eten na de voor- j
[stelling. Iemand, ik ben vergeten wie pre- j
jcies, boog zich naar Charlie en zeide: „Ik
wed, dat jij dien kellner niet durft laten I
'struikelen".
„Zou ik niet durven?" zei Charlie.
De dikke zwarte negerkellner kwam er
(juist aangeschuifeld met een blad vol met I
.gevulde glazen; toen hij bij ons was lachte j
[Charlie. „Durf ik niet?" riep hij. „Dat zal je
[eens zien!"
Zijn voet schoot naar voren pats, daar
Ëde kellner en de heele boel kletterde op
i grond. De geheele zaal was onmiddellijk i
opschuddingDe donkere kellners dach-
dat we een „gang" (bende) waren, een
[gevecht wilden beginnen en den heeien boet j
[kort en klein, wilden slaan. Alle menschen
[stonden op en riepen door elkaar. De kellner
[brulde bloeddorstige kreten tegen Charlie en
[ons uit en trok een scheermes! Dit ontnuch-
Her de ons niet en wij grepen onze messen en
rde flessohen op tafel! De kellners, aan dit
(soort gebeurtenissen gewend, grepen echter
[snel in, sloten ons in en drongen ons door:
Ide deur naar buiten, zoodat het nog zonder11
[bloedvergieten afliep. Wij trokken toen naar]
leem „naburig restauraBt. Jj
Ten slome los Angeios hier was het
dat Mack Sennet, de pionier van de komi
sche films, onze voorstelling in het Empress-
Theater zag en door het spel van Charlie ge- j
heel werd ingenomen en deze met aanbie- j
dingen vervolgde.
Eindelijk, verleid door het hooge aangebo- i
den salaris (140 dollar in de week) en de j
groote mogelijkheden van de film ziende,
verliet Charlie ons. Het was een treurig mo-
ment. Het speet ons allen, dat hij ging. Maar
toen zijn contract met Fred Karno afgeloo-
pen was, ging Charlie naar Bennet over en
deed zijn eerste intrede in de filmstudio's.
Dit was m 1913 ,na twee jaar op tournee te
zijn geweest.
Iedereen weet verder hoe het Charlie ge
gaan is. De geschiedenis hoe hij bij de Key
stone Company kwam, zijn snelle opkomst,
hoe hij beroemd werd, het is alles reeds zoo
vaak verteld en dat door die er beter toe in
staat waren dan ik, want toen Charlie de
„Mumming Birds" verliet, duurde het vele
jaren voor ik heb terugzag.
Toen onze beste speler weg was, vervolg
den wij onzen tocht niet. Het was het einde.
De meesten van ons keerden terug naar
Engeland. Stan Laurel bleef achter en maak
te een goede carrière. Leeves, onze manager,
werd in 1917 bij Charlie bedrijfsleider. De
troep ging uit elkaar, de „gelukkige familie"
was er niet meer en ieder ging zijn eigen
weg.
Eén dezer dagen liep ik over de Em
bankment in Londen en hield even stil om
te kijken naar een trottolrarfcist, die met
krijt aan het teekenen was. Zijn werk wa,s
knap, en ik beschouwde het met aandacht.
Toen keek ik eens naar den zoo schamel ge-
kleeden maker van deze trottoir-schilderijen
en toen onze oogen elkander ontmoetten,
herkenden we elkaar dadelijk.
„Wel, Arthur!" zei ik.
„Hall-o,:Bert!" was het antwoord.
Het was Arthur Webb, één van om^
ouden troep, een goede kameraad en een uit
stekend speler in de dagen, toen hij nog zijn
buiging voor het publiek maakte.
En terwijl de meeuwen over ons heen vlo
gen en krijschten en de sleepbooten met het
vloedgetij mee naar boven voeren, en en
kele stuivers door de haastige voorbijgangers
.in Arthur's pet werden geworpen, kwamen
de vervlogen jaren in onze herinnering weer
terug en wij praatten en praatten maar,
over die goede oude dagen.
Arthur op de Embankment; ik stage
manager in een circus; Charlie, Stan Laurel,
Alf Reeves in_liollywood. De hemel weet waar
ae anseren zurren.-
Zoo zijn de jaren voorbij gegaan en ik
ben alleen met mijn pijp, mijn werk. mijn
herinneringen en enkele Qttde, vergeelde fo
to's van ons oude goede gezelschap, dat eens
de wereld rondtrok, Charlie Chaplin, toen.
nog droomend 'van roem, met zich meevoe
rend,
DE KERSTGROET VAN DE
KOINGIN.
In Nederland goed ontvangen.
UITZENDING IN 1NDIS GEHEEL MISLUKT.
De Kerstrede, die de Koningin Eersten
Kerstdag te 1 uur heeft uitgesproken voor de
radio, werd uitgezonden door de NJC.R.V. en
A.V.R.O. over Hilversum en Huizen.
De Haarleansche Motet- en Madrïg aalver-
eeniging verleende onder leiding van- haar
directeur den (heer Sean Dresden, medewer
king.
Alvorens de Koningin sprak voerde de ver-
©eniging vierstemmig uit „Hoort de Klok
ken" en „O, Kerstnacht schooner dan de
dagen" en nadat de Koningin gesproken had
„'Stille Nacht, Heilige Nacht1". Het koor toe
sloot met de verzen 1, 5 en 7 van gezang 239
„Daar is uit 's werelds (duistere wolken Een
licht der lichten opgegaan".
De uitzending geschiedden uit liet Ko
ninklijk Paleis aan (het Noordeinde te 's Gra-
venhiage en duurde in totaal ongeveer een
(half uur. De Koningin sprak van ongeveer
tien minuten over een uur tot 1,20 uur.
De ontvangst, zoowel van rede als van zang
moet overal in Nede^and zeer goed geweest
zijn,
In Indië.
Hel Staatsbedrijf van de P. T. T. had; zorg
gedragen voor de uitzending naar Indië, over
de korte golfzemders P.C.K. op 16.3 M. en
P. D. V. op 24.88 M., waarbij verscheidene
zenders in Mdlë voor heruitzending zorg
den.
Naar Aneta meldt, is de uitzending te Batavia
volkomen mislukt dn vele deelen van Indië.
Merkwaardigerwijze was de zang wel goed,
en ook de aankondiging vair de rede van die
Koningin was duidelijk verstaanbaar. De
teleurstelling in de zalen waar autoriteiten
en par ticulieren waren samengekomen om de
rede te hooien, was groot.
lukt in vele deelen van Indië. Merkwaardiger
wijze was de" zang wel goed en ook de aan
kondiging van de rede van de Koningin was
duidelijk verstaanbaar. De teleurstelling is de
zalen, waar autoriteiten en particulieren wa
ren samengekomen, om de rede te hooien, was
groot.
In Soerotoaja, Padang, Senna-rang, Med-an,
Palembang, Makassar, Madioen, Ba-lik, Japan
Fort de Koek, mislukte de uitzending even
eens. Slechts enkele amateurs vingen het
grootste deel van de rede op.
Ten huize van den gouverneur van Soe-
rakarta was diep onder den indruk, toen
lidj de stem van de koningin hoorde.
In Den Haag.
Te 's Gravehhage was een bijeenkomst be
legd in de Groote Kerk tot het aanhooren
van den kerstgroet. De bijeenkomst werd o.a.
bijgewoond door minister De Geer. Zij stond
onder leiding van ds. Ravesloot en werd met
zang opgeluisterd. Onder ademlooze stilte
is de rede van de Koningin aangehoord.
PROF. DR. H. BLINK, t
In den ouderdom van 79 jaar is in Den
Haag overleden prof. dr. Hendrik Blink, oud-
hoogleeraar aan de Landbouwhoogeschool te
Wageningen, waar hij de economische geo-
graphie doceerde. Hij was geboren te De Wijh
bij Meppel en aanvankelijk bestemd om smid
of boer te worden, ging echter bij onderwijs
en bracht het door zelfstudie tot leeraar, di
recteur eener H.B.S. en later privaat-docent
en hoogleeraar. Verscheidene werken op het
gebied der economische geografie zijn van
zijn hand verschenen. Hij was redacteur van
LANGS DE STRAAT.
Zigeuners.
Het regent, triestig, gestadig, zonder op
houden. De hemel is zwaar en hangt als een
loodzware nevel, waaruit niets dan melan
cholie en troosteloosheid neerdruïlt, over de
aarde. De boomen staan met slap neerhan
gende bladeren te lanterfanten in al dat nat,
en op den grond onder hen tikken de rhyth-
misch neervallende druppels een eentonig
deuntje, dat oneindig voortdrenst.
En door den regen komen ze aangesloft, één
twee, drie zigeuners achter elkaar. Een —ouw,
een oude man, een jonge man. .De vrouw
draagt een kind van misschien een paar
maanden in. haar armen, en doet af en toe
een lamlendige, steeds mislukkende poging
om een punt van haar ouden stinkenden doek
over het kindergezichtje te leggen. Het
gaat niet. De doek glijdt af. En ze zet zich
weer in gang, langzaam, moedeloos, als een
bot lastdier, dat alleen maar loopt omdat het
slaag krijgt als het stil blijft staan. Het water
gutst in stralen over haar bruin, van kou en
nattigheid een beetje roodachtig glimmend
gezicht, en de zwarte haren op haar hoofd
zijn doorweekt en pieken sliertig op haar
voorhoofd en in haar hals. Ze is er zich waar
schijnlijk ternauwernood van bewust, dat het
regent, en dat ze nat wordt, en mogelijk ook
vindt ze het heel gewoon. Het regent, ja. En
morgen is het weer droog. En overmorgen
sneeuwt het .Dat weet ze allang.
De mannen sloffen achter haar aan, als
het kan nog botter, nog onaangenamer dan
zij. Ze zien niet den regen, en ze zien niet ac
vrouw voor hen die kletsnat en doorweekt is,
zij zien niet het natte gras aan weerszijden
van den weg en niet de melancholieke boo
men, die dof en geslagen staan te druppen,
en ze weten ook niet, waarom ze loopën. Ze
loopen, omdat ze zigeuners zijn, noma.den,
die loopen moeten, wier noodlot en wier
vreugde het is, en waarvoor zoo'n dag als
vandaag er één uit vele is, en hoogstens een
beetje een wanbof. De één slaat met een paar
krachtige gebaren zijn kletsnatte pet uit
tegen een boom, dat de waterstralen er af
vliegen, de andere schurkt zich even rillerig,
als een klein koud geutje water plotseling in
zijn hals naar beneden siepelt. Als je hen
ziet, schaam je je eigenlijk, omdat je zoo vei
lig en weibeschut loopt in je regenjias en
onder je paraplu, en als je het hun verteld
had, zouden ze waarschijnlijk verbaasd zijn
geweest. Waarom? Ze zijn toch zigeuners, en
het is toch hun eigen, vrije wil, hun lust en
hun leven? Alles, alles geven ze op, maar dat
ééne, hun vrijheid, niet. En nooit!
En een half uur later zie ik ze weer. Ze
zitten aan den kant van den weg, in het natte
gras, in den kletsenden regen. Ze zwijgen en
kijken en zeggen niets, en denken ook niet.
Het kind slaapt. En de regendruppels petsen
met venijnige tikjes uiteen op hun natte
hoofden, en ze laten ze gaan en zitten niet
eens onder een boom. De vrouw in het mid
den, de twee mannen aan den kant. Ze sta
ren, niet somber, en niet bitter, niet berus
tend, maar met een soort van onbewust fa
talisme. Ze onderwerpen zich aan hun nood
lot, niet lachend, en niet mokkend. En toch
weer kan je het niet helpen, dat je je
schaamt, je dood schaamt, als je langs komt,
op weg naar je veilige huis, waar het warm
en droog is. Terwijl zij zelf je ternauwernood
zien, het contrast niet voelen, en niet met je
zouden willen ruilen, schaam je je....
W. T.
Engeland wil de Blue Riband terug.
verschillende tijdschriften en heeft zich ver
der o.a. doen kennen als een warm vriend van
de Zuid-Afrikaansche boeren. Hij is de
grondlegger van de economisch-geografische
wetenschap in Nederland.
LIJKEN VAN ONZE VLIEGERS TE BATAVIA
AANGEKOMEN.
Het stoffelijk overschot van Wiersma, Van
Onlangs en Kotte, is te Batavia per Sawah-
loentoe van de K.P.M. uit Bangkok aange
bracht voor verder vervoer naar Nederland,
méldt Aneta.
(Van onzen Londenschen correspondent).
De opschorting van het werk aan het nieu
we groote schip van de Cunardlijn, „het
schip No. 534", zooals het thans nog slechts
zakelijk heet, is een nieuwe slag geweest voor
het Britsche volk, welken het erg heeft ge
voeld. Het feit heeft niét slechts duizenden
toegevoegd aan het trieste leger der werkloo-
zen maar heeft tevens naar men voelt
het gezag van Engeland in de wereld weer
wat verder ondermijnd. Bij dit laatste is wel
licht, overgevoeligheid in het spel. Men zou er
tegenover kunnen stellen dat althans de di
rectie van de Cunardlijn een treffend bewijs
heeft ge'geven van Engelsche financieele de
gelijkheid in zaken, door niet terug te schrik
ken van een stap, waarvan zij wist dat er
diepe ontsteltenis uit voort zou komen, maar
die haar in elk geval in staat zou stellen haar
wissels op den vereischten tijd te honoree-
ren.
Er is sprake van het werk aan schip No.
534 zoo spoedig mogelijk te hervatten. De
romp en de reeds enorme kosten mogen niet
verloren gaan. Uit de bevolking zijn vele wel
willende stemmen opgegaan, met advies en
met belofte van steun. De maatschappij wil
overeenkomstig haar financieel beleid niet
meer geld leehen om er het schip mee af te
maken. Maar in de bevolking schijnt veel be
reidheid te bestaan geld te offeren voor dit
goede doel. Misschien zal in deze richting
een uitweg worden gevonden.
De vraag komt nu weer op of zulke groote
luxe schepen voor de Transatlantische vaart
zooals No. 534 er een moest worden fei
telijk wel gerechtvaardigd zijn. Snelheid is
een dure luxe. Deze super-schepen zijn zeer
kostbaar zoowel in bouw als in gebruik, zoo
kostbaar, dat zij in het algemeen hun geld
niet opbrengen, naar blijkt uit het feit dat
regeeringssubsidies om nationaal prestige
gerechtvaardigd geacht moeten helpen om
ze te water te laten en te laten varen.
Er was geen subsidie voor No. 534; alleen
(zoo het noodig mocht blijken) een deel van
de verzekeringskosten zou uit 's lands schat
kist komen.
Toen de Bremen in den zomer van 1929
voor het eerst den Atlantïschen Oceaan over
stak, in vier dagen 18 uren en 17 minuten
precies (en hoe men zoo precies kan zijn in
deze gevallen is een beetje een raadsel) ging
de zoogenaamde Blauwe Wimpel of Blue Ri
band van den Atlantischen Oceaan van En-
gelsch naar Duitsch bezit over. De opvattin
gen op dit punt zijn zoodanig dat men er de
nationale eer mee gemoeid acht. Het snelste
schip der Britten, de Mauretania, schoot
nauwelijks acht uur op dit record tekort. Het
is minstens twijfelachtig of een transatlan
tisch passagier winst maakt, welke de moei
te waard is, wanneer hij op een reis van ten-
naastenbij vijf dagen acht uur bespaart.
Is het daarom de moeite waard de enorme
kosten te maken zooals men ze aan het
maken was in het geval van No. 534 die
aan Engeland die Blue Riband terug moeten
bezorgen?
Blijkbaar wil men die vraag in het alge
meen bevestigend beantwoorden. Prestige is
vooral in de Transatlantische vaart van hoog
belang. En dit belangrijk bezit schijnt een.
stoomvaartmaatschappij het best te kunnen
verkrijgen met snelheid. Het snelle luxe
schip is het meest in de mode. De rijke Ame
rikaan kiest het omdat hij het voor het be
lang van zijn persoon goed en juist vindt dè
reis te maken met beroemde actrices, film
sterren, petroleum- of andere industrieele
magnaten, politici van wereldnaam en der
gelijke eminentiën. De snelle booten, die dé
grooten van de wereld vervoeren, krijgen met
een de clandisie van de nederiger reizigers.
De booten van de Cunardlijn zijn als zoo
danig tot 1929 in de mode geweest. Daarna
zijn de snellere schepen van den Norddeut-
schen Lloyd, de Bremen en de Europa, er
voor in de plaats gekomen. In den afgeloopen.
zomer waren dit de eehige transatlantische
schepen, die tennaastenbïj op volle capaci
teit voeren.
Niet alleen Engeland, ook Frankrijk en
Italië zochten een deel van dit vervoer mach
tig te worden door schepen te gaan bouwen,
die in luxe en snelheid de Duitsche zouden,
overtreffen en aldus vanzelf tot modesche
pen van de wereld zouden worden verheven.
Engeland heeft er nu den brui aan gegeven
en Frankrijk en Italië zetten het eenmaal
begonnen werk nog voort met aanzienlijken
financieelen steun hunner regeeringen, pri
mair verschaft door de belastigbetalers.
Het is de vraag of er straks, zelfs wanneer
welvaart in de wereld terugkeert, genoeg luxe
reisverkeer beschikbaar zal zijn voor het
halfdozijn superschepen, dat dan wellicht
den noordelijken Atlantischen Oceaan zal
doorklieven. Men kan reeds nu voorzien dat
ook in dit bedrijf in de toekomst rationeele
internationale opvattingen nuttig zullen kun
nen blijken. Maar zoo lang zulke opvattingen
nog niet overheerschen kan geen transatlan
tische stoomvaartmaatschappij het zonder
haar snel weeldeschip stellen.
FRANKRIJK'S COMTINGENTEE-
RING EN ONZE UITVOER.
TEGEMOETKOMENDE REGELING
VERKREGEN.
De Parijsche correspondent van het Alge
meen Handelsblad verneemt, dat dr. Neder-
bragt en de heer Bonthuis bij de thans geëin
digde onderhandelingen, met Fra.nsche auto
riteiten overeenstemming hebben bereikt
over het feit, dat de Fransche regeering ge
noegen, zal nemen met de uitvoerconsenten,
die namens 'de Nederlandsche regeering zul
len worden afgegeven, zoodat tevens dus niet
langer de Fransche invoerconsenten geëischt
zullen worden. Dit beteekent een aanzienlij
ke besparing aam tijd en moeite, die vooral in
de gevallen van invoer van aan bederf on
derhevige waren beteekends heeft. De vendee-
ling der gecontingen,teerde hoeveelheden on
der de Nederlandsche exporteurs blijft geheel
aan de Nederlandsche regeering overgelaten.
Vender zijn de percentages vastgesteld be
treffende het aandeel, dat Nederland zal
hebben in het totaal van elk contingent
Die percentages zijn voor eenige belangrijke
Nelerlandsche invoerartikelen de volgende:
De koning der kwakzalvers.
De persoon van dezen merkiwaardigen
Italiaamschen avonturier, die zich Alessamdro
graaf van Cagliostro noemde,, doch idde eigen
lijk Giuseppe Balsamo heette, werd door
Schiller in „Geisterseher" en door Goethe in
„Grosskoptha" op dichterlijke wijze getee-
kend,
Cagliostro was de zoon van Pietro Balsamo
een kleinen winkelier in Palermo, in welke
stad hij 8 Juni 1743 werd geboren. Aanvanke
lijk werd hij opgevoed in een klooster, waar-
hij gedurende den maaltijd moest voorlezen
uit „De levens der Heiligen". De jonge man
bezat toen reeds den fanltastischen geest,
dien hij zijn geheele leven zou blijven be
houden; tijdens de voorlezingen hield hij
zich niet aan de letter, maar vlocht er ver
schillende bijzonderheden voor den. be
trokken heilige meestal niet erg vleiend
tusschendoor, met het gevolg, dat hij, ook
wegens verder wangedrag weggestuurd
wend.
Hij kwam nu in verkeerd gezelschap, ver-
valsehte biljetten voor den schouwburg, ver
volgens een testament, bedroog een goud
smid, onder voorwendsel een verborgen schat
te zullen ontdekken en werd tot slot nog
beschuldigd van moorid. Toen werd de grond
van Palermo hem te warm onder de voeten
en hij ging volgens zijn eigen verklaring
naar Alexandria, waar hij door*"hennep in
zijde te veranderen veel geld verdiend zou
hebben. Daarna zou hij naar Malta zijn ver
trokken, om er scheikunde te studeerew. Maar
dit alles is slechts een inleiding tot
Cagliostro's veelbewogen leven.
De eerste authentieke berichten van zijn
„werkzaamheden" zijn afkomstig uit Rome,
waar hij peniteekeningen verkocht, of juister
gezegd prenten, die met Oost-Indischen
inkt waren overgehaald en die hij als pentee
keningen aan den man bracht! Hier maakte
hij ook kennis met de schoone Lorenza Feli-
ciani, die hem in zijn verdere avonturen
trouw ter zijde zou staan. Het paar verliet
Rome, ging naar Venetië, Marseille, Madrid,
Cadiz, Lissabon, Brussel, Den Haag, kortom
trok door bijna geheel Europa, nu eens
onder den eenen, dan weer onder een an
deren yoornamen titel, -totdat het tenslotte'
den naam aannam van Graaf Alessandro
en Gravin Seraphina Cagliostro.
In hun koets met vier paarden trokken zij
van de eene stad naar de andere, vonden
toegang tot de hoogste kringen en verspreid
den op ruiime schaal hun kwakzalversmid
delen, amuletten en minnedrankjes.
Door middel van een kostbaren Egypti-
schen wijn, die druppelsgewijze werd ver
kocht, beweerden zij aan afgeleefde man
nen en gerimpelde oude vrouwen weer nieu
we schoonheid en een tweede jeugd te kun
nen schenken, waarbij Seraphina zich zelf
uitgaf als een levend 'bewijs voor de kracht
der verkochte middelen, want niettegen
staande haar jeugdig uiterlijk, zoo beweerde
ze, was ze. toch zestig jaar!
Men kan echter niet zeggen dat het de
ze twee menschen steeds voor den wind
ging. Meer dan eens maakten hun bedro
gen slachtoffers het hun vrij lastig en ge
durende een bezoek aan Londen moest mijn
heer de graaf" eenigen tijd in de gevange
nis doorbrengen.
Maar datzelfde Londen zou ook zijn op
komst en glorie zijn. Daar stichtte hij een zoo
genaamde Egyptische vrijmetselarij, noem
de zich de „Groot Koptha" en achtte zich
geroepen de menschheid tot wedergeboorte
te brengen en de broederschap in haar ouden
roem te herstellen. Onder de oude en verge
ten arcana of geheime middelen, waren de
„steen der wijzen", een elixer van de eeuwige
jeugd, en een pentagoon of vijfhoek die zijn
bezitter weer de oorspronkelijke onschuld te
rug gaf, die de menisch in het Paradijs had
verloren. De langdurige en ingewikkelde
ceremoniën., waarmede deze zegeningen ver
kregen konden worden, waren de reden, dat
Cagliostro's bedrog niet zoo spoedig werd ont
dekt. Geëerd en gevierd reisden hij en zijn
vrouw als de „Groot Koptha" en de „Groot
Priesteresse" 'van stad tot stad.
In Straatsburg vooral leefde hij op grooten
voet; de Prins Kardinaal de Rohan uitte
het als zijn vurigsten wensch om Cagliostro
te mogen ontmoeten .Maar deze antwoordde:
Indien Monseigneur de kardinaal ziek is, laat
hij dan bij mij komen en ik zal hem genezen,
maar indien hij gezond is, heeft hij mij niet
hJopdte .göjjfc hemeveriiminr'
De weigering had een wonderlijke uit
werking, want de kardinaal was nóg meer ge
steld op een kennismaking met den beroem
den man en eindelijk werd hem na lang aan
dringen een kort onderhoud toegestaan. De
terughoudendheid! van Cagliostro was slechts
schijn, want door zijn vleierijen kwam Prins
Louis de Rohan, die d-aar uiterst vatbaar voor
was, volkomen in zijn macht. „Uwe ziel", zei
Cagliostro, „is gelijk aan de mijne; u ver
dient deelgenoot te zijn van al mijn gehei
men", En de kardinaal was in de wolken over
de groote eer, welke de groote man hem
aandeed
Voor Cagliostro gold deze verovering on
getwijfeld als zijn grootste triomf.
In gezelschap van den Kardinaal ging het
illustre echtpaar naar Parijs, waar het nog
grootere successen boekte dan het tot dan
toe had behaald. Doch de gloriedagen waren
haast ten einde. De geheimzinnige geschiede
nis van het diamanten halssnoer van Marie
Antoinette zou ook hun val worden.
Kardinaal De Rohan had de gunst van het
Hof verloren en hij deed alle mogelijke
moeite om die te herwinnen. De sluwe be
driegster „gravin" Lamotte, beloofde hem
hierbij te zullen helpen. Een middel hiertoe,
was volgens haar, een diamanten halssnoer
van 1.600.000 livres, dat aan de Koningin te
koop was aangeboden, doch welk bedrag zij
te hoog vond. De Rohan zou het voor de
koningin moeten koopen en zich borg stel
len voor een betaling in termijnen. De kar
dinaal stemde toe, de „gravin" nam de dia
manten in ontvangst en De Rohan kreeg als
belooning in het duister een kort onder
houd met een als Marie Antoinette verkleede
demi-mondaine
Toen het bedrog ontdekt werd, beschouwde
men de Cagliostro's als mede-schuldigen.Het
bewijs kon echter nimmer worden geleverd
en na negen maanden in de Bastille 'opgeslo
ten te zijn geweest, werden ze vrij gelaten,
doch moesten uit Frankrijk vertrekken. Zij
gingen naar Londen en woonden twee jaar
in Sloane Street, waar zij handelden in
Egyptische pillen.
In Mei 1787 verlieten ze Engeland en
zwierven van het eene land naar het andere,
door achterdochtige regeeringen steeds be
waakt en bemoeilijkt.
Eindelijk kwamen ze in Rome waar zij een
Egyptische loge oprichtten; kort daarop wer
den ze gevangen genomen en Cagliostro werd
wegens bedrog en deelneming aan de viij.-
metselarij ter dood veroordeeld, doch door
den Paus begenadigd; zijn verder leven
moest hij echter doorbrengen op het fort
Rocca di San Leone. Hij stierf 28 Augustus
1795 in den leeftijd van 52 jaar. Zijn vrouw,
die in een klooster werd opgesloten, overleef
de hem nog verscheidene jaren.
Versch schapenvleesch 62 pet,, versch
rundvleesch 23 pet., versch varkensvleesch
85 pet., gecondenseerde melk zonder suiker
68 pet,, idem met suiker 40 pet., kaas 44 pet.
versche en gesmolten boter 20 pet.
Het algemeen contingent voor al deze ar
tikelen moet nog door de Fransche regee
ring worden bepaald de cijfers zijn weldra te
verwachten. Ook omtrent snijbloemen is nog
geen beslissing genomen, al valt te ver
wachten. dat reeds tegen Nieuwjaar de In
voer weer zal worden toegestaan, waarbij
dan de ingevoerde hoeveelheden waarschijn
lijk van het contingent voor de eerste drie
maanden zouden worden afgetrokken.
De punten, waaromtrent overeenstemming
bereikt werd, zullen officieel ter kennis van
de Nederlandsche regeering worden ge
bracht, die daar den in denzelfden vorm op
antwoorden zal.
Het percentage van het totale quantum
kaas, dat gedurende de eerste drie maanden
van 1932 in Frankrijk wordt toegelaten is
voor het Nederlandsche product vastgesteld
op 4-7,8 pet. wat beteekent, dat van 1 Januari
tot 31 Maart 2,700.000 K.G. Ned. kaas mag
worden ingevoerd. Voor boter zijn deze cij
fers 20,4 pet. van het totaal dat is 244.800
K.G.
Aanvragen voor verklaringen van goed
keuring door de Nederlandsche regeering
zullen uitsluitend worden verleend aan de
genen, die reeds geregeld de betreffende ar
tikelen naar Frankrijk uitvoerden, terwijl ook
daaraan nog bepaalde voorwaarden zullen
worden verbonden.
Tot welk adres men zich zal moeten rich
ten voor het verkrijgen van dergelijke ver
klaringen, zal nader worden bekend ge
maakt,
UIT DE PERS.
IIET ROTTERDAMSCHE REGEERBELEID.
De burgemeester van Rotterdam had de
Raad nog voor Kerstmis eenmaal bijeen ge
roepen, doch de begroeting is nog steeds
niet ingediend.
Het Algemeen Handelsblad
schrijft daarover:
„De meerderheid wil het lot van het kor
tingswetje afwachten en verschuift daar
voor willekeurig de Indiening der begrooting
tot een eind in het jaar, waarvoor de begroo
ting geldt.
Wie regeert er noi in Rotterdam? Meerma
len hebben wij al uiteengezet, dat deze
meerderheid in het college, die echter in den
raad vermoedelijk een (zij het zeer sterke)
minderheid is, geen ander doel heeft dan de
salarissen van het gemeemtepersoneel te
handhaven. Zij handelt daarbij op aanspo
ring van de bezoldigde bestuurders van vak
bonden van overheidspersoneel, die tevens
raadslid zijn en die in fracties, die grooten-
deels bestaan uit leden die in bezoldigden
dienst der vakbeweging staan, grooten in
vloed hebben.
Daarmee is feitelijk de heele situatie ge-
teekend. Aan deze groepen een zelfstandig
plan toe te schrijven tot saneering der finan
ciën, bewijst aan haar houding te veel eer.
Het streven gaat niet verder dan handha
ving der positie van het gemeente-personeel.
Wel te verstaan 't vaste gemeentepersoneel.
Het personeel in los dienstverband moet
straks ontslagen worden, omdat groote wer
ken worden stopgezet. Om ide positie van den
vastaangestelde ten volle te handhaven, zijn
zij bereid zooveel nieuwe lasten op de bur
gerij te leggen als er maar te bedenken zul
len zijn, maar van een omlijnd schema met
bepaalde, welomschreven maatregelen be
staat bij die groepen niets.
De gesalarieerden dicteeren: de loonen
blijven gehandhaafd en de burgerij moet
maar meer opbrengen om ze te kunnen
handhaven. Dat is doodeenvoudig het „plan",
dat we al meermalen hebben bespraken.
Voorloopig kunnen we vaststellen, dat de
meerderheid van het college van B. en W. sa
botage pleegt ten aanzien der begrooting
van 1932 en dat den raad alle x invloed ont
houden wordt."