MID-ZOMER IN HET NOORDEN. DE VIERDE MAN Het land Oldenburg. IJMUIDER COURANT DONDERDAG 28 JULI 1932 „ACHTUNG, SCHLAGLÖCHER." Toen de dagen lang waren en de de nachten licht, stuurde ik mijn Ford Iwee duizend vijf honderd kilometer door de Noord-Europee- sche laagvlakte en de bergen van Scandinavië, een afstand zoo ver als van hier naar Gibraltar, om het feest van den mid-zomer te meren in het Noordenwaar de zon niet onder gaat. De dag is warm en vredig. In de tuintjes aan den overkant spelen ide kinderen met den schommel: er wipt een blond hoofd telkens even boven de schutting uit. Bij de dame-alleen op den hoek luieren de poesen op het plat. De radio zingt, de werkster zingt. Zoo is het thuis. Zoo is het in elk dorp en elke kleine stad, waar het nu zomer is Er drijft een witte wolk voor mij uit op den Zuidwestenwind. Zij heeft maling aan kleine dorpen en kleine menschen met tui nen en radio. Zoo wijd als voor haar de blauwe hemel zelf is, zoo wijd is voor haar de wereld. Haar gouden randen spelen met de zon en haar uitgestoven kuif met den wind. Zoo schuift zij Noordoostwaarts, altijd verder naar het Noordoosten. Die wolk wil ik volgen. „Achtung, Schlaglöcher". Deze borden langs den weg ben ik dankbaar. „Schlaglöcher" zijn blijkbaar gaten in den weg, die de regen en het verval er in den loop der tijden ingeslagen hebben. De aarde is wijd, en rijk gezegend. Er bloeien roode klaprozen langs den weg en blau-we korenbloemen doorschieten de gele korenvelden, die uitgestrekt en vol be groeid zijn. De bruine hei ligt tusschen 't bouwland in slechts kleine vakken. Maar het Land Oldenburg is arm en de lange weg tusschen de boomen heeft een vreemd pro fiel. Op de strook bruin zand ter linkerzijde rijden de boerenwagens. In den keiweg rechts vielen de „Schlaglöcher" in den loop der jaren. De keien zijn van een vreemde bruine soort. Rond afgesleten en scheef weg gezakt. Eigenlijk een grof, heel grof soort kiezel. „De kortste weg naar Bremen", staat er in mijn reisgids. De kortste weg, zeker, ik rijd 30 kilometer per uur. De wielen bonken over den weg, de veeren kraken bij ieder Schlagloc'h. Dertig is te veel: twintig. Ik zoek verlichting door met één voorwiel en één achterwiel in het zand te rijden. Deze borden staan er al zes jaar. De Schlaglöcher zijn er misschien sinds de Middeleeuwen, toen deze weg primair kon heeten. Een afgewaaide boomtop is hier en daar op den weg blijven liggen. Auto's zijn hier zeldzaam, want niet alleen tie benzine, maar ook reparaties zijn duur in Duitsch- land En waarom zou dan iemand een om- gewaaidien boom opruimen? De boeren sla pen op hun wagens en de paarden gaan er uit zich zelf voor uit den weg. Nimmer liet de gesteldheid van den bodem na haar stempel op de menschen te druk ken, maar nergens is het „Stof zijt gij" tast baarder werkelijkheid geworden dan op de zen zandgrond. De boeren zijn er aschgrijs en verschrompeld en hun kleeren zonder kleuren. De grond in den Beemster of in West-Friesland werd met moeite aan het water onttrokken, maar toen de stugheid van zijn harde klei overwonnen was bracht hij een blinkend en stralend menschenras voort. Maar wat is er over van den trium- pheerenden mensch bij de boeren van Ol denburg, die leven onder den eeuwigen ban vam de dorheid van den bodem? De dorpen zijn schaarsch en vervallen en de steden klein. De felle zon blakerde de huizen zwart en de armoe verfde ze niet op. Een nationaal-socialistische vlag is waar achtig de eenige kleur in het dorpsbeeld „De kortste weg van Oldenzaal naar Bremen" leidt over Lingen, Cloppenburg, Wildeshausen en Delmenhorst. Ik heb hem nu gereden en ik zal den Vrijen Staat Ol denburg verder mijden. Hoewel het chassis van een Ford sterk is, dat verzeker ik u. In Bremen wilde mijn metgezel de historie ontmoeten en hoewel Bremen zijirn geschie denis neerschreef in de statigheid van zijn FEUILLETON. (Een geval uit de praktijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche) door UDO VAN EWOUD. Nadruk verboden. 4) Eenige bijzondere beteekenis scheen men voorloopig te mogen hechten aan een bruin glacé heerenhandschoen, welke vóór de deur op het pad tusschen de beide rijen zitplaat sen lag en vermoedelijk den dader had toe behoord, daar die van het slachtoffer in een zijzak van de achter hem hangende overjas waren gevonden. Voor het overige vond Wils slechts die waardelooze voorwerpen, welke' men in vrijwel alle spoorwegcoupés aantreft eenige leege zakjes, een bananenschil, een stukje touw, een leeg lucifersdoosje, eenige papiersnippers en voorts natuurlijk de acte- tasch met eenige stukken op de aangevraag de hypotheek betrekking hebbende, een noti tieblok en een spoorboekje, alsmede de por tefeuille, waarin een aantal visitekaartjes en «enige aan den vermoorde gerichte brieven Het bevel dat alles in den ouden toestand moest worden gelaten, was oorzaak, dat de reporter zich tevreden moest stellen de aan wezigheid van de hierboven genoemde voor werpen te nobeeren. Maar al te graag zou hij echter een en ander bij zich gestoken hebben om het bij daglicht aan een nauwkeuriger onderzoek te onderwerpen. Zijn eenige hoop was er nu nog op gevestigd, dat de justitie oeze voorwerpen over het hoofd zou zien, Bpodat hem gelegenheid zou worden gegeven gildehuizen en den rijkdom van zijn kope ren daksipitsen en torens, beleefde hij er. toch pas de grootste verrukking van in een stil straatje bij den Weser, waar Bremen al les bijeengaande, wat het sinds de vroeg- middeleeuwen wrocht aan stijlen van bouw en beeldhouwkunst, en edelsmeedwerk. Ik heb iets tegen op musea en de sfeer van de stad zelve is mij liever dan een „architect- tuur reservaat" als dit. Welnu, Bremen be hield binnen zijn groene singels de rust en de stemming van een provinciestad. Wat het als tweede koopstad van het Duitsche Rijk bezit aan bedrijvigheid, borg het weg, kilo meters ver in Bremerhaven De tweede sta'd van Duitschland is groot- scher. Hamburg is de eerste handelsstad van het continent, na Berlijn de tweede millioenenstad van het Rijk. Köln, dat noe men ze hier: „Provinz". Hamburg was drukker, dan Bremen, maar nu is het wel bijna zoo stil. De havens heb ben zich in Hamburg ingevreten, in het stadscomplex, meer nog dan in Rotterdam. Hamburg leefde rondom en op de havens. En nu de kranen bewegingloos staan aan de kaden stierf het leven ook weg uit tie stad. 's Avonds gloeit in de millioenenstad het leven nog na in de cafés en de tingel tan ge1 s van San kt Pauli en de Altstad t en rauwer en realistischer nog in de \eMerbars van Sankt Georg, aan de ar ,cre zijde van het Hauptbahnhof. Hamburgers vertellen mij, dat het in hun stad nog niet zoo slecht is als in andere steden van Duitschland. Ik kan het nauwelijks gelooven. In een haven stad! Toch: er varen r.og jachten op den blan ken Alster en in de Stadthalle in het Stad- park speelt een uitgebreid orkest. Maar in de zaal is niemand dan de kellners en de sigarettenboys; en het etablissement, waar 's avonds gedanst wordt, sluit zijn deuren al om acht uur. „Gar kein Interesse". „Gar kein Interesse". Zoo moeten er vijf en veertig danshuizen gesloten zijn imi Ham burg. Over de prachtige parken van Har- vestehude en Winterhude drupt de regen als wij weg rijden. Nooit zag ik Hamburg zonder regen en deze droefgeestige regen uit de grauwe lucht boven det laagvlakte is van de trooste loosheid der tijden voor deze handelsstad waarachtig geen slecht symbool. Deze vrije Hanzesteden gaan trotsch op haar afkomst. Zij schrijven het privilege barer handels- adel zelfs neer in de registratiebeekens van haar automobielen: HB is HansaBremen, HH is HansaHamburg, HL is Hansa Lübeck. ze straks mee te nemen. De klok op het stadhuis wees kwart over negen, toen hij, van den Coolsingel komende, den Stationsweg opliep. Om half tien zou de justitie weer ter plaatse zijn, zoodat hij nog juist op tijd kon komen. Niettegenstaande hij slechts een korte nachtrust genoten had, hunkerde hij er naar nadere bijzonderheden te weten te komen met betrekking tot den geheimzinnigen nfoord, waarover heel Neder land vol was. Van zijn hotel uit had hij col lega Hobbema reeds getelefoneerd voorloopig geen pogingen aan te wenden nadere inlich tingen van de politie te verkrijgen. Wanneer het onderzoek was geëindigd zou er nog tijd genoeg zijn aan de hand van de daarbij aan 't licht gekomen feiten nader te informeeren en een versfag naar Amsterdam te seinen. Hij zou dan meteen kunnen berichten, welke voorloopige maatregelen de politie had ge troffen. Op het stationsemplacement trof Wils, be halve het parket uit Rotterdam eenige re chercheurs en velen zijner Rotterdamsche collega's. Het onderzoek was juist hervat, zoodat hij gelegenheid kreeg met den even eens aanwezigen conducteur, die den vorigen avond bij het betrokken deel van trein 216 had dienst gedaan, eenige woorden te wisse len. Niet zoodra bemerkten de andere jour nalisten dit onderhoud, of zij kwamen nader bij. Het werd nu een kruisvuur van vragen, waarop de conducteur nauwelijks antwoord kon geven. „Deed u gisteravond dienst op het trein- deel, waarin zich ook de coupé van den ver moorde bevond?" „Was u de eerste die de misdaad ontdekte?" „Hoe zagen de menschen er uit, die u in Amsterdam in de coupé van den vermoorde gezien hebt?" „Hebt u onderweg absoluut niets van den aanslag bemerkt?" „U hebt natuurlijk direct de politie van uw ontdekking in kei:nis gesteld?" In de trits van prachtige koopsteden is Lübeck de derde. Ook Lübeck Idraagt het waarmerk van zijn rijkdom in zijn koperen dakspitsen en torens, groen geworden in de zeelucht. Zijn groote koopmanshuizen van roode en zwarten steen met den vreemden Noord-Duit-schen trapgevel, die tot in De nemarken inheemseh is, spreken van den tijd, dat Lübeck de Oostzee beheerschte. Ge kunt u de macht van Lübeck zoo goed voor stellen, zooals het daar ligt aan de baai van Ide Oostzee, hoog op een heuvel met de forsche baksteenen kerken beheerschende al het land, dat tot haar eigen gebied van vrijen stad behoort. „Weit ragte es über die Landen, bis an das blaue Meer". Hoewel elke vergelijking belachelijk is, deed Lübeck mij denken aan Hoorn, want Hansa-Lübeck was stil als een provincie stad, dien Zondagmiddag. Stiller dan Kiel, met zijn marine en zijn matrozen. Kiel, waar een heel andere historie spreekt De geschiedenis van den bloedogen en triomfantelijken negenden November 1918. K. Pk. NATIONALE VEILIGHEID DOOR VREDESPROPAGANDA. Een taak voor de regeeringen. BEKOSTIGING UIT HET OORLOGSBUDGET? Op verzoek van Otto Lehmann-Russbüldt heeft ds. J. B. Th. Hugenholtz aan den Mi nisterraad en de Staten-Generaal een adres gezonden, waarin hij uiteenzet het plan voor een Internationaal Vredesfonds, ontwikkeld door eerstgenoemden schrijver in zijn boek „Revolutie voor den Vrede", dat thans ook in het Nederlandsch vertaald is. Hij stelt daarin voor, dat ter vormüig van een propagandafonds voor den vrede gedu rende drie jaren een fonds zal worden ge vormd naar de maatstaf van: lo. 1/10.000 per hoofd der bevolkingen. 2o. 1/10.000 van het budget der landsver dediging. Dat wil zeggen, dat ten eerste in ieder land 1/10.000 van de munteenheid, per hoofd der bevolking, jaarlijks gedurende drie jaren wordt ingezameld. Dit geld wordt verwacht van de vredesorganisaties, vermogende vre- desvrienden, vakbonden enz. In Nederland zou dit jaarlijks 780 gulden voor het moe derland en f 6000 voor de overzeesohe ge westen bedragen. Voor deze laatste zou het moederland kunnen optreden. In ieder land worde als beheerder van dit geld een per soon van aanzien benoemd en voor geheel Europa eveneens. Dit geld komt dus uit de volken voort. De tweede bron die van den Volkenbond moet komen worde zoo berekend dat iedere regeering 1/1O.0OO van haar budget van le ger en marine uit een fonds ter bevordering van 's lands welvaart of vanwege het mi nisterie van Buitenlandsche Zaken aan den Volkenbond afdraagt opdat de Volkenbond deze gelden retribueert. Deze retributie moet evenwel niet aan ce landen toevallen, ook niet aan de nationale vredesorganisaties, maar alleen aan inter nationale centrales der verschillende vre desbewegingen die evenwel onafhankelijk van iedere partijpolitiek moeten zijn en in het bijzonder werkzaam moeten zijn in die landen waar het t meest noodig is. Voor Nederland en overzeesche gewesten zou 1/10-000 van het bewapeningsbudget jaarlijks rond f 12.000 bedragen. Dat ook de regeeringen aan de vredespro- paganda naar rato van het oorlogsbudget een „Hebt u niets bijzonders gezien,... b.v. iets wat uw wantrouwen opwekte?" Tenslotte maakte Wils een einde aan de tallooze vragen. „Mijne heeren", zei hij op kalmeerenden toon, „ik geloof, dat we alleen iets te weten kunnen komen, als we niet zooveel vragen. Wellicht is de conducteur bereid het verhaal, dat hij zeker al wel eenige malen zal heb ben gedaan, ons nog eens in geuren en kleu ren te vertellen. Op die manier hebben we tenminste kans iets wijzer te worden". De conducteur bleek bereid. Met het air van den man, die zich bewust is de buiten gewone nieuwsgierigheid van eën aantal men schen te kunnen bevredigen, begon hij het, overigens vrij sober relaas zijner belevenis sen. „Zooals steeds controleerde ik in Amster dam de plaatsbewijzen van de reizigers in dat deel van den trein, waarop ik dienst deed. Het was niet bijzonder druk, maar des ondanks zou ik misschien op dit oogenblik niet meer weten, wie zich in de bewuste cou pé bevonden, ware het niet, dat zich iets voordeed, waardoor ik wat meer op de rei zigers lette. De meneer, dien ik dan gister avond vermoord vond, zat direct bij den in gang in den hoek. Hij reed achteruit. Tegen over hem zat 'n andere meneer, wat jonger ik schat hem op een jaar of 50 met een zwart hoornen bril op en een klein zwart snorretje. Hij had een plaatsbewijs voor Rot terdam. In den versten hoek eveneens ach teruit, zat een nog jonge verpleegster, die een kaartje voor Den Haag had en tegenover haar een eveneens jonge man, ongeveer van denzelfden leeftijd. Hij had een abonnement dus weet ik niet, waar of hij uitgestapt is. Trouwens, dat weet ik eigenlijk van geen van allen positief. Want hoe gaat het niet waar, ais je geen verdenking tegen bepaalde menschen hebt, dan let je ook niet op hen en vooral niet, als het bovendien nog eerste klas reizigers zijn. Zegt u nou zelf!" bijdrage verleenen vindt zijn oorsprong in het feit, dat de vredespropaganda ook een vorm van landsverdediging is. Want ook daardoor worden de grenzen beveiligd en verdedigd en de vrede die de grond voor alle welvaart is wordt er door verzekerd. Deze gedachte, die Otto Lehmann-Russ büldt sedert 1924 propageert en in Duitsch land door mannen als Ir. Dr. Graaf Areo, Generaal Von Deimling, Prof. Walther Schücking werd goedgekeurd, heeft langza merhand aanhangers gevonden ook in de Scandinavische landen, Zwitserland, Tsje- cho-Slowakije en heden ten dage ook in Spanje. In Frankrijk is het zelfs tot een wetsvoor stel gekomen dat de geheele radicaal-so cialistische partij met Herriot onder Nr. 6789 Proposition de loi den 22en Maart 1932 im vier artikelen heeft ingediend bij de Cham- bre des Députés. Voor Frankrijk zou dit 75 millioen frank jaarlijks opleveren, dat is rond 7,5 millioen gulden! Artikel 4 van deze wet stelt billijkerwijze als voorwaarde, dat een voldoend aantal mogendheden gelijksoortige wetten aan neemt. De oproep van ds. Hugenholtz is gericht tot alle persoonlijkheden en organisaties in Nederland die invloed hebben op de wetge ving om een gelijksoortig wetsontwerp tot stand te doen komen. De regeering van Nederland zal zelden geld kunnen uitgeven met zooveel winst voor de algemeene welvaart als de 12.000 gulden voor de vredespropaganda naar het plan van Lehmann-RussbüMt, aldus ds. Hugenholtz. Zij bewillige naar de maatstaf van het Fransche wetsvoorstel 1/2 pet., hetgeen rond 600.000 gulden zou beteekenen. FAILLISSEMENTEN. De Arondissements-rechtbank te Haar lem heeft tóe volgende faillissementen uit gesproken op Dinsdag 26 Juli 1932. M. L. Ebbe ling, koopman, wonende te Haarlem, Paul Krugerstraat 9; curator Mr. J. v. d. Vegt te Heemstede; P. Roozen, bloembollenhandelaar, wonen de te Overveen, gém. Bloemendaal, Juliana- laan 46, curator Mr. J. H. J. Simons, alhier; J. Nijissen, houder van een wasch- en strijkinrichting, wonende te Haarlem, Scheepmakersdijk 23, curator Mr. A. Beets, alhier; A. Winands, koopman en winkelier in meu belen, wonende te Beverwijk, Peperstraat 33, curator Mr. J. H. van Gelderen, alhier; P. D. Margadant Jr., wonende te Haarlem, Zijlweg 98 rd., curator Mr. C. Blankevoort, alhier J. C. van Dijk, tuinder, wonende te Haar lem, Brouwersvaart 42, curator Mevr. Mr. L. M. I. L. van Taalingen—Dols, alhier; S. de Ruiter Czn., lanüman en koopman, wonende te Heemskerk aan Duim, gem. Heemskerk, curator Mr. L. G. van Dam, alhier A. Ruighaver, chauffeur, wonende te Hil- legom, van Vlietstraat 78, curator Mr. J. C. Y. Nieuwenhuys, alhier; De Handelsvennootschap onder de firma W. de Groot en K. L. Jongeneel gevestigd te Haarlem en hare leden W. de Groot, tim merman, wonende te Haarlem, Timorstraat 112 en K. L. Jongeneel, timmerman, wonen de te Haarlem, Vosmaerstraat 51, curator Mr. P. Tideman, alhier; B. Root, koopman in margerine en vetten, wonende te Koog a. d. Zaan, Jan de Witte straat 5355, curator Mr. H. O. Drilsma, alhier; Rec'hter-commissaris in deze faillissemen ten Mr. M. A. v. Rijn van Alkemade. Opgeheven werden de faillissementen we gens gebrek aan actief van: Mevr. tie Wed. A. M. Sleeswijk—Tèfmne, „U zei zooeven, dat zich voor het vertrek een incident heeft voorgedaan", interrum peerde Wils den conducteur. „Ja, dat wou ik u nu juist vertellen", ant woordde deze, eenigszins gepikeerd over de storing in zijn verhaal, dat hij zelf machtig belangwekkend vond. „Zooals ik zooeven zei, deed zich wat voor, waardoor ik mij even langer dan gewoonlijk bij de coupé ophield. Die meneer met die bril voor z'n oogen zat nl. in een niet-rook- coupé een sigaret te rooken. U weet, dat mag ik absoluut niet toestaan, ook niet in eerste klas coupé's, en daarom verzocht ik hem be leefd. zooals m'n dienstorder dat voorschrijft om die sigaret weg te doen...." „En De schare reporters liet het potlood even rusten en scheen den verteller de woorden van de lippen te willen lezen. ,Dat deed-le dan ook, natuurlijk, anders was hij met mij nog niet klaar geweest! Hij zocht even van achter zijn krant naar het bordje „verboden te rooken" en zei toen heel beleefd: Pardon ik wist niet, dat 't hier niet rooken was. Meteen wierp hij z'n sigaret op het perron en las verder". De journalisten waren zichtbaar teleurge steld. Nochtans noteerden zij vlijtig hetgeen de conducteur hun verteld had. ,.En verder hebt u dien man niet meer gezien?" vroeg Wils weer. De conducteur scheen zich over de nieuws gierigheid van dezen lastigen man dusdanig te ergeren, dat hij de vraag gladweg ne geerde. „Ik heb het portiek gesloten", ging hij voort, „en een paar minuten later vertrokken we. In Haarlem ben ik bij den bagagewagen opgehouden, zoodat ik van de reizigers niets gezien heb. maar in Den Haag stond diezelf de meneer voor het raampje en riep me, zoo dra de trein stilstond. Hij vroeg me, of de trein in Rotterdam ook aansluiting had naar Rozendaal, Die vraag verwonderde me eeni'gs caféhoudster, wonende te Zaandam, curator Mr. Silyain Groen, alhier; A. van Drunen, winkelier, wonende te HER legom, curator Mr. H E. Prinsen Geerlings, alhier; L. van Kuyk, vroeger rijwielhandelaar, thans kweekersknecht wonende te Haar lemmermeer, curator Mr. B. E. van Tijn. Geëindigd zijn de faillissementen door het verbindend worden der eenige uitdeelings- lijst van: J. G. Nachtegeller, fabrieksarbeider, wo nende te Haarlem, curator Mr. L. G. van Dam, alhier; H. den Otter, aannemer, wonende te Bent veld, curator Mr. Dr. A. F. H. SchreuTS, alhier; J. P. van Dam, eertijlds kapper, wonende te Haarlem, curator Mr. F. v. d. Goot. alhier; Wijlen J. Bakkum, voorheen grossier in aardappelen, gewoond hebbende te Zaan dam, curator Mr. P. Tideman, alhier; S. P. Boersma, veehouder, wonende te Haarlemmermeer, Rijk, curator Mr. C. Bian- kevoort, alhier. VAN BURINK SLAAT REUDERINK IN DE EERSTE RONDE. In de Dinsdagmiddag voortgezette verga dering van den gemeenteraad van Rotter dam is het tijdens het debat over het de monstratieverbod tot een vechtparij geko men tusschen de heeren Reuderink en Van Burink. De heer Van Burink zei bij de bespreking van de houding van den heer Reuderink, dat deze alleen schold, doch toen de heer De Zeeuw hem indertijd vergeleek met een blaf- fenden hond, deed hij net „alsof" hij den. heer De Zeeuw te lijf zou gaan. De heer Reu derink zei hierop: „Dan moet je maar hier komen, dan zal ik je laten zien wat „alsof"! De heer Van Burink: „Ach ik heb je al eens ee'n klap gegeven, dat je een week ziekte verlof hebt gehad". De heer Reuderink: „Ach mannetje, dan zal ik je nu een klap geven" en de daad bij het woord voegende liep de heer Reuderink uit zijn bank en gaf den heer Van Burink een klap. Een formeele vechtpartij ontstond, waarbij de heer Reuderink over de tafel werd geslagen door den heer Van Burink. Van alle kanten trachtte men de vechters bazen te scheiden. De voorzitter schorste daarop de vergade ring. Na tien minuten is deze in alle kalmte her opend met zoowel den heer Reuderink als de heer Van Burink. VAN DEN STAT ION SK AP GEVALLEN. Een 29-jarige glazenwasscher was Dinsdag morgen te ongeveer half twaalf bezig met het schoonmaken van de kap voor het Centraal Station, onder welke afschutting gewoonlijk een aantal motorrijtuigen gestald staan. De man bevond zich voor zijn werk op de glazen bedekking; toen hij een luifel wiilde schoon maken gleed hij uit met het gevolg dat hij door het glas zakte, en via het dak van een auto, die den val brak, op straat terecht kwam. Met een diepe vleeschwonde aan het lin kerbeen en een blessure aan de linkerhand is het slachtoffer per auto van den G. G. en G. D. naar het Binnengasthu's vervoerd. Hij klaagde ook over pijn over het geheele li chaam, en is, na onderzocht te zijn, naar huis vervoerd. Echtscheiding van Maurice Chevalier, Mme. Chevalier vindt het best. De correspondent te Nice van de News Chronicle meldt dat Yvonne Vallée, de vrouw van den filmheld Maurice Chevalier, zich bij aankomst aldaar zeer opgewekt heeft uitgela ten over de hangende echtscheidingsproce dure tusschen het echtpaar. „Het komt er niet op aan of we getrouwd zijn of niet", zei mevrouw Chevalier. ..Mau rice houdt maar van éen vrouw ter wereld, en dat ben ik. Ofschoon het een beetje para doxaal lijkt, hebben wij tot scheiding besloten om van elkaar te kunnen blijven houden". Overigens gaf mevrouw Chevalier toe dafc de liefdesscnes in de films van haar echtge- genoot haar vaak ergerden en de oorzaak van het besluit waren. „Terwille van zijn kunst kan hij beter vrij wezen", zei zij, en mij kan heft niet schelen omdat hij nog steeds van mij houdt. Mogelijk is het heele geval alleen maar reclame. Filmster-drama's in het werkelijke leven ontroeren niemand meer. Eigenlijk wordt hot tijd dait de kranten eens met elkaar overeen komen dat al die dingen uitsluitend als adver- tentie opgenomen kunnen worden. zins, omdat hij in den sneltrein Amsterdam Antwerpen zat en dus voor Roozendaal in het geheel niet behoefde over te stappen. Ik heb toen nog voor hem nagekeken hoe laat hij in Roozendaal kon zijn. Hij bood me een sigaar aan en maakte toen meteen nog eens z'n excuus, omdat hij in Amsterdam in de coupé had zitten rooken. „Hebt u op dat moment nog andere reizi gers in de afdeeling gezien", vroeg Wils nog maals, uiterst kalm, alsof de houding van den man hem zooeven niet was opgevallen. „Nee", antwoordde de conducteur. ,Maar dat kon ook niet, want de gordijntjes waren dicht en die meneer hing uit het raampje. Ik heb er trouwens ook niet speciaal op gelet; ik zei u zooeven al, als je geen verdenking tegen menschen hebt, dan let je ook niet zoo op hen. Heel wat anders is het, als je denkt, dat een bepaald persoon, die in een tweede klas coupé zit, een plaatsbewijs voor de derde klas heeft. Dan zoek je natuurlijk een goeie gelegenheid om hem to controleeren. Nou, en verder weet u het zeker al", besloot hij z'n mondeling verslag. „Hier in Rotter dam heeft de trein misschien al wel een kwartier gestaan, toen ik bij het sluiten van de portieren het lijk vond. Ik heb direct den chef gewaarschuwd, zonder ergens aan tè ko men en toen die het ook gezien had heeft-le de politie opgebeld!" „Het is u dus niet bekend, of er onderweg nog andere personen in de bewuste couoé zijn gestapt?" vroeg nu een der andere re porters. „Zooals ik ze'i, bij m'n wefen niet. Maar daarom is het heelemaal niet onmogelijk, dat er in Haarlem of zelfs in Amsterdam al nog iemand is bij gekomen". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1932 | | pagina 3