MID-ZOMER IN HET NOORDEN.
DE VIERDE MAN
Het land Oldenburg.
IJMUIDER COURANT DONDERDAG 28 JULI 1932
„ACHTUNG, SCHLAGLÖCHER."
Toen de dagen lang waren en de
de nachten licht, stuurde ik mijn
Ford Iwee duizend vijf honderd
kilometer door de Noord-Europee-
sche laagvlakte en de bergen van
Scandinavië, een afstand zoo ver
als van hier naar Gibraltar, om
het feest van den mid-zomer te
meren in het Noordenwaar de
zon niet onder gaat.
De dag is warm en vredig. In de tuintjes
aan den overkant spelen ide kinderen met
den schommel: er wipt een blond hoofd
telkens even boven de schutting uit. Bij de
dame-alleen op den hoek luieren de poesen
op het plat. De radio zingt, de werkster
zingt. Zoo is het thuis. Zoo is het in elk dorp
en elke kleine stad, waar het nu zomer is
Er drijft een witte wolk voor mij uit op
den Zuidwestenwind. Zij heeft maling aan
kleine dorpen en kleine menschen met tui
nen en radio. Zoo wijd als voor haar de
blauwe hemel zelf is, zoo wijd is voor haar
de wereld. Haar gouden randen spelen met
de zon en haar uitgestoven kuif met den
wind. Zoo schuift zij Noordoostwaarts, altijd
verder naar het Noordoosten.
Die wolk wil ik volgen.
„Achtung, Schlaglöcher". Deze borden
langs den weg ben ik dankbaar.
„Schlaglöcher" zijn blijkbaar gaten in den
weg, die de regen en het verval er in den
loop der tijden ingeslagen hebben.
De aarde is wijd, en rijk gezegend. Er
bloeien roode klaprozen langs den weg en
blau-we korenbloemen doorschieten de gele
korenvelden, die uitgestrekt en vol be
groeid zijn. De bruine hei ligt tusschen 't
bouwland in slechts kleine vakken. Maar het
Land Oldenburg is arm en de lange weg
tusschen de boomen heeft een vreemd pro
fiel. Op de strook bruin zand ter linkerzijde
rijden de boerenwagens. In den keiweg
rechts vielen de „Schlaglöcher" in den loop
der jaren. De keien zijn van een vreemde
bruine soort. Rond afgesleten en scheef weg
gezakt. Eigenlijk een grof, heel grof soort
kiezel.
„De kortste weg naar Bremen", staat er in
mijn reisgids. De kortste weg, zeker, ik
rijd 30 kilometer per uur. De wielen bonken
over den weg, de veeren kraken bij ieder
Schlagloc'h. Dertig is te veel: twintig. Ik
zoek verlichting door met één voorwiel en
één achterwiel in het zand te rijden. Deze
borden staan er al zes jaar. De Schlaglöcher
zijn er misschien sinds de Middeleeuwen,
toen deze weg primair kon heeten.
Een afgewaaide boomtop is hier en daar
op den weg blijven liggen. Auto's zijn hier
zeldzaam, want niet alleen tie benzine,
maar ook reparaties zijn duur in Duitsch-
land En waarom zou dan iemand een om-
gewaaidien boom opruimen? De boeren sla
pen op hun wagens en de paarden gaan er
uit zich zelf voor uit den weg.
Nimmer liet de gesteldheid van den bodem
na haar stempel op de menschen te druk
ken, maar nergens is het „Stof zijt gij" tast
baarder werkelijkheid geworden dan op de
zen zandgrond. De boeren zijn er aschgrijs
en verschrompeld en hun kleeren zonder
kleuren. De grond in den Beemster of in
West-Friesland werd met moeite aan het
water onttrokken, maar toen de stugheid
van zijn harde klei overwonnen was bracht
hij een blinkend en stralend menschenras
voort. Maar wat is er over van den trium-
pheerenden mensch bij de boeren van Ol
denburg, die leven onder den eeuwigen ban
vam de dorheid van den bodem?
De dorpen zijn schaarsch en vervallen en
de steden klein. De felle zon blakerde de
huizen zwart en de armoe verfde ze niet op.
Een nationaal-socialistische vlag is waar
achtig de eenige kleur in het dorpsbeeld
„De kortste weg van Oldenzaal naar
Bremen" leidt over Lingen, Cloppenburg,
Wildeshausen en Delmenhorst. Ik heb hem
nu gereden en ik zal den Vrijen Staat Ol
denburg verder mijden. Hoewel het chassis
van een Ford sterk is, dat verzeker ik u.
In Bremen wilde mijn metgezel de historie
ontmoeten en hoewel Bremen zijirn geschie
denis neerschreef in de statigheid van zijn
FEUILLETON.
(Een geval uit de praktijk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale Recherche)
door UDO VAN EWOUD.
Nadruk verboden.
4)
Eenige bijzondere beteekenis scheen men
voorloopig te mogen hechten aan een bruin
glacé heerenhandschoen, welke vóór de deur
op het pad tusschen de beide rijen zitplaat
sen lag en vermoedelijk den dader had toe
behoord, daar die van het slachtoffer in een
zijzak van de achter hem hangende overjas
waren gevonden. Voor het overige vond Wils
slechts die waardelooze voorwerpen, welke'
men in vrijwel alle spoorwegcoupés aantreft
eenige leege zakjes, een bananenschil, een
stukje touw, een leeg lucifersdoosje, eenige
papiersnippers en voorts natuurlijk de acte-
tasch met eenige stukken op de aangevraag
de hypotheek betrekking hebbende, een noti
tieblok en een spoorboekje, alsmede de por
tefeuille, waarin een aantal visitekaartjes en
«enige aan den vermoorde gerichte brieven
Het bevel dat alles in den ouden toestand
moest worden gelaten, was oorzaak, dat de
reporter zich tevreden moest stellen de aan
wezigheid van de hierboven genoemde voor
werpen te nobeeren. Maar al te graag zou hij
echter een en ander bij zich gestoken hebben
om het bij daglicht aan een nauwkeuriger
onderzoek te onderwerpen. Zijn eenige hoop
was er nu nog op gevestigd, dat de justitie
oeze voorwerpen over het hoofd zou zien,
Bpodat hem gelegenheid zou worden gegeven
gildehuizen en den rijkdom van zijn kope
ren daksipitsen en torens, beleefde hij er.
toch pas de grootste verrukking van in een
stil straatje bij den Weser, waar Bremen al
les bijeengaande, wat het sinds de vroeg-
middeleeuwen wrocht aan stijlen van bouw
en beeldhouwkunst, en edelsmeedwerk. Ik
heb iets tegen op musea en de sfeer van de
stad zelve is mij liever dan een „architect-
tuur reservaat" als dit. Welnu, Bremen be
hield binnen zijn groene singels de rust en
de stemming van een provinciestad. Wat het
als tweede koopstad van het Duitsche Rijk
bezit aan bedrijvigheid, borg het weg, kilo
meters ver in Bremerhaven
De tweede sta'd van Duitschland is groot-
scher. Hamburg is de eerste handelsstad
van het continent, na Berlijn de tweede
millioenenstad van het Rijk. Köln, dat noe
men ze hier: „Provinz".
Hamburg was drukker, dan Bremen, maar
nu is het wel bijna zoo stil. De havens heb
ben zich in Hamburg ingevreten, in het
stadscomplex, meer nog dan in Rotterdam.
Hamburg leefde rondom en op de havens.
En nu de kranen bewegingloos staan aan de
kaden stierf het leven ook weg uit tie stad.
's Avonds gloeit in de millioenenstad het
leven nog na in de cafés en de tingel tan ge1 s
van San kt Pauli en de Altstad t en rauwer
en realistischer nog in de \eMerbars van
Sankt Georg, aan de ar ,cre zijde van het
Hauptbahnhof. Hamburgers vertellen mij,
dat het in hun stad nog niet zoo slecht is
als in andere steden van Duitschland. Ik
kan het nauwelijks gelooven. In een haven
stad!
Toch: er varen r.og jachten op den blan
ken Alster en in de Stadthalle in het Stad-
park speelt een uitgebreid orkest. Maar in
de zaal is niemand dan de kellners en de
sigarettenboys; en het etablissement, waar
's avonds gedanst wordt, sluit zijn deuren al
om acht uur. „Gar kein Interesse".
„Gar kein Interesse". Zoo moeten er vijf
en veertig danshuizen gesloten zijn imi Ham
burg.
Over de prachtige parken van Har-
vestehude en Winterhude drupt de regen
als wij weg rijden.
Nooit zag ik Hamburg zonder regen en
deze droefgeestige regen uit de grauwe
lucht boven det laagvlakte is van de trooste
loosheid der tijden voor deze handelsstad
waarachtig geen slecht symbool.
Deze vrije Hanzesteden gaan trotsch op
haar afkomst.
Zij schrijven het privilege barer handels-
adel zelfs neer in de registratiebeekens van
haar automobielen: HB is HansaBremen,
HH is HansaHamburg, HL is Hansa
Lübeck.
ze straks mee te nemen.
De klok op het stadhuis wees kwart over
negen, toen hij, van den Coolsingel komende,
den Stationsweg opliep. Om half tien zou de
justitie weer ter plaatse zijn, zoodat hij nog
juist op tijd kon komen. Niettegenstaande
hij slechts een korte nachtrust genoten had,
hunkerde hij er naar nadere bijzonderheden
te weten te komen met betrekking tot den
geheimzinnigen nfoord, waarover heel Neder
land vol was. Van zijn hotel uit had hij col
lega Hobbema reeds getelefoneerd voorloopig
geen pogingen aan te wenden nadere inlich
tingen van de politie te verkrijgen. Wanneer
het onderzoek was geëindigd zou er nog tijd
genoeg zijn aan de hand van de daarbij aan
't licht gekomen feiten nader te informeeren
en een versfag naar Amsterdam te seinen.
Hij zou dan meteen kunnen berichten, welke
voorloopige maatregelen de politie had ge
troffen.
Op het stationsemplacement trof Wils, be
halve het parket uit Rotterdam eenige re
chercheurs en velen zijner Rotterdamsche
collega's. Het onderzoek was juist hervat,
zoodat hij gelegenheid kreeg met den even
eens aanwezigen conducteur, die den vorigen
avond bij het betrokken deel van trein 216
had dienst gedaan, eenige woorden te wisse
len. Niet zoodra bemerkten de andere jour
nalisten dit onderhoud, of zij kwamen nader
bij. Het werd nu een kruisvuur van vragen,
waarop de conducteur nauwelijks antwoord
kon geven.
„Deed u gisteravond dienst op het trein-
deel, waarin zich ook de coupé van den ver
moorde bevond?"
„Was u de eerste die de misdaad ontdekte?"
„Hoe zagen de menschen er uit, die u in
Amsterdam in de coupé van den vermoorde
gezien hebt?"
„Hebt u onderweg absoluut niets van den
aanslag bemerkt?"
„U hebt natuurlijk direct de politie van
uw ontdekking in kei:nis gesteld?"
In de trits van prachtige koopsteden is
Lübeck de derde. Ook Lübeck Idraagt het
waarmerk van zijn rijkdom in zijn koperen
dakspitsen en torens, groen geworden in de
zeelucht. Zijn groote koopmanshuizen van
roode en zwarten steen met den vreemden
Noord-Duit-schen trapgevel, die tot in De
nemarken inheemseh is, spreken van den
tijd, dat Lübeck de Oostzee beheerschte. Ge
kunt u de macht van Lübeck zoo goed voor
stellen, zooals het daar ligt aan de baai
van Ide Oostzee, hoog op een heuvel met de
forsche baksteenen kerken beheerschende al
het land, dat tot haar eigen gebied van
vrijen stad behoort. „Weit ragte es über die
Landen, bis an das blaue Meer".
Hoewel elke vergelijking belachelijk is,
deed Lübeck mij denken aan Hoorn, want
Hansa-Lübeck was stil als een provincie
stad, dien Zondagmiddag. Stiller dan Kiel,
met zijn marine en zijn matrozen. Kiel,
waar een heel andere historie spreekt
De geschiedenis van den bloedogen en
triomfantelijken negenden November 1918.
K. Pk.
NATIONALE VEILIGHEID DOOR
VREDESPROPAGANDA.
Een taak voor de regeeringen.
BEKOSTIGING UIT HET OORLOGSBUDGET?
Op verzoek van Otto Lehmann-Russbüldt
heeft ds. J. B. Th. Hugenholtz aan den Mi
nisterraad en de Staten-Generaal een adres
gezonden, waarin hij uiteenzet het plan voor
een Internationaal Vredesfonds, ontwikkeld
door eerstgenoemden schrijver in zijn boek
„Revolutie voor den Vrede", dat thans ook in
het Nederlandsch vertaald is.
Hij stelt daarin voor, dat ter vormüig van
een propagandafonds voor den vrede gedu
rende drie jaren een fonds zal worden ge
vormd naar de maatstaf van:
lo. 1/10.000 per hoofd der bevolkingen.
2o. 1/10.000 van het budget der landsver
dediging.
Dat wil zeggen, dat ten eerste in ieder land
1/10.000 van de munteenheid, per hoofd der
bevolking, jaarlijks gedurende drie jaren
wordt ingezameld. Dit geld wordt verwacht
van de vredesorganisaties, vermogende vre-
desvrienden, vakbonden enz. In Nederland
zou dit jaarlijks 780 gulden voor het moe
derland en f 6000 voor de overzeesohe ge
westen bedragen. Voor deze laatste zou het
moederland kunnen optreden. In ieder land
worde als beheerder van dit geld een per
soon van aanzien benoemd en voor geheel
Europa eveneens.
Dit geld komt dus uit de volken voort.
De tweede bron die van den Volkenbond
moet komen worde zoo berekend dat iedere
regeering 1/1O.0OO van haar budget van le
ger en marine uit een fonds ter bevordering
van 's lands welvaart of vanwege het mi
nisterie van Buitenlandsche Zaken aan den
Volkenbond afdraagt opdat de Volkenbond
deze gelden retribueert.
Deze retributie moet evenwel niet aan ce
landen toevallen, ook niet aan de nationale
vredesorganisaties, maar alleen aan inter
nationale centrales der verschillende vre
desbewegingen die evenwel onafhankelijk
van iedere partijpolitiek moeten zijn en in
het bijzonder werkzaam moeten zijn in die
landen waar het t meest noodig is.
Voor Nederland en overzeesche gewesten
zou 1/10-000 van het bewapeningsbudget
jaarlijks rond f 12.000 bedragen.
Dat ook de regeeringen aan de vredespro-
paganda naar rato van het oorlogsbudget een
„Hebt u niets bijzonders gezien,... b.v.
iets wat uw wantrouwen opwekte?"
Tenslotte maakte Wils een einde aan de
tallooze vragen.
„Mijne heeren", zei hij op kalmeerenden
toon, „ik geloof, dat we alleen iets te weten
kunnen komen, als we niet zooveel vragen.
Wellicht is de conducteur bereid het verhaal,
dat hij zeker al wel eenige malen zal heb
ben gedaan, ons nog eens in geuren en kleu
ren te vertellen. Op die manier hebben we
tenminste kans iets wijzer te worden".
De conducteur bleek bereid. Met het air
van den man, die zich bewust is de buiten
gewone nieuwsgierigheid van eën aantal men
schen te kunnen bevredigen, begon hij het,
overigens vrij sober relaas zijner belevenis
sen.
„Zooals steeds controleerde ik in Amster
dam de plaatsbewijzen van de reizigers in
dat deel van den trein, waarop ik dienst
deed. Het was niet bijzonder druk, maar des
ondanks zou ik misschien op dit oogenblik
niet meer weten, wie zich in de bewuste cou
pé bevonden, ware het niet, dat zich iets
voordeed, waardoor ik wat meer op de rei
zigers lette. De meneer, dien ik dan gister
avond vermoord vond, zat direct bij den in
gang in den hoek. Hij reed achteruit. Tegen
over hem zat 'n andere meneer, wat jonger
ik schat hem op een jaar of 50 met een
zwart hoornen bril op en een klein zwart
snorretje. Hij had een plaatsbewijs voor Rot
terdam. In den versten hoek eveneens ach
teruit, zat een nog jonge verpleegster, die
een kaartje voor Den Haag had en tegenover
haar een eveneens jonge man, ongeveer van
denzelfden leeftijd. Hij had een abonnement
dus weet ik niet, waar of hij uitgestapt is.
Trouwens, dat weet ik eigenlijk van geen
van allen positief. Want hoe gaat het niet
waar, ais je geen verdenking tegen bepaalde
menschen hebt, dan let je ook niet op hen
en vooral niet, als het bovendien nog eerste
klas reizigers zijn. Zegt u nou zelf!"
bijdrage verleenen vindt zijn oorsprong in
het feit, dat de vredespropaganda ook een
vorm van landsverdediging is. Want ook
daardoor worden de grenzen beveiligd en
verdedigd en de vrede die de grond voor
alle welvaart is wordt er door verzekerd.
Deze gedachte, die Otto Lehmann-Russ
büldt sedert 1924 propageert en in Duitsch
land door mannen als Ir. Dr. Graaf Areo,
Generaal Von Deimling, Prof. Walther
Schücking werd goedgekeurd, heeft langza
merhand aanhangers gevonden ook in de
Scandinavische landen, Zwitserland, Tsje-
cho-Slowakije en heden ten dage ook in
Spanje.
In Frankrijk is het zelfs tot een wetsvoor
stel gekomen dat de geheele radicaal-so
cialistische partij met Herriot onder Nr. 6789
Proposition de loi den 22en Maart 1932 im
vier artikelen heeft ingediend bij de Cham-
bre des Députés.
Voor Frankrijk zou dit 75 millioen frank
jaarlijks opleveren, dat is rond 7,5 millioen
gulden!
Artikel 4 van deze wet stelt billijkerwijze
als voorwaarde, dat een voldoend aantal
mogendheden gelijksoortige wetten aan
neemt.
De oproep van ds. Hugenholtz is gericht
tot alle persoonlijkheden en organisaties in
Nederland die invloed hebben op de wetge
ving om een gelijksoortig wetsontwerp tot
stand te doen komen.
De regeering van Nederland zal zelden
geld kunnen uitgeven met zooveel winst voor
de algemeene welvaart als de 12.000 gulden
voor de vredespropaganda naar het plan van
Lehmann-RussbüMt, aldus ds. Hugenholtz.
Zij bewillige naar de maatstaf van het
Fransche wetsvoorstel 1/2 pet., hetgeen rond
600.000 gulden zou beteekenen.
FAILLISSEMENTEN.
De Arondissements-rechtbank te Haar
lem heeft tóe volgende faillissementen uit
gesproken op Dinsdag 26 Juli 1932.
M. L. Ebbe ling, koopman, wonende te
Haarlem, Paul Krugerstraat 9; curator Mr.
J. v. d. Vegt te Heemstede;
P. Roozen, bloembollenhandelaar, wonen
de te Overveen, gém. Bloemendaal, Juliana-
laan 46, curator Mr. J. H. J. Simons, alhier;
J. Nijissen, houder van een wasch- en
strijkinrichting, wonende te Haarlem,
Scheepmakersdijk 23, curator Mr. A. Beets,
alhier;
A. Winands, koopman en winkelier in meu
belen, wonende te Beverwijk, Peperstraat
33, curator Mr. J. H. van Gelderen, alhier;
P. D. Margadant Jr., wonende te Haarlem,
Zijlweg 98 rd., curator Mr. C. Blankevoort,
alhier
J. C. van Dijk, tuinder, wonende te Haar
lem, Brouwersvaart 42, curator Mevr. Mr.
L. M. I. L. van Taalingen—Dols, alhier;
S. de Ruiter Czn., lanüman en koopman,
wonende te Heemskerk aan Duim, gem.
Heemskerk, curator Mr. L. G. van Dam,
alhier
A. Ruighaver, chauffeur, wonende te Hil-
legom, van Vlietstraat 78, curator Mr. J. C.
Y. Nieuwenhuys, alhier;
De Handelsvennootschap onder de firma
W. de Groot en K. L. Jongeneel gevestigd te
Haarlem en hare leden W. de Groot, tim
merman, wonende te Haarlem, Timorstraat
112 en K. L. Jongeneel, timmerman, wonen
de te Haarlem, Vosmaerstraat 51, curator
Mr. P. Tideman, alhier;
B. Root, koopman in margerine en vetten,
wonende te Koog a. d. Zaan, Jan de Witte
straat 5355, curator Mr. H. O. Drilsma,
alhier;
Rec'hter-commissaris in deze faillissemen
ten Mr. M. A. v. Rijn van Alkemade.
Opgeheven werden de faillissementen we
gens gebrek aan actief van:
Mevr. tie Wed. A. M. Sleeswijk—Tèfmne,
„U zei zooeven, dat zich voor het vertrek
een incident heeft voorgedaan", interrum
peerde Wils den conducteur.
„Ja, dat wou ik u nu juist vertellen", ant
woordde deze, eenigszins gepikeerd over de
storing in zijn verhaal, dat hij zelf machtig
belangwekkend vond.
„Zooals ik zooeven zei, deed zich wat voor,
waardoor ik mij even langer dan gewoonlijk
bij de coupé ophield. Die meneer met die
bril voor z'n oogen zat nl. in een niet-rook-
coupé een sigaret te rooken. U weet, dat mag
ik absoluut niet toestaan, ook niet in eerste
klas coupé's, en daarom verzocht ik hem be
leefd. zooals m'n dienstorder dat voorschrijft
om die sigaret weg te doen...."
„En
De schare reporters liet het potlood even
rusten en scheen den verteller de woorden
van de lippen te willen lezen.
,Dat deed-le dan ook, natuurlijk, anders
was hij met mij nog niet klaar geweest! Hij
zocht even van achter zijn krant naar het
bordje „verboden te rooken" en zei toen heel
beleefd: Pardon ik wist niet, dat 't hier niet
rooken was. Meteen wierp hij z'n sigaret op
het perron en las verder".
De journalisten waren zichtbaar teleurge
steld. Nochtans noteerden zij vlijtig hetgeen
de conducteur hun verteld had.
,.En verder hebt u dien man niet meer
gezien?" vroeg Wils weer.
De conducteur scheen zich over de nieuws
gierigheid van dezen lastigen man dusdanig
te ergeren, dat hij de vraag gladweg ne
geerde.
„Ik heb het portiek gesloten", ging hij
voort, „en een paar minuten later vertrokken
we. In Haarlem ben ik bij den bagagewagen
opgehouden, zoodat ik van de reizigers niets
gezien heb. maar in Den Haag stond diezelf
de meneer voor het raampje en riep me, zoo
dra de trein stilstond. Hij vroeg me, of de
trein in Rotterdam ook aansluiting had naar
Rozendaal, Die vraag verwonderde me eeni'gs
caféhoudster, wonende te Zaandam, curator
Mr. Silyain Groen, alhier;
A. van Drunen, winkelier, wonende te HER
legom, curator Mr. H E. Prinsen Geerlings,
alhier;
L. van Kuyk, vroeger rijwielhandelaar,
thans kweekersknecht wonende te Haar
lemmermeer, curator Mr. B. E. van Tijn.
Geëindigd zijn de faillissementen door het
verbindend worden der eenige uitdeelings-
lijst van:
J. G. Nachtegeller, fabrieksarbeider, wo
nende te Haarlem, curator Mr. L. G. van
Dam, alhier;
H. den Otter, aannemer, wonende te Bent
veld, curator Mr. Dr. A. F. H. SchreuTS,
alhier;
J. P. van Dam, eertijlds kapper, wonende te
Haarlem, curator Mr. F. v. d. Goot. alhier;
Wijlen J. Bakkum, voorheen grossier in
aardappelen, gewoond hebbende te Zaan
dam, curator Mr. P. Tideman, alhier;
S. P. Boersma, veehouder, wonende te
Haarlemmermeer, Rijk, curator Mr. C. Bian-
kevoort, alhier.
VAN BURINK SLAAT
REUDERINK IN DE EERSTE
RONDE.
In de Dinsdagmiddag voortgezette verga
dering van den gemeenteraad van Rotter
dam is het tijdens het debat over het de
monstratieverbod tot een vechtparij geko
men tusschen de heeren Reuderink en Van
Burink.
De heer Van Burink zei bij de bespreking
van de houding van den heer Reuderink, dat
deze alleen schold, doch toen de heer De
Zeeuw hem indertijd vergeleek met een blaf-
fenden hond, deed hij net „alsof" hij den.
heer De Zeeuw te lijf zou gaan. De heer Reu
derink zei hierop: „Dan moet je maar hier
komen, dan zal ik je laten zien wat „alsof"!
De heer Van Burink: „Ach ik heb je al eens
ee'n klap gegeven, dat je een week ziekte
verlof hebt gehad".
De heer Reuderink: „Ach mannetje, dan
zal ik je nu een klap geven" en de daad bij
het woord voegende liep de heer Reuderink
uit zijn bank en gaf den heer Van Burink een
klap. Een formeele vechtpartij ontstond,
waarbij de heer Reuderink over de tafel werd
geslagen door den heer Van Burink.
Van alle kanten trachtte men de vechters
bazen te scheiden.
De voorzitter schorste daarop de vergade
ring.
Na tien minuten is deze in alle kalmte her
opend met zoowel den heer Reuderink als de
heer Van Burink.
VAN DEN STAT ION SK AP
GEVALLEN.
Een 29-jarige glazenwasscher was Dinsdag
morgen te ongeveer half twaalf bezig met het
schoonmaken van de kap voor het Centraal
Station, onder welke afschutting gewoonlijk
een aantal motorrijtuigen gestald staan. De
man bevond zich voor zijn werk op de glazen
bedekking; toen hij een luifel wiilde schoon
maken gleed hij uit met het gevolg dat hij
door het glas zakte, en via het dak van een
auto, die den val brak, op straat terecht
kwam.
Met een diepe vleeschwonde aan het lin
kerbeen en een blessure aan de linkerhand is
het slachtoffer per auto van den G. G. en
G. D. naar het Binnengasthu's vervoerd. Hij
klaagde ook over pijn over het geheele li
chaam, en is, na onderzocht te zijn, naar
huis vervoerd.
Echtscheiding van Maurice
Chevalier,
Mme. Chevalier vindt het best.
De correspondent te Nice van de News
Chronicle meldt dat Yvonne Vallée, de vrouw
van den filmheld Maurice Chevalier, zich bij
aankomst aldaar zeer opgewekt heeft uitgela
ten over de hangende echtscheidingsproce
dure tusschen het echtpaar.
„Het komt er niet op aan of we getrouwd
zijn of niet", zei mevrouw Chevalier. ..Mau
rice houdt maar van éen vrouw ter wereld, en
dat ben ik. Ofschoon het een beetje para
doxaal lijkt, hebben wij tot scheiding besloten
om van elkaar te kunnen blijven houden".
Overigens gaf mevrouw Chevalier toe dafc
de liefdesscnes in de films van haar echtge-
genoot haar vaak ergerden en de oorzaak van
het besluit waren.
„Terwille van zijn kunst kan hij beter vrij
wezen", zei zij, en mij kan heft niet schelen
omdat hij nog steeds van mij houdt.
Mogelijk is het heele geval alleen maar
reclame.
Filmster-drama's in het werkelijke leven
ontroeren niemand meer. Eigenlijk wordt hot
tijd dait de kranten eens met elkaar overeen
komen dat al die dingen uitsluitend als adver-
tentie opgenomen kunnen worden.
zins, omdat hij in den sneltrein Amsterdam
Antwerpen zat en dus voor Roozendaal in
het geheel niet behoefde over te stappen.
Ik heb toen nog voor hem nagekeken hoe
laat hij in Roozendaal kon zijn. Hij bood me
een sigaar aan en maakte toen meteen nog
eens z'n excuus, omdat hij in Amsterdam in
de coupé had zitten rooken.
„Hebt u op dat moment nog andere reizi
gers in de afdeeling gezien", vroeg Wils nog
maals, uiterst kalm, alsof de houding van
den man hem zooeven niet was opgevallen.
„Nee", antwoordde de conducteur. ,Maar
dat kon ook niet, want de gordijntjes waren
dicht en die meneer hing uit het raampje. Ik
heb er trouwens ook niet speciaal op gelet;
ik zei u zooeven al, als je geen verdenking
tegen menschen hebt, dan let je ook niet zoo
op hen. Heel wat anders is het, als je denkt,
dat een bepaald persoon, die in een tweede
klas coupé zit, een plaatsbewijs voor de
derde klas heeft. Dan zoek je natuurlijk een
goeie gelegenheid om hem to controleeren.
Nou, en verder weet u het zeker al", besloot
hij z'n mondeling verslag. „Hier in Rotter
dam heeft de trein misschien al wel een
kwartier gestaan, toen ik bij het sluiten van
de portieren het lijk vond. Ik heb direct den
chef gewaarschuwd, zonder ergens aan tè ko
men en toen die het ook gezien had heeft-le
de politie opgebeld!"
„Het is u dus niet bekend, of er onderweg
nog andere personen in de bewuste couoé
zijn gestapt?" vroeg nu een der andere re
porters.
„Zooals ik ze'i, bij m'n wefen niet. Maar
daarom is het heelemaal niet onmogelijk,
dat er in Haarlem of zelfs in Amsterdam al
nog iemand is bij gekomen".
(Wordt vervolgd).