DE VIERDE MAN MODERNE STRUIKROOVERIJ. Afscheid. ONDERSCHEIDINGEN. ijmuider courant DONDERDAG 1 SEPTEMBER 1932 Geraffineerde auto-overvallen in Engeland (Van onzen Londenschen correspondent) Vee 1 ontsteltenis heeft postgevat in de hntaems van automobilisten en vooral vrou- «êufice die in Engeland in zoo grcoten ge- Me de voorzichtigheid plegen te veronacht- mpn en moederziel alleen van stad tot stad Tnor bet nachtelijk land trekken, over het Plotseling optreden van den modernen Dick Turpin. den stnükroover, gemaskerd en ge wapend. Bick Turpin. is een historische fïuur in een berucht gilde, dat men uitge,- roeid waande. Schrijvers en dichters hebber rien schurk geïdealiseerd in ep'ische beschrij vingen van zijn pijlsnelle ritten op zijn merrie Biack Bess en in, desnoods nog minder historische verhalen van zijn hoffelijkheid, ïiehem noopte bloemen ter hand te steilten aan de dames in de reiskoetsen alvorens haar van geld en sieraden te berooven. Dick Turpin was echter volgens betrouwbare ge schiedkundige gevens een gemeene roover, die wel verre van ridderlijkheid tegenover rouwen te betrachten haar terroriseerde in haar afgelegen hofsteden wanneer het man volk afwezig was. Het karakter van boeven verandert niet met de eeuwen. De moderne Dick Turpins zijn buitengewoon schurkachtige kerels, die om te beginnen niets ondernemen zonder een revolver waarvan het magazijn vol scherp is p die voorts van de gangbare hoffelijkheids code van den weg gebruik maken om hun slachtoffers .te vangen. In twee of drie dagen tijd hebben zich niet minder dan vijf geval len van roof op eenzame nachtelijke wegen vorogedaan. Behoudens een enkel geval dat een straatarmen voetganger betrof en die omdat hij iets had aan te bieden in den buik werd geschoten, golden de aanvallen automobilisten, die op een teeken dat be duidde dat men hulp noodig had hadden gestopt en voor hun hulpvaardigheid zeer duur moesten betalen. Als gevolg van dit ignobel misbruik, dat van de kameraadschap van den weg wordt ge maakt, heeft de Automobile Association thans haar leden moeten aanraden in den avond of den nacht niet te stoppen, tenzij er mannen van de A. A. in de fourut zijn. Door dit advies te geven wijkt de A. A. af van den regel hoffelijkheid en wederzijd- schen steun op de wegen .te bevorderen. Maar de tosstand is zoo gevaarlijk geworden, dat zij het onder de huidige omstandigheden maar beter vindt te dwalen aan den veiligen kant. Inmiddels staat de politie voor de taak een nieuwe en ernstige bedreiging af te wenden. Hoe zeer zij daarbij haar leven in gevaar brengt is pas gebleken, toen een politieman op een rijwiel in den avond een eenzamen weg af reed en een paar ongunstige indi viduen, die bezig waren aan' een theehuis te morrelen, hem plotseling een revolver voor den neus hielden en hem sommeerden, in dien zijn leven hem lief was, geen stap verder te doen. Het bleken auto-dieven te zijn, die de kas van het theehuis wilden lichten en met hun gestolen auto verder wilden gaan opereeren. De kerels maakten zich uit de voeten en de auto werd later nabij South ampton verlaten op den weg gevonden. Tot heden heeft de politie nog geen arrestaties kunnen doen. De opvatting van Scotland Yard is dat deze moderne struikroovers waar schijnlijk Londensche auto-bandieten zijn, die hadden ondervonden dat Londen wat te warm voor hen werd, als gevolg van de werkzaamheid van de motorpolitie, en die daarom het veiliger platteland voor hun vuig bedrijf hebben gekozen. A. K. VAN R. DE IEPENZIEKTE. hoe zij ontstaat en zich openbaart. In het jaar 1918 trad in ons land voor het 'eerst een ziekte in de iepen of olmen op, die door haar hevigheid dadelijk de aandacht trok. Plotseling verdorden groote takken meestal in den top van den boom en vooral jongé boomen stierven in korten tijd geheel af. Bij oudere boomen verliep de ziekte meest al niet zoo snel, maar vele van deze vertoon den ook zeer duidelijk verschijnselen van ver droging der bladeren en gingen daaraan na eenige jaren te gronde. Deze verschijnselen neemt men thans nog bij vele boomen waar. In de eerste jaren werden vooral de Zuide lijke provincies en het midden van het land door de ziekte geteisterd, zoowel in de ste den als daarbuiten. Vooral in Rotterdam is de ziekte van het begin af in zeer sterke mate opgetreden. Thans heerscht zij overal in ons land, óók ha de Noordelijke provinciën waar zij tot voor eenige jaren nog weinig voorkwam. Toch zijn er nog streken, waai de aantasting geringer is; daartoe behoort o.a. de kuststreek. Vrijwel tegelijk met de eerste waarnemingen in ons land is de ziekte ook in Frankrijk, België en Duitschland met groote heftigheid opgetreden, terwijl zij ook in Engeland en in Noord Italië voorkomt. Door haar snelle uit breiding en de vele slachtoffers, die zij maakt is de iepenziekte thans bij allen, die belang hebben bij het behoud van den iep voor straat-, weg- of dijkbeplantingen, zeer ge vreesd. Van het eerste optreden af hebben onze plantenziektenkundigen zich bezig ge houden met het onderzoek naar de oorzaak der ziekte, de wijze waarop zij van den eenen boom op den andere werd overgebracht en de roddelen, waardoor zij zou kunnen wor den'voorkomen of bestreden. Ten einde dit onderzoek zoo volledig en zoo stelselmatig mogelijk te doen uitvoeren, hebben de ver schillende wetenschappelijke instellingen en rijks- en particuliere diensten in ons land, die zich met plantenziektenkundig onderzoek en met boschbouw en houtteelt bezig houden, zich vereenigd in een comité tot bestudee ring en bestrijding van de iepenziekte, kort weg „Iepenziekte-Comité" genoemd. Dit co mité heeft met behulp van geldelijke bijdra gen van rijk, provincies, gemeenten, water schappen en polders en van particulieren ge durende een tweetal jaren dit onderzoek op vrij uitgebreide schaal mogelijk gemaakt; de resultaten daarvan zijn gepubliceerd in een 11-tal mededeelingen. Voorzitter van het co mité is de Directeur van het Staatsboschbe- heer, secretaris de Inspecteur, Hoofd van den Plantenziektenkundigen Dienst en pen ningmeester de Directeur van de Nederland- sche Heidemaatschappij. In eenige artikelen zullen wij onze lezers nader inlichten over de resultaten, die dit onderzoek naar de ziekte, de wijze waarop zij wordt overgebracht en de middelen ter voor koming en bestrijding, heeft opgeleverd. In dezen tijd van het jaar ziet men in de steden en langs de wegen weer vele zieke en doode iepen. Die boomen zien er uit, alsof ze verbrand zijn of van droogte te lijden heb ben. De jonge takjes worden slap en buigen om, de bladeren verschrompelen, worden bruin en vallen ten slotte af. Alleen de jongste bladeren blijven als bruine vlaggetjes aan de omgebogen takjes hangen. Meestal ziet men het verdorren van de bladeren in den top van den boom beginnen. Soms is slechts een gedeelte van den boom aange tast, terwijl de rest nog groen blijft. Dik wijls ziet men, dat zich aan den stam groe ne scheuten vormen, terwijl de kroon reeds zwaar ziek is. De oorzaak van deze ziekte is een zwam, Graphium ulmi. Door de werking van deze zwam wordt de watertoevoer van de wortels naar de kroon belemmerd. Daardoor ziet een aangetaste boom er uit, alsof hij verdroogt. Snijdt men een tak af van zoo'n zieken iep, dan ziet men op de sneevlakte bruine stip pen in het jonge hout. Trekt men de schors van een tak, dan kan men dikwijls in het hout onregelmatige bruine strepen opmer ken. Deze bruine verkleuringen zijn het ge volg van de aantasting door Graphium ulmi. De ziekte is besmettelijk. Is van een rij iepen er eenmaal één aangetast, dan ziet men in vele gevallen, dat het volgend jaar zijn naaste buren ziek worden. Vooral boo men op den leeftijd van 1540 jaar hebben veel van de ziekte te lijden. In kweekerijen, waar meestal jongere boomen staan, ziet men de ziekte weinig. Is een iep eenmaal aangetast, dan geneest hij slechts zelden. Wél kan het een aantal jaren duren, vóór hij dood gaat. In het voorjaar is van de ziekte weinig te bemerken. Vele zieke boomen zijn dan niet van gezonde te onderscheiden. Het duurt tot ongeveer midden Juni, vóór de ziektever schijnselen weer vallen waar te nemen. De boomen worden op iedere grondsoort even zeer aangetast; men vindt de ziekte dus op de klei, zoowel als op het zand, op zwaren en op lichten grond. Natuurlijk lijden niet alle zieke iepen aan „de" iepenziekte. Er zijn nog andere ziekten van iepen bekend. Deze zijn echter van zeer weinig beteekenis. Nagenoeg alle zieke iepen die men op het oogenblik ziet, zijn slacht offers van „de" iepenziekte, dus van de zwam Graphium ulmi. Nou, daar ga je dan, Augustus, Ook met jou is 't weer gedaan; Vrienden, kunnen wij Augustus Wel zoo koelweg laten gaan? Hoort ons afscheid niet wat milder, Na haar ongehoord festijn Niet wat dankbaarder, en tevens, Als zij zelf was, warm te zijn. Nou, daar ga je (in denzelfden Maar toch ook weer andren zin) 'k Drink je hulde met een glaasje Kwast met tinklend ijs erin.'. In mijn oude dictionnaire Heb ik 't nog eens nagezocht En Augustus is: verheven, Naam, die zij wel hebben mocht. Duizenden gebruinde facies Van 't vacantiegangersheir Kijken dankbaar voor haar weldaad, Uitgedrukt in prachtig weer. En wij waren van Augustus Nu juist niet zooveel gewend, Ditmaal voelen wij met schaamte Hoe ze altijd is miskend. In de Oogstmaand steeg de glorie Van den zomer op haar hoogst, Dankbaar hebben wij haar gaven In gezond vermaak geoogst. Onzen warmen dank. Augustus En ons dringende advies, Blijf in training in den winter, En in drieëndertigBis! P. GASUS. tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau Tli. A. Geels, bestuurslid der R.-K. School- vereeniging te Amsterdam: A. de Jong E.zn., directeur der Vereeniging van Christelijke Onderwijzers en Onderwij zeressen in Nederland en de Overzeesche Ge westen, te 's-Gravenhage; G. B. de Jong, voorzitter van de Vereeni ging voor Gereformeerd Lager Onderwijs te Oud-Beijerland; J. B. Meijnen, oud-hoofd eener bijzondere school voor u.l.o. te Leiden; G. F. Rombouts (frater Sigebertus), onder wijzer aan een bijzondere school te Goirle; P. A. Versluys, directeur der Hervormde kweekschool te Amsterdam; A. P. de Wild, oud-hoofd der openbare school, genaamd; Corn. Drebbeischool, te Amsterdam; A. Zuiderveld, directeur der Rijkskweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen te 's-Gravenhage; ir. D. Postma, leeraar aan het Rijksinsti tuut tot opleiding van teekenleeraren te Am sterdam; J. van Roon, leeraar aan de zeevaart school te Scheveningen; Th. J. M. Stroucken, directeur van de am bachtsschool en van de avondschool voor handwerkslieden te Heerlen; H. D. Tabak, vice-voorzitter van het hoofdbestuur van de Vereeniging tot Bevor dering van de Vakopleiding voor Hand werkslieden in Nederland, te Amsterdam; B. van der Worp Jr., directeur van de eer ste ambachtsschool en eerste avondteeken- school van de Maatschappij van den Wer kenden Stand te Amsterdam; A. D. J. W. van der Stap, baritonzanger te Delft; Louis van Tulder, concertzanger, te RijS' wijk (Z.-H.) C. de Wolf, hoofdleeraar in het orgelspel aan het Amsterdamsch conservatorium en organist van de Ned.-Her,. Kerk te Arnhem wonende te Arnhem; tot ridder in de Orde van den Nederland- schen Leeuw: mevrouw dr. J. S. de Jongh, weduwe van mr. A. E. H. Goekoop, wonende op het kas teel de Essenburgh, bij Harderwijk; mr. L. A. Ries, administrateur bij het De partement van Financiën; P. C. Ligtenberg, directeur der directe be lastingen enz. te Breda; P. K. Sjollema, directeur der registratie en domeinen te Leeuwarden; dr. J. T. Bornwater, directeur van het laboratorium van het Departement van Fi nanciën te Amsterdam; mr. R. Bouwman, inspecteur van den ac countantsdienst te 's-Gravenhage. tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: W. J. Hoogteyling, referendaris bij de Al- gemeene Rekenkamer; J. A. Willinge, referendaris bij het De partement van Financiën; jhr. iEE. von Bülow, inspecteur der di recte belastingen, invoerrechten en accijnzen te Zutphen, 1ste af deeling; B. Moolenburgh, inspecteur der directe be lastingen, invoerrechten en accijnzen te Lei den, 1ste afdeeling; B. Moolenburgh, inspecteur der directe be lastingen, invoerrechten en accijnzen te Lei den, 1ste afdeeling; J. C. Bemer, inspecteur der registratie en domeinen te Utrecht, 1ste afdeeling; S. A. Rochat, ontvanger der invoerrechten 1 te Rotterdam; P. A. de Jong, ontvanger der registratie en successierechten te Amsterdam, gecentrali seerd kant-oor; ir. J. G. Robbers, hoofdarchitect bij den Rijksgebouwendienst; tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau: J. G. H. Vandalon, hoofdcommies bij het Departement van Financiën; H. A. C. L. Barent-sen, hoofdcommies bij het Departement van Financiën; P. Schoutens. ontvanger der directe be lastingen te Nijmegen, 1ste kantoor: J. A. Bijlsma, ontvanger der invoerrechten en accijnzen te Leeuwarden; C. F. Trip, ontvanger der successierechten te Utrecht: C. J. de Lussanet de la Sablonière, ont vanger der successierechten no. 2 te 's-Gra venhage; L. Scholten. controleur der invoerrechten en accijnzen te Amsterdam; tot ridder in de Orde van den Nederland- schen Leeuw: de schout bij nacht C. J. E. Brutel de la Rivière en J. F. Osten; de generaal-majoors H. G. Winkelman, commandant der IVde divisie; M. ridder van Rappard, inspecteur der artillerie; B. E. Stöver, commandant der Ilde divisie en L. W. van Hoek, gepensionneerd kolonel met den titulairen rang van generaal-majoor: zijn bevorderd: tot officier in de Orde van Oranje-Nassau (met de zwaarden): de kapitein ter zee D. Vreede en de kapi tein-luitenants ter zee H. Ferwerda en G. W. Stöve zijn benoemd: tot officier in do Orde van Oranje-Nassau (met de zwaarden): de kapitein Ier zee R. H. Arntzenius; de gepensionneerde kolonels K. van Dru- nen en J. R. L. Jans; de luitenants-kolonel F. H. Keuvelink, com mandant van het 20ste regiment infanterie; H. J. A. Hagdorn, commandant van het 15de regiment infanterie; J. P. de Man, van den staf van het wapen der artillerie; J. J. Mac- Kenzie, van het dienstvak der militaire ad ministratie; J. Harberts, van den generalen staf. en J. M. Ridder van Rappard, comman dant van het regiment kust-artillerie; de dirigeerend paardenarts met den rang van luitenant-kolonel dr. R. H. J. Gallandat Huet; de majoor W. Schutte, van het dienstvak der intendance; de dirigeerend officier van gezondheid der derde klasse N. A. A. van de Roemer; de reserve-luitenants-kolonel J. F. Boekholt en L. de Ridder; is benoemd: tot officier in de Orde van Oranje-Nassau: de vloot-aalmoezenier H. J. M. M. Alink; zijn benoemd: tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau (met de ziwaarden) de luitenants ter zee der eerste klasse D. de Josselin de Jong en G. G. Bozuwa; de kapitein der mariniers H. F. J. M. A. von Frijtag Drabbe; de officieren van den marinestoomvaart dienst der eerste klasse L. W. Zaaijer en W. Moree; de officier van gezondheid der eerste klas se W. Reilingh; de officier van administratie der eerste klasse C. Jansen; de kapitein W. H. Schukking, van het wa pen der genie; W. baron van Ittersum, van het regiment jagers; G. Dekker, van het 4de regiment veld-artlllerie; J. Detmar. van het 5de regiment infanterie; G. E. A. Themann, van de school voor reserve-officieren der in fanterie; W. F. K. Bisschoff, van Heemskerck en J. Dwars, beiden van den generalen staf; H. Keppel Hesselink, commandant van de school voor reserve-officieren der bereden artillerie, en L. Ezerman. lid van de commis- ie van proefneming; de reserve-kapitein A. A. Schilleman, van het 11de regiment infan terie, en LEONARDO DA VINCI. schilder, beeldhouwer, wiskunstenaar, uitvinder. Deze Florentijnsche schilder, die van 1452 tot 1519 leefde, was niet alleen een der groot ste meesters der Hooge Renaissance, maar ook beroemd als beeldhouwer, bouwmeester, ingenieur en geleerde op bijna elk gebied. De Italiaansche ingenieurs na 1450 begonnen te rekenen op papier en beter te meten. Ze gaven het hellend vlak z'n congé en vervingen het door hefwerktuigen als het blok en takel, de windas en de kraan veel gelijkend op die, welke in onze dagen nog bij klein construc tiewerk worden gebruikt. Maar Leonardo, misschien wel het grootste genie ooit op aarde geboren en zeker de bekwaamste ingenieur, die ooit geleefd heeft, bleef hier niet bij staan. Hij drong door tot hoogten, die de twintigste eeuw nog maar vluchtig kan zien. Een krachtig bewijs van zijn volmaaktheid ligt in de eenvoudige lijst van sommige, door hem in zijne notitieboeken beschreven me chanismen. Zijn aanteekenboeken staan vol van dergelijke beschrijvingen. Alleen al door hun schetsen en teekeningen zijn deze boe ken goud waard. Hel is interessant om een boek met oude ingenieurs-teekenïngen door te lezen zonder aarzelen kan men er die van Leonardo uit oppikken. Hij was de vooriooper van Copernicus op het gebied van de bewegingen der planeten en van Newton met betrekking tot de zwaar tekracht. Hij vermoedde, dat de aarde draaide. Hij ontdekte de glans van de aarde op het donkere deel van de maan. Hij reconstrueerde dieren uit gevonden fossielen. Hij analyseerde de moleculaire samenstel ling van water. Hij werkte een theorie uit over de golfbe weging en de undulatiet-heorie van licht en warmte. De eerste plus- en minteekens werden door hem gebruikt. Hij leidde af, dat het vuur zich voedt met een element uit de lucht. Hij werkte formules uit voor het water, dat noodig is om een kanaal te vullen. Hij mat- de dichtheid van gassen. De getijden bracht hij in verband met de zon. Hij vond den barometer uit en ontwierp den thermometer. Hij verbeterde het kompas en de balans. Hij gebruikte wormwielen, kettingen, tand wielen, pallen. Een door hem uitgevonden steenzaag wordt nog steeds in de marmergroeven van Carrara gebruikt. Hij ontwierp een stoomboot, een stoom pomp en een stoomhamer. Hij ontwierp duik-apparaten, bakens en reddingsboeien. Hij ontwierp kranen, garenmachines, draai banken, buigmachines, multiplex kleerensnij- ders, baggermolens, en een machine om ijze ren staven te rollen en te trekken. Automatische machines om naalden te slij pen en goud te pletten waren hem niet on bekend. Hij ontwierp catapulten, ballista's, kruis bogen, gespannen door windassen, artillerie- wagens, achterlaadkanonnen, meerloopsgewe ren. Hij kende het gebruik van de parachute. Hij ontwierp vliegmachines en helicopte- ren. Maar hij bracht het niet tot de fabricage van nauwsluitende ijzeren platen en dus moest de Eeuw van de Machine nog tweehon derd jaar wachten G. Duyckinc 1c Sander, oud-directeurvan de Visscherijschool te IJmuiden is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. f Leest U reeds een ochtendblad? Neem er dan IJMUIPER COURANT als avondblad bij. FEUILLETON. (Een geval uit de praktijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche) do.or UDO VAN EWOUD. Nadruk verboden. 34) „Meneer-ezij wierp een blik op het kaartje, dat ze nog steeds in de hand hield en waarmee ze, tijdens het betoog van den vreemden bezoeker eenigszins nerveus op haar welverzorgde nagels had getrommeld „meneer Fedorra, ik ben u zeer erkentelijk voor de geboden steun, maar tot m'n spijt zal ik daarvan geen gebruik kunnen maken". De heer Fedorra trok een gezicht, alsof dat antwoord wel het laatste was, dat hij ver wacht had. ..Ons tehuis biedt alles, wat een jonge dame als u slechts verlangen kan" zei hij, min of meer beleedigd. ..-Daaraan twijfel ik geen moment", ant woordde de verpleegster, „maar uw vriende lijk aanbod komt in dit geval helaas te laat....» De oude heer schrok op. „Te laatEr lag werkeljjk iets van oprecht medelijden en zelfverwijt in den blik waarmee hij de verpleegster aanstaarde. Doch deze hielp hem met een spottend glim lachje uit den droom. „Ja, ik denk namelijk over een uur Düssel dorf te verlaten". Den heer Fedorra ontsnapte een zucht van yerlichting. i «Ah.... zoo", zei hij. „Maar mag ik u dan misschien vragen waar u heen denkt te gaan, opdat ik u het adres van ons thuis in die plaats kan verstrekken?" „Ook daarmee kunt u mij helaas niet van dienst zijn, meneer Fedorra. want ik keer terug naar mijn woonplaats, Brussel, waar het tehuis van uw vereeniging mijn ouder lijke woning zeke'r niet zal kunnen vervan gen". De oude heer stond glimlachend op. „Zóó ver strekt de hulp van onze vereeni ging zich niet uit", zei hij. „Waar ouderlijke zorg de jeugd omringt, is onze steun overbo dig. Maar belooft u mij", zoo besloot hij, haar de hand ten afscheid reikend, „dat u bij een volgend bezoek aan Düsseldorf onze ver eeniging niet zult vergeten". „Dat beloof ik u gaarne, meneer Fedorra", antwoordde de verpleegster plechtig en ter wijl ze' den ouden heer naar de deur verge zelde, voegde ze er, niet zonder ironie aan toe: „al meen ik dan ook, dat er waarschijn lijk vele anderen zijn. die uw hulp meer van noode zullen hebben Het perceel in de oude stad. De avond was reeds gevallen, oen inspec teur Sanders, nu weer in zijn gewone gedaan te hotel Eden verliet en even aan den uitgang toefde om den man, die tot taak had zijn gangen na te gaan, gelegenheid te geven zich van zii.n vertrek te overtuigen. Hij zag zijn achtervolger niet. maar noch tans voelde hij, dat in zijn onmiddellijke om geving een paar oogen hem scherp observeer de en hun geen enkele zijner bewegingen ontging. Na het onderhoud, dat hij als de oude heer Fedorra met Josephine Portelle in „Zwei- brückenhof" had gehad, had hij zich naar het hoofdbureau begeven, waar in een kort gesprek met den commissaris het plan was opgebouwd, aan welks uitvoering nu door ihem de eerste hand werd gelegd. Met den vastberaden tred van den man, die recht op zijn doel afgaat en met het ern stige voornemen zich daarbij door niets te laten weerhouden, liep hij de Schadowstrasse uit en daarna de Corneliusplatz dwars over stekend, bevond hij zich al spoedig in de oude stad, waar het op dit uur zoo levendig toevoeging, dat hij zich slechts met moeite een weg door de menigte kon banen. Bij het wa renhuis „Hartog", dat juist een groote uitver koop annonceerde, verdrongen zich honder den mannen en vrouwen voor den ingang en de étalages, zóó begeerig naar de koopjes, die er te halen waren, dat de veiligheid van het verkeer er door in gevaar werd gebracht. Tram- en autosignalen waren niet-van de lucht en Sanders was dan ook blij, toen hij de zijstraat ontdekte, welke toegang gaf tot een warnet van slopjes en steegjes, welke aan het oriënteeringsvermogen van een vreemde ling hooge eischen stelden. Dat was een deel van Düsseldorf dat door de bezoekers van Heinrich Heine's geboorteplaats gewoonlijk zorgvuldig vermeden wordt. Hier en daar klonken kijvende vrouwestemmen, vermengd met het geschrei van kinderen die wel in zeer groote getale in de bouwvallige, van ontucht en misdaad sprekende huizen, schenen te hokken. De spaarzame verlichting, hier en daar versterkt door het schijnsel van een lamp, dat door een geopende deur of het slechts ten deele door een rolgordijn bedekte raam van een kroegje naai buiten viel, ver mocht het armzalige sinistre karakter van deze omgeving slechts te accentueeren. Sanders had ook hier zijn stap vertraagd. Het ongelijke plaveisel, dat op sommige plaatsen geheel aan het oog onttrokken werd, maakte het trouwens onmogelijk snel te loo- pen. Hij had eenige straatjes doorkruist, toen een nauwelijks waarneembaar fluitsignaal hem plotseling op zijn schreden deed terug- keeren. Tot dusver had hij niet de moeite ge nomen zich te overtuigen, of hij gevolgd werd doch nu ontdekte hij op ongeveer vijftig me ter afstand een man, die in zijn richting kwam. Het was te donker in het straatje om op dezen afstand de gelaatstrekken van den man te onderscheidden en eerst toen zij elkaar wat meer genaderd waren, zag hij, dat het niet dezelfde persoon was, die hem 's middags zoo hardnekkig had achtervolgd en zich tenslotte tegenover Hotel Eden had opgesteld. Nu passee'rde de man een steegje; nog slechts enkele schreden en ze zouden elkaar voorbij gaan, doch plotseling zag Sanders uit het duister van dit slop twee an dere gedaanten te voorschijn komen, die zich zonder een oogenblik te bedenken, op zijn achtervolger wierpen en dezen vóórdat hij van den eersten schrik was bekomen, de handboeien hadden aangelegd. Sanders had den onverwachten overval zwijgend gadegeslagen. Toen alles achter den rug was en de gevangene, knarsetandend van woede en machteloosheid, onder veilige be waking door een zijner aanvallers werd weg geleid, trad de andere op Sanders oe, tikte even aan zijn slappen hoed en zei: „Alles is in orde, meneer. Het eerste bedrijf heeft, zoo als u gezien hebt. een vlot verloop gehad. Het wachten is slechte op u De inspecteur volgde nu den man die nie mand anders bleek te zijn dan een recher cheur van het hoofdbureau, wederom door eenige straatjes, tot deze plotseling zijn hand op Sanders' arm legde en hem fluisterend toevoegde: ..Hier begint het tweede bedrijf. Onze mannen hebben zich in de onmiddel lijke omgeving van het huis opgesteld en zuilen ons volgen, zoodra we naar binnen gaan. De hoofdinspecteur, die er ook bij is. zal zich bij ons aansluiten. Laat u alles maar aan hem over, 't is hem toevertrouwd". Zwijgend liepen zij nu verder de straat in. die gunstig afstak bij de nauwe sloppen, die Sanders zooeven alleen had doorkruist. Er bevond zich hier tenminste een behoorlijk trottoir, terwijl de huizen een minder ver waarloosden indruk maakten dan de schier onbewoonbare krotten, welke hij alleen was gepasseerd. Men zag hier zelfs een enkele huurkazerne, welker bewoners zich ook min der door schelden en schreien kenbaar ble ken te maken, doch ook deze gebouwen gin gen zij voorbij tot zij aan een perceel kwa men dat onmiddellijk opviel door de gunstige wijze, waarop het zich van de andere huizen in deze omgeving onderscheidde. De oud- Germaansche stijl, waarin het was opgetrok ken bewees, dat het een der eerste ééngezins woningen was, welke hier voor jaren, toen dit stadsdeel nog niet tot de volkswij ken'van Düsseldorf behoorde, waren gebouwd. Het had twee ramen aan de straat, welke niet verlicht waren en drie op elk der beide étages waarvan evenmin eenig teeken van leven naar buiten doordrong. Op hetzelfde moment, dat Sanders en de rechercheur aanstalten maakten te onder zoeken of de deur gesloten was trad uit het duister van een aangrenzend poortje een ge daante te voorschijn, die zonder een woord te zeggen, een looper in het slot stak, waarna dit onmiddellijk met een zachte klik open sprong. Nog steeds zwijgend trad het drietal in een donkere gang, waar de geheimzinnige gedaante, in wien Sanders den hoofdinspec teur vermoedde, even bleef staan. Een enkele biik overtuigde hen, dat zich in de op deze gang uitkomende vertrekken geen enkel menschèlijk wezen bevond. Geruïschloos klommen zij daarom de donkere trap op, waarvan de uitgesleten treden bewezen, dat wellicht duizenden voor hen reeds dezen tocht hadden ondernomen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1932 | | pagina 3