PEEK&CLOPPEM DE VEEDIEVEN artistenhaat. KINDERKLEEDING burgerlijke stand Een leus. IJMU|DER COURANT VRIJDAG 16 SEPTEMBER 1932 het atelier van den schilder waren de nden bijeen, een uitgelezen schare ver- -*mè arti'sten, meest schilders en letter- jü^en onder wie voornamelijk critici en ^visten. Zij lagen, zaten of stonden onge- e n^en 'zooals zij hun meerendeels bestu- j rde houdingen elegant pleegden te noe- en waren een sieraad voor het vertrek, just voor de eigen oogen. Want al en ze daar om de eigen interessante per- ifikheid te demonstreeren, en ieder had SC"f daarmee z00 druk. Phil dacht aan zijn ïnkere haar dat waaiend achterover gestre- v moest blijven zitten, dat gaf zijn bleeke Scht samen met de licht opgehaalde ,ct;iAii°els iets smachtends, hartstochte- JlGUS R. Iv, rjiivi oIIa Vi ny,'InM rfaan^^ngs" het zwarte fluweel van een 'gevoeligs te leggen en liet ze streelend a langs het zwarte fluweel van een 'anddoek; A at scheen in overgave met zijn t ^ebogen bovenlijf ergens vandaan een pk°rhythme te hooren allen waren ze ISeer onder den indruk van hun eigen Siding van den indruk dien het op den nder zou maken, dat niemand tijd had op den ander te letten. Mag ik je even een amice voorstellen", vroeg Phil en hij wees met een energiek ge- haar in de richting van een forschen jonge man die wat verbaasd en geërgerd ter zijde Sond ,Hij is een jong Duitsch schrijver, vnorai modern tooneelwerk; in zijn jeugd vonder een cent op zak gaan zwerven een Lort vlucht uit de beschaving nietwaar? !n no0- maar sinds enkele jaren weer in Berlijn gevestigd". Dan zweeg hij, trok zijn neusvleugels verachtelijk op, omdat de man dien hij introduceerde niet de minste neiging wrtoonde om zich als een smakelijk en ver rassend voorgerecht te laten opdienen, en nonchalant- terzijde bleef staan. Vik". zei Niek toen nadrukkelijk, maar w,si voor zich heen mompelend, „Vik, jij hebt eigenlijk de laatste tijd wel bar weinig geproduceerd". En hij keek in de richting van een spotziek gezicht dat iets schuin, teen den muur leunde om het licht van een schemerlamp gelegenheid te geven juist over zijn profiel te vallen. „En dat weinige is dam nog miserabel. Die laatste geschiedenis van je over Jojo bij voorbeeldbah, geen stijl, teen dynamiek. Kerel wat scheelt je?" zijn hand gr*0in een gebaar van kameraad schap schouder enkel om de slankheid van zijn vingers te toonen ..Ben jij de cri ticus met de puntige, sarcastische pen, die iedereen wist- te raken, die meedoogenloos wist te haten?" Hij zweeg, nog nadrinkend woord voor woord wat hij gezegd had, nog naluisterend den klank van iederen zin. Vik schoof wat naar voren, tuurde met half dichtgeknepen oogen door de wisselend grijze en blauwe rook van zijn sigaret. Dan, met zijn rug wat gebogen, zijn oogen strak naar den grond gericht, wachtte hij het ef fect van een klein spotlachje af, sloeg een arm over de leuning van een in de buurt staanden stoel, en zei met openhartig gebaar: „Och, ik wil je dat wel zeggen. Mijn kunst is 'gebaseerd op verachting, de haat inspireert me: ik schrijf sterk, alleen vanuit een ruime onpersoonlijke haat en zoolang mijzelf niets hindert, zoolang ik het leven prettig vind, een sigaret me smaakt en de muziek in „Germaine" vol koper en rhythme is. En, nou ja, dat is veranderd. Natuurlijk een vrouw. Ik hield van Lizzi. Ze was wat dom, maar lief dacht ik. Ze lachte vriendelijk, ik maakte illusies. Toen lachte ze hard en draaide zich om. Voel je hoe ik haar haat! Maar ach, wat doet dat er ook allemaal toe; genoeg is, dat er geen ruimte meer is voor een scherp en af en toe licht sarcasme, dat mijn haat zich niet vrij meer kan bewegen, en dat mijn domheid me het recht daartoe bovendien ontneemt. Ik sta niet meer in de wereld als een gezond hooghartig mensch, maar als een stakker tusschen andere stak kers. Ik was dom, mijn domheid hindert me!' Wrevelig draaide hij zich om en over zijn rug gleden veel medelijdende blikken. Alleen over het gezicht van Phil's bescher meling kwam een glimlach, hij liep tot mid den in het vertrek, bleef daar wijdbeens staan een keek de vriendenrij langs, zonder ergernis, maar met wat medelijden. „Praat toch niet over haat, je hebt nooit liefgehad, daarom is je kunst zoo armzalig. Praat niet over haat, je weet niet wat haat is, als je haar bij een sigaret kunt genieten, je weet niet wat haat is, als je een vrouw denkt te haten." En toen het stil bleef, ging hij door, plot seling langzaam en nadrukkelijk: „Haat is verschrikkelijk. Een heel klein voorval. Ik was een jongen, ik zwierf om een reden die ik niet meer weet, her en der, opgejaagd, en er waren dagen dat ik zonder een pfennig op zak rondliep. Op een van die dagen vond FEUILLETON. ik na een lange tocht een herbergje, waar het eten overdadig rook, de bedden wit en zoo om-diep-in-weg-te-zakken waren, en de herbergier, gul en rond was. Ik wist niet- wat ik meer verlangde: iets van het diepbruin ;ebraad streelend over mijn tong te voelen, of weg te glijden onder die koele witte lakens, heel ver weg. Ik stond zonder iets te zeggen lang bij het bed stil, en liep naar het dam pend gebraad op tafel, maar trof daar als een onbeweeglijk blok de herbergier, die me vastberaden naar de toonbank leidde en me vroeg of ik geen geld meer had. Ach, geld, wat beteekende geld nou naast de weelde van een bodemlooze slaap, of de rijkdom van malsch gebraden vleesch. Ik had toch geen geld gevraagd. Maar hij graaide plotseling zoo gul en breed in de la, hij lachte zoo veel belovend en zijn hand kwam zoo rijk bela den weer boven de toonbank, dat ik lachte en mijn kleine teleurstelling vergat. Ik hield mijn hand op van vreugde om een onver wachte, overdadige en spontane gift toen liet de dikke man stil lachend voor zich heen, met zijn kleine oogen op mij gevestigd en hoofdschuddend om mijn gretige hand, langzaam, treiterend en stuk voor stuk tus schen zijn vingers door het eene geldstuk na het andere rinkelend in de la terug verdwij nen tot op zijn uitgespreide vingers nog een armzalige pfennig achterbleef, en één die lang wachtte voor hij tuimelend óók naar be neden vi.elEn de man lachte, wees op zijn uitgestoken hand, met de eene pfennig, die grooter en grooter werd, zoo groot voor mijn starenden blik, dat ik hem bijna niet meer zien kon, omdat het een dicht afgeslo ten vlak werd voor mijn oogen, waar ik op aanstormde. Toen vingen heftige gele gol ven mij op en ik graaide met mijn armen in de lucht. Veel later het blijkt naderhand maar een twee minuten geweest te zijn zie ik mezelf recht overeind in die lage her berg staan, me omdraaien en weggaan en weer wandelen, maar niet alleen. Dagen lang was er iets wat me volgde, was er iets wat over al het uitzicht versperde: één sroote ont zaglijke ondoorzichtige pfennig, dagen lang kon ik niet vrij ademhalen, omdat de wereld helgeel voor mijn oogen danste en me ver schrikteZiet u, slechts een heel klein voorval, nietwaar!" VRIJDAG BESLISSING OVER HET PLAN- ASJES. Volgens de Tel. zal heden het comité vlieg tocht Nederland-Indië een beslissing nemen over het al of niet steun verleenen aan het plan van den luitenant-vlieger van Soester- berg D. L. Asjes, dat ongeveer een jaar ge leden bekend werd. Luitenant Asjes, evenals de luitenant-vlieger, die zou meegaan J. P. Schouw een oud H.B.S.'er uit Haarlem zou met een Pander-sport vliegtuig, speciaal ont worpen door den constructeur T. E. Slot van de Panderfabrieken, een vlucht naar Indië maken in drie a vier dagen. De vraag is n-u volgens de Tel. hoe de K.L.M. tegenover een dergelijk postvlucht staat, die waarschijnlijk niet het groote verlies van f 30.000 zou ople veren, dat een vlucht heen en weer van de K.L.M. veroorzaakt, en dat bijgepast wordt door de posterijen. De vlucht met een vlieg tuig, waarin geen passagiersaccomodatie be hoeft te zijn opgenomen, kan wellicht ren dabel zijn. (TOM MIX SERIE.) door CHARLES ALDEN SELTZER. 4)) .,Je hebt geen reden, om zoo'n vervloekt onschuldig gezicht te trekken", zei hij. Wan neer je beter op je zaken gelet hadt, zou je niet in zoo'n vervloekt rattenhol getrapt heb ben." De pony verwijderde zich langzaam en hij keek hem spottend na, terwijl hij op merkte^ „Misschien zou het ook niet ge beurd zijn, wanneer ik beter op mijn zaken bad gelet". Hij wendde zich weer tot den pony. „ik geloof, dat jij dit ook wel weet, Mustard. Je bent vrij slim". Het dier bevond zich nu op een kleinen af stand van de rots, waarop hij zat. Hij stond °P en hinkte er op één voet heen, terwijl hij den uitgetrokken schoen in zijn hand hield. Hij dacht er over, om met een blooten voet te rijden. Op de Two Diamond zou hij wel het «en of andere middel vinden, dat, met be hulp van een zwachtel, de natuur zou hel pen in Het passeerde en bosje mesquites de bloote voet maakte een slingerende bewe- pig. Een waarschuwend geratel; een platte, bruine kop, maakte een snelle schietende beweging. Ferguson stond verbluft stil, hijverloor baast zijn evenwicht door het plotselinge van den aanval. Hij hield nog altijd zijn laars vast, de vingers stevig er omheen, ge- Hij zweeg, hij stond angstig rechtop in de kamer, zijn mond was strak en daarachter was de stem verdwenen. Vik dacht aan Lizzi. Vlak onder zijn oogen liet zij al zijn verwachtingen langzaam door haar vingers glijden. Maar haar vingers waren mooi geweest. Ze had gelachen, hij voelde nog de beleediging ervan, maar tege lijk kwam bij de herinnering een bewonde rende blik op zijn gezicht. Vik dacht aan Lizzi en aan zijn haat die geen haat was en een kort oogenblik voor hij een nieuwe sigaret op stak, twijfelde hij of je een vrouw ooit werkelijk kon haten. Toen blies hij een rookgordijn voor zijn gedachten; en was, als altijd, gelukkig. IN ACHT DAGEN HEEN EN WEER NAAR INDIë. DE HEER H. LINDEMAN BESTUURDER VAN HET N. V. V. Naar Het Volk meldt is benoemd tot zesde bezoldigde Verbondsbestuurder van het Ne- derlandsch Verbond van Vakvereenigingen de heer H. Lindeman te Haarlem, secretaris van den Nederlandschen Litho-, Foto- en Chemigrafenbond, redacteur van het vakblad van dien bond, lid van het algemeen bestuur van de Internationale van Litho- en Che- migrafen, voorzitter van de afdeeling Haar lem van het Instituut voor Arbeidersontwik keling. De heer Lindeman is Amsterdammer van geboorte, en is oud-lid van den Raad van Dordrecht en van dien van Rotterdam. BERLIJN VAN HEDEN. Roofoverval met snelvuur op klaarlichten das, BEGELEIDERS VAN POSTAUTO NEERGESCHOTEN. BERLIJN, 15 Sept. Wolf fbureau) Hedenochtend omstreeks negen uur is voor het raadhuis van Charlottenburg een roof overval gepleegd waarbij den bandieten onge veer 40.000 mark in handen viel. Dagelijks worden de ontvangsten van tram en autobussen naar het stadhuis gebracht, zoo ook heden, Toen de beambten doende waren dit geld uit de autobus te laden, welke het vervoert, sprongen plotseling vier met revolvers ge wapende jongelieden naar voren en open den een snelvuur op de beambten, die allen getroffen neervielen. Vervolgens sprongen zij met een drietal kassetten in hun auto en snelden weg. Hoewel tijdens den overval een druk ver keer voor het raadhuis heerschte, gelukte het den roovers toch, onbekend te ontkomen. Vier beambten werden gewond, waarvan een zeer ernstig. Inspecteur Stadsbank overleden, Nader wordt uit Berlijn gemeld, dat de in specteur van de Berlijnsche Stadsbank Otto Meyer, die bij dezen roofoverval een kogel in 'het hoofd had gekregen in den loop van den ochtend is overleden. RUWIELDIEF AANGEHOUDEN. Op verzoek van de Haarlemsehe politie heeft de politie te 's Hertogenbosch aan gehouden en naar Haarlem overgebracht, een 29-jarigen bóeren-arbeider uit Zeist, die bekende in Haarlem een rijwiel gesto len en aan een 25-jarigen chauffeur ver- .o ,e hebben. Bij laatstgenoemde is het karretje in beslag genomen. Tevens wordt hij verdacht van oplichting, te Abcoude ge pleegd. De man is in verzekerde bewaring gesteld. DE CHINEESCHE PIRATEN- KONINGIN. Een Finsche journalist, die een lange reis gemaakt heeft door China, heeft het- zeld zame voorxepht gehad kennis te maken met de „Koningin van de piraten" en mocht zelf deelnemen aan een van de gevaarlijke roof tochten. De naam, die deze merkwaardige vrouw draagt, is kenmerkend voor haar. Zij heet Lai Tsjo Sjan, dat wil zeggen „Berg des Rijkdoms". Zij bezit dan ook twaalf zwaar bewapende schepen en heeft daarmee groote schatten verworven. Naar zij zelf vertelde, had haar vader die ook al hoofd was van een bende zee- roovers, vier zonen, die echter allen zijn ge storven. Zij was de eenige dochter, een klein zwak meisje, die niettemin alle reizen van den vader langs de Chineesche kust mee maakte. De overheden schijnen haar zoo ongeveer te hebben aangesteld als opzienster in haar operatiegebied, op voorwaarde, dat zij met •haar bende de visschersvloot beschermt. Daarvoor heft zij een belasting van de vis- schers en bezit tegelijkertijd het voorrecht zoo krachtig mogelijk tegen concutreerende benden op te treden. De min of meer erkende piratenkoningln voert dan ook een verbit terden strijd tegen haar concurrenten, die de koningin haar voorrechten misgunnen en zich wreken op de bevolking en de schepen, door elk schip, dat zij bemachtigen kunnen en de dorpen to plunderen. Lai Tsjo Sjan oefent dagelijks wraak dooT den anderen hun bezit weer t? ontnemen, waarbij zij on barmhartig te werk moet gaan. De „kóningin" is, naar zijzelf vertelt, ge huwd geweest. Doch na een twist over een kleine huiselijke aangelegenheid heeft Bij haar man gedood. Zij heeft twee zoons; de oudste studeert in Sjanghai en moet koop man worden; de ander bevindt zich op een van haar schepen en zal later de „onderne ming" erven. De „bemanning" van de „American Nurse", het vlieg tuig, dat van New York gestart is voor een Oceaan- vlucht met bestemming naar Rome. Men verkeert in on gerustheid over hun lot. V.l. n. r. de piloot Ulrich de verpleegster miss Newco mer en dr. Pisculli. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN ZEER RUIME SORTEERING ZEER VOORDEELIGE PRIJZEN klemd. Hij hief hem op, een zuiver onwille keurige beweging, alsof hij hem naar zijnarg listigen vijand wilde slingeren.Maar hij deed het niet. De arm zonk langs zijn zijde en zijn gelaat verbleekte langzaam. Versuft en onbe grijpelijk staarde hij naar de lenige ge daante die geruischloos weggleed door het, verwarde gras. Hij had er nooit over gedacht, dat een ratelslang hem zou kunnen bijten. Hij had er zooveel gezien, dat hij ze enkel be schouwde als een doelwit, om op te schieten, wanneer hij zich wilde oefenen .En nu was hij gebeten. Het onwezenlijke van het geval verbaasde hem. Hij keek in het rond naar de zwijgen de heuvels, naar de zon, die stond boven de bergtoppen, die zich boven hem welfde. Heu- veus, lucht en zon, alles leek zoo onwerkelijk. Het was alsof hij overgebracht was in een droomenland. Maar plotseling besefte hij zijn gevaarlij ken toestand en hij keerde weer terug tot de werkelijkheid. Hij keek neer op zijn voet. Een vurig wondje, zoo groot als een speldeknop teekende zich af op het vleesch naast de welving van den voet. Een klein bloedstroompje kwam er uit te voorschijn. Hij vergat de pijn van zijn verstuikten enkel en stond op beide voeten, zijn lichaam plot seling verstijfd, zijn gelaat rood van een plotselinge heftige woede, terwijl hij zijn ge balde vuist schudde tegen de verdwijnende ratelslang. „Jou vervloekte gluiper!" riep hij met schrille stem. Tegelijkertijd had hij een van zijn zware revolvers getrokken en zwaaide deze boven zijn hoofd. De krakende knal werd gevolgd door een plotseling geschuifel tusschen het gras en hij hinkte naderbij, waarop hij nog drie kogels op het stuiptrekkende bruine lichaam afschoot. Hij stond een oogenblik er overheen gebogen, terwijl hij in een woesten grijns zijn tanden liet zien.. „Je zult niemand anders meer bijten, ver vloekt beest!" riep hij uit. Onmiddellijk trof hem de zwakheid van zijn optreden. Hij bloosde en liet zijn hoofd hangen, terwijl een grimmige lach lang zaam de uitdrukking van schrik op zijn- gelaat verving. Zelden veroorloofde hij zijn gevoelens, om zich zoo duidelijk te openba ren. Maar de snelle aanval van den ratel slang, de verrassing, terwijl hij heelemaal niet aan zooiets dacht, het feit, dat hij ver verwijderd was van hulp en dat zijn leven in gevaar was dit alles had een verstorenden invloed op zijn zelfbeheersching. En toch ver ried deze glimlach, dat hij nog meester was van zichzelf. Vastberaden keerde hij terug naar de rots waarop hij gezeten had, trok zijn jas uit en scheurde de mouw uit zijn wollen hemd. Hij draaide deze mouw ineen, bij wijze van een ruw koord en bond dit losjes om zijn been, juist boven den enkel. Toen stak hij zijn mes tusschen dit geïmproviseerde koord en het been, zoodoende een soort tourniquet vormende. Vervolgens bevestigde hij het mes, door het hecht onder het koord te stoppen. Zijn bewegingen waren zeer beslist en zeker geweest en een paar minuten later hinkte hij naar zijn pony en sprong in het zadel. Hij had menschen gezien, die door een ratelslag waren gebeten had ze zien ster ven. En hij wist, dat het, wanneer hij niet binnen een half uur hulp kreeg, vrijwel nut teloos zou zijn, om er nog iets aan te doen. Binnen een half uur zou het gif zoover in zijn lichaam zijn doorgedrongen, dat het, practisch gesproken, nutteloos zou zijn om gebruik te maken van een der tegengiften, die de bewoners xan het land kenden. Door navraag te doen in Dry Bottom, was hij tot de ontdekking gekomen, dat de Two Diamond ranche ongeveer dertig mijlen van die stad verwijderd lag.. Wanneer hij acht mijlen per uur gereden had dan .had hij nu ongeveer vierentwintig mijlen van dien af stand afgelegd. Dus bleven er nog ongeveer zes over. En hij mocht niet hopen om deze HAARLEM, 15 September. Ondertrouwd 14 September: J. C. Klees en R. Teeuwen;; J. Boere en A. K. Scharmann;; J. J. C. de Best en J. C. E. van Empel; W. F. J. de Graaf en E. Maijer, C. van Mierlo en W. A. H. Kreuger; A. Z. J. Panbakker en M. Durczak; T. Gorter en G. Schaap; J. F. H. Toeset en K. J. C. Bruel; H. J. Schutte en G. J. Brussé. Getrouwd 14 September; P. A. Boelsma en M. H. Blokker; J. Dirks en C. J. Verdam; B. Bonsma en E. Stirzer; P. v. d. Bos en J. A. van Zutphen; H. Kol en G. Buur; J. C. A. Drost en S. J. Spaargaren. Bevallen 12 September: B. Makkes v. d. DeijlKuneman, 2 d.; 13 September: A. A. de VogelCramer, z.; M. Wijlackervan Essen, z.; H. W. Oor—Bliim, z. Overleden 13 September: M. C. Hora Schiltman, 80 j., Corn, van Noordestraat. zes mijlen tijdig genoeg af te leggen, om nog baat te vinden bij een tegengif. Zijn lippen verstijfden, grimmig staarde hij naar een sombere heuvelrij, die zich aftee- kende tegen de lucht. In Dry Bottom had den ze hem vertelid, dat de Two Diamond rancho ergens daarginder in een groot bas sin tusschen deze heuvels lag. „Ik geloof niet, dat ik er ooit zal komen," zei hij hardop sprekende. Daarop reed hij in norsche stemming ver der, zich zoo veel mogelijk in bedwang hou dende want hij had menschen gezien die door een ratelslang waren gebeten en die alle zelfbeheersching verloren hadden en het was geen aangenaam gezicht geweest. Er hing veel van af, dat hij kalm bleef; hij had wel eens gehoord, dat het heel slecht was, wanneer men, nadat men gebeten was, in de eerstvolgende oogenblikken te stork in spande; opwinding maakte, dat het gif zich nog sneller door het lichaam verspreidde. Daarom reed hij kalm aan, vermeed zorg vuldig ruwe gedeelten, maar bleef toch zoo dicht mogelijk bij het pad. „Wanneer het niet zoo'n diamantrug was geweest en vijf voet lang dan zou het koord, dat ik om mijn been gebonden heb, voldoende zijn," zei hij eenmaal hardop. Maar ik vrees, dat zij mij te pakken heeft". Een oogenblik kwam er een woest licht in zijn oogen. „Maar ik heb haar ook te pak ken. Zij was nog wel zoo brutaal om te den ken dat zij zich uit de voeten kon maken, nadat zij haar haken in mijn vleesch had ge slagen." Plotseling viel zijn oog op het saffraan gele licht, dat straalde aan den Westelijken hemel. Hij lachte in grimmigen spot. „Ik heb hooren beweren, dat een slang niet sterft voor zonderondergang hoe erg zij ook gewond is. Wanneer dat waar is en ik geen plaats bereik, waar ik hulp kan vinden, - denk ik dat het een wedstrijd wordt tusschen ons beiden, wie het eerst afreist". Even later liet hij Mustard stilhouden,, (Een onzer tooneelgezelscïiapperè heeft verklaard het nieuwe seizoen te beginnen onder de leuze: werken en niet praten.1 Onze tijd is arm aan daden, (Is dat heusch al eens beweerd?)". Onze tijd is rijk aan praten, (Is dat eerder geponeerd?) Onze tijd is zwaar van zorgen, (Heeft u dat zelfs al gehoord?)1 Onze tijd brengt weinig vreugden, (Kom ik daarmee laat aan 't woord?)] Onze tijd is sterk in zwakheid, (Is dat werklijk al gezegd?) Onze tijd is zwak in sterkte, (Is dat feit al vastgelegd?) Onze tijd nee, er komt nu iets, Dat u niet heeft overdacht, Onze tijd is rijk aan leuzen En deviezen, vol van kracht. Zit niet bij de pakken neder, Zet den kop er tegenin, Klemt de tanden op elkander En nog meer in dezen zin. Als dus een tooneelgezelschap Moedig voor het voetlicht stapt Met een daverende leuze, Wordt er nog niet hard geklapt. Maar toch is er iets bijzonders. Naar ik meen. in deze leus, Ik vind niet, dat het gezelschap Slaagde in zijn woordenkeus. Want dit: werken en niet praten, Past heel goed, haast overal, Toch lijkt: spelen en wel praten, Wel zoo goed in d i t geval. P. GASUS. richtte zich rechtop in het zadel en vestigde zijn blik op een groeten katoenboom, die naast het pad stond.Zijn hart bonsde vreese- lijk en, ondanks alle moeite, die hij deed, voelde hij, dat hij heen en weer zwaaide. Hij. had meermalen een ratelslang dit zien doen de platte, leelijlke kop opgeheven boven het gekronkelde lichaam, de gevorkte tong uit gestoken, met boosaardig glinsterende oogen, terwijl de kop en een gedeelte van het lichaam zich boven de kronkels verhief en sierlijk heen en weer zwaaide. Ja sierlijk, want ondanks haar afzichtelijk uiterlijk, had een ratelslang een zekere, ontstellende gemakkelijkheid van beweging een glij dende golvende beweging, die verborgen kracht en ingehouden energie verried. Meermalen werd hij, wanneer hij naar ze keek, geboeid door haar sierlijkheid en nu, terwijl hij in het zadel zat, vroeg hij zich af, of de invloed van een beet groot genoeg kon zijn, dat een gebeten persoon de slang na ging doen. Hij lachte, toen deze gedachte hem trof en drukte zijn sporen krachtig te gen Mustard's flanken, waarna hij voortreed langs den katoenboom, waarop hij had staan staren. „Duivels!" riep hij uit, toen hij den boom passeerde, „wat een gekke gewaarwording". Maar hij kon de „gewaarwording" niet kwijt worden en vijf minuten later, toen hij pro beerde om weer stil te blijven zitten, merkte hij, dat het zwaaien nog sterker geworden was. Het zadel scheen met hem heen een keer te schuiven, al klemde hij zijn ongewon- den voet nog zoo stijf in den stijgbeugel, hij kon het heen en weer slingeren niet verhin deren. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1932 | | pagina 3