DE VEEDIEVEN
Het veilig verkeer en de
Kon. Ned. Automobiel Club.
ÖE BESTE
ijmuider courant
DINSDAC 4 OCTOBER 1932
Nuttige wenken en raadgevingen.
Gebrek aan technische kennis is dikwijls
oorzaak van het feit, dat een automobilist
?nnder het zelf te weten met een wagen
-idfc waarvan de remmen of de stuurinrich
ting' soms ook beide, niet voldoen aan de
ISelijk daaraan te stellen eischen. Het slijta-
tfpnroces verloopt vooral bij middelmatig
Shruik van den wagen zeer langzaam. Dat
n zichzelf verheugend feit kan echter nood-
lifctte worden.
Doordat men zelden of nooit met een an-
re jn prima staat zijnde automobiel rijdt,
Snmt men, zonder het zelf te weten er toe om
de door eigen wagen geleverde prestaties vol-
doende te achten.
Gebeurt het eens een enkele maal, het-
_.pn dan nog tot de uitzonderingsgevallen
Sprekend kan worden, dat een autobezitter
ipT een anderen wagen rijdt, dan moet dit
3 een betere zijn, wil hij tot de ontdekking
tnmen dat zijn eigen wagen gebreken heeft,
waarvan hij het bestaan niet kende.
Is de tijdelijk in gebruik zijnde auto echter
dprhter dan is de kans groot, dat men zijn
5n voertuig ondanks de daaraan klevende
finten zoo al niet als de belichaamde dege-
ïiikheid dan toch op zijn minst als nog zeer
Ij bruikbaar gaat beschouwen.
Zooals reeds is gezegd en aan de practijk
ie ontleend, rijden vele automobilisten zon-
hpt het zelf te weten met een auto waarvan
Sr stuurinrichting of de remmen met vol-
JjLn aan de eischen, die men in verband me.
modern snelverkeer aan een auto mag stellen
7ii o-even zich geen rekenschap van het feit
Sat zij zich geleidelijk aangepast hebben aan
S6 in het mechanisme geslopen fouten en
arhten derhalve geen termen aanwezig om
hv hun reparateur opdracht te geven een
en'ander grondig na te zien en indien noodig
herstellingen uit te voeren.
Het- beantwoorden van de vraag of een
stuurinrichting van een meer gebruikte auto
aan de gestelde eischen voldoet, late men
steeds over aan een deskundige, die over vol
doend»1 ervaring beschikt, om te kunnen uit
maken in hoeverre de geconstateerde slijtage
toelaatbaar is.
Zuinigheids-overwegingen mogen den auto
mobilist er nimmer van terughouden, om dat
gene te doen, wat zijn plicht als menseh hem
Zij die automobielen verkoopen of verhuren,
houden steeds voor oogen, dat het afleveren
of medegeven van een niet in goeden staat
zijnde auto altijd gevaarlijk is, doch bepaald
misdadig, als een dergelijke wagen in handen
wordt gesteld van een volslagen leek, die
maar juist over de vereischte rijvaardigheid
beschikt en absoluut geen weg-ervaring heeft.
In handen van zulke menschen is een snel
le wagen reeds een gevaarlijk wapen, doch
dit wordt bepaald een moordwerktuig, als
stuur- of remmechanisme niet in goede orde
zijn. Men denke er steeds aan, dat de moge
lijkheid, dat dit wapen op een kwaden dag
;egen u of de uwen wordt gekeerd, niet is uit
gesloten.
De remmen
Hoewel men redelijkerwijs zou mogen ver
wachten, dat ieder, die een auto -bestuurt weet
welke eischen men aan de remcapaciteit van
een automobiel mag stellen in verband met de
te rijden snelheid en met den toestand van
het wegdek, wijst de droeve lijst van ongeval
len niet pijnlijke zekerheid uit, dat menigen
autobestuurder (ster) zelfs de meest elemen
taire kennis op dit gebied vreemd is. Waar
schijnlijk zijn velen, tijdens het onderricht om
tot rijvaardigheid te komen van deze materie
volkomen gespeend gebleven of hebben de
wetenschap als zijnde onbelangrijk en dus
als nuttelooze ballast overboord geworpen.
Hoe ter wereld is het anders bestaanbaar,
dat een auto waarmede tusschen twee
haakjes een doodelijk ongeval veroorzaakt is
- 24 M. op een droog stroef wegdek door
rijdt, als men deze, na haar op een snelheid
van 30 K.M. per uur te hebben gebracht, door
middel van de voetrem tot stilstand tracht te
brengen. De capaciteit der handrem van be
doelden wagen was zoo gering, dat men zich
afvraagt, of er wel een rem aanwezig was en
men niet, zooals bij een stuk speelgoed, het
enkele handle voldoende had geacht.
Ieder rechtgeaard weggebruiker zal huive
ren bij de gedachte dat zooiets mogelijk is en
een zucht van verlichting slagen, dat - door
de zorg van de politie weder een gevaar van
den weg wordt geweerd.
Op de vraag: „Is daar dan niets tegen te
doen, kan men dan geen maatregelen nemen
om althans eenige zekerheid te hebben dat
een auto, die kan rijden, eveneens tot stil
stand kan worden gebracht en wel op zooda
nige wijze, dat de veiligheid van het verkeer
daardoor niet in gevaar wordt gebracht?" is
slechts dit kort bevredigend antwoord moge
lijk: „Remonderzoek en bovendien niet alleen
straf voor den bestuurder van den niet rem-
menden wagen, doch ook voor hen die even
tueel den wagen tegen vergoeding afstonden,
of die uit zuinigheids-overweging de in hun
dienst gebruikte auto niet op de voorgeschre
ven wijze lieten onderhouden".
Goede banden een eerste vereischte
Met nadruk zij er op gewezen, dat gladde
banden waarvan dus het geprofileerde loop-
vlak zoo goed als of geheel is afgesleten,
de slipkans van den daarmede uitgerusten
wagen ernstig vergrooten. Dit feit op zichzelf
is reeds belangrijk genoeg om tot het aan
schaffen van nieuwe banden te besluiten doch
een andere zeer gewichtige factor maakt het
gebiedend noodzakelijk om met het oog op
persoonlijke veiligheid en die van andere
weggebruikers, gladde banden als zijnde on
bruikbaar zoo spoedig mogelijk door nieuwe
te vervangen.
Ook het gebruik van één of twee gladde
banden is te ontraden.
Een wagen, die aan den linkerkant op ban
den met ongesleten loopvlak en rechts op
gladde banden is gemonteerd, zal ook al
zijn de remmen op zichzelf perfect in orde
tijdens het remmen op een glad wegdek
spoedig van richting veranderen, hetgeen
uiterst gevaarlijk is en de aanleidende oor
zaak kan zijn van een gevaarlijke slip met
alle gevolgen van dien.
De verlichting.
Nu de winter nadert verdient het aanbeve
ling om de verlichting van de auto aan een
nader onderzoek te onderwerpen. Vele auto-
molibisten, die gedurende den zomer weinig
of in het geheel niet in de duisternis hebben
gereden, zijn verplicht dikwijls mot begrii-
pelijken tegenzin om dit gedurende het
koude jaargetijde wel te doen en moeten der
halve van hun lantaarns gebruik gaan maken.
Ondanks rusteloos zoeken en experimentee
ren van bekwame technici is men er al
heeft men zeer veel bereikt tot op heden
nog steeds niet in geslaagd om een automo
biellantaarn te maken, welke den weg zooda
nig verlicht dat snel en veilig gereden kan
worden zonder dat tegenliggers, ten gevolge
van verblinding het rijden zoo goed als on
mogelijk wordt gemaakt.
De stand, dien de lantaarns innemen ten
opzichte van den wagen en van het te ver
lichten weggedeelte, is zeer belangrijk; maar
al te vaak wordt daaraan niet de juiste waar
de gehecht. Niet goed gerichte lantaarns ver
lichten niet alleen slecht den te berijden weg.
doch vaak verblinden zij tegenliggers, ook ai
branden zij gedempt.
Het verdient daarom aanbeveling om met
zorg na te gaan, liefst met een deskundige te
overleggen, wat er door toepassing van de
meest moderne gloeilampen-en door het rich
ten van de lantaarns kan worden gedaan om
de grootst mogelijke veiligheid te verzekeren.
Richtingaanwijzers, achter- en stoplamp zijn
zeer belangrijke apparaten.
De richtingaanwijzers stellen den automobi
list in staat om aan andere weggebruikers tij-
De Duitsche rijkspresident Paul von Hinden burg, die Zondag zijn S5sten verjaardag
vierde, bij het verlaten van het „Rsichsehren mal" waar hij een krans had neergelegd.
dig het sein te geven dat hij van richting
wenscht te veranderen. Het is daarom uiterst
belangrijk, dat deze apparaten zoodanig
worden aangebracht dat zij zichtbaar zijn
voor alle weggebruikers, onverschillig of deze
zich vóór dan wel achter den betreffenden
wagen bevinden.
De stoplamp is eveneens een belangrijk
seinapparaat. Het stelt andere weggebruikers
in staat om hun snelheid te regelen naar den
voor hen rijdenden wagen
Het lampje gaat automatisch branden zoo
dra de voetrem wordt gebruikt. Controle of
het inderdaad brandt, zoodra het remmecha
nisme wordt aangezet, is derhalve af en toe
noodzakelijk. Het controleeren is zeer een
voudig. Men behoeft slechts onder het aan
zetten der rem de gedragingen van den wij
zer van den amperemeter te volgen. Brandt
het lampje, dan zal deze wijzer een zeker
stroomverbruik aangeven; in het tegenover
gestelde geval echter niet.
Aanbeveling verdient het om lampen in re
serve mede te nemen.
Verder kunnen tijdens mist speciale lenzen
of lampen veiliger rijden mogelijk maken en
dus onschatbare diensten bewijzen.
Goed en veilig rijden
Tot zoover de voornaamste maatregelen met
betrekking tot het juiste onderhoud van de
auto ten bate van de verkeersveiligheid.
Het spreekt vanzelf dat ook de gedragingen
van den automobilist zelf van grooten invloed
kunnen zijn op de daling van de ongevallen-
cijfers.
Vanzelfsprekend wordt het rijden 's avonds
of 's nachts moeilijker wanneer dit onder ver
schillende omstandigheden plaats vindt.
Men moet niet denken dat goed en veilig
rijden gedemonstreerd wordt, door b.v. op kor
te rechte weggedeelten met groote snelheid te
rijden en bij bochtige trajecten door het af
snijden van onoverzichtelijke bochten bij ande
ren den indruk te vestigen dat men inder
daad bevoegd is om zichzelf en anderen zon
der eenig gevaar voor lijfsbehoud 'te vervoe
ren- neen dat is het niet!
Een goed rijder met jarenlange wegerva-
ring zal zonder eenige twijfel op rechte weg
gedeelten zijn snelheid tot een zekere grens
opvoeren, doch daarbij terdege rekening hou-
KNAC.
VEILIGHEIDS WEEK
3-8 October.
Goede banden, vooral op gladde
wegen een rem waar II op aan
kunt zijn in de komende maanden
den met de mogelijkheid dat een plotseling
steppen noodzakelijk is.
Hij zal gedurende het rijden zijn oogen niet
richten b.v. 100 a 150 Mr. voor zich uit, doch
er bij denken dat een zoo ruim mogelijk ge
zichtsveld hem voor het observeeren van zij
wegen zoowel links als rechts te stade zal
komen.
He* nemen van bochten hetzij naar link?
oi rechts moet altijd zoodanig geschieden dat
voor andere weggebruikers niet het minste ge
vaar ontstaat. Helaas hoe vaak constateert
men niet dat de automobilist zich daaraan
niet houdt en wel om de eenvoudige reden,
dat geen politie aanwezig is, die hem op zijn
overtreding kan betrappen.
Ideaal zou het zijn dat elk automobilist de
witte lijn, welke men tegenwoordig in de as
van den weg bij het nemen van scherpe boch
ten zeer veel aantreft, eerbiedigde en het zijr
plicht achtte, op dat gedeelte van den weg te
blijven, waar hij behoort: ware dat het geval
stellig zouden minder ongevallen daarvan het
gevolg zijn.
Niet voor niets zijn de goede automobilis
ten tot de overtuiging gekomen, dat het juist,
„de andere" is, die een ongeluk veroorzaakt.
Die andere dan heeft al heel wat ongelukken
op zijn geweten. Nu eens doemt hij op als de
rijder die een door hem ingehaalden automo
bilist snijdt d.w.z. tijdens het passeeren
vlak voor diens wagen weer naar rechts uit*
wijkt dan weer als de onverlaat, die plot
seling achter een vrachtwagen of autobus of
iets dergelijks te voorschijn komt en daarbij
de hem tegemoet rijdende auto den weg ver
spert Velen van die anderen beseffen dikwijl'-
niet eens welk een bron van gevaar zij door
hun rijden opleveren. Zij stoppen in bochten,
openen het portier aan de linkerzijde, rijden
op een breeden weg zóóver naar links, dat zij
iederen anderen achteroprijdenden wagen
noodzaken óf in te houden óf geheel op de
linkerhelft van den weg voorbij te rijden,
kortom zij houden hoegenaamd geen rekening
met de nuchtere factoren welke éen-vèilig en
vlot verkeer beïnvloeden-.
Een goed en veilig verkeer voor allen die
langs den weg zijn, zal alleen dan mogelijk
zijn wanneer zij zich te allen tijde verplicht
gevoelen, zich ten strengste aan dë regels var
den weg te houden; ook om zich terdege re
kenschap te geven van alle weersinvloeden or
elk weggedeelte, en tenslotte nauwkeurig- te
letten op de gedragingen van andere wegge
bruikers.
niet pompeus, maaT bescheiden en eenvou
dig. waarbij echter hartelijke vriendschap
en vereering niet ontbreken.
Had hij dit kunnen aanschouwen, niets zou
hem liever zijn geweest, nie s zou hem meer
hebben getroffen, omdat alles spontaan is
gegaan. Spr. dankt allen die hebben mee
gewerkt om den gedenksteen te plaatsen.
Hierna onthulde de heer Boekman den gevel
steen, bestaande uit een hardsteenen plaat,
waarop staat: „Een groep Jordaanvrienden
plaatste dezen steen "ter herinnering aan
Israël Querido, die hier zijn werk „De Jor-
daan" schiep" en daaronder ,1 October 1932".
Een lauwerkrans met rood, zwarte linten
hechtte de heer Boekman aan den steen.
Vervolgens hebben mevrouw Liesbet- San
dersHertsberg en mevrouw Annie Ver
hulst enkele gedeelten voorgelezen uit het
werk van Querido.
Tenslotte voerde nog het woord de heer
S. Marinus, voorzitter van het comité uit de
Jordaansche vrienden die het initiatief tot
het plaatsen van, den gedenksteen hadden
genomen. Spr. zei-de o.m. het volgende: „Toen
Querido nu meer dan 20 jaar geleden hier
heen kwam, en velen onzer nog pas kinde
ren waren, hadden wij geen begrip van wat
hij nu eigenlijk be toekende Al heel gauw
echter wisten wij precies wat wij aan hem
hadden, wij wisten dat wij een „mensch" in
ons midden hadden en wij leerden van hem
dat een gewoon mensch ook wel een groot
man kan zijn:. Sedert zijn komst waren wij er
niet weinig trotsch op Jordaners te zijn."
„Spr. dankte den wethouder en de beide da
mes, die gedeelten uit Querido's werken had
den voorgelezen.. Een broeder van den
schrijver, de heer D. Querido dankte den
heer Boekman en den heer Marinus voor de
hulde zijn broeder bewezen.
De eenvoudige maar indrukwekkende plech
tigheid was hiermede geëindigd. Tal van
buurtbewoners kwamen thans voor de wo
ning den steen bezichtigen.
JORDANERS BETUIGEN HUN
LIEFDE VOOR QUERIDO.
GEDENKSTEEN IN HET HUIS WAAR HIJ
WERKTE.
Zaterdag is in de Jordaan de nagedachte
nis van Israël Querido gehuldigd door eend
gen zijner vrienden uit deze buurt.
Hun plan om op 1 October een gedenk
steen te plaatsen in het huis Eerste Gouds
bloemdwarsstraat 17, waar hij een tijdlang
woonde, is in vervulling gegaan.
Onder groote belangstelling, omgeven door
een aantal vrienden en vereerders van wij
len Qu-erido, heeft wethouder Boekman,
staande voor het huis den steen onthuld.
De wethouder herinnerde er aan, dat het
heden de 60ste verjaardag was van wijlen
Querido. Men had zich gevleid den leven
den kunstenaar te eeren. Nu moet het blijven
bij een posthume hulde en nu doen we dit
MIDDENSLUIS TE T 'MUIDEN
AANGEVAREN.
ERNSTIG BESCHADIGD.
AMSTERDAM, 3 Oct. (V.D.) Het Neder-
landsche stoomschip „Titus" van de Konink
lijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij
is gistermorgen bij het binnenkomen te
IJmuiden in aanvaring gekomen met de
middensluis, waardoor deze ernstig bescha
digd werd.
Het schip heeft do reis naar Amsterdam
voortgezet.
Anti-boutade.
Ik peins, waarover ik het heden
Nu weer eens met u hebben zal;
Wat houdt u in 't bijzonder bezig,
O, wacht maar eens, ik weet het al.
Ik vind het heerlijk, als je 's morgens
Verkwikt weer naar je werk toe gaat
En striemende October regen,
In j' uitgeslapen facie slaat.
Dat stimuleert en werkt verfrisischend
Wanneer je weer een dag begint,
Vooral ook als het vergezeld gaat
Van lo-eienden Octoberwind.
Die geeft je prettige voldoening
In een verjongd besef van kracht,
Een nieuwe stap in 't volle leven,
Na een bewusteloozen nacht.
Ik snuit mijn neus met enthousiasme.
Het brengt weer klaarheid in je kop,
Ik vind het heerlijk om tc niezen,
Daar lucht je weer eens fijn van op.
't Wordt kouder en ik denk met vreugde:
Waarvoor heb ik een winterjas,
Wanneer het altijd zomer ware,
Wat deed ik met mijn wollen das.
En 's middags laat. als ik naar huis ga,
Dan valt de schemer al weer in,
Ik loof het kunstlicht en de kachel,
Ze brengen knusheid in ;t gezin
Ik zeg maar, al 't klimaat.gemopper,
Is zonder nut en daarom dom,
Het brengt toch voor een reeks van
maanden
De zomerwarmte niet weerom.
P. GASUS.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 3 October.
Ondertrouwd 1 October: N. de Haas en T.
Woudt.
Bevallen 29 September: J. Hamburgervan
Os, z.; 30 September: A. van Steen—Franken,
z.;J. BakkerRoosen, z.; 1 October: C. J. M.
KoelemeijerPrenen, d.; G. Verwoerdt
Pauw, d.
Overleden 30 September, P. den Dekker, 67
j„ Regulierstraat; W. A. Tiggelooven, 67 j.,
K. Hofstraat; J. Schuil—v. d. Laan, 59 j., Ver-
spronckweg; M. E., 2 j., d. v. E. Wijker,
Wicherstraat.
FEUILLETON.
(TOM MIX SERIE.)
door
CHARLES ALDEN SELTZER.
19)
Zij keerde zich om en keek hem strak
aan. „Och kom", zei ze, „ik kan niet denken,
dat ons wegloopen zoo'n verrassing voor je
was. Zie je, je gaf ons laatst een voorbeeld,
tee je moet weglcopen".
Hij wist oogenblikkelijk, dat zij doelde op
zijn vorig vertrek dien avond, toen zij liet
doorschemeren, dat zij van plan was, om
tem in haar boek te zetten. Zij wierp hem
weer een blik toe en zag, hoe hij kleurde
Tan verlegenheid,maar hij scheen nu niet van
Plan te zijn om weg te loopern.
i.Ik heb over je woorden nagedacht", ant
woordde hij. „Maar je kunt mij niet in een
teek zetten. Je weet niets van mij. Je weet
niet wat ik denk. Hoe zou je 'dat dan kun-
ten doen?"
..Natuurlijk" antwoordde zij, zich nu ge-
teeli tot hem keerende en in allen ernst
sprekende, „is het verhaal een verdieht-
^1 en de intrige zal geen werkeliiken grond
«ebben. Maar ik zal al mijn best doen, om
tejn karakters natuurlijk te laten spreken en
aandelen. Daarvoor zal ik de menschen
Jter karakter ik wil schetsene, dienen te
testudeeren."
Zen heimelijke vroolijkheid maakte zich
Tan hem meester. „Je denkt er dus nog altijd
p om- mij in je boek te zetten?" vroeg
Zij knakte glimlachend.
„Dan had je het mij niet moeten vertellen"
zei hij zeer ernstig.
„Dat was niet eng verstandig van je.
Ben je niet baang, dat ik opgeschroefd zal
gaan doen? Wanneer ik dat deed zou je niet
het karakter krijgen dat je wilt hebben."
„Daar heb ik ook over gedacht", antwoord
de zij ernstig. „Als je dat soort man waart,
zou ik je niet kunnen gebruiken voor mijn
boek. Hoe weet je dat ik het je niet verteld
heb, om te zien of je je zoo zoudt aanstel
len?"
Hij krabde op zijn hoofd en keek haar
ernstig aan. „Tk geloof, dat je mij te glad
af bent" zei hij.
De uitdrukking van oprechte vroolijkheid
gewonnen te geven. Op en top een jongen
Hij stond voor haar, ten volle bereid om zich
gewonnen te geven. Ip en top een jongen,
leek hij haar een volwassen jongen, zeker,
maar met jongensachtige geestdrift, ingevin
gen en edelmoedigheid. Toch lag er iets in
zijn oogen dat getuigde van bewuste macht,
van een absoluut vertrouwen op zajn geschikt
heid om voor zichzelf te zorgen, zelfs in dit
land, waar deze eigenschappen de voor
naamste levensvoorwaarde vormden.
Een zonderlinge aandoening maakte zich
van haar meester, haar plotseling versnelde
polsslag zei, dat er ndets nieuws- in haar le
ven was gekomen. Zij slaakte een diepen,
verschrikten zucht en voelde, hoe haar wan
gen vuurrood werden. Snel keerde zij haar
hoofd am en keek uit over de vlakte, terwijl
zij hem liet staan, nauwelijks bewust van
haar verlegenheid.
„Ik geloof, dat je al wat van dat boek ge
schreven hebt, zei hij, toen hij de papieren
zag, die op het rotsblok naast haar lagen.
„Ik begrijp niet, waarom je een Westersche
geschiedenis wilt schrijven. Stellen de men
schen in het Oosten er zooveel belang in
wat hier gebeurt?"
Plotseling dacht zij aan zichzelf. Hadi zij
het interessant gevonden? Zij keek hem
vluchtig aan, daar zij hem nu van een ander
standpunt leerde kennen en voelde een
eigenaardige, nieuwe belangstelling voor
hem.
„liet zou vreemd zijn als zij het niet de
den", antwoordde zij. „Wel het is het eeni
ge stukje wereld, waar nog iets romantisch
is overgebleven'. Je moet bedenken, dat dit
een jong land is; dat zijn geschiedenis be
trekkelijk laat begon. Engeland kan schrij
ven over zijn feodale baronnen; Frankrijk
over zijn oude aristocratie; maar Amerika
kan alleen terugzien op de Koloniale periode
en het Westen".
„Misschien heb je gelijk", zei hij, niet over
tuigd. „Maar ik geloof niet, dat hier veel
romantisch is te vinden. Tenminste, wan
neer het er is dan weet het zich goed ver
borgen te houden".
Zij glimlachte en dacht aan het ro
mantische, wat hem omringde waarvan
hij zich, blijkbaar niet bewust was.
Voor hem beteekende romantiek de lich
ten, de menigte, de vermaken, de glinstering
en het klatergoud der Oostersche steden,
waarvan de geruchten uit allerlei bronnen
tot hem waren gekomen. Voor haar was dit
alles niets nieuws meer wanneer dit al
ooit het geval was geweest- en zij moest
het romantische dus zoeken in het nieuwe,
het ongewone, het ongebruikelijke. Het Wes
ten bezat dit alles, daarom moest hier het
romantische te vinden zijn.
„Natuurlijk lijkt jou dit alles heel gewoon"
antwoordde zij, „misschien zelfs wel eentonig
Want je hebt hier lang gewoond."
Hij lachte. „Ik heb veel gereisd", zei hij.
„Ik ben in Californië geweest, in Dakota,
Wijoming, Texas en Arizona. En nu ben ik
hier. Tenzij men andere menschen, ont
moet-, is dit land vrijwel overal hetzelfde.
„Je moet een massa ondervinding opge
daan hebben", zei ze. „En je bent nóg niet
eens erg oud"
Hij keek haar ernstig aan. „Ik zou zeg
gen dat ik voor dit land ongeveer den mid
delbaren leeftijd bereikt hebt. Zie je, den
menschen worden hier niet erg oud. ten
zij ze vreeselijk voorzichtig zijn."
„En jij bent niet voorzichtig geweest?"
Hij lachte ernstig. „Ik geloof niet, dia-t jij
het voorzichtig zoudt noemen. Maar ik leef
nog."
Zijn woorden waren wonderlijk vrij van
snoeverij.
„Dat bebeekent, dat je aan de gevaren
ontsnapt bent", zei ze. Ik heb hooren bewe
ren, dat in dit land de veiligheid van een
man grooten deels afhangt van zijn handig
heid in het snel en zeker schieten. Ik ver
moed, dat je als een goed schutter bekend
staat?"
De vraag was al te zeer op den man af.
Zijn oogen kregen een listige uitdrukking.
„Ik geloof dat je nu aan je boek denkt,
zei hij. „Er zijn een massa mannen, die
kunnen schieten. Je kunt gerust zeggen, dat
het allemaal goede schutters zijn. Ik heb
je verteld van de mannen, die niet goed
kunnen schieten. Zij moeten vreeselijk voor
zichtig zijn, of ze zijn er geweest, 't Is altijd
de een of de ander".
„Och hemel!" riep zij, licht huiverend
uit. „In dat geval vermoed ik, dat de held
in mijn boek een goed schutter zal moeten
zijn." Zij lachte. „Ik zou niet graag hebben
dat hij halverwege mijn verhaal gedood
werd, Ik begin te gelooven, dat ik een twee-
re vol verschutter van hem zal moeten ma
ken. Ik vermoed, dat die als goede schut
ters bekend staan."
„Ik heb er gekend die het niet waren"
antwoordde hij ernstig en kortaf.
t;Hoe heb je dat bewezen?" vroeg zij plot
seling.
Maar hij liet zich niet vangen. „Ik heb
niet gezegd, dat ik het bewezen heb", be
weerde hij. „Maar ik heb het zien bewijzen."
„Hoe bewijzen?"
„Wel", antwoordde hij, terwijl zijn oogen
glinsterden van plezier, „zij zijn er'niet
meer, juffrouw.
„O, Dus het gaat niet op. dat een man,
die twee revolvers draagt meer kans heeft
om in leven te blijven, dan de man die er
maar één draagt?"
„Ik zou denken van niet."
„Ik zie, dat je de uiteinden van je hol
sters vastgebonden hebt", zei ze, terwijl ze
er naar keek. „Waarom heb je dat ge
daan?"
„Och verklaarde hij, op een weinig gerek-
ten toon, „ik heb het altijd dwaas ge
vonden om de kans te loopen een ongeluk
te krijgen. Het kon gebeuren, dat je het niet
meer na kunt vertellen. Wanneer je de uit
einden van je holsters vastbindt, kunnen je
revolvers niet slingeren. Ik heb mannen ge
kend, die misgrepen, omdat hun revolver
verschoven was. Naderhand waren ze niet
zoo vlug meer."
„Dan zal ik van mijn held een twee-revol-
verschutter moeten maken" zei ze. „Dat staat
vast. Welnu, het volgende, dat mij te doen
staat, is acht geven op zijn karakter. Ik
geloof, dat hij absoluut geen vrees mag ken
nen en eerlijk moet zijn en niet in staat, om
een onwaardige daad te doen. Dunkt je ook
niet?"
Onder het spreken was hij dichter bij
haar gekomen en stond nu naast het rots
blok, waar zijn eene voe: op rustte. Op
haar vraag keek hij plotseling omlaag naar
zijn voet, die hij zenuwachtig heen en weer
bewoog, terwijl een blos opsteeg boven de
blauwe das. die hij om zijn hals had en
zich langzaam uitbreidde over zijn gezicht.
„Dunkt je ook niet?" herhaalde zij, terwijl
haar oogen een oogenblik de zijne ont
moetten.
„Wel, natuurlijk," antwoordde hij plotse
ling; zijn woorden werden op scherpen toon
gesproken, alsof hij eerst op dat oogenblik
zich bewust werd van het belangrijke van
deze vraag.
("Wordt vervolgd.),