DE VEEDIEVEN Het veilig verkeer en de Kon. Ned. Automobiel Club. ÖE BESTE ijmuider courant DINSDAC 4 OCTOBER 1932 Nuttige wenken en raadgevingen. Gebrek aan technische kennis is dikwijls oorzaak van het feit, dat een automobilist ?nnder het zelf te weten met een wagen -idfc waarvan de remmen of de stuurinrich ting' soms ook beide, niet voldoen aan de ISelijk daaraan te stellen eischen. Het slijta- tfpnroces verloopt vooral bij middelmatig Shruik van den wagen zeer langzaam. Dat n zichzelf verheugend feit kan echter nood- lifctte worden. Doordat men zelden of nooit met een an- re jn prima staat zijnde automobiel rijdt, Snmt men, zonder het zelf te weten er toe om de door eigen wagen geleverde prestaties vol- doende te achten. Gebeurt het eens een enkele maal, het- _.pn dan nog tot de uitzonderingsgevallen Sprekend kan worden, dat een autobezitter ipT een anderen wagen rijdt, dan moet dit 3 een betere zijn, wil hij tot de ontdekking tnmen dat zijn eigen wagen gebreken heeft, waarvan hij het bestaan niet kende. Is de tijdelijk in gebruik zijnde auto echter dprhter dan is de kans groot, dat men zijn 5n voertuig ondanks de daaraan klevende finten zoo al niet als de belichaamde dege- ïiikheid dan toch op zijn minst als nog zeer Ij bruikbaar gaat beschouwen. Zooals reeds is gezegd en aan de practijk ie ontleend, rijden vele automobilisten zon- hpt het zelf te weten met een auto waarvan Sr stuurinrichting of de remmen met vol- JjLn aan de eischen, die men in verband me. modern snelverkeer aan een auto mag stellen 7ii o-even zich geen rekenschap van het feit Sat zij zich geleidelijk aangepast hebben aan S6 in het mechanisme geslopen fouten en arhten derhalve geen termen aanwezig om hv hun reparateur opdracht te geven een en'ander grondig na te zien en indien noodig herstellingen uit te voeren. Het- beantwoorden van de vraag of een stuurinrichting van een meer gebruikte auto aan de gestelde eischen voldoet, late men steeds over aan een deskundige, die over vol doend»1 ervaring beschikt, om te kunnen uit maken in hoeverre de geconstateerde slijtage toelaatbaar is. Zuinigheids-overwegingen mogen den auto mobilist er nimmer van terughouden, om dat gene te doen, wat zijn plicht als menseh hem Zij die automobielen verkoopen of verhuren, houden steeds voor oogen, dat het afleveren of medegeven van een niet in goeden staat zijnde auto altijd gevaarlijk is, doch bepaald misdadig, als een dergelijke wagen in handen wordt gesteld van een volslagen leek, die maar juist over de vereischte rijvaardigheid beschikt en absoluut geen weg-ervaring heeft. In handen van zulke menschen is een snel le wagen reeds een gevaarlijk wapen, doch dit wordt bepaald een moordwerktuig, als stuur- of remmechanisme niet in goede orde zijn. Men denke er steeds aan, dat de moge lijkheid, dat dit wapen op een kwaden dag ;egen u of de uwen wordt gekeerd, niet is uit gesloten. De remmen Hoewel men redelijkerwijs zou mogen ver wachten, dat ieder, die een auto -bestuurt weet welke eischen men aan de remcapaciteit van een automobiel mag stellen in verband met de te rijden snelheid en met den toestand van het wegdek, wijst de droeve lijst van ongeval len niet pijnlijke zekerheid uit, dat menigen autobestuurder (ster) zelfs de meest elemen taire kennis op dit gebied vreemd is. Waar schijnlijk zijn velen, tijdens het onderricht om tot rijvaardigheid te komen van deze materie volkomen gespeend gebleven of hebben de wetenschap als zijnde onbelangrijk en dus als nuttelooze ballast overboord geworpen. Hoe ter wereld is het anders bestaanbaar, dat een auto waarmede tusschen twee haakjes een doodelijk ongeval veroorzaakt is - 24 M. op een droog stroef wegdek door rijdt, als men deze, na haar op een snelheid van 30 K.M. per uur te hebben gebracht, door middel van de voetrem tot stilstand tracht te brengen. De capaciteit der handrem van be doelden wagen was zoo gering, dat men zich afvraagt, of er wel een rem aanwezig was en men niet, zooals bij een stuk speelgoed, het enkele handle voldoende had geacht. Ieder rechtgeaard weggebruiker zal huive ren bij de gedachte dat zooiets mogelijk is en een zucht van verlichting slagen, dat - door de zorg van de politie weder een gevaar van den weg wordt geweerd. Op de vraag: „Is daar dan niets tegen te doen, kan men dan geen maatregelen nemen om althans eenige zekerheid te hebben dat een auto, die kan rijden, eveneens tot stil stand kan worden gebracht en wel op zooda nige wijze, dat de veiligheid van het verkeer daardoor niet in gevaar wordt gebracht?" is slechts dit kort bevredigend antwoord moge lijk: „Remonderzoek en bovendien niet alleen straf voor den bestuurder van den niet rem- menden wagen, doch ook voor hen die even tueel den wagen tegen vergoeding afstonden, of die uit zuinigheids-overweging de in hun dienst gebruikte auto niet op de voorgeschre ven wijze lieten onderhouden". Goede banden een eerste vereischte Met nadruk zij er op gewezen, dat gladde banden waarvan dus het geprofileerde loop- vlak zoo goed als of geheel is afgesleten, de slipkans van den daarmede uitgerusten wagen ernstig vergrooten. Dit feit op zichzelf is reeds belangrijk genoeg om tot het aan schaffen van nieuwe banden te besluiten doch een andere zeer gewichtige factor maakt het gebiedend noodzakelijk om met het oog op persoonlijke veiligheid en die van andere weggebruikers, gladde banden als zijnde on bruikbaar zoo spoedig mogelijk door nieuwe te vervangen. Ook het gebruik van één of twee gladde banden is te ontraden. Een wagen, die aan den linkerkant op ban den met ongesleten loopvlak en rechts op gladde banden is gemonteerd, zal ook al zijn de remmen op zichzelf perfect in orde tijdens het remmen op een glad wegdek spoedig van richting veranderen, hetgeen uiterst gevaarlijk is en de aanleidende oor zaak kan zijn van een gevaarlijke slip met alle gevolgen van dien. De verlichting. Nu de winter nadert verdient het aanbeve ling om de verlichting van de auto aan een nader onderzoek te onderwerpen. Vele auto- molibisten, die gedurende den zomer weinig of in het geheel niet in de duisternis hebben gereden, zijn verplicht dikwijls mot begrii- pelijken tegenzin om dit gedurende het koude jaargetijde wel te doen en moeten der halve van hun lantaarns gebruik gaan maken. Ondanks rusteloos zoeken en experimentee ren van bekwame technici is men er al heeft men zeer veel bereikt tot op heden nog steeds niet in geslaagd om een automo biellantaarn te maken, welke den weg zooda nig verlicht dat snel en veilig gereden kan worden zonder dat tegenliggers, ten gevolge van verblinding het rijden zoo goed als on mogelijk wordt gemaakt. De stand, dien de lantaarns innemen ten opzichte van den wagen en van het te ver lichten weggedeelte, is zeer belangrijk; maar al te vaak wordt daaraan niet de juiste waar de gehecht. Niet goed gerichte lantaarns ver lichten niet alleen slecht den te berijden weg. doch vaak verblinden zij tegenliggers, ook ai branden zij gedempt. Het verdient daarom aanbeveling om met zorg na te gaan, liefst met een deskundige te overleggen, wat er door toepassing van de meest moderne gloeilampen-en door het rich ten van de lantaarns kan worden gedaan om de grootst mogelijke veiligheid te verzekeren. Richtingaanwijzers, achter- en stoplamp zijn zeer belangrijke apparaten. De richtingaanwijzers stellen den automobi list in staat om aan andere weggebruikers tij- De Duitsche rijkspresident Paul von Hinden burg, die Zondag zijn S5sten verjaardag vierde, bij het verlaten van het „Rsichsehren mal" waar hij een krans had neergelegd. dig het sein te geven dat hij van richting wenscht te veranderen. Het is daarom uiterst belangrijk, dat deze apparaten zoodanig worden aangebracht dat zij zichtbaar zijn voor alle weggebruikers, onverschillig of deze zich vóór dan wel achter den betreffenden wagen bevinden. De stoplamp is eveneens een belangrijk seinapparaat. Het stelt andere weggebruikers in staat om hun snelheid te regelen naar den voor hen rijdenden wagen Het lampje gaat automatisch branden zoo dra de voetrem wordt gebruikt. Controle of het inderdaad brandt, zoodra het remmecha nisme wordt aangezet, is derhalve af en toe noodzakelijk. Het controleeren is zeer een voudig. Men behoeft slechts onder het aan zetten der rem de gedragingen van den wij zer van den amperemeter te volgen. Brandt het lampje, dan zal deze wijzer een zeker stroomverbruik aangeven; in het tegenover gestelde geval echter niet. Aanbeveling verdient het om lampen in re serve mede te nemen. Verder kunnen tijdens mist speciale lenzen of lampen veiliger rijden mogelijk maken en dus onschatbare diensten bewijzen. Goed en veilig rijden Tot zoover de voornaamste maatregelen met betrekking tot het juiste onderhoud van de auto ten bate van de verkeersveiligheid. Het spreekt vanzelf dat ook de gedragingen van den automobilist zelf van grooten invloed kunnen zijn op de daling van de ongevallen- cijfers. Vanzelfsprekend wordt het rijden 's avonds of 's nachts moeilijker wanneer dit onder ver schillende omstandigheden plaats vindt. Men moet niet denken dat goed en veilig rijden gedemonstreerd wordt, door b.v. op kor te rechte weggedeelten met groote snelheid te rijden en bij bochtige trajecten door het af snijden van onoverzichtelijke bochten bij ande ren den indruk te vestigen dat men inder daad bevoegd is om zichzelf en anderen zon der eenig gevaar voor lijfsbehoud 'te vervoe ren- neen dat is het niet! Een goed rijder met jarenlange wegerva- ring zal zonder eenige twijfel op rechte weg gedeelten zijn snelheid tot een zekere grens opvoeren, doch daarbij terdege rekening hou- KNAC. VEILIGHEIDS WEEK 3-8 October. Goede banden, vooral op gladde wegen een rem waar II op aan kunt zijn in de komende maanden den met de mogelijkheid dat een plotseling steppen noodzakelijk is. Hij zal gedurende het rijden zijn oogen niet richten b.v. 100 a 150 Mr. voor zich uit, doch er bij denken dat een zoo ruim mogelijk ge zichtsveld hem voor het observeeren van zij wegen zoowel links als rechts te stade zal komen. He* nemen van bochten hetzij naar link? oi rechts moet altijd zoodanig geschieden dat voor andere weggebruikers niet het minste ge vaar ontstaat. Helaas hoe vaak constateert men niet dat de automobilist zich daaraan niet houdt en wel om de eenvoudige reden, dat geen politie aanwezig is, die hem op zijn overtreding kan betrappen. Ideaal zou het zijn dat elk automobilist de witte lijn, welke men tegenwoordig in de as van den weg bij het nemen van scherpe boch ten zeer veel aantreft, eerbiedigde en het zijr plicht achtte, op dat gedeelte van den weg te blijven, waar hij behoort: ware dat het geval stellig zouden minder ongevallen daarvan het gevolg zijn. Niet voor niets zijn de goede automobilis ten tot de overtuiging gekomen, dat het juist, „de andere" is, die een ongeluk veroorzaakt. Die andere dan heeft al heel wat ongelukken op zijn geweten. Nu eens doemt hij op als de rijder die een door hem ingehaalden automo bilist snijdt d.w.z. tijdens het passeeren vlak voor diens wagen weer naar rechts uit* wijkt dan weer als de onverlaat, die plot seling achter een vrachtwagen of autobus of iets dergelijks te voorschijn komt en daarbij de hem tegemoet rijdende auto den weg ver spert Velen van die anderen beseffen dikwijl'- niet eens welk een bron van gevaar zij door hun rijden opleveren. Zij stoppen in bochten, openen het portier aan de linkerzijde, rijden op een breeden weg zóóver naar links, dat zij iederen anderen achteroprijdenden wagen noodzaken óf in te houden óf geheel op de linkerhelft van den weg voorbij te rijden, kortom zij houden hoegenaamd geen rekening met de nuchtere factoren welke éen-vèilig en vlot verkeer beïnvloeden-. Een goed en veilig verkeer voor allen die langs den weg zijn, zal alleen dan mogelijk zijn wanneer zij zich te allen tijde verplicht gevoelen, zich ten strengste aan dë regels var den weg te houden; ook om zich terdege re kenschap te geven van alle weersinvloeden or elk weggedeelte, en tenslotte nauwkeurig- te letten op de gedragingen van andere wegge bruikers. niet pompeus, maaT bescheiden en eenvou dig. waarbij echter hartelijke vriendschap en vereering niet ontbreken. Had hij dit kunnen aanschouwen, niets zou hem liever zijn geweest, nie s zou hem meer hebben getroffen, omdat alles spontaan is gegaan. Spr. dankt allen die hebben mee gewerkt om den gedenksteen te plaatsen. Hierna onthulde de heer Boekman den gevel steen, bestaande uit een hardsteenen plaat, waarop staat: „Een groep Jordaanvrienden plaatste dezen steen "ter herinnering aan Israël Querido, die hier zijn werk „De Jor- daan" schiep" en daaronder ,1 October 1932". Een lauwerkrans met rood, zwarte linten hechtte de heer Boekman aan den steen. Vervolgens hebben mevrouw Liesbet- San dersHertsberg en mevrouw Annie Ver hulst enkele gedeelten voorgelezen uit het werk van Querido. Tenslotte voerde nog het woord de heer S. Marinus, voorzitter van het comité uit de Jordaansche vrienden die het initiatief tot het plaatsen van, den gedenksteen hadden genomen. Spr. zei-de o.m. het volgende: „Toen Querido nu meer dan 20 jaar geleden hier heen kwam, en velen onzer nog pas kinde ren waren, hadden wij geen begrip van wat hij nu eigenlijk be toekende Al heel gauw echter wisten wij precies wat wij aan hem hadden, wij wisten dat wij een „mensch" in ons midden hadden en wij leerden van hem dat een gewoon mensch ook wel een groot man kan zijn:. Sedert zijn komst waren wij er niet weinig trotsch op Jordaners te zijn." „Spr. dankte den wethouder en de beide da mes, die gedeelten uit Querido's werken had den voorgelezen.. Een broeder van den schrijver, de heer D. Querido dankte den heer Boekman en den heer Marinus voor de hulde zijn broeder bewezen. De eenvoudige maar indrukwekkende plech tigheid was hiermede geëindigd. Tal van buurtbewoners kwamen thans voor de wo ning den steen bezichtigen. JORDANERS BETUIGEN HUN LIEFDE VOOR QUERIDO. GEDENKSTEEN IN HET HUIS WAAR HIJ WERKTE. Zaterdag is in de Jordaan de nagedachte nis van Israël Querido gehuldigd door eend gen zijner vrienden uit deze buurt. Hun plan om op 1 October een gedenk steen te plaatsen in het huis Eerste Gouds bloemdwarsstraat 17, waar hij een tijdlang woonde, is in vervulling gegaan. Onder groote belangstelling, omgeven door een aantal vrienden en vereerders van wij len Qu-erido, heeft wethouder Boekman, staande voor het huis den steen onthuld. De wethouder herinnerde er aan, dat het heden de 60ste verjaardag was van wijlen Querido. Men had zich gevleid den leven den kunstenaar te eeren. Nu moet het blijven bij een posthume hulde en nu doen we dit MIDDENSLUIS TE T 'MUIDEN AANGEVAREN. ERNSTIG BESCHADIGD. AMSTERDAM, 3 Oct. (V.D.) Het Neder- landsche stoomschip „Titus" van de Konink lijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij is gistermorgen bij het binnenkomen te IJmuiden in aanvaring gekomen met de middensluis, waardoor deze ernstig bescha digd werd. Het schip heeft do reis naar Amsterdam voortgezet. Anti-boutade. Ik peins, waarover ik het heden Nu weer eens met u hebben zal; Wat houdt u in 't bijzonder bezig, O, wacht maar eens, ik weet het al. Ik vind het heerlijk, als je 's morgens Verkwikt weer naar je werk toe gaat En striemende October regen, In j' uitgeslapen facie slaat. Dat stimuleert en werkt verfrisischend Wanneer je weer een dag begint, Vooral ook als het vergezeld gaat Van lo-eienden Octoberwind. Die geeft je prettige voldoening In een verjongd besef van kracht, Een nieuwe stap in 't volle leven, Na een bewusteloozen nacht. Ik snuit mijn neus met enthousiasme. Het brengt weer klaarheid in je kop, Ik vind het heerlijk om tc niezen, Daar lucht je weer eens fijn van op. 't Wordt kouder en ik denk met vreugde: Waarvoor heb ik een winterjas, Wanneer het altijd zomer ware, Wat deed ik met mijn wollen das. En 's middags laat. als ik naar huis ga, Dan valt de schemer al weer in, Ik loof het kunstlicht en de kachel, Ze brengen knusheid in ;t gezin Ik zeg maar, al 't klimaat.gemopper, Is zonder nut en daarom dom, Het brengt toch voor een reeks van maanden De zomerwarmte niet weerom. P. GASUS. BURGERLIJKE STAND HAARLEM, 3 October. Ondertrouwd 1 October: N. de Haas en T. Woudt. Bevallen 29 September: J. Hamburgervan Os, z.; 30 September: A. van Steen—Franken, z.;J. BakkerRoosen, z.; 1 October: C. J. M. KoelemeijerPrenen, d.; G. Verwoerdt Pauw, d. Overleden 30 September, P. den Dekker, 67 j„ Regulierstraat; W. A. Tiggelooven, 67 j., K. Hofstraat; J. Schuil—v. d. Laan, 59 j., Ver- spronckweg; M. E., 2 j., d. v. E. Wijker, Wicherstraat. FEUILLETON. (TOM MIX SERIE.) door CHARLES ALDEN SELTZER. 19) Zij keerde zich om en keek hem strak aan. „Och kom", zei ze, „ik kan niet denken, dat ons wegloopen zoo'n verrassing voor je was. Zie je, je gaf ons laatst een voorbeeld, tee je moet weglcopen". Hij wist oogenblikkelijk, dat zij doelde op zijn vorig vertrek dien avond, toen zij liet doorschemeren, dat zij van plan was, om tem in haar boek te zetten. Zij wierp hem weer een blik toe en zag, hoe hij kleurde Tan verlegenheid,maar hij scheen nu niet van Plan te zijn om weg te loopern. i.Ik heb over je woorden nagedacht", ant woordde hij. „Maar je kunt mij niet in een teek zetten. Je weet niets van mij. Je weet niet wat ik denk. Hoe zou je 'dat dan kun- ten doen?" ..Natuurlijk" antwoordde zij, zich nu ge- teeli tot hem keerende en in allen ernst sprekende, „is het verhaal een verdieht- ^1 en de intrige zal geen werkeliiken grond «ebben. Maar ik zal al mijn best doen, om tejn karakters natuurlijk te laten spreken en aandelen. Daarvoor zal ik de menschen Jter karakter ik wil schetsene, dienen te testudeeren." Zen heimelijke vroolijkheid maakte zich Tan hem meester. „Je denkt er dus nog altijd p om- mij in je boek te zetten?" vroeg Zij knakte glimlachend. „Dan had je het mij niet moeten vertellen" zei hij zeer ernstig. „Dat was niet eng verstandig van je. Ben je niet baang, dat ik opgeschroefd zal gaan doen? Wanneer ik dat deed zou je niet het karakter krijgen dat je wilt hebben." „Daar heb ik ook over gedacht", antwoord de zij ernstig. „Als je dat soort man waart, zou ik je niet kunnen gebruiken voor mijn boek. Hoe weet je dat ik het je niet verteld heb, om te zien of je je zoo zoudt aanstel len?" Hij krabde op zijn hoofd en keek haar ernstig aan. „Tk geloof, dat je mij te glad af bent" zei hij. De uitdrukking van oprechte vroolijkheid gewonnen te geven. Op en top een jongen Hij stond voor haar, ten volle bereid om zich gewonnen te geven. Ip en top een jongen, leek hij haar een volwassen jongen, zeker, maar met jongensachtige geestdrift, ingevin gen en edelmoedigheid. Toch lag er iets in zijn oogen dat getuigde van bewuste macht, van een absoluut vertrouwen op zajn geschikt heid om voor zichzelf te zorgen, zelfs in dit land, waar deze eigenschappen de voor naamste levensvoorwaarde vormden. Een zonderlinge aandoening maakte zich van haar meester, haar plotseling versnelde polsslag zei, dat er ndets nieuws- in haar le ven was gekomen. Zij slaakte een diepen, verschrikten zucht en voelde, hoe haar wan gen vuurrood werden. Snel keerde zij haar hoofd am en keek uit over de vlakte, terwijl zij hem liet staan, nauwelijks bewust van haar verlegenheid. „Ik geloof, dat je al wat van dat boek ge schreven hebt, zei hij, toen hij de papieren zag, die op het rotsblok naast haar lagen. „Ik begrijp niet, waarom je een Westersche geschiedenis wilt schrijven. Stellen de men schen in het Oosten er zooveel belang in wat hier gebeurt?" Plotseling dacht zij aan zichzelf. Hadi zij het interessant gevonden? Zij keek hem vluchtig aan, daar zij hem nu van een ander standpunt leerde kennen en voelde een eigenaardige, nieuwe belangstelling voor hem. „liet zou vreemd zijn als zij het niet de den", antwoordde zij. „Wel het is het eeni ge stukje wereld, waar nog iets romantisch is overgebleven'. Je moet bedenken, dat dit een jong land is; dat zijn geschiedenis be trekkelijk laat begon. Engeland kan schrij ven over zijn feodale baronnen; Frankrijk over zijn oude aristocratie; maar Amerika kan alleen terugzien op de Koloniale periode en het Westen". „Misschien heb je gelijk", zei hij, niet over tuigd. „Maar ik geloof niet, dat hier veel romantisch is te vinden. Tenminste, wan neer het er is dan weet het zich goed ver borgen te houden". Zij glimlachte en dacht aan het ro mantische, wat hem omringde waarvan hij zich, blijkbaar niet bewust was. Voor hem beteekende romantiek de lich ten, de menigte, de vermaken, de glinstering en het klatergoud der Oostersche steden, waarvan de geruchten uit allerlei bronnen tot hem waren gekomen. Voor haar was dit alles niets nieuws meer wanneer dit al ooit het geval was geweest- en zij moest het romantische dus zoeken in het nieuwe, het ongewone, het ongebruikelijke. Het Wes ten bezat dit alles, daarom moest hier het romantische te vinden zijn. „Natuurlijk lijkt jou dit alles heel gewoon" antwoordde zij, „misschien zelfs wel eentonig Want je hebt hier lang gewoond." Hij lachte. „Ik heb veel gereisd", zei hij. „Ik ben in Californië geweest, in Dakota, Wijoming, Texas en Arizona. En nu ben ik hier. Tenzij men andere menschen, ont moet-, is dit land vrijwel overal hetzelfde. „Je moet een massa ondervinding opge daan hebben", zei ze. „En je bent nóg niet eens erg oud" Hij keek haar ernstig aan. „Ik zou zeg gen dat ik voor dit land ongeveer den mid delbaren leeftijd bereikt hebt. Zie je, den menschen worden hier niet erg oud. ten zij ze vreeselijk voorzichtig zijn." „En jij bent niet voorzichtig geweest?" Hij lachte ernstig. „Ik geloof niet, dia-t jij het voorzichtig zoudt noemen. Maar ik leef nog." Zijn woorden waren wonderlijk vrij van snoeverij. „Dat bebeekent, dat je aan de gevaren ontsnapt bent", zei ze. Ik heb hooren bewe ren, dat in dit land de veiligheid van een man grooten deels afhangt van zijn handig heid in het snel en zeker schieten. Ik ver moed, dat je als een goed schutter bekend staat?" De vraag was al te zeer op den man af. Zijn oogen kregen een listige uitdrukking. „Ik geloof dat je nu aan je boek denkt, zei hij. „Er zijn een massa mannen, die kunnen schieten. Je kunt gerust zeggen, dat het allemaal goede schutters zijn. Ik heb je verteld van de mannen, die niet goed kunnen schieten. Zij moeten vreeselijk voor zichtig zijn, of ze zijn er geweest, 't Is altijd de een of de ander". „Och hemel!" riep zij, licht huiverend uit. „In dat geval vermoed ik, dat de held in mijn boek een goed schutter zal moeten zijn." Zij lachte. „Ik zou niet graag hebben dat hij halverwege mijn verhaal gedood werd, Ik begin te gelooven, dat ik een twee- re vol verschutter van hem zal moeten ma ken. Ik vermoed, dat die als goede schut ters bekend staan." „Ik heb er gekend die het niet waren" antwoordde hij ernstig en kortaf. t;Hoe heb je dat bewezen?" vroeg zij plot seling. Maar hij liet zich niet vangen. „Ik heb niet gezegd, dat ik het bewezen heb", be weerde hij. „Maar ik heb het zien bewijzen." „Hoe bewijzen?" „Wel", antwoordde hij, terwijl zijn oogen glinsterden van plezier, „zij zijn er'niet meer, juffrouw. „O, Dus het gaat niet op. dat een man, die twee revolvers draagt meer kans heeft om in leven te blijven, dan de man die er maar één draagt?" „Ik zou denken van niet." „Ik zie, dat je de uiteinden van je hol sters vastgebonden hebt", zei ze, terwijl ze er naar keek. „Waarom heb je dat ge daan?" „Och verklaarde hij, op een weinig gerek- ten toon, „ik heb het altijd dwaas ge vonden om de kans te loopen een ongeluk te krijgen. Het kon gebeuren, dat je het niet meer na kunt vertellen. Wanneer je de uit einden van je holsters vastbindt, kunnen je revolvers niet slingeren. Ik heb mannen ge kend, die misgrepen, omdat hun revolver verschoven was. Naderhand waren ze niet zoo vlug meer." „Dan zal ik van mijn held een twee-revol- verschutter moeten maken" zei ze. „Dat staat vast. Welnu, het volgende, dat mij te doen staat, is acht geven op zijn karakter. Ik geloof, dat hij absoluut geen vrees mag ken nen en eerlijk moet zijn en niet in staat, om een onwaardige daad te doen. Dunkt je ook niet?" Onder het spreken was hij dichter bij haar gekomen en stond nu naast het rots blok, waar zijn eene voe: op rustte. Op haar vraag keek hij plotseling omlaag naar zijn voet, die hij zenuwachtig heen en weer bewoog, terwijl een blos opsteeg boven de blauwe das. die hij om zijn hals had en zich langzaam uitbreidde over zijn gezicht. „Dunkt je ook niet?" herhaalde zij, terwijl haar oogen een oogenblik de zijne ont moetten. „Wel, natuurlijk," antwoordde hij plotse ling; zijn woorden werden op scherpen toon gesproken, alsof hij eerst op dat oogenblik zich bewust werd van het belangrijke van deze vraag. ("Wordt vervolgd.),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1932 | | pagina 3