Historische vrouwenfiguren.
BRAND
Koude.
gratis i
Pas Vijftien jaar
geleden....
Liefde de Sterkste
umuider courant
woensdag 16 november 1932
Florence Nightingale.
Florence Nightingale het was een won
derlijk toeval, dat oorzaak was, dat zij aan
dien voor een dergelijke figuur toch wel zeer
ffoed passenden naam kwam! was de twee
de" dochter uit een rijk Engelsch gezin; en
ais men hoort, dat haar grootvader van
moederszijde een toentertijd zeer bekend phi-
lantroop was, en haar vader de voorvechter
van de beweging tegen de slavernij Shore,
dje pas door den aankoop van een buiten
goed in het bezit kwam van den naam
Nightingale, dan kan men daar zonder veel
moeite uit begrijpen, dat Florence de huma
nitaire neigingen van beiden, en in sterke
mate, in zich vereenigde, en dat het mis
schien alleen vreemd was, dat haar ouders
zich zoo jaar in, jaar uit, tegen haar wen-
schen en plannen bleven verzetten. Floren
ce was in de dertig, toen haar vader en moe
der eindelijk zwichtten voor den aandrang,
die ze toen ongeveer acht jaar lang op hen
uitgeoefend had en hun toestemming gaven
voor haar optreden als directrice van een-
tehuis voor oude dames in Londen, dat in de
toentertijd nog alles behalve geëmancipeerde
wereld zoo'n ontzetting en heilige veront
waardiging verwekte.
Haar ouders, die een buiten „Lea Hurst" in
Derbyshire bezaten, benevens een huis in
Mayfair in Londen en een kasteel, Embley
park Castle, ook buiten de stad, brachten
het grootste gedeelte van hun leven in het
buitenland door, zoodat Florence's oudere
zuster, later Lady Verney, in Napels geboren
werd, en Florence zelf in Florence, waarnaar
ze dan ook genoemd werd. Ze ontwikkelde
zich al vroeg tot een wat men gewoonlijk
noemt „bijzonder" kind, met de rusteloos
heid en zwaarmoedigheid den meesten ner-
veuzen menschen eigen, met buien van
groote lichamelijke en geestelijke vermoeid
heid, die gewoonlijk begonnen met zelfbe
schuldigingen om haar leeg en doelloos le
ven, dat haar niet bevredigde en waarin
haar wilskracht en haar buitengewoon groo
te en sterke drang naar daden ongebruikt
bleven. Er werd natuurlijk niet anders van
haar verwacht dan dat zij, aantrekkelijke
dochter van rijke en vooraanstaande ouders,
een paar jaar zou schitteren in de Engelsche
„society" en vervolgens op de gewone manier
van andere wat rustelooze meisjes tot rust
komen in een goed huwelijk. De kwestie, of
dit haar inderdaad zou bevredigen, heeft
Florence zelf, waar anderen, ook haar ouders
daar blijkbaar niet aan twijfelden, met een
voor dien tijd iet of wat ontstellende zelf
analytische scherpte onder oogen gezien, en
als ze wat later voor de definitieve keus
wordt gesteld, een huwelijk of geen huwelijk,
schrijft ze in haar dagboek het volgende:
„Ik heb een intellectueele natuur, die om
voldoening vraagt, en die zal ik van hem on
dervinden; ik heb een hartstochtelijke na
tuur, die om bevrediging vraagt, en die zal
hij mij schenken; ik heb een more el e natuur,
een drang naar daden, en daarin kan hij mij
niet voldoen. Soms denk ik aan mijn harts
tochtelijke natuur voor alles te moeten toe
gevenmaar clan, vastgenageld te zijn
aan mijn tegenwoordige levenswijs, het uit
mijn hoofd te verbannen om ooit weer dé
kans te hebben mijzelf een waar en rijk leven
te scheppen, het zou zelfmoord zijn". Waarbij
men in het oog moet houden, dat inderdaad
Florence's drang naar daden zoo sterk en
veeleischend was, dat zij in het overigens
ook ware en rijke leven, dat een huwelijk
kan zijn, werkelijk niet gelukkig zou zijn ge
worden, aangezien zeker in dien tijd de drang
naar daden van getrouwde vrouw als onvrou
welijk en dus laakbaar werd beschouwd.
En onder den drang van deze overwegingen
die steeds sterker waren geworden door het
soort van tweede leven, dat zij in alle stilte
naast haar leven van uitgaand meisje had
gevoerd, koos zij den weg, die haar de mo
gelijkheid open liet om haar liefste wenschen
nog eens te kunnen verwezenlijken en die
niet die van het huwelijk was. Al spoedig
daarna zou zij tot de conclusie komen, dat zij
inderdaad goed gekozen had, en dat er mis
schien voor haar zelfs nog meer weggelegd
was, dan waarvan zij ooit had durven droo-
men.
Zij had namelijk in de laatste acht jaar
haar ideaal: verpleegster te worden, nooit
losgelaten. Op haar vijf en twintigste jaar
was haar de toestemming om te mogen gaan
werken in het Salisbury Hospitaal door haar
ontzette ouders geweigerd, waarbij men dan
ook niet moet vergeten dat toentertijd, nu
ongeveer honderd jaar geleden, het vak van
verpleegsters alleen werd uitgeoefend door
het uitschot van de vrouwelijke bevolking.
Niet ontmoedigd gebruikte zij op haar reizen
ieder vrij oogenblik om ziekenhuizen te gaan
bezoeken en zich op de hoogte te stellen van
de toestanden daarin, zoodat er vrijwel geen
enkel groot ziekenhuis in Europa was, dat ze
niet kende. Zij bracht eenigen tijd door in
een kloosterschool in Rome, was in Parijs eer-
poos bij de „Soeurs de la Charité", wier
streven het ook was de ziekenverpleging op
een hooger peil te brengen, en werkte drie
maanden in de Diaconesseninrichting in Kai-
serwerth in Duitschland, waarvan ze in 1850
een zeer zakelijk en grondig verslag publi
ceerde. Inderdaad heeft het verblijf in het
toentertijd zeer moderne ziekenhuis in Kai-
serswerth haar voorgoed en onwrikbaar be
vestigd in het besluit om aan de toestanden,
die in Engeland nog heerschten op dat ge
bied, een einde te maken. In Engeland bracht
ze een groot deel van haar tijd door met het
bestudeeren van officieele bescheiden van
autoriteiten op hygiënisch gebied, en de ver
slagen van medische commissies, zoodat zij
allang geen leek meer was, toen ze eindelijk,
in 1853, toestemming van haar ouders kreeg
om directrice te worden van een tehuis voor
oude dames in Harley Street, en er in vier
maanden tijds in slaagde om van het verval
len, verwaarloosde gesticht een uitstekend
functionneerend sanatorium te maken. Zoo-
als ze van dat oogenblik af aan voortdurend
heeft gedaan, werkte hij harder dan ze eigen
lijk wel kon, en moest een paar maanden
rust nemen, welke paar maanden echter on
tijdig afgebroken werden door het uitbreken
van den Krimoorlog, waarin ze de ieder be
kende rol van „The Lad-y of the Lamp" heeft
gespeeld, die in korten tijd onnoemelijke ver
beteringen te weeg bracht in den toestand
der gewonde soldaten. Zij werd door hen
verafgood en door de militaire autoriteiten,
die haar voortvarendheid vreesden, veraf
schuwd. Zij was een voorloopster van het la
ter door den Zwitser Henri Dunant op te
richten Roode Kruis
Haar brief aan het Departement van Oor
log, waarin zij, daartoe aangezet door de le
zing van het verslag van den oorlogscorres
pondent van de Times, William Howard Rus
sell, aanbood naar de Krim te gaan, kruiste
die van haar neef. den Minister van Oorlog
Sir Herbert Sidney, waarin hij haar vroeg de
leiding van het uit te zenden verpleegsters
corps op zich te willen nemen. Inderdaad wa
ren de toestanden in het Engelsche leger
onbeschrijfelijk, en Florence, die zich zes da
gen later, op 21 October 1854, inscheepte met
38 vrouwelijke verpleegsters, en veertien da
gen later in Scutari aankwam, vond daar in
het Engelsche ziekenhuis, dat een oude ka
zerne was, toestanden die alle perken te bui
ten gingen. Gewonden en pest- en cholera-
lijders lagen er door elkaar, terwijl de ratten
over hen heen liepen, en hun lompen leef
den van het ongedierte. De eenvoudigste hulp
middelen ontbraken aan de zeven dokters,
die er met geen mogelijkheid het werk had
den- af gekund. De autoriteiten, die haar met-
wantrouwen ontvingen, kwalificeerden niet
temin haar pogingen, om den toestand der
gewonden te verbeteren, als verwijfd en sen
timenteel, en Dr. Hall, de chef der doktoren,
die haar positie als inspectrice van de hospi
talen in de Krim buitengewoon hinderlijk
vond, liet niets na om haar tegen te werken.
Maar Florence pakte aa.n, dwars tegen al
dat scepticisme in, en het duurde niet lang,
of de stemming begon om te slaan, toen haar
geweldige organisatorische en administratie
ve talenten aan den dag kwamen, en men
moest toegeven, dat zij in korten tijd boven-
menschelijke dingen bereikt had. „Het is
mijn plicht op te spelen", constateerde ze zelf.
„Ze is een bevelend genie" zei Dean Stanley
van haar. Ze speelde inderdaad op, links en
rechts, ze beval links en rechts en zonder
aanzien des persoons,maar ze bereikte, dat
het sterftecijfer daalde van 42 op de hon
derd tot 22 op de duizend in weinige maan
den tijds. Zelf werkte ze desnoods twintig uur
per dag aan één stuk door, assisteerde bij de
zwaarste operaties, zat aan het bed van
ieder, die haar noodig had en deed tot mid
den in den nacht haar correspondentie in
opdracht der soldaten af. In dien tijd heeft
ze over de duizend brieven aan vrienden en
verwanten der gewonden geschreven maar
eischte van de anderen ook in alles het
uiterste Ze stelde een strikt methodische
werkverdeeling en een straffe disciplinein,
en schreef zelf lange rapporten aan Sir Her-
bert Sydney met kritiek, analyses, statistische
berekeningen en beoordeeling van personen.
Met diens steun, en in het veilige weten, dat
zij Koningin Victoria en het heele Engel
sche volk achter zich had, trotseerde zij alle
autoriteiten, bij wie ze dan ook meer gevreesd
dan bemind bleef, richtte lees- en recreatie
zalen op van het geld dat haar voortdurend
uit nationale inzamelingen toestroomde en
werkte onvermoeid, tot haar gezondheid
weer bezweek.
Zij weigerde niettemin te vertrekken voor
de laatste soldaat gerepatrieerd was; vier
maanden na den vrede pas arriveerde ze in
Londen, en stapte door de achterdeur haar
ouderlijk huis binnen om te trachten haar
krachten weer terug te krijgen. Rust was
haar evenwel nog niet beschoren: uit alle
deelen van het land kwamen deputaties haar
huldigen, koningin Victoria en haar prins
gemaal ontvingen haar.
In een boek van 800 bladzijden over haar
ervaringen in de Krim deed zij uitgebreide
reorganisatievoorstellen aan de hand, die de
Commissie van Onderzoek naar de sanitaire
toestanden in het leger schadeloos moesten
stellen voor het feit. dat zij niet zelf deel uit
kon maken dier commissie.
Haar gezondheidstoestand intusschen ging
steeds achteruit, en hoewel zij steeds achter
de schermen bleef werken, is zij jarenlang
invalide gebleven. Met het geld uit het
Nightingale-fonds stichtte zij het St. Thomas
hospitaal met een opleidingsschool voor ver
pleegsters. Zij schreef haar „Notes on Nur
sing" dat in 1859 verscheen, en hoewel zij de
ontdekkingen van Pasteur en Lister altijd
met scepticisme is blijven beschouwen, con
cludeerde zij toentertijd al uit eigen ervaring,
dat licht, lucht en reinheid één van de eerste
vereischten voor hygiëne zijn. In één jaar
tijds werden er honderdduizend exemplaren
van haar boek verkocht, en nadat ook haar
„Opmerkingen met illustraties van Indische
hospitalen en barakken" verschenen was,
verliet geen Britsch-Indisch onderkoning
Engeland meer. zonder eerst een bezoek aan
Miss Nightingale gebracht te hebben.
Na haar optreden in den Krimoorlog heeft
haar arbeid, voornamelijk ook door haar
steeds zwak blijvende gezondheid, zich be
paald tot werken in haar huis in South-
street, waar zij geleefd heeft tot 1910, en
waar zij, één en negentig jaar oud, stierf. In
1887 was haar het eereburgerschap van Lon
den aangeboden. Zij was de eerste vrouw aan
wie de Engelsche „Order of Merit uitgereikt
werd, en na haar dood bood de regeering aan
haar in Westminster Abbey te laten bijzetten.
Zij had evenwel zelf bepaald, dat zij in het
familiegraf in Embley Park begraven wilde
worden met de beschikking erbij, dat op
haar grafsteen niets dan de letters F. N. en
de data van haar geboorte en sterven zou
den komen te staan.
En wellicht zijn die laatste wensch en die
grafsteen typeerender voor haar dan het ge
weldige beeld voor het ziekenhuis in Derby,
dat er 's avonds pronkt in een zee van licht
en de heele omgeving domineert. De aan
dacht trekken ter wille van anderen heeft zij
wel gewild, maar nooit ter wille van zich
zelf.
WILLY VAN DER TAK
De ondergang van het zeekasteel.
Er is nu toch wel verkilling
Tusschen ons en de natuur
En we moeten weer gaan strijden
Met het welbekende vuur.
Het gaat lijken op den aanvang
Van een „vorstelijk" bewind.
Slechts een nietig minderheidje
Is dat sympathiek gezind.
IJspret kan wel prettig wezen,
In den zomer aan het strand,
Maar de room is van de melk af
En van 't ijs af. in ons land.
Want voor elk die 's winters blijde
Schaatsenrijdt of sleedje glijdt,
Zijn er honderd voor wie koude
Slechts be teekent: lïjdenstijd.
Menigeen gaat van de foeenen,
Voelt zich op glad ijs- geplaatst,
Heeft, ook zonder echte vrieskou,
Reeds een rare schaats geschaatst.
En wanneer u mij zoudt vragen,
Wat ik dan wel liever wou,
Zeg ik: geef me dan maar regen.
Die is milder dan de kou
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
Rheumaliek
H6/ZVÖA
<o tropische planl tfrengt a
htlng bl) klachten over Rhe
bereiden en de weldadige v
aangename drank lede
norgen.w
n het llch
Indcrd wordt. Dr. E. Baden-Baden, icgt:
rvoa verwildert de Zuren ul! het lichaam
bovendien op absoluut onschadeli|ke
H.H. APOTHEKERS
EN DROGISTEN
Monstersen nauwkeurige D'ljon-
erheden verzendt
- J. Lee. 'Koloniale Importeur
1 (Alt.35) Schoolstraat 20. Utrecht
(Speciale correspondentie)
Kwart voor vier achter Amsterdam's Cen
traal Station.
Witbandjes, geelbandjes, blokbanders, fiet
serseendrachtig draaien hun wielen
over de hobbelkeien van de Piet Heinkade,
Oostelijke HandelskadeDaar heb je 'm
al!Java- en Sumatrakade
Laat-Amsterdam, „donker-Amsterdam".
vroeg-Amsterdameendrachtig rijdt alles
per taxi of rijwiel de lange, lange kaden
af
Naar de brand!!
Stoppen!
..Sen onvergetelijk schouwspel" zegt een
blokbander, die door het aangrijpend geval
plotseling deftig wordt. En metéén grijpt hij
een uiterst nette, (maar toch buitengewoon
nieuwsgierige meneer), die onderaan de
schutting staat bij zijn nekvel en pantalon
en hijscht hem opNood maakt vrien
den!
Op den rand van de schutting zitten we
in de barre kou met zijn tienen naast- elkaar.
Als huiverende musschen. in onze jassen ge
doken. In onze oogen weerspiegelt de felle
gloed, onze kaken rossig.
Iets om aan je kleinkinderen te vertel
len, vult een eveneens plechtig -geroerde
snorder aan. Maar eens in de drie genera
ties zie je zooiets
Een paar honderd meter van ons vandaan
trekken vier malle sleepbootjes aan den
brandenden reuzenbouw:geïllumineerde
doodkist, die met zijn perforatie van rood-
laaiende patrijspoorten en wit-transparante
schotten langzaam wegschuift, terwijl ont
zaglijke rookkolommen traag den hemel in-
wentelen en de tintelende sterren verduiste
ren
Onder onze schutting voorbij, razen de
taxis, heen en terug naar de plok, „waar je
het beste gezicht hebt".
Ergens staan geen loodsen en onbelemmerd
vliegt onze blik over het diepblauwe Bin-
nen-IJLinks een kabbelende streep van
'zilverlichtende golfjes onder een bleeke
maan, rechtvooruit idè donkerbloedende heer
baan, traagdeinend naar den immensen
Oceaanreus, waarop de schrale silhouetten
van masten en hulpelooze kranen zich
soms, wanneer de smook wegbuigt, afteeke-
nen te midden van loeiende blaasvlammen.
In diepe aandacht aanschouwen de nach
telijke kijkers hoe als het schip al verhaald
is, omdat gevaar dreigde voor de zware
kraan op den wal het metaal raakte ont
zet en het kraanvoerdershuisje kwam al
vernield naar beneden plotseling met een
doffen plof een olietank explodeert tot een
verschrikkelijk-witten lichtbal met een rood
zwarten staartTraag drijven groote
brokken vlammenr materiaal in de rook
omhoog, om na vele honderden meters pas
te gaan zakkenwie weet waar Wie
weet met welke ge va ren dreiging?
Tusschen dekken gapen nu immense oven
muilen, omzoomd met doorlichtende patrijs
poorten. De wind drijft de wolken schuin
naar bovener zijn aan het uitspansel
bijna geen andere dan die van den steeds
nog aanbruisenden rook en midden in den
brandende hel begint langzaam de geweldig
groote ijzeren mast door te zwikken. Zullen
de brug en de dekken onder den donderenden
druk bezwijken en zal de flank van het reu-
rig lichaam scheuren om de zweepende vlam
men dóór te laten? Zal de in het schip be
sloten in female n vlaminendans, waarvan
wij den bovenrand zien, naar buiten breken?
Spanning heerscht. Maar de reddingsboo
ten, wier spanten en balken in het vuur
reusachtige vlindercocons gelijken, begeven
het vanzelf en langzaam wentelend! Als in
een vertraagde film komen zij van het sloe-
pendek naar beneden, dwarrelend als éen
herfstblad
Net een krent uit een Paasebbrood,
merkt een bloklander op.
Hé, daar heb je de brandweer.
Langs de Handelskade komt een wagen
van de brandweer teruggereden. Spuiten
kunnen zij niet meer. Hopeloos.
Die kunnen toch niks beginnen. Kun
nen er niet bij.
Ze hadden die dingetjes een zetje moe
ten geven!
Als beschaamd rennen de nietige brand
weerwagentjes weg. Dit is te erg.
Weer valt het wentelend geraamte van
een reddingsboot met schroeiend gesis in het
waterdampend-witte stoomwolken bal
len omhoog, langzij van het zengende
scheepskarkas.
Zal dat water warm wezen! Goed om je
eitje te koken!
Zou de directeur van de verzekerings
maatschappij lekker slapen?
Zal je alle honderd jaar verdienen wat
die gooser moet betalen! En er liggen er
hier nog meer.
Dan, als de sleepbooten bij de compas-
boeien beginnen de kleinere vaartuigen in vei
ligheid te brengen, nadat drie eenzame fi
guren hoog op de voorplecht de ankers heb
ben laten vallen, daalt weer een zwijgen over
het klompje menschen aan het groote water
onder den stillen maannacht. Serene har
monie van blauw en zilvernu half ver
duisterd door wentelende wolkenvan zwart
en donkergrijs met zwevende vuurspikkels.
Vijf uur. Het wordt drukker aan de kaden.
Voetgangers, bootwerkers op weg naar hun
dagtaak. IJsdroppels in de ruige snor.
Ze hebben al iets gehoord.
Is het de P. C. Hooft? Hebben ze hem
verhaald?
Ze zijn net klaar
En dat zouden wij doen! Om vijf uur
moesten we komen. Zaterdag zijn we al be
steld. Enonze kleeren zijn nog wel aan
boord
Ik mocht lijden dat bij mij thuis de
kachel zoo branden wou. Dat ding heb je
voor een vuurtje en dat wil niet trekken. En
hier
Star staan we nog naar het helsche vuur
te kijken, als in het Oosten de rand van de
hemel lila wordt en een vuiïroze gloed bleek
opvlamt achter de vuurspuwende ijzerberg.
Vulkaan door menschenhand gesmeed,
machtiger in zijn opstormende laaiing dan de
kraters, die wij in vreemde landen bewonder
den als scheppingen van een wilde natuur.
Star staan we en weten geen woorden
Tot de blokbander de spanning breekt:
Een moordbrand. Dat zie je maar eens
in de honderd jaar. Een moordbrand!
NA DE BOTSING TE WASSENAAR
DAME AAN IIAAR WONDEN BEZWEKEN.
Gisterochtend is in het R.-K. Ziekenhuis
aan het Westeinde in Den Haag op 32-javi-
gen leeftijd aan de gevolgen van de bij het
auto-ongeluk Donderdag jl. te Wassenaar op-
geloopen wonden overleden mevr. Nolléé uit
Den Haag. De toestand van de overige slacht
offers van dit ongeluk is naar omstandighe
den bevredigend.
Kranten
knipsels
uit 1917.
15 November 1917.
De Zeevisscherij.
Heden heeft een bespreking jjlaats gehad
met den minister van Buïteniandsche Zaken
over de mogelijkheid een aantal stoomtraw
lers te IJmuiden thuis hoorende te laten vis-
schen aan de Westkust van Engeland. Het
plan is gerijpt, omdat de geheels Belgische
trawlervloot, uit 50 schepen bestaande
sedert de verovering van Ostende door de
Duitschers, daar met succes de visscherij uit
oefent. Voorts, omdat de prijzen in Engeland
voor de visch betaaldzeer looncnd zijn, zoo
wel voor reederijen als vissehersUeden, zoo
dat een 400 tyederlandsche visscKers een goed
stuk brood zouden kunnen verdienen.
Voor dit plan is een goedkeuring verkregen
van de Engelsche regeering. Het is te begrij
pen, dat het aantal trawlers, dat van Engel
sche havens uit zou gaan visschen, beperkt
zal zijn, en dat de rest van de vloot haar
bedrijf van IJmuiden uit zal moeten uit
oefenen.
Leest reeds een ochtendblad?
Neenri er dan
UMUIDER COURANT
als avondblad bij.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 15 November.
Bevallen 10 November: C. van Graasvan
Hiel, d.; 11 November: H. Iking—van Nogge-
ren, z,; 12 November; J. LangeveldHief, z.;
13 November: M. A. ColinKool, z.; J. E.
MorsHessels, d.; H. F. D. W. SpronkRols-
raa, d.
Overleden 12 November: P. Martin, 62 j.,
Bloemhofstraat; 13 November: G., 5 j., d. v.
C S. Admiraal, Hofdijkplein.
FEUILLETON.
Naaa' heit Engelsch van
Mrs. PATRICK MAC GILL
(Nadruk Verboden).
14)
Lord Peri vale wierp hiaar een kwaden,
smiaienden blik toe maar hij sprak geen
woord. Nadat die inspecteur bei armzalig en
ongelukkig uitziende figuurtje nauwkeurig
opgenomen had, noteerde hij lenikellie bijzon
derheden ail® haar naaim, ouderdom, aidres,
beroep enz. enz.
„En heeft u eenig idieie van die verblijf
plaats van uiw vader?", vroeg hij, terwijl hij
zijn blik gieien oogienlbliilk van het eerlijke en
openhartige gezichtje afwendde.
„Ik weet niet waar mijn vader heen is
gegaan", antwoordde zij, geheel naar waar
heid.
„Het meisje liegt!" snauwide Lord Perivale
plotseling, terwijl hij vuurrood van woede
Werd.
Hoewel Hetty niet in het minst aansprake
lijk gesteld kon worden voor hetgeen er
voorgevallen was, haatte Lord Perivalie haar
met allen haat, die in hem was. Telkens weer
herhaalde hij bij. zich zeiven, dat hij nog
liever zijn zoon met eigen handen zou wur
gen, dan het meisje vóór hem als schoon
dochter te erkennen.
„Ik geloof, Lord Pr rivale, dat bat het beste
voor u zou zijn nu naar huis te gaan en
wat te rusten; de jonge vrourw zal morgen
ochtend bij de eerste zitting gehoord wor
den.
Zeer zeker had Lond Penivale rust en ver
zorging noodig en er scheen geen enkele
reden te zijn waarom hij nog langer op bet-
politiebureau zou moeten blijven.
„Zoeken de mannen den heuvel nauwkeurig
af en worden alle stations well goed bewaakt?"
vroeg hij voor de vijftigste maal sinds hij
zijn bewustzijn herkregen bad.
„Ja zeker, myflord", antwoordde die inspec
teur ©enigszins geprikkeld.
Met een blik vol woede, op het bleeke, ver
moeide meisje op de houten bank, verliet
Lord Perivale het politiebureau van Hanip-
stead en reed naar huis, niet om te rusten,
maar om lady Olga te helpen baar plan
ooi Jack weg te krijgen iten uitvoer te bren
gen. Dit was nu het meest urgente be
lang.
Hetty ontwaakte met schrik uit een kor
ten onrustigen slaap. Zij bevond zich in een
•kleine kamer, gemeubeld irnet een vuren
houten 'tafel, twee stoelen en een handen,
paardenharen sofa. Zij lag op die sofa met
baar mutsje op en baar mantel aan, juist
zooals zij acht urnen geleden naar het politie
bureau gekomen was.
Het kleine raampje zat hoog in dien muur
maar buiten stond er een boom voor en de
groene takken tikten tegen het glas met een
zacht geluid dat het rampzalige meisje
scheen te tokken in den ochitend'zonniesichijn
en van baar heerlijke jeugd 'te genieten.
Het zonlicht, diat op de bladeren glinster
de. bracht heete tranen in Hetty Loring's
oogen.
Dit zou haar trouwdag geweest zijn!
Welk een boosaardig spel van heit nood
lot had gewild, dat 'naar vader juiist haair
trouwdag had uitgekozen om uit die gevange
nis te ontsnappen?
En toch .gevoelde zij geen bitterheid tegen
over den armen opgejaagden vluchteling, dés
naar haar vaste overtuiging meer zwak dan
slecht was geweest; zij was verbitterd door
den samenloop der omstandigheden.
Om acht uur kwam dezelfde politieagent,
dde H;tty had gearresteerd in de kamer met
ben dampende kroes thee en een bord, waar
op twee dikke boterhammen met margarine
besmeerd, lagen.
„Wees nu verstandig en eet iets, anders
zult u niet in staat zijn om van u af te
spreken als u om tien uur voor den politie
rechter moet verschijnen", zei de vriendelijke
jonge man, die oprecht medelijden mat Hetty
had.
„Mijn vrouw is een oog'je op de kinderen
gaan houden", vertelde 'bij tien minuten
later, toen hij terugkwam met een kan warm
water volgens het reglement moest dit
koud zijn, maar hij had het verwarmd een
stuik harde gele zeep en een scnoone, ruige
handdoek. Deze dingen wenden aangevuld met
zijn eigen zakkammetje, dat Hetty dankbaar
aannam, waarna zij zoo goeid mogelijk toilet
maakte.
Niettegenstaande de donkere kringen onder
baar oogen, die getuigden van een slechten
nacht, zag het jonge meisje er allerliefst,
maar toedrukt uit, toen zij vier uur later in
de beklaagdenbank kwam.
De kranten hadden op een of andere wijze
reeds van bet geval gehoord en de rechts
zaal was gevuld met een aantal nieuwsgieri
gen. voor wia de aanblik van een medemensen
in tegenspoed een welkome afleiding was.
Illustrators van de verschillende kranten
haalden vlug hun potlood en schetsboek te
voorschijn, toen zij zagen boe jong en lief
tallig die gevangen? was.
De 'beschuldiging: „Het huisvesten van een
vluchteling en het verleenen van hulp om
aan den arm der gerechtigheid te ontkomen,
werd Hetty voorgelezen, die slechts zeer vaag
de onduidelijke wettige bewoordingen begreep
en antwoordde door een onmerkbaar knikje
met haar goudblond hoofd en een even
samentrekken der mooie wenkbrauwen.
„Lord Perivale" riep de deurwarder met
luide., helderen stem en iedereen zag reik
halzend uit naar den aristocratisciien ge
tuide in deze zaak.
.,U heeft juffrouw Loring .gisterenavond
in .haar 'huis bezocht op een buitengewoon
laat en ongewoon uur om duidelijk te
zijn te middernacht?" constateerde de rechter
van instructie met koude, effen stem.
„Ja", antwoordde Laid Perivale korta-f met
een norschen blik naar het measgie in de be
klaagden bank. Hij verachtte het publiek, dat
hij „het gepeupel" noemde en hij haatte pu
bliciteit. Op dat oogenblik wenschte hij
Hetty Loring dood.
De rechter zette zijin kruisverhoor op hel
deren toon voort.
„De zaak die u met juffrouw Lorlng te be
spreken bad, moet wel zeer dringend' zijn ge
weest om tot een zóó laat bezoek te leiden.
Wilt u ons in het kort den aard ervan uiude-
deeien?"
Lord Perivale Kuchte en aarzelde en men
kon hem aanzien hoe woedend hij was, dat
bij op zulk ie;en wijze gedwongen werd de
zaak in hét publiek bekend te maken.
Hetty bloosde en keek diep beschaamd. Zij
was intens en bitter verontwaardigd, baar
liefde voor Jack, die zij als het mooiste en
heiligst? in haar leven beschouwde, door de
medOogenlooze atmosfeer van een rechtzaal
gesleurd te zien.
Maar het gevoel, dat de vraag van den rech
ter bij haar wakker riep, was nog niets ver
geleken bij bet brandende gevoel van on
rechtvaardigheid en wanhoop bij de leugens
die als waarheid klonken, toen zij door Lord
Perivale geuit werden.
„Wilt u ons vurtellen waarom u juffrouw
Loring op dat late uur bezocht?" drong de
magistraat opnieuw aan.
D;e volle zaal was als geëlectriseerd door
algemeen e opwinding en de atmosfeer was
geladen van emotie, teen de oude edelman
voortging:
„Dezejonge vrouw is iin dé teerste
plaa.s de dochter van Robert Loring, den
misdadiger, dis naar lik meen. uit de gevange
nis ontvlucht is"
„Dat weten wij", viel de rechter eenig-szms
ongeduldig in.
„Juist, maar wat u niet weet-, is dat door
een ongelukkige samenloop van omstandig
heden mijn zoon in de valstrikken van deze
jonge vrouw is geraakt en haar zelfs als zijn
verloofde aan mij heeft voorgesteld".
Aller oogen waren gericht op het mooie
jonge gezichtje, dat zo-o wit en onbewegelijk
was, als war,? het uit -marmer gebouwen.
Hetty Loring voelde baar bloed bevriezen,
toen Lord Perivale voortging:
„Natuurlijk wensch'te ik haar niet tot
schoondochterhet kind van den man, die
in zoo'n nauw verband stond tot den dood
van mijn broer acht jaar gel:den en die juist
bezig was te ontsnappen uit de gevangenis
waar hij was heengezonden out zijn gerechte
straf te ondergaan. Maar toen mijn zoon dat
vernam, was hij nog vaster 'besloten met
haar te Urouwen en de plechtigheid was vast
gesteld op vandaag, ze hadden een speciale
vergunning, en dat alles heb ik mee moeten
aanboioren", eindigde de oude maai veront
waardigd.
Dtjournalisten schreven met koortsaeihti-
gen ijver en de teekenaars maakten hun
schetsen met uitersten zorg. Het gebeurde
zelden,, dat zij zoo'n roman „naar belt leven"
te hooren kr.egein.
„Maar u beeft ons nog niet verteld waarom
u juffrouw Loring bezocht", herinnerde de
rechter Land Perivale.
Op zijn verbonden hoofd wijzend, merkte
de oud? edelman geïrriteerd op: „Heit zou
niet te veel zijn a's u een beetje rekening
zoudt willen houden met mij.n verwonding
en mij het verhaal op mijn eigen marnier
zoudt laiten viertellen".
„Zeker", mompelde de rechter met vrien
delijke beleefdheid. Ilij ikende Lord Perivale
persoonlijk en was dadel-ijk geneigd b:m te
verontschuldigen
(Wordt vervolgd).