BRIDGE Toen het volle maan was... EEN WEKELIJKSCHE RUBRIEK. Varkenspootjes. IJMUIDER COURANT VRIJDAG 16 DECEMBER 1932 door M. W. ETTY LEAL. Het portret van Heinrich Fücker, de man die de gemoederen in beweging bracht door zijn poging tot aanslag op den ex-keizer. berm gereden heeft, weet hij niet meer. Ook kan hij geen verklaring geven, hoe het on geluk heeft plaats gehad. Hij wist dat de remmen niet aan de wettelijke bepalingen voldeden en dat de uitlaat lekte, zoodat gas sen in de cabine kwamen. De Officier, Mr. W. M. Paardekooper Overman betuigde de deelneming met de familie der overleden kinderen. Het geval dat niets vermoedende kinderen worden aan gereden, is zeer ernstig. Uitvoerig ging hij de getuigenverklarin gen 11a en kwam tot de conclusie, dat de ver dachte heeft zitten soezen. Hij is gaan rijden, ondanks hij wist, dat de remmen niet in or de waren. De officier wil een voorbeeld stel len eischt een hechtenisstraf van 6 maanden met intrekking van rijbewijs voor 1 jaar. Mr. T. A. M. A. van LÖben Seis trad als ver dediger op. BURGERLIJKE STAND HAARLEM, 15 December. Ondertrouwd: 14 December: T. Wijnhoven en J. Peters; C. J. v. d. Veldt en J. Teeuwen; H. P. de Vries en W. A. den Blanken; P. M. Rooij en H. M. van Meerem; A. Timmer mans en A. J. J. de Leeuw; J. Koene en G. J. v. d. Ochtend; G. J. Voetelink en A. M. C. Terstal; J. F. Ludding en H. M. Wigchert; A. van Dijk en D. Polak; H. J. Rozenhart en A. van Melsen. Getrouwd 14 December: H. K. Snel en J. A. M. van Asten; H. J. Westbroek en K. P. de Meulmeester; M. A. Hagenaars en C. Ba- rends; W. Pols en A. Helmigh; J. van Broek huizen en D. M. Reijns; B. Wijers en J. H. G. M. Hendriks. Bevallen 11 December: A. M. Kamp—Hoge d.; M. E. Verzijlenbergv. d. Veldt, z.; 12 December: H. GansEggeraat, d.; M. H. van DonselaarDicks, z.; T. Veldhuis—van Leeuwen, z. Overleden 13 December: C. Biesheuvel, 68 j., Hazepaterslaan. DE MAN IN DE CELUIDS-CONTROLEKAMER. Als boven de deuren van het toonfilmatelier de roode lampen aanflitsen en de leider van de opname roept: „Achtung! Aufnahme!" dan heeft de man, die zich in de kamer voor de geluidscontrole bevindt, alleen nog maar ooren. Hij kijkt ook nog wel even door het breede raam van zijn cabine, boven op de galerij van het toonfilm-atelier, doch dat is niet van belang. De „Abhörkasten" is natuurlijk bij op nemingen in het atelier geen nauwe be dompte kast. En de „man"- in de „Abhörka- bine" Is ook maar niet zoo een willekeurige mijnheer, doch een zeer gewichtige persoon. Meestal heeft hij gestudeerd aan de techni sche hoogeschool en voert dan den titel van Dr. ir. Een bepaalde naam voor zijn beroep bestaat er niet; sommigen noemen hem „Tonmeister", anderen zeggen: „Tonmixer" en dit laatste woord geeft eigenlijk den meest juisten indruk van zijn verantwoordelijken arbeid. Wat doet nu die Tonmixer in zijn voor elk geluid afgesloten cabine? Hij „vormt" het ge luid ,zou men eigenlijk kunnen zeggen; zui ver gesproken is het: hij regelt de geluids sterkte. Hij stemt de afzonderlijke geluids golven tegen elkaar af. Hij vermengt ze tot een geheel. Beneden heeft de xegisseur de laatste aan wijzingen gegeven, de schijnwerpers begin nen te branden. Op een kleine verhooging, omgeven door allerlei apparaten, staat de Tonmixer als op de commandobrug van een schip. Het kraakt even in een schakelkastje. Er springt een roode wijzer op het veld „klaar". „Aufnahme!" Uit een matig grooten luidspreker aan den kant van de Abhörkabine klinken de woor den van de acteurs, die beneden op het too- neel hun rollen moeten spelen. De Tonmixer staat voor zijn lessenaar met de vele af stem- hefboomen; thans bedient hij één hefboom, daar er slechts één microphoon ingeschakeld is. Doch op deze lessenaar Mischpult ge naamd kan men tegelijkertijd tot zesen dertig microphonen regelen en afstemmen. Plotseling kraakt daar iets tusschen, wat heelemaal niet lijkt op een menschelijke stem. De Tonmeister geeft een bei-signaal naar beneden, de opneming wordt onder broken. Beneden heeft men echter niets gehoord. „Wat is er aan de hand?" schreeuwt de opname-leider. „Er heeft ergens een lat gekraakt of zoo iets", roept hij terug. De scène wordt nog eens gedraaid. Dit maal is de „Mann im Abhörkasten" tevreden. Terwijl er beneden in het atelier van alles wordt versleept en verzet, spreek ik met den Tonmeister over zijn werk. Leeken kunnen zich dat zoo eenvoudig in denken. Men weet alleen maar: bij de op voering in den bioscoop heeft de filmstrook links deze krasjes, of die gekartelde lijn, die het geluid weergeeft. „Neen", verklaart de Tonmixer, „er worden twee filmstrooken opgenomen, onafhankelijk en toch afhankelijk van elkaar. Beeldstrook en geluidstrook. De beeldcamera ziet u daar beneden in 't atelier. De geluidscamera staat een halve etage onder mij in de machineka mer. De beide apparaten zijn synchroon ge koppeld dat wil zeggen: zij werken na tuurlijk electrisch in zulk een volkomen overeenstemming, als was het één apparaat". De beslissende zitting van het Fransche parlement. Herriot tijdens zijn laatste rede. In ons artikel aangaande de nieuwe tel ling is een fout geslopen, veroorzaakt door de onduidelijke redactie der nieuwe regels, welke uit buitenlandsche bladen werd over genomen. Bij drie Sans is men wel uit want het telt per saldo toch 100 en de bedoeling van de oneven sansslagen op 30 en de even op 40 te stellen is hierom gedaan om de 5 in de drie slagen a 35 dus 105 te elimineeren en daardoor de opstelling van de score te vereenvoudigen, zoodat men alleen nullen in de rubriek der eenheden krijgt. Wij komen in elk geval op de nieuwe telling en regels terug, zoodra zij officieel zijn ingevoerd. Het spel is telkens aan wijzigingen onder hevig en sommigen vragen zich af of dit niet een teeken is, dat men langzamerhand naar een ander soort Bridge toegaat. Ruim dertig- jaar speelt men nu het Bridge, waarvan het principieele verschil met whist oorspronke lijk slechts was dat men met een blinde speeld. Er is een zekere strooming, die Bridge wil be houden, maar den Blinde af wil schaffen en het spel dus wil laten zooals het thans volgens contract-regels wordt gespeeld, maar het openleggen van den blinde wil afschaffen en het nieuwe spel zou dan Contract Whist heeten. In een vlot boekje, uitgegeven door Faber Faber te Londen prijs 6 sh.) heeft Hubert Phillips een uiteenzetting gegeven van de evolutie van Bridge nadat het in de plaats van Whist kwam. Als dat boekje niet veel meer bevatte, zouden wij er geen aparte bijdrage aan wijden, maar een hoofdstuk daarin is van de hand van Culbertson en geeft, op logische wijze uiteengezet, een goede les waaruit men kan zien hoe men door analyse van de biedingen van partners en tegenpartij de honneurs in de diverse kleu ren met vrij groote zekerheid kan gissen, wat natuurlijk van groot voordeel is bij op maken van zijn speltechniek, tactiek en vooral bij voorgenomen snijden. Het op te lossen biedmysterie is als volgt: Geboden werd: Z. 1 KI.; W. 1 Ru.; N. 2 H.; O. pas.;Z. 2 Sans.; W. pas, N. 3 Schoppen, O. pas, Z, 4 Sch.. W. pas, N. 5 Ruiten, O. pas, Z. DOODELIJK AUTO-ONGELUK TE BEVERWIJK. 6 Maanden hechtenis geëischt Donderdagmorgen, werd door de !Arr. Rechtbank behandeld de zaak van den 21-jarigen bestuurder van een vrachtauto uit Hoofddorp, beschuldigd op Vrijdagmiddag 16 September van dit jaar een doodelijk onge val veroorzaakt te hebben op den Provin cialen weg naar Uitgeest ter hoogte van den St. Aagtendijk. Drie meisjes liepen naast elkaar op den breeden bitumenweg, óp weg naar school. Hoewel het verkeer op dien weg niet druk was, week de bestuurder uit Hoofddorp steeds meer naar rechts en reed tenslotte zelfs over den berm. Hij gaf bovendien geen signalen. De vrachtauto reed van achteren op de meis jes in, met het gevolg dat de 13-jarige Marie Tesselaar onder de wielen geraakte en on middellijk gedood werd. De beide andere meisjes, de 13-jarige Marie Niesten en de 15-jarige Aagje Tesselaar, werden ernstig ge wond. In den nacht volgend op het ongeluk overleed ook Marietje Niesten in het Roode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk. De wonden van Aagje Tesselaar waren niet levensge vaarlijk. Acht getuigen waren opgeroepen, waar onder dr. Hulst als deskundige. Deze acht het mogelijk, dat, zooals ver dachte verklaart, in een toestand van ver suffing het ongeluk heeft plaats gehad, en dat verdachte zich later daar niets meer van herinnert. Dit verklaarde hij op een vraag van den raadsman van verdachte mr. T. A. M. A. van Löben Seis. Een handelsreiziger reed op 16 Sept. per luxe-auto van Beverwijk naar Uitgeest. Uit de tegenovergestelde richting heeft hij een vrachtauto zien naderen met zeer geringe vaart, welke auto steeds meer naar den rechterkant van den weg kwam. Op de berm liepen drie meisjes, die door de auto wer den ingehaald. De getuige dacht eerst, dat de auto zou stoppen, doch de wagen deed het niet, reed cle meisjes aan en vervolgde zijn weg, ondanks het geroep van getuige. Even later stopte de chauffeur toch en FEUILLETON Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. 3) „Hedde 't over de liefde?" vroeg de voer man met een ietwat schaapachtigen blik. „Over de liefde", zei Bellew, „maar. voor 't oogenblik is dat een pijnlijk onderwerp voor mij. Laten we het dus over iets anders heb ben". De voerman lette er niet op en vroeg, niet zonder ernst en met duidelijke verbazing en ongeloof in zijn stem: „Ge wilt toch niet zegge' dat oe hart ge- broke is?" Bellew keerde zich naar hem toe en leun de op een verontwaardigden elleboog. „En waarom niet? Vervloekt! Dacht je dat mijn hart minder kwetsbaar was dan dat van een ander?" „Nou", zei de voerman, „ge het aars niet de 'maniere van een vent met een kapot hart, evenmin als meneer Cassilis, dien ik óók teuge juffer Anthea heurde zegge dat se hart was gebroke, gisteren an dien dag om twee ure 's middags, zoowaar as ik hier zit"., „Anthea", herhaalde Bellew met gesloten oogen, „dat is een vreemde naam en een mooie naam". „Mooi, nou, asteblief en zelf is ze' nog mooier, een beeldje". „Zoo!" Bellew gaapte. „Ja, zei de boer, „en der is geen vent ien lieele dorp, die der niet zoo over denkt". zes Schoppen, W. pas, N. Groot Slem Klave ren. Men ziet hieruit hoe Noord omdat hij 5 Ruiten bood (volgens „Loop-Biddaing") renonce in de Ruiten moet hebben, want waar W. een bod in de Ruiten deed en Z. later daarop Sans bood, moet hij (Z.) in Ruiten minstens Vrouw derde hebben, dus N kan alleen 5 Ruiten bieden als hij renonce heeft of het Aas en dat laatste is niet waar schijnlijk. Wij hebben geen ruimte om het probleem in al zijn finesses te bespreken maar geven de vermoedelijke kaarten, welke uit het bieden gegist kunnen worden: 'Na de eerste biedronde verwacht men bij: Noord in Sch.: Aas of H, V, 10 x, in Har ten A. H vijfde. Zuid: Schoppen Heer of Aas, Klaveren A, H of A. V vijfde. Van de Ruiten en Klaveren bij N en de Harten of Ruiten bij Z weet men niets. Na de tweede biedronde komt men op het volgende: Noord heeft in Schoppen b.v. A, V vierde of H, V, 10 x en in Harten wat in de eerste ronde vrij zeker was. Van Zuid is in de tweede biedronde bekend geworden dat hij in Schoppen een hoogen honneur moet hebben (was al bekend). Kla veren vrijwel als in ronde 1, maar in Ruiten moet hij of Vrouw derde dan wel Boer vierde hebben (af te leiden uit zijxx Sansbod na 1 Ruiten van W. Na de derde biedronde veraioedt men dat N. wel 6 Harten zal hebben met A, H in top, Schoppen als voorheen, Ruiten vermoedelijk renonce en in Klaveren moet hij er minstens 3 hebben, uit het bieden van Z maakt men op dat deze in Schoppen A of H moet heb ben. en. bovendien nog wel 3 lagere, in Harten 1 of 2 kleintjes, in verband daarmede in Klaveren 5 of 4 en Ruiten als voorheen. Na sluiten van bieden heeft N vermoede lijk: Sch.: H, V, B, 10 of x, Ha.: A, H, x, x, x, Ru.; KL: H, B, x, x, en Z vermoedelijk: Sch.: A, x, x, x, Ha.: x, Ru.: V, x, x, KL: A, V, x, x, x,. vroeg: „Wat is er?" Hij maakte den indruk zich vaxi niets bewust te zijn. Twee meisjes lagen op den berm, terwijl het derde meisje op dexx weg lag. Getuige heeft onmiddellijk een dokter gehaald. De verbalisant verklaarde dat verdachte gezegd had: ,,'t Is wel mijn schuld". Althans woorden van die strekking. Toen getuige ver dachte hoorde was verdachte in eenigszins overspannen en zenuwachtigen toestand. Verdachte heeft gezegd, dat hij „iets aan de oogen" had, niets kon zien en ineens vlak voor den wagen de 3 meisjes opmerkte; hij heeft geen signalen gegeven. Het 15-jarig meisje, dat gespaard is ge bleven, Maria Tesselaar, zeide dat verdach te nooit geïnformeerd had. Zij kan zich thans weer met een stok voortbewegen. Een andere getuige, die ook per auto ter plaatse was, verklaarde dat verdachte na hét geval gezegd heeft: „Geef mij de schuld maar". Op een vraag van den Officier antwoord den twee chauffeurs, die veel op dien weg rijden, dat men er geen last van de zon heeft, behalve misschien 's avoixds. Het on geluk is gebeurd omstreeks 1 uur. Gehoord werd luitenant W. van Hulst, als deskundige. Deze heeft de sporen onderzocht die duidelijk een flauwen boog op het gras beschreven, met een lengte van 26 Meter. De auto heeft vlak langs de haag ge scheerd. De remproeven bewezen dat met een snelheid van 30 K.M. en gebruiken van de voetrem de wagen nog 29 M. doorliep. De handrem, die na het ongeluk aangetrokken werd gevonden, werkte bijna niet. Van ver blinding door de zon is getuige bij zijn proe ven niets gebleken. De wagen werd bij' het remmen naar rechts getrokken, omdat het linkervoorwiel niet wordt afgeremd. Toen de getuige bij den wagen kwam, die in de zon heeft gestaan, was het benauwd in de ca bine. Er waren geen afvoerdampen. Verdachte verklaart den dag daarvoor 12 uur lang gereden te hebben, en dien dag om 6 uur weer begonnen te zijn. De auto was belast met 2500 K.G. Met aftrek van het op onthoud (laden, lekke band) heeft hij een paar uur gereden. Hij zag de kinderen pas op het laatste moment. Hij heeft steeds last aan zijn oogen gehad van de glinstering van de zon op den weg. Zijn snelheid schatte hij op 25 a 30 K.M. en hij heeft geremd na de aanrijding. Dat hij voor de aanrijding op den Maar hier begon de stem van den voerman en het kraken der wielen en de hoesflag der paarden te vervagen en Bellew sliep in. Hij ontwaakte, dooidat iemand hem hevig schudde. Toen hij overeind ging zitten be merkte hij, dat de wagen had stil gehouden bij een smalle laan, die van den hoofdweg- afboog en zich verloor tusschen boomgaar den en heggen. „Ge mot dien kant op", zei de voerman, langs den hoofdweg wijzend, ,,'t Darp lelt an deze weg, nog een goeie mijl". „Dank je vriendelijk voor de inlichting", zei Bellew, „maar ik moet niet naar het dorp". „Niet?" vroeg de boer, en kxxabde zijn hoofd. „Neen, waarachtig niet", zei Bellew. „Waar motte dan heen?" „Dat weet ik niet. Voorloopig blijf ik hier maar liggen en kijk wat zich voordoet rijd dus maar door als een braaf voerman. ,,'t Zal niet gaan", zei de voerman. „Niet gaan?" „Neeje!" „En waarom niet!" „Omdat ik niet verder ga. Daar is 't huis waar ik wezen mot. Je kan 't van hier niet zien deur de boomexi, maar daat leit 't". Bellew zuchtte. Hij moest zich van den wa gen laten glijden. „Wat ben ik je schuldig?" vroeg hij. „Schuldig?" vroeg de voeiman verbaasd. „Ja, voor het meei-ijden enede aangename lichaamsbeweging, die je mij hebt bezorgd". „Harrejennig!" riep de man en bai'stte in lachen uit. „Ge zei mien niks schuldig, heur ik ben jou der nog een schuldigeen fikschen,...! omdatte me zoo netjes in die sloot gekiepei'd hebt, al heb ik oe der een paar goeie gegeven."! „Dat heb je," zei Bellew met een lach en hij stak hem de hand toe. „Harrejé", riep de voerman, toen hij be merkte, dat er, na den handdruk, een mooi blinkend vijf shillingstuk in zijn hand lag, „wat is dat nou?" ,,'t Is geloof ik, vijf shilling", 'zei Bellew, „of vergis ik me. Ik ben niet erg goed op de hoogte van dat Engelsche geld". „Zoo vast as een huis", zei de voerman, „ik zij der best mee op de hoogte. Nou goeien dag, meneer, en dankie en goede reis ver ders". Dit zeggende zette hij de paarden aan liet het zilverstuk in zijn zak glijden, knikte en reed krakend en knarsend de laan in. Bel'lew liep den weg op. De lucht was vol van kamperfoeliegeur, en van den zang der vogels. Hij bleef nu en dan staan luisteren naar het juichen van een leeuwerik of den weeken, vollen toon van een lijster, en het werd hem ongekend vredig te moede; de we- i*eld leek zoo mooi en .gelukkig, het gras on der zijn voeten was zoo zacht, de hemel boven zijn hoofd zoo blauw en helder, dat hij, on danks zichzelf, zachtjes begon te fluiten, tot dat hij zich op eens het Spooksel vaxi een Verloren Geluk herinnerde en het gefluit in een zucht eindigde. Hij was nu bij een hek gekomen, dat met een ketting en een hang slot was gesloten, maar achter dat hek liep eexi paadje tusschen weiden en heggen, en boomgaarden, zoo aanlokkelijk, dat hij den weg verliet, het hek overklom en het laantje inliep. Hij had nog niet ver geloopen of de zachte zomerwind bracht hem een geur van hop- bloemen en fruit tegemoet. Hij liep door. Het kon hem volstrekt niet schelen waarheen hij ging. Hij liep door tot de zon den horizon na derde en hij honger be'gon te krijgen. Toen keek hij om zich heen en- zijn blik viel op een steilen wegkant, waar bloemen en varens in kwistigen overvloed groeiden. Daar liep hij heen, vie-1 in het dikke gras neer en maakte zijn rugzak los. En hier was het, dat hij voor de eerste maal den kleinen Por ontmoette. HOOFDSTUK IV. Hoe de kleine Por, op zoek naar een schat voor een ander, een oom voor zichzelf vond. Bellew had zijn rugzak opengemaakt en er een stuk kaas, een mes, een klein brood en een blikje boter uit te voorschijn gehaald. Na deze inspannende bezigheden was hij in een mijmering vervallen in zijn karakteristieke houding, d.w.z. plat op zijn rug in het gras. Zijn mijmering was nauwelijks begonnen, of ze werd verstoord door een gekx-aak in de heg boven zijn hoofd, een zwaar ding buitel de langs den steilen kant naar beneden en bleef niet ver van Bellew's voeten liggen. De mijmeraar verhief zich langzaam op zijn elle boog en kwam tot de ontdekking, dat het ding een jongen was. Het was een nog heel k'leine jongen, met een rond hoofd vol goudkleurige krullen en met een paar helder blauwe oogen, die Bel lew vei-wonderd aanstaarden, terwijl hij een miniatuur-knie en dito elleboog wreef. Eén oogenblik kwamen er tranen in de blauwe oogen, doch dat was maai' even. Toen hij Bellew's glimlachenden blik op zich gericht zag, onderdrukte hij met mannenmoed zijn zwakheid, schoof zijn verschoten pet achter op zijn hoofd en wensehte Bellew beleefd een „goeden avond". „Goeien middag, mee'ster duikelaar", zei Bellew, „heb je je bezeexd?" „Een beetje, aan mijn elleboog, maar Ik heet George". „Zoo heet ik ook!" „Maar ze noemen me Gorrie-Porrie". „Natuurlijk, zoo noemden ze mij vroeger ook", zei Bellew. „Gorrie-Porrie eet taart en pasteien en zoent de meisjes totdat ze schreien". hoewel ik het nooit gedaan heb, hoor! zoo iets doe je niet als je jong benten ^ijs. Dat komt later en brengt zijn speciaüe De opname in het atelier gaat verder. Meri draait een sneltrein in volle vaart: de witte stoom stijgt sissend langs de vensters van het atelier. De stoom lijkt heel goed, doch hij sist nog te luid. Het gesprek der acteurs komt niet duidelijk genoeg uit. De Tonmeister roept zijn bevelen naar beneden en dan sist de stoom zachter. „Dikwijls moeten wij zulke geluiden eerst later er tusschen door mengen, bijvooi'beeld als wij explosies opnemen of laten we zeggen een botsing van treinen". „Hoe wordt zoo'n geluid dan eigenlijk op de filmstrook vastgehouden?" vraag ik. „De microphoon, clie boven de hoofden van de tooneelspelers hangt, zet de geluidstril lingen om in electrische golven, Zooals bij een telefoon. De draden gaan van den opna- me-microphoon hier omhoog naar mijn ca bine; door den luidspreker hoor ik wat er gesproken wordt, op den „.Mischpult" regel ik de toonsterkte, versterkers maken het ge luid grooter, dat tenslotte door de zooge naamde „kerrzelle" gaat en door een objec tief als meer of minder sterke lichtstrook op de filmstrook wordt vastgelegd. „Wat is dat: de Kerrzelle?" „Een kleine electroden-kast, die met nitro- benzol is gevuld; midden daarin hangt een dunne, buigzame strook metaal. Dit toestel is genoemd naar den Schotschen natuuikun- dige John Kerr (gestorven in 1907), die be roemd is geworden door zijn werk op electro- optisch gebied". „Dus eenigex-mate het hart of de ziel van de toonfilm-camera?" „Ja, zonder Kerrzelle bestaat er geen toon film. Er zijn nog twee of drie andere metho den om electrische energie in licht om te zet- zet, doch bij de Ufa werken wij alleen met de Kei-rzelle". Belsignaal van beneden. Er wordt verder gedraaid. Ik kijk naar den man in de „Abhörkasten" terwijl hij kalm bij zijn „Mischpult" staat en draait aan zijn afstem-hefboomen. Hij heeft verteld, dat hij sedert het begin, dus zoodra de toonfilmcamei-a er was, in het vak is. Niet altijd gemakkelijk, om zijn wil door te zetten bij den regisseur voor alles bij de ze nuwachtige acteurs, altijd iemand in het vaaiwater te zitten en de opname te ondei*- breken. Doch doet men het niet op tijd, dan schelden zij later op het miserabele geluid; dan heet het, dat zij onmogelijk en onder geen enkele omstandigheid zóó kunnen heb ben gesproken en de schuld ligt natuurlijk bij den Tonmixer. Zoo was het vooral in den eersten tijd. Toen was ook de synchronekop- peling van beeld- en tooncamera nog niet heelemaal in orde en het gebeux*de vaak, dat als een acteur bijvoorbeeld „maar" wilde zeg gen, hij den mond opendeed en men eex*st twee seconden later 't bijbehoorende „maai'" hoorde. Toen was de toonfilm nog in de kin derschoenen. Die heeft zij echter reeds lang uitgetrokken. De man in de „Abhörkasten" staat aan zijn lessenaar en mixt. De opname gaat verder! (Te Jutphaas werd in een rond reizend circus een varken met vijf pooten, dat als bezienswaar digheid optrad, geslacht, omdat het personeel anders niet te eten had.) Welk een droevige tragedie Heeft zich nu weer afgespeeld, Welk een crisisillustratie Brengt Jutphaas nu weer in beeld. Als j' als varken met het pootje Extra mag gezegend zijn, Denk je: nou, ik sta op pooten, 'k Ben een zwijntje van een zwijn, 'k Maak een prachtige carrière, Ik raak vast niet in de soep, Met mijn pootigheid ben 'k zeker Van een artistiek beroep. Maar helaas, er komt een crisis En de nood komt aan den man, Die het vijfde varkenspootje Niet platonisch zien meer kan. 't Water staat tot aan de lippen En komt daardoor in den mond, 't Vijfde pootje wordt potage En gaat heel het circus rond. Ach, het leven is een circus En dat circus is in nood, Voor dit pootige artiestje Werd een circus ook de dood. Als 't bij zijn geboorte niet zoo Goed op pooten was gezet, Als 't er nu eens twee gehad had, Was het, denk ik, nog gered. P. GASUS. onaangenaamheden mee". Hij zuchtte en sneed met zijn mes een homp van het brood af. „Heb je óók honger, Gome-Porrie?" vroeg hij het kind, dat was opgestaan en met zijn pet de stof van zijn klee'ren sloeg. „Jawel"' „Nou hier is brood en kaas en een flesch bier. Tast dus maar toe, kameraad". „Erg vriendelijk maar ik heb zelf brood met jam in mijn knapzak". „Knapzak?" „Ik heb 'm verloren toen ik door de heg viel; ik zal 'm opzoeken". Hij keerde zich om klautex-de tegen de helling op en kwam al gauw terug met ecix saamgeknoopten zak doek, die aan het einde van een stok was vastgebonden. Hij ging naast Bellew zitten en begon dezen „knapzak" open te maken. Werkelijk kwam er brood met jam te voor schijn, al bleek dit er door den tocht niet veel beter op geworden, want Bellew be merkte dat er allerlei voorwerpen, onder meer een klein, verroest zakmes en een tol in 'vastgeplakt zaten. Die voorwerpen werden echter met zorg verwijderd en Gorrie-Pome begon met smaak te eten. „En vertel me nou es", begon Bellew, toen ze een tijdje zwijgend hadden zitten eten, „vertel me nou es, waar de reis naar toe is." „Dat weet ik nog niet", antwoordde Gorrie- Porrie en schudde zijn krullen. „Mooi zoo!" riep Bellew, „al weer een punt van aanraking, ik weet het ook niet". „Maar ik heb gedacht over Afrika", ver volgde de jongen, terwijl hij het laatste stuk brood nadenkend bekeek. „Afrika?" zei Bellew, „dat is nog al een eindje hier vandaan!" „Dat is waar", zei Gorrie, „maar ex* zijn daar streken, waar het goud voor het op scheppen ligt. Je hoeft het maar uit den grond te graven. De oude Adam heeft me er van verteld; en het is mr om goud te doen, zie je. Ik ben op zoek naar een schat", .(Wordt vervolgd).,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1932 | | pagina 7