BRIDGE
Toen het volle maan was...
EEN WEKELIJKSCHE RUBRIEK.
DE TOESTAND IN DUITSCHLAND.
Alsmaar borden.
door Art. W. ETTV LEAL
IJMU1DER COURANT
WOENSDAG 28 DECEMBER 1932
REGEERINC EN RIJKSWEER.
(Bijzondere correspondentie)
Berlijn, December 1932'
Op een heugelijken Mei-avond in 1931 stond
rijkskanselier Brüning aan de Berlijnsche mi
crofoon, gereed om op Chequers bij Mac-
Donald, op diens vriendschappelijke uitnoodi-
ging, zijn week-end te gaan doorbrengen.
Daar zou nog eens in alle rust en ondiploma
tieke gemoedelijkheid gesproken worden over
Duitschlands moeilijkheden in verband met
het verdrag van Versailles. Onmiddellijk voor
zijn vertrek moest Duitschland en de overige
wereld bekend gemaakt worden met de nood
verordening zijner regeering, die in het Rijk
zooveel beroering verwekken zou.
Zwaar werden weer de beambten in rijks-,
staats- of gemeentedienst getroffen, vooral
zij die met een pensioentje nog juist wisten
rond te komen. Het was de tweede noodver
ordening, die onmiddellijk bij de bekendma
king alle salarissen, pensioenen en ondersteu
ningen van werkloozen en andere hulpbehoef -
tigen onbarmhartig verlaagde. Brüning ging
naar Chequers, terwijl hij een noodkreet
perste uit het geplaagde Duitsche volk. Deze
gelijktijdigheid leek regie-kunst, waardoor de
wereld tot nadenken moest worden gestemd.
Er werd in die dagen veel gesproken over
„den moed der impopulariteit'" bij Brüning.
Dien moed heeft hij ongetwijfeld bezeten.
Een enkele categorie van rijksdienaren even
wel heeft ook hij 't niet gewaagd te beknot
ten in hun welstand en aangenaam leven.
Wie ook in Duitschland reden heeft tot
klagen, zeer zeker niet de rijksweer-soldaat.
Deze is niet alleen steeds beschermd tegen
allen economischen nood, bij bleef een bla-
kenden welstand genieten. De luitenant van
de oude groote armee leefde in een toestand
van vergulde armoe, als hij niet over belang
rijke eigen middelen beschikken kon. Aan
een huwelijk kon hij eerst dan ernstig den-
kij, als het hem gelukt was, een bruid met
een behoorlijk kapitaaltje te vinden.
Een huwelijk was slechts geoorloofd, als op
naam der bruid z.g. „mündelsichere" waar
den vaststonden, die een j aarlijksche rente
van minstens 2500 Mark gaven. Dat is sedert
de omwenteling anders geworden. Een jong
luitenant is alleen reeds door zijn tractement
in staat te trouwen en op goeden voet te
leven. Ik ken er zelfs, die zich in dezen toe
stand de luxe van een kleine auto veroorlo
ven. De verschillende regeeringen van de
Duitsche republiek, socialistische zoowel als
Duitschnationale en die uit de middenpar
tijen, hebben er alle voor gezegd, dat de
rijksweersoldaat, van den hoogsten tot den
laagsten, niet te kort kwam. Integendeel!
Elke regeering zal gehoopt hebben daar
van eens de vruchten te mogen plukken, meer
bij een eventueelen strijd tegen een binnen-
landschen vijand dan tegen eenig buiten-
landsch gevaar. Wel heeft de rijksweerminis-
ter verklaard, dat het Duitsche leger niet be
stemd is, bij onlusten als politie-corps op .te
treden, m,aar bij staatsgevaarlijke toestanden
in het Rijk zal het niet afzijdig blijven. Het
is geen geheim, dat, ondanks alle liefderijke
zorgen van roode en rood-zwarte regeeringen,
de Duitsche rijksweer met hart en ziel
Duitschnationaal gezind is. Wat niet zeggen
wil, dat zij sympathiseert met de D. N. partij
van Hugenberg De traditie, die opflakkerde
in het kabinet von Papen heeft haar volle
sympathie.
Von Papen zelf moest vallen, omdat hij,
Centrumsman, tersluiks mee had geholpen,
zijn partijgenoot en collega Brüning ten val
te brengen. Terwijl zijn kabinet de noodzake
lijkheid inzag, na den ongunstigen uitslag der
rijksdagverkiezingen, samenwerking te zoeken
met de groote partijen, wilde het op eenige
parlementaire basis steunen.
Doch met wat basis in den Rijksdag of hee-
lemaal zonder, na zich bereid te hebben ver
klaard tot overleg en compromissen, zal het
rijkskabinet onder den kanselier generaal
von Schleicher, als het wil, zich kunnen
handhaven. Het wenscht de rijksweer niet
als politie-corps, maar dit goed geoefende,
welverzorgde leger soldaten met vereering
voor de traditie zal zijn basis zijn. Als de
dingen niet zoo hun loop zullen hebben,
waarom was dan noodig een regeering Von
Papen, Von Schleicher, waarom dan die Rijks
dagontbinding en nieuwe verkiezingen, al
mogen deze dan ook een „terloopsch" proefje
geweest zijn! Er zal dan zijn „Empörung" en
veel gemor en geschrijf, maar, geïmponeerd
door den krachttoer zal het „democratische"
deel der bevolking spoedig tot kalmte komen
en afwachten, wat het nieuwe systeem zal
brengen.
In den loop der 14 jaren na den „Zusam-
menbruch" heeft geen „systeem" redding, al
thans verbetering van den toestand kunnen
brengen. Het systeem kanselier-generaal-
regeering met of zonder parlement, heeft in
elk geval met zich den voortgeschreden tijd,
die de uiteindelijke redding zalbrengen uit
den algemeenen rampspoed.
Intusschen wedijveren in de Commissie
van den Rijksdag, die moet adviseeren over
de voorstellen van de regeering en uit het
parlement, de partijen in edelmoedigheid te
genover hen, die zoo zwaar getroffen werden
door de noodmaatregelen van Brüning. Met
groote meerderheid stemden Nazi's, Duitsch-
Nationalen, Sociaal-Democraten en Commu-
nister voor opheffing der belangrijkste bepa
lingen dezer verordeningen. Zullen deze par
tijen ook in den Rijksdag zoo stemmen, dan
zal dit de berooide schatkist enkele honder
den millioenen kosten. De regeering heeft
gedreigd, in dit geval den Rijksdag weer te
zullen ontbinden!!
H. L.
WATERWINNING VOOR
PROVINCIE.
DE
GED. STATEN STELLEN VOOR, DUIN-
TERREINEN AAN TE KOOPEN.
Ged. Staten deelen Prov. staten mede, dat
het gebruik van ieidingwater tengevolge van
de uitbreiding van het leveringsgebied
(N.R.U.) en de toenemende „waterbescha
ving" gestadig aangroeien. Indien, gelijk te
verwachten valt, de behoefte steeds grooter
zal worden, zullen de duinterreinen te Wijk
aan Zee en Duin, Castricum en Bergen op
den duur niet in staat zijn aan deze steeds
toenemende behoefte te voldoen.
Naast het in exploitatie brengen van nieu
we duinterreinen is de mogelijkheid overwo
gen, op den duur water te betrekken uit het
IJsselmeer. Het is bekend, dat de directeur
van het P. W. N. gunstige verwachtingen
koestert omtrent de mogelijkheid het IJssel
meer als het binnen b.v. 6 a 8 jaar verzoet
zal zijn, als waterwinplaats te gebruiken.
Al wijzen ook de totdusverre verkregen voor
loopige resultaten er op, dat deze verwach
tingen een goede kans hebben te worden ver
wezenlijkt, zekerheid bestaat daaromtrent
nog niet. Ged. Staten zijn dus inmiddels blij
ven uitzien naar een gelegenheid om ge
schikte duinterreinen voor de Provincie te
verwerven, en nu de mogelijkheid bestaat om
tegen een alleszins aannemelijken prijs een
duinterrein van pl.m. 986 H.A. aan te koo-
pene zouden zij deze gelegenheid niet willen
laten voorbij" gaan. De som, waarvoor de
eigenaars de gronden aan de Provincie zou
den willen verkoopen, bedraagt f 570.800,
of nog geen f 600 per H. A.
Het betreft hier een in de gemeente Eg-
mond-Binnen en Eg-mond aan Zee gelegen
aaneengesloten terrein, dat bovendien het
voordeel biedt dat het aansluit aan de
noordgrens van het provinciaal bezit te Cas
tricum en aldus met laatstgenoemd terrein
een geheel zou gaan uitmaken.
De gronden bestaan uit een breede duin
strook, die hier en daar zeer fraai begroeid
ise, en bevatten naast het duinterrein in en-
geren zin, bouwland, weide, boscli, een aan
tal opzichterswoningen'en kleine boerderijen
met erven. Door het verpachten der bouw
en weilanden en het verhuren der woningen
en boerderijen kunnen niet onbelangrijke
inkomsten worden verkregen en de mogelijk
heid blijft open om enkele aan den rand van
het bezit gelegen perceelen, welke voor de
waterwinning niet van belang zijn, weder te
verkoopen.
Aangezien, zooals gezegd, vergrooting van
het duingebied voor het Provinciaal Water
leidingbedrijf niet onmiddellijk noodig is en
de terreinen als een intusschen hoogst
wenschelijke reserve zijn te beschouwen,
die met het oog op de mogelijkheden, welke
het IJsselmeer biedt, wellicht voor waterwin
ning nooit aangesproken zal behoeven te
worden, zouden Ged. Staten het niet juist
achten hun geheele kapitaalslast door het
P.W.N. te doen dragen. Het schijnt hun daar
om billijk, dat een gedeelte der lasten, welke
zij op f 200.000 stellen, voor rekening der
provincie wordt genomen. Het bedrijf zou dan
moeten opkomen voor het rentegevend deel
van het bezit en voorts voor de helft der ove
rige kosten. Ged. Staten achten het volkomen
verantwoord, een deel der kosten ten laste
der Provincie te nemen, omdat zij het een
groot sociaal belang oordeelen dat het duin
terrein op gemakkelijke voorwaarden voor
het publiek wordt opengesteld als recreatie
oord, waaraan bij den bestaanden aanwas der
bevolking een steeds groeiende behoefte be-
Ged. Staten stellen dus aan Prov. Staten
voor, te besluiten, onder voorwaarde, dat
een in te stellen geo-hydrologisch onderzoek
een, naar het oordeel van Ged. Staten bevre
digend resultaat oplevert, voor den prijs van
f 570.800 aan te koopen:
a. van den heer C. D. van der Vliet, te
Bloemendaal een duinterrein groot ongeveer
706 H.A., gelegen in de gemeenten Egmond-
Binnen en Egmond aan Zee;
b. van mevrouw Ch. C. Th. Wilson-Bunge
te Bloemendaal, een terrein groot ongeveer
280 H.A. gelegen in de gemeente Egmond-
Binnen.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 27 December.
Bevallen 21 December M. AartsSchuijt,
d.; 22 December: A. J. M. Bruijn—Seuter, z.;
J. van KoperenKerkman, d.; 23 December:
M. J. C. BurghoutSnoek, d.; A. A. M. Hark-
mans-Rijbroek, z.
Overleden 23 December: R. de Jong, 73 j.,
Raamvest; H. van Huizenv .d. Bos, 77 j.,
Paul Krugerstraat; A. HagedoornKooijman
81 j., Gaelstraat.
Een Amerikaan, die verandering van uitzicht wenschteliet zijn woonhuis met 16 kamers
van den eenen oever van de Delaware-rivier naar den anderen brengen. Een afstand van
vier Kilometer.
FEUILLETON
Naar het Engels ch
van
JEFFERY FARNOL.
12)
„Ik wou u nog eens komen zeggen", ver
volgde hij zeer vertrouwelijk en bijna fluiste
rend, „dat zulk een maatregel toch eigenlijk
heelemaal overbodig is.
Anthea keerde haar gezicht naar een an
deren kant om het voor Bellew te verbergen
en deze hooivork-ridder, die alles best zag,
werd plotseling droomeriger dan ooit. Hij
bleef staan, legde z'n hand op Por's schou
der en wees met zijn gavel naar den an
deren hoek van 't hooiland, waar de hooiers
weer druk bezig waren.
„Kom, neef", zei hij, „wij gaan weer aan 't
werk". Zij liepen hand in hand het veld over
en toen zij een eindje gegaan waren, kon
Bellew niet nalaten even om te kijken, en hij
zag dat Anthea haar hoofd nog steeds afge
wend hield, maar dat desondanks de heer
Cassilis zeer dicht naast haar liep en dat hij
telkens naar haar overboog, zodat zijn
zwarte snor gevaarlijk dichtbij die eene krul
kwam die krul, die zoo aarts-ondeugend
over haar oor kon kijken.
„Waarom kijk je zoo boos, groote Por?"
„Boos? Keek ik boos? Ik dacht".
„Ik denk óók, maar ik zet er geen kwaad
gezicht bij".
„En waarover denk je dan, Por?"
„Ik denk er over hoe 't komt dat je zoo
veel van bramen houdt en dat ik je er nog
nooit een heb zien eten".
HOOFDSTUK X.
Hoe Belew en Adam een plechtige overeen
komst sluiten.
„Kijk de maan eens mooi zijn vanavond,
groote Por!"
„Ja prachtig!"
„Zoo groot en heelemaal rond hè?-"'
„Ja heelemaal rond".
„En ook wel een beetje geel, niet?"
„Lijkt zij niet op een gouden pond?"
„Erg geel".
„Jawel, een beetje".
„Zou 't dan al niet de gouden maan kun
nen zijn, zeg!"
Ze leunden beiden uit het raam. Anthea en
tante Priscilla waren druk bezig met huis
houdelijke dingen en de jongen had Bellew
naar het raam getrokken, en nu lagen ze op
de vensterbank en keken naar de schitteren
de maan, Bellew met zijn arm om het kleine
lijfje heengeslagen.
Maar nu kwam Anthea achter hen staan
en daar ze pas uit het heldere lamplicht
kwam, zag ze Bellew's arm niet en zoo ge
beurde het dat haar hand die arm aan
raakte en er zelfs eenigen tijd op bleef rus
ten. En hiermee begon het.
De lucht van Arcadië is, zooals ik gezegd
heb, opwekkend, om niet te zeggen opwin
dend; maar zij is nog meer, ze heeft de won
derlijke eigenschap om elk alïèdaagsch voor
werp zijn prozaïsch voorkomen te ontnemen,
de meest gewone dingen worden in haar be
lichting wonderen van schoonheid. Alle han
delingen en gebeurtenissen kunnen in Arca
dië de kiem in zich houden van heerlijke en
ongedroomde mogelijkheden En daarom is
het begrijpelijk van welk gewicht de aanra
king van Bellew's arm door de hand van het
meisje kon zijn.
„En", zei Anthea, dezelfde hand op de
meest natuurlijke wijze van de wereld op
George's krullebol leggend, „waarover staan
jelui hier zoo ernstig te praten?"
„Over de maan", zei kleine Por. „Ik vroeg
Por of ie al goud was".
„Neen baas", viel Bellew in, „ik geloof niet
dat hij al zoover is".
„En wat is 'n gouden maan?" vroeg An
thea.
„Dat is een maan", zei de jongen, „waarbij
je kunt gaan zoeken naar schatten. Maar je
moet precies kunnen zien of ie goed goud is,
anders kun je wel thuis blijven, want je
vindt toch niks".
„Och lieve jongen", zuchtte Anthea en
boog haar donker hoofd tot het op zijn
blonde krullen rustte, „weet je dan niet dat
schatten niet te krijgen zijn zonder veel ar
beid en zorg en moeite en zelfs daarmee vaak
nog niet?"
„Natuurlijk! Niet iedereen kan schatten
vinden, maar wij wel. Groote Por weet er
alles van en je zult zien dat we best wat vin
den. Wacht maar.
„Ja je hebt gelijk Por", zei Bellew, „wacht
maar op de gouden maan".
Hierna zwegen ze eenigen tijd en dat zwij
gen had een eigen wondere bekoring en het
duurde zóó lang tot de blonde krullen lager
en lager zonken op Bellew's arm en Anthea
eindelijk, met een heel zachte stem, tot klei
nen Por zei, dat hij goenacht moest zeggen.
Hetgeen hij dadelijk deed, met een slaperig
stemmetje, om vervolgens met trage stapjes,
aan Anthea's hand de kamer uit te gaan.
Tante Priscilla was naar de keuken gegaan
en Bellew slenterde de kamer uit en liep den
rozentuin in om van den prachtigen nacht te
genieten.
De warme lucht was vol vochtige geuren
en de maan, die al hoog boven de boomkrui
nen stond, goot haar zacht licht over den
mooien ouden tuin met zijn slingerpaden en
gesnoeide taxus-heggen, terwijl uit de bos-
schen in de verte de roep van een of anderen
nachtvogel klonk.
Bellew liep langs een pad dat zich door bloem
hagen kronkelde en waarop overal lichtplek
ken schitterden en staarde naar de maan en
De Nieuwe Regels (Vervolg).
Wij verzuimden de vorige week bij het
trekken om partners te vermelden dat in
tegenstelling bij vroeger, waar de laagste
begint- met geven, thans de regel is gewijzigd
zoodat de trekker van de hoogste kaart het
eerst geeft.
De regels over spelen en uitkomen zijn niet
veel veranderd. Alleen denke men er om dat
Z als hij een kaart in N (blinde) aanraakt,
deze kaart als gespeeld geldt. Men kan zich
er dus niet op beroepen dat men er nog zijn
vinger op heeft dat mocht vroeger immers
maar als men een kaart heeft aangeraakt,
moet men die spelen. De eenige uitzondering
hierop is, dat men bij dat aanraken te ken
nen mag geven: „Ik ben de kaarten aan het
rangschikken" of woorden van dezelfde be-
teekenis.
Wij komen thans tot de regels van ge
toonde kaart, die te splitsen zijn in toonen
van kaarten voordat het bieden is afgeloopen
en in dergelijke overtredingen gedurende het
spel.
a. Getoonde kaart tijdens het bieden:
Na het geven en voor sluiten van het
bieden:
1. een enkele kaart, lager dan een hon-
neur, getoond door w of O mag Z (die
na bieden leider is geworden) eischen:
I. dat de kaart als getoonde kaart
open wordt gelegd
II. den maat van den overtreder ver
bieden in die kleur uit te komen.
2. heeft de overtreder de bedoeling gehad
daarmee uit te komen (welke bedoeling in
sub 1 niet wordt verondersteld) dan mag de
speler links van den overtreder een nieuwe
gift eischen, in elk geval mag hij dat doen
als de getoonde kaart een honneur was.
b. Getoonde kaart tijdens het spel.
Wanneer gedurende het spel O of W een
kaart toonen, zonder die uit te spelen, mag
Z eischen dat die kaart als getoonde kaart
blijft openliggen. Z kan eischen dat de
overtreder die kaart voor- of bijspeelt,
EEN WAARHEIDSSERUM.
Sedert korten tijd tracht men in Amerika
een methode, die van Duitschen oorsprong is,
toe te passen op verdachten, van wie men bij
zonderheden over gepleegde wandaden
wenscht te vernemen.
Dr. Robert E. House, van Ferri's (Texas)
had kunnen vaststellen, dat in slaap ge
brachte patiënten toch den zin van de tot
hen gerichte vragen begrepen en er vrijmoe
dig en volledig antwoord op gaven. Eens, toen
men een pasgeboren kind wilde wegen en de
echtgenoot de weegschaal niet kon vinden,
riep de vrouw in haar slaap, waar zij die had
neergezet. Dat bracht hem tot verder onder
zoek' en herhaalde proefnemingen en hij
kwam tot het besluit, dat gedurende de be
dwelming met scopolamine de hersenssfeer
die het den menschen mogelijk maakt schoo-
ne, maar onware geschiedenissen te „dich
ten", tot werkloosheid wordt gebracht, ter
wijl de gedeelten, waarmede de herinnering
in verband staat, naar waarheid worden be
antwoord. Daarbij komt nog, dat de aarze
lingen en storingen, die bij een niet bedwelm
de altijd gereed zijn om het spreken .lei-
waarheid te beletten, volstrekt uitgeschakeld
zijn. Op die wijze wordt het liegen moeilijk,
om niet te zeggen onmogelijk, terwijl de waar
heid zonder stoornis tot uiting komt.
Om de toelichting tot dr. House's besluit
te vergemakkelijken, boden verschillende me
dewerkers van het laboratorium voor ae we
tenschappelijke verklaring van misdaden in
de hoogeschool te Chicago zich bereidwillig
aan. Zij schreven een reeks vragen op, waar
op. alleen zij konden antwoorden, zooals b.v.:
Wat is de tweede voornaam.van mijn moe
der? In welke stad is mijn vader geboren? en
sloten het antwoord daarop in een verzegel
den briefomslag. Toen namen zij zich ernstig
voor, ap alle vragen een onjuist antwoord te
geven. In den bedwelmenden slaap gaven zij
dan, met zulk een voornemen, antwoorden,
die men opschreef en met de antwoorden uit
de envelop vergeleek. Welnu, in geen enkel
geval slaagden de proefpersonen er in de
voorgenomen leugens te vertellen: ze gaven
de juiste antwoorden. Een enkelen keer kwam
dit niet uit. Achter de vraag of hij al moei
lijkheden had ondervonden bij het nieuwe
reglement op het rij verkeer, had een mede
werker neen geschreven, maar in de bedwei-
mingschap had hij een lange historie opge-
discht van een geldboete, die hij had opge-
loopen. Toen hij tot bezinning was gekomen
en hem op die tegenstrijdigheid gewezen
werd, stond hij eerst verbluft, maar daarna
begon hij te lachen en bekende hij, dat nij
inderdaad, jaren geleden, in Virginia, in over
treding was geweest doch dat hij het feit en
de betaling van de boete daarvoor glad verge
ten was.
den zwartblauwen hemel en luisterde naar
den eenzamen vogel. Maar aan geen van de
ze dacht hij, toen hij, langzaam voortloo
pend koning Arthur bereikt had en in diens
schaduw bleef staan. Zijn gedachten verwijl
den enkel bij dien druk van een zachte war
me hand op zijn arm.
„Is u dat, meneer Belloe?"
Bellew schrok en kwam tot de conclusie
dat hij al een heelen tijd onder den boom
gezeten had met een pijp zonder vuur tus-
schen zijn tanden; en hij schudde zijn hoofd,
verwonderd over zich zelf.
„Is u dat, meneer?"
„Ja, Adam, ik ben het".
„En hoe voelt meneer zich zoo, na al die
lichaamsbeweging met de hooivork?"
„Best Adam, dank je. Kom hier ook wat
zitten en stop een pijp".
„Nau graag meneer, dankje", zei Adam en
hij haalde uit zijn vastzak zijn kleine steenen
pijpje te voorschijn en begon dat te stoppen
uit Bellew's tabakszaak. Ik ben bij Prudence
op het Huis geweest, meneer weet wel, de
keukenmeid. Een buitengewoon beste keuken
meid, meneer Belloe".
,En een buitengewoon mooie meid bo
vendien, Adam".
„O, jè, ja leelijk is ze niet. Ik zal niet
ontkennen dat ze der best uitziet, flink uit
de kluiten gewassen, welgeschape, een ju
weel van een deern, meneer. Maar da's niks
vergeleke met der innerlijke eigenschappen!
O, ze het bepaald senie veur broodpudding
en vruchten-koek om nog niks te zeggen van
pannekoeke. En der wijn, meneer appel
wijn en bessewijn kan ze make! Als ik daar
an denk dan wordt de ouwe Adam zoodanig
wakker in me dat ie der bijna uitspringt en
as der een ander het hart het na der te kij
ken, op zulke oogenblikke, veural die Job
Jagway, dan hoeft er maar weinig te ge-
beure of de stukke vliege der of, dat kunde
geleuve, meneer Belloe!
„En wanneer denk je te trouwen, Adam?"
„Nou, meneer, me hadde gedacht, as juf
ook wanneer deze niet open op tafel is blij
ven liggen.
Z kan het uitkomen met of bijspelen van
die kaart niet verbieden.
Z kan den overtreder niet dwingen tot ver
zaken door hem te forceeren die kaart bij te
spelen b.v. als Harten gevraagd wordt, de
kaart in kwestie Klaveren is en de overtreder
nog Harten in zijn hand heeft.
Het komt wel eens voor dat een kaart te
veel in het spel is. De regels daarvoor zijn
als volgt:
Wanneer gedurende het spelen bevonden
wordt dat een speler tengevolge van verzuim
van bijspelen bij een slag een kaart te veel
heeft, is het volgende van toepassing:
1. als de overtreder uitgekomen is vóór of
bijgespeeld heeft bij een volgenden slag, mag
Z of W al naar gelang het geval ligt. een
nieuwe gift eischen. Is de fout in Blinde be
gaan, dan gaat het spel echter door.
2. Wanneer het spel voortgezet wordt, dus
als geen nieuwe gift geëischt wordt, moet de
overtreder uit zijn hand een kaart wegwer
pen, zoo mogelijk die kaart welke hij in den
onvolledigen slag zou hebben bijgespeeld.
Tegen den regel dat de Blinde zich aan het
spreekwoord „Zwijgen is Goud" moet houden,
wordt nogal eens gezondigd. Wij vestigen
daarom speciaal de aandacht op het vol
gende:
De Blinde mag zelfs niet door aanraken
van een kaart zijn partner (Z) trachten te
beïnvloeden. Doet hij dit toch dan mag O
eischen dat z de aangeraakte kaart speelt of
spelen van die kaart verbieden, tenzij zulk
een spelen een verzaking zou veroorzaken. De
Blinde mag Z ook niet attent maken op
eventueel uitspelen in de verkeerde hand
(dus als Z uit N speelt, terwijl hij uit eigen
hand had moeten uitkomen).
Bij verkeerd uitkomen van Z kunnen O of
W eischen dat hij in de goede hand uitkomt,
zoo mogelijk in dezelfde kleur. Dat is een
goede bepaling en voor deze overtreding kan
hij dus beboet worden door ontneming van
kans op juist snijden.
Na het bovenstaande begrijpt men gemak
kelijk, dat inspuitingen met scopolamine op
voorloopig gevangen gehouden verdachten tot
denzelfden uitslag leiden: zonder het te weten
of te wi'llen, bekennen de schuldigen of deelen
bijzonderheden mede, waardoor het, nadat de
werking van de scopolamine geëindigd is,
mogelijk wordt hen in het nauw te brengen en
rechtsgeldige bekentenis te doen afleggen.
Waarde vriend pedaalpousseerder,
Mede-kettingganger, hoort,
Strakjes kruist ons rijwielpaadje
Weer een bord van nieuwe soort.
Kijk, de oude bordjes blijven,
Maar daarnaast komt dit model,
Dat daarnaast dan slechts figuurlijk,
Dat begrijpt u zeker wel
Wordt een pad ons voorgeschreven
Voor uitsluitend fietsverlceer,
Dan zet men er in de toekomst,
Zulk een nieuw soort bordje neer.
Maar alleen weer, moet u weten,
Als na tweeëndertig pas,
Ons zoo'n paadje wordt geschonken,
Dat er vóór dit jaar niet was.
Echter, hebben wij de keuze
Tusschen rijwielpad en straat,
Dan blijft er het oude bordje,
Dat niet voorschrijft, doch slechts raadt.
Het is niet zoo heel eenvoudig,
Maar wat is dat wel vandaag,
't Leven wordt steeds grooter puzzle
En het menschdom puzzelt graag'.
Op één ding wil ik nog wijzen,
Als u goed dit bord beziet,
Treft hierop het heerenrijwiel;
Geldt het dan voor dames niet
Ach ik denk dat de Minister,
Dit berustend heeft gedaan,
Vrouwen trekken zich tenslotte
Toch niets van zoo'n bordje aan.
P. GASUS.
fer Anthea dit jaar es een goed jaar mocht
make, dat we wel zoo in October of Novem
ber der over koste denke, maar 't hangt alle
maal of van
„Van wat?"
„Van de hop meneer. Die doet 't best! Weel
derig meneer! As ter geen meeldauw op komt,
is der geen betere an dees zij van Maidstone.
Maar as de schimmel der op valt, dan valt
ie meteen op mijn verwachtingen, meneer".
Adam knikte nadrukkelijk, lachte en verviel
in een rook-rijke stilte.
„Meneer Cassilis was er vandaag, Adam",
zei Bellew na eenigen tijd, z'n eigen gedach-
tengang volgend.
„Ja meneer, ik heb 'm gezien. Hij zei dat
Job Jagway weer op de been was en dat
Job Jagway morge met de andere op de ver
koop zal zijn".
„O ja, de verkoop", zei Bellew in gedach
ten.
„En de gedachte dat die Job Jagway hier
komt om de meubels van juffer Anthea te
koopen, 't Maakt den olden Adam in me li
chaam tot een wild beest. Ik kan der niet
stil van zitte, meneer Belloe! As Job merge
te dicht in me buurt komt, weet ik niet wat
er van komt".
„Adam", zei Bellew, nog altijd in gedach
ten. „Zou jij misschien wat voor me willen
doen?"
„Wat u maar wilt, meneer, zoo lang je me
niet vraagt
„Ik wou graag wat meubels koopen".
„Wat?" riep Adam en op zijn gelaat ver
scheen een breede glimlach. Harrejé, die is
goed! Dat is net wat ik zelf ook wou. Zie je,
ik ben niet bepaald een miljenair, maar ik
heb wat spaarduitjes en gisteren heb ik tien
pond van de bank gehaald. Ik doch zoo bij
mezelf. Zoo kan ik misschien juffer Anthea's
ouwe buff et je redde of de spiegel waar ze
zoo gek op is of al was 't maar een stoel.
Alles zulle ze niet hebbe. zoolang ik nog een
paar pond te vergeve heb",
(Wordt vervolgd),.