Toen liet volle maan was...
Een praatje met Ernst Lubitsch.
Bruggedachten.
'MUIDER COURANT
VRIJDAG 30 DECEMBER 1932
Het einde van de stomme film.
(Van onzen Weenschen correspondent
Weenen, December
Ernst Lubitsch, de wereldberoemde filmregis
seur, die tegenwoordig eenparig door alle
Yankees de grootste filmregisseur van Holly
wood wordt genoemd en die ook door lion
derdduizenden niet-Amerikanen in andere we
relddeelen als de allerbeste en allervoornaam
ste regisseur van de heele wereld wordt be
schouwd. houdt zich op het oogenblik te Wee
nen op. Dat wil zeggen: op het oogenblik dat
ik deze regels schrijf, want wanneer zij on
der de oogen van mijn lezers komen, is hij
niet meer in de Donaustad en is hij al, zooals
men hier zegt uüber alle Berge geflohen''
Ik had het genoegen een kop thee en een
glas sherry met Lubitsch te drinken en een
sigaar met hem te rooken. Hij ziet er precies
zoo uit als op de foto's. En hij lijkt ook spre
kend op de tallooze caricaturen, die van hem
in omloop zijn. Dat is ook geen wonder, want
Lubitsch laat zich slechts door begaafde en
door buitengewoon handige kunstenaars tee
kenen. Het is waar dat Lubitsch een erg groo-
ten neus heeft een flinke voorgevel versiert
het huis! en het is ook waar, dat men Lu
bitsch haast nooit zonder een geweldig groote
sigaar in zijn mond kan aantreffen. Een si
gaar die meer op een Zeppelin dan op een ge
wonen rookstengel lijkt.
Laat ik u echter eerst, voor ik u mededeel,
wat Lubitsch tegen mij gezegd heeft, een en
ander over zijn levensloop vertellen. Lubitsch
is een Berlijnsche jongen. Hij werd op den
28en Januari van het jaar 1892 in de Duitsche
hoofdstad geboren. Hij is dus thans het is
geen moeilijke rekensom precies veertig
jaar oud. Dat had u misschien niet gedacht,
u had hem wellicht ouder geschat, omdat het
werk, dat u van hem gezien hebt, van zoo
buitengewoon veel ervaring en vakkennis ge
tuigt. Als jongen had Lubitsch slechts één
groot ideaal voor oogen: hij wilde tooneel-
speler worden. Zijn vader had echter andere
plannen met zijn zoon. Hij had hem voor het
bankiersvak bestemd en inderdaad zien we
zoonlief in een bank werkzaam. Dat duurde
echter niet lang. Lubitsch was nauwelijks
twintig jaren oud, of hij smeet er dat werk
bij neer. Hij ging les nemen bij den tooneel-
speler Viktor Arnold en deze bracht hem in
aanraking met Max Reinhardt.
Gedurende twee jaren heeft Lubitsch onder
Reinhardt's leiding gewerkt. Toen begon hij
zich voor het filmwezen te interesseeren. Hij
had een goeden neus en wist, dat de film een
groote toekomst had. Hij trad zelf voor de
camera op en hij maakte zich in 1918
eensklaps wereldberoemd door zijn regie
van de Carmen-film, waarin niemand minder
dan Pola Negri als „star" optrad. In Amerika
regisseerde hij „Rosita" met Mary Pickford en
„Huwelijkspel" met Adolphe Menjou. Onder
zijn leiding werden „De Prins-student van Hei
delberg" met Ramon Novarro in de rol van
Karl Heinz en „De Patriot" gedraaid en een
van zijn populairste films was „The Love Pa
rade", die ook in Nederland veel opgang
maakte, met Maurice Chevalier, die tot zijn
beste vrienden behoorde en die ook onder zijn
regie „One Hour with you" speelde. De film
„Ik heb een mensch gedood" (The Man killed»
is eveneens van Lubitsch.
Ik heb Lubitsch gevraagd welke vraag
lag meer voor de hand? wat hij van de
zoogenaamde „stomme" film denkt. „Finished"
zegt hij, „de stomme film heeft haar rol uit
gespeeld. Ook Charley Chaplin zal nooit meer
een wereldsucces kunnen zijn, wanneer hij er
niet toe overgaat „sprekend" te spelen. Geen
enkele bioscoopbezoeker wenscht meer films
te zien, waarin acteurs en actrices hun mond
open doen zonder dat men hoort, wat zij te
zeggen hebben. Opschriften, die de handeling
en de dialogen moeten verklaren, zijn niet
meer voldoende. Nu is er natuurlijk een groo
te moeilijkheid. Dat is het taalverschil. Een
film, zooals deze tegenwoordig vervaardigd
wordt, is voor de meeste landen van de we
reld bestemd. In Hollywood wordt zij in het
Engelsch opgenomen. In diverse landen moet
zij in een andere taal gesynchroniseerd wor
den. Dat wil zeggen: acteurs en actrices moe
ten de woorden van de spelers en speelsters
in een andere taal overbrengen en moeten er
nauwkeurig op letten dat hun mondbewe
gingen zooveel mogelijk op die van de zich op
het witte doek bewegende personen lijken.
Dat is een buitengewoon moeilijke taak, die
meestal heel veel tijd kost. Iedere scène, iede
re dialoog eischt tal van repetities. Er wor
den opnemingen gemaakt, die geweldig veel
kostbaar materiaal verslinden, en het resul
taat is nog steeds niet hetgeen men ge-
wenscht liad en dus begint men weer met
frisschen moed opnieuw.
Men heeft er tegenwoordig een nieuwe
methode op gevonden. En wel: men laat films
die in het Engelse^ gesproken (en gezongen)
worden, in landen vertoonen, waarin Engelsch
niet de algemeene landstaal is, en men laat
een gedeelte van den gesproken (en gezongen'
tekst in de daar gebruikelijke taal in den
vorm van letters en woorden op het levende
beeld verschijnen. Daardoor gaan ontelbaar
veel détails en fijnheden verloren. Kwinksla
gen en typische gezegden kunnen niet tot
hun recht komen, maar daartegenover staat
weer. dat men de bewegingen en de hande
lingen van de spelers en speelsters grooten-
deels begrijpt. En bovendien gaat van deze
Ernst Lubitsch.
films een opvoedkundige kracht uit. Zij leeren
de toeschouwers en toehoorders zich aan de
typische eigenaardigheden van de vreemde
taal te gewennen en geven dus in zeker op
zicht en in sterk werkend opzicht ook
taalkundig onderwijs. Voorloopig zal er vol
gens Lubitsch wel weinig' verandering in deze
methode kunnen worden aangebracht.
De pogingen om gekleurde films te vervaar
digen zijn tot dusverre mislukt. Men beschikt
nog niet over voldoende technische hulpmid
delen en bovendien zijn gekleurde films nog
geen absolute noodzakelijkheid geworden. Be
ter goede films in zwart en wit en grijs dan
gekleurde rolprenten met onnatuurlijk colo-
riet, dat belachelijk werkt.
Op mijn vraag, welke film Lubitsch als zijn.
allerbeste oeuvre beschouwde, kon hij moeilijk
antwoord geven. „Kijk eens", zei hij, „ik heb
zóóveel films gemaakt, en telkens, wanneer ik
aan het vervaardigen en het opnemen bezig
ben, denk ik, dat juist het werk, dat ik onder
handen heb, het allerbeste werk zal worden.
Later eerst zie ik mijn fouten in. O ja, zeker,
ik geef grif toe, dat ik tal van fouten ge
maakt heb, maar die begaat elk mensch. En
welke film mij het meeste plezier verschaft
heeft? Dat is ook heel moeilijk te zeggen. Het
is altijd juist de film waaraan ik bezig ben!"
„Of we aan het zoeken zijn naar nieuwe
methodes, naar nieuwe mogelijkheden, naar
nieuwe wegen? Ja, natuurlijk probeeren we
altijd iets nieuws te vinden, iets, wat het pu
bliek boeit, wat het publiek trekt. Nieuwe su-
jets, nieuwe wijzen van ensc'èneering, van
regie, van decorkunst. We trachten alles zoo
levendig mogelijk in de camera op te nemen
en op het witte doek te reproduceeren. Wij
zoeken naar romantiek, die tegelijkertijd rea
liteit is, en die door een ieder kan worden
begrepen".
„Bent u, mr. Lubitsch, hier in Europa op
zoek naar nieuwe, tot dusverre nog niet vooi
de film ontdekte talenten? Wilt u misschien
niet een paar aardige Weensche meisjes mee
naar Hollywood nemen?" vraag ik.
„Neen", luidt het antwoord, „ik ben alleen
maar naar Weenen gekomen om mijn goeden
ouden vriend Emil Jannings hier te ontmoe
ten en ook in de andere steden van dit we
relddeel zoek ik slechts oude kennissen op.
Natuurlijk echterwanneer mij iets héél
bijzonders in den weg komt, wanneer ik iets
heel veel belovends ontmoet.dan is het
een andere kwestie. Maar de reis naar Holly
wood is anders te ver en ook bij ons in Ame
rika wordt geweldig gespaard".
„Welke Amerikaansche films de beste zijn? i
Wel, zooals u weet, werk ik voor Paramount.
Ik wil geen oordeel vellen over het werk en
de productie van andere film-maatschappijen,
maar ik voor mij vind, dat.Paramout het bes
te levert. Niet alleen van kunstzinnig stand
punt, maar ook wat de reportage betreft. Men
moet natuurlijk nieuws-berichten streng van
uitsluitend artistiek filmwerk weten te onder
scheiden. maar wij hebben onze nïeuws-ope-
rateurs in alle deelen van de wereld zitten,'in
de meest afgelegen streken, en deze zijn steeds
op hun qui vive en sturen ons voortdurend
het meest belangwekkende nieuws in woord
en beeld.
Dit sound-news wordt in alle deelen van de
wereld vertoond, ook in de Nederlandsche
bioscopen wordt het op het witte doek ge
bracht. Het heet daar „De oogen en de ooren
der wereld", als ik me niet vergis".
„Neen, meneer Lubitsch, u vergist zich
niet. En weet u, dat deze in het Engelsch ge
sproken filmjournalen, die uit Amerika cn
uit Engeland komen, in het Duitsch en het
Hongaarsch, in het Poolsch en het Tsjechisch
en soms ook in het Nederlandsch voor de Ne
derlandsche bioscopen vertaald en omgewerkt
worden in Weenen en door mij?"
Neen, dat wist Ernst Lubitsch niet. Hij be
moeit zich alleen met zijn eigen werk in
Amerika.
W. M. BEKAAR
(De Minister van Waterstaat
heeft het denkbeeld, opgevat
de financiering van nieuwe
brug genbouwiver ken te ver
zekeren door heffing van tol
gelden.)
Bruggen bouwen. Excellentie,
Doet gij waarlijk excellent.
Daar g'op onzen dank kunt bouwen,
Als een stevig fundament.
Veel hebt gij alreeds verbeterd
Met uw bruggenbouwbeleid,
In een reeks van monumenten.
Vol van Waterstatigheid.
Maar nu wordt gij door de tijden
Voor een nieuw probleem gesteld.
Waar wij allemaal aan lijden,
En dat- is: gebrek aan geld.
Voor 't verbinden van die endjes
Valt het zwaar een brug te slaan,
Grijp nu echter niet in wanhoop
Juist het naarste middel aan.
Nieuwe tollen, Excellentie,
Is dat heusch een ernstig plan.
'k Word er enkel bij het denkbeeld.
Draaierig en brommend van.
Bruggen bouwt men niet op tollen,
Die constructie deugt niet meer,
En de woorden hef- en draaibrug.
Geven 't tolbegrip niet weer.
Als gij 't niet kunt overspannen,
En dat ligt wel in de lijn.
Zou ik, tot wat beter tijden,
Liever bruggewachter zijn.
Slechts niet naar de middeleeuwen
Met hun tolsysteem terug,
Want zoo komen wij bij voorkeur
Liever niet over de brug.
Maak uw bruggedachten tolvrij,
Onze felle tollenhaat
Zult gij nimmer overwinnen,
Hoe gij ook als Brugman praat.
P. GASUS.
GANDHI MET NIEUWJAAR VRIJ?
LORD LOTHIAN VICE-KONING VAN INDIë?
LONDEN, 29 December (V. D.) De „Daily
Herald" weet mee te deelen, dat het reeds
zoo goed als zeker is, dat Gandhi en de
andere politieke Indische gevangenen, die
wegens deelneming a^n de burgerlijke onge
hoorzaamheidscampagne werden gearres
teerd, op Nieuwjaarsdag in vrijheid zullen
worden gesteld.
Het blad weet te meiden, dat de onder-
Koning van Indië Lord Willingdon. waar
schijnlijk in het volgende jaar zal aftreden
en dat hij dan zal worden opgevolgd door Lord
Lothian, onderstaatssecretaris voor Indië in
het Britsche kabinet.
POONA, 29 December (Reuter) Gandhi
heeft aangekondigd, dat hij het vasten om
voor de „onaanraakbaren" toegang te ver
krijgen tot de tempel von Kelappan, heeft
uitgesteld.
NASLEEP DER KREUGER-AFFAIRE.
NEW YORK,, 29 December (V.D.) De
Irving Cy., de trustee van de gefailleerde
Internationale Match Cy., (de Amerikaansche
dochteronderneming van het Kreuger con
cern) heeft acht commissarissen der Ameri
kaansche onderneming gedaagd tot be
taling van schadevergoeding tot een bedrag
van 250.000.000 dollar. De commissarissen der
International Match Cy. zouden de controle
op de onderneming hebben overgelaten aan
Ivar Kreuger zelf en daardoor hun eigen
plichten tot het houden van toezicht hebben
verwaarloosd.
WAPENS EN MUNITIE TE HAMBURG.
HAMBURG, 28 December (Wolff). De po
litie heeft een grooten voorraad wapenen en
munitie ontdekt, en vier personen gear
resteerd, die zeiden tot de communistische
partij te behoor en.
HEVIGE GRIEPEPIDEMIE IN BIRMINGHAM
Uit Birmingham meldt Reuter dat tot dus
ver aldaar bijna 600 trambeambten, 100 poli-
tie-agenten en meer dan 300 postbeambten
aan griep ziek liggen. Er doen zich tal van
gevallen van longontsteking voor. de vorige
week 150, deze week reeds 100.
Het aantal sterfgevallen bedroeg de vorige
wee^k 30.
CONFLICT MET 150.000
DEENSCHE ZEELIEDEN.
ARBEIDSOVEREENKOMST DOOR DE
REEDERS OPGEZEGD.
KOPENHAGEN, 29 Dec. (V. D.) Zooals
reeds gemeld werd, zijn de collectieve ar
beidsovereenkomsten met de zeelieden door
de organisatie van reeders opgezegd. Onder
deze contracten vallen 8000 man.
Thans hebben de werkgevers in de ver
schillende bedrijfstakken zoo goed als alle
collectieve arbeidsovereenkomsten per 1 April
1933 opgezegd.
Het aantal betrokken arbeiders dat onder
deze overeenkomst valt bedraagt 150.000,
docli hiervan zijn minstens 50.000 werkloos.
ENGELSCH GOUDSCHIP DOOR
STORM GETEISTERD.
Parijs bij.
middag! Een interessante foto uit de Fransche hoofdstaddezer dagen
genomen, toen de stad in een dichte nevellaag gehuld was.
ZEEMAN GEDOOD.
NEW YORK. 29 December (Reuter). Het
goudschip Majestic had zulk ruw weer tijdens
zijn overtocht over den Atlantischen Oceaan
dat een der zeelieden gedood werd. dat twee
andere bijna waren verdronken en dat de
keuken voor de bemanning zwaar werd be
schadigd terwijl ook nog andere schade werd
aangericht, vooral op 23 December, tot de
storm het hevigst was.
Onder de passagiófs, welke zich aan boord
van het schip bevonden, was ook de Cana-
deesche Premier Bennett.
VISSCHERSBOOT VERGAAN BIJ
SCHOTLAND.
ABERDEEN, 28 December (Reuter). Aan
de Schotsche kust is een vischersboot ver
gaan waarbij drie leden der bemanning om
het leven zijn gekomen.
FRANKRIJK LEENT AAN OOSTENRIJK.
PARIJS, 28 December (Reuter). De
Commissie voor buitenlandsche aangelegen
heden utï den Senaat heeft onder zeker poli
tiek voorbehoud, het wertsontwerp goedge
keurd voor het verstrekken eener leening aan
Oostenrijk.
GRIEP-EPIDEMIE IN DE VEREENIGDE
STATEN.
NEW YORK, 29 December (Reuter). In
de Vereenigde Staten woedt een hevige griep-
epideime. Er zijn 43.997 gevallen geconsta
teerd in totaal 35 staten, hetgeen waar
schijnlijk het achtste deel is van het wer
kelijk aantal.
Alleen in New York zijn reeds 10.000 ge
vallen geconstateerd.
MACHINIST PLEEGT ZELFMOORD.
BRATISLAWA, 29 December (V.D.) Op
het station Altsohn in Tsjecho-Slowakije
heeft zich een vreeselijk voorval afgespeeld.
Een machinist klom op zijn voor het vertrek
gereedstaande locomotief, trok zijn jas uit,
opende de deur van de stookplaats en sprong
in het vuur. In een oogwenk was hij geheel
verkoold. Waarschijnlijk heeft hij in een
vlaag van verstandsverbijstering gehandeld.
Hij laat een vrouw en twee kleine kinderen
achter.
SCIIEEPSBOTSING MAAKT 22 SLACHT
OFFERS.
NAPIER. (Nieuw Zeeland) 29 Dec. (Reuter)
Ten gevolge van een botsing tusschen twee
schepen aan den ingang van de haven, zijn
tien mannen verdronken en moesten twaalf
naar het ziekenhuis worden vervoerd.
DUITSCHE BOEREN EIS CHEN BOTER-
INVOERVERBOD.
BERLIJN, 29 December (Wolff). In een
telegram aan den Rijkskanselier heeft dé
Reicbslandbund een verbod van den invoer
van boter geëischt. De boternoteering te Ber
lijn heeft een laagterecord bereikt op 95
Mark per 100 pond tegen 135 Mark in 1913.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 29 December.
Ondertrouwd 28 December: F. Kroeze en
M. Stoïsser; J. W. Roozen en J. H. A. Kra
mer; T.Schlangen en E. Emers; G. Zwart en
A. Vledder; J. J. de Veen en H. L. v. d.
Vooren.
Getrouwd 28 December: H. P. de Vries eil
W. A. den Blanken; J. F. Ludding
en H. M. Wigchert; A. v. d. Nes en J. M.
Kieft; P. M. Rooij en H. M. v. Meerem; C.
J. v. d. Veldt en J. Teeuwen; A. Timmermans
en A. J. J. de Leeuw; T. Wijnhoven en J.
Peters; A. Scheffer en M. E. Nijsten; J. Koene
en G. J. v. d. Ochtend; A. van Dijk en D.
Polak; G. J. Voetelink en A. M. C. Terstal;
H. J. Rozenhart en A. van Melsen; G. Pool en
S. Schippers.
Bevallen 25 December: H. H. S. v. d. Spek—
Gellij, d.; 26 December: M. StolwijkRijk
hof, z.; A. S. HoekstraVeenstra, z.; 2J
December: M. J. v. d. LindenGiebels, d.
Overleden 26 December: J. J. Berkenkamp,
77 j„ Korte Lakenstraat; C. M. A. van Al-
phen, 57 j., Parklaan; E. H. Rap, 71 j„ Tette
rodestraat; 27 December; R. L. Knoops—
Barkey, 72 j., Mauritsstraat.
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
JEFFERY FARNOL.
14)
„Wie is die dikke roode vent, Adam?"
vroeg hij met een hoofdknik in de richting,
waar de vent in kwestie bezig was met een
worstachtigen vinger in een stoel te prik
ken.
„Dat is meneer Greims van Cranbrook, me
neer", zei Adam met een stuursch gezicht.
„Hij noemt zich zelf korenhandelaar; maar
ik noem 'm, na 't doet er niet toe. Alleen kan
ik je vertelle, dat ie niet van het koren rijk
is geworden, meneer en hij is 't, voor wien we
hier op Daplemere eigenlijk sloven en werken
van 's mergens tot 's avonds.
„Hoe bedoel je dat, Adam?"
„Hij het de hiepeteek op Dapplemere, me
neer".
„Hoeveel is die hypotheek, Adam?"
„Der staat nog over de drieduizend pond
meneer, en die motte van 't jaar afgelost met
de rente", zuchtte Adam,'t is een beesti
ge hoop geld".
Bellew dacht aan de sommen die hij uit
gegeven had voor zijn yacht, voor zijn drie
race-wagens en voor andere „genoegens".
Drie duizend pond, vijftienduizend dollar!
Die zouden haar tot een vrij mensch maken
onafhankelijk, vrij van zorgen! Vijftien
duizend dollar! Hij herinnerde zich dat hij
die som eens, in één avond verloren had met
poker.
„Vervloekt", zei Adam ineens. „Dat gezicht
met die varkensooge van Greims, die naar
al onze mooi meubels kijke, keere den ouwen
Adam, bikans binnenste buiten in me, me
neer Belloe. Kijk 'm nou toch es op die stoel
slaan!"
Adam keerde zich plotseling om, drong
door de menigte heen naar de plaats waar de
heer Greims bezig was de springveeren van
een armstoel te onderzoeken en liet zich zoo
danig door de gretige koopers opzij dringen,
dat hij met een harden bons tegen den rood-
nek aanviel en hem daarbij gevoelig op zijn
teenen trapte, met het eenig gevolg dat de
uitdrukking van droomerige onschuld op zijn
tronie, bij het hooren van des heeren Greims
verontwaardigde kreten, veranderde in een
uitdrukking van onschuldige verbazing.
„Kan je niet kijken, waar je je pooten zet,
lompe ezel!" raasde de woedende Greims
roodnekkiger dan ooit.
„Vreskuus meneer Greims", zei Adam ern
stig, „maar met al die pooten van tafels en
stoelen en kasten en canepees en van al die
mensche hier, raak ik zoo in de war, dat ik
een steert mag krijge a'k nog weet welke van
mienzelf of van oe of van iemand anders
zijne. Meneer Greims, ik ben zoo vrij as uw
vreskuus te vrage".
Na welke toespraak Adam plotseling strui
kelde over de klomp van een boer, tengevolge
waarvan hij Greims met zijn elleboog in
diens maag stompte, zoodat hij zich kreu
nend achteruit wrong, in de menigte ver
dween en den stoel met. rust liet.
Ondertusschen zat Bellew in zijn hoekje en
keek naar de drukte en dacht aan haar. die,
moedig als zij was. toch op het laatste oogen
blik was weggegaan om deze hel te ontloo-
pen. Op eens zag hij dat de korenhandelaar
niet ver van hem op een stoel was gaan zit
ten, blazend van hitte en verontwaardiging,
en daar begroet werd door een ander indi
vidu, klein van stuk en met oogen als een rat.
Hij wenschte den heer Greims een eerbiedi
gen goeden morgen. „Die Adam daar", hijg
de de korenman, „moest naar de stallen wor
den gebracht, daar hoort ie thuis. Die vent
heeft wel drie stel ellebogen en voeten te veel.
Hij moest er uit worden gesmeten!"
„Ja", zei de ander, „u heeft gelijk, meneer
Greims, hij moest er uit gesmeten, maar
En wat denkt u van de meubels, meneer
„Zoo zoo, Parsons", zei Greims, „zoo, zoo!"
„Hebt u plan te koopen?"
„Ik zal", antwoordde de korenhandelaar
met nadruk, „ik zal beslag leggen op die go-
belinstoelen enne de staande klok in den
hoek, enne.... het groote, gebeeldhouwde
ledikant enboven al dat buffet hier.
Voor zoover ik weet is er geen buffet, in het
heele land, waarbij het hoeft achter te staan.
Massief mahonie, meneer en het snijwerk!"
En hij tikte met zijn wórstvinger op het meu
bel in kwestie. „O, ik heb al jaren oog gehad
op dat buffet. Ik wist dat ik het den een
of anderen dag zou krijgen. Het verwondert
me alleen, dat ze niet eerder heeft moeten
verkoopen".
„U bedoelt Anthea Devine?"
„Ja, die bedoel ik. Ik heb me herhaaldelijk
afgevraagd, hoe ze met die hypotheek, aflos
sing en rente, der hoofd nog zoo lang boven
water hebt kunnen houden. Maar let op wat
ik zeg, Parsons. Het duurt niet lang, of ze
houdt weer verkooping, en dan gaat het zaa-
kie, Parsons".
„Nou, ik heb altijd gezegd: 't gaat nooit
met een vrouw alleen op een boerderij", zei
Parsons. „Maar wat ik zeggen wou, die kast
daar Sheraton geloof ik wat denkt u
dat die zoowat waard is, zoo onder u en mij?"
vroeg de rat-oog.
„Dat kan ik je niet zegge tot ik 'm bekeke
heb, gevoeld heb", antwoordde de korenman,
opstaande. „Laat me mijn hand er op leg-
genen ik zeg 't je op een schelling".
Zij baanden hun weg door het volk. Bellew
zat emt zijn kind op zijn handen toe te kijken
en bemerkte niet dat zijn pijp al lang uit
was.
De groote staande klok, niet ver van hem
af, tikte rustig en regelmatig voort, onver
stoord door de drukte, zooals ze al gedaan
had van' den dag af dat ze gemaakt was; dat
was (zooals de inscriptie op de wijzerplaat
uitwees) geweest in het jaar 1732, door Jabez
Havesham te Londen. Deze oude dame begon
plotseling een zeer heesch geluid voort te
brengen, hetgeen, gezien haar hoogen leef
tijd geen verwondering behoeft te wekken
en, nadat de lange, heesche zucht was uitge
storven, liet ze twaalf maal den zachten, vol
len klank van haar zilveren bel weergalmen
om aan wie het hooren wilde, mede te dee
len, dat het middag was.
Waarop de deurwaarder, met zijn hoed
achter op zijn hoofd, op zijn horloge kéék,
den roodneuzigen Theodore toeknikte, op een
verhoogde zitplaats klom en drie hamersla
gen op zijn lessenaartje gaf.
„Heeren", begon hij.
Maar hij werd onderbroken door een woe
dende stem.
„Ho stomme pummel! Hou je elleboge
thuis, varken! En je staat weer met je poote
op me teene. Vervloekt, as je hier geen ruimte
het, ga der dan uit".
Waarop de deurwaarder met groot geweld
begon te hameren, hiermede de herrie tot
bedaren bracht en opnieuw begon met zijn
grappigsten glimlach:
„Heeren, u hebt gelegenheid gehad om de
meubels te bezichtigen, die ik hier zal veilen.
Ik zal u wel niet behoeven te zeggen, dat er
moeilijk een mooiere collectie antieke meubels
zal kunnen worden gevonden en daar ik mag
aannemen, dat we het hierover allemaal eens
zijn, wil ik maar, zonder verdere plichtple
gingen met mijn taak beginnen. Vooreerst
hebben we hier een kamerschut, zes voet
hoog (breng het schutsel, Theodore). Hier is
heeren. Gesneden rozenhout met de hand
beschilderde paneelen, in uitstekenden staat.
Wie biedt er wat voor dit kamerschut, hee
ren. Kom!"
„Vijftien shilling", riep een stem.
„Begin maar zoo laag als je wilt, heeren.
Iemand biedt vijftien shilling voor
„Zestien!" van een heer met één dicht oog
en een litteeken op zijn wang.
„Een pond!" riep Adam.
„Een en twintig!" zei het litteeken met na
druk.
„Vijf en twintig!" zei Adam.
„Vijf en twintig!" riep de deurwaarder.
„Niemand meer? Een echt antiek kamer
schut! Niemand? Eenmaal vijf en twintig
andermaal af! Voor den meneer met
de halsdoek, Theodore".
„Dat was Job Jagway, meneer!" fluisterde
Adam Bellew toe. „Lekker zijn neus voorbij.
De deurwaarder begon opnieuw:
„No. 2, heeren! Zes antieke, gebeeldhouwde
stoelen, met gobelin-bekleeding. Met twee
bijbehoorende armstoelen. Wie biedt...."
„Dertig shilling!" uit de menigte.
„Ha, ha! geen grappen! Heeren. Dertig
shilling/ die is goed. Kom heeren!
„Drie pond!" van den roodhals-korenhan-
delaar.
„Drie pond, drie", zei de rat-oog.
„Vier pond", korenhandelaar.
„Vier pond tien", riep Adam.
„Vijf", knikte Greims.
„Zes", loeide Adam.
„Zeven", Parsons.
„Acht", Greims.
„Tien", krijsche Adam, die zenuwachtig
begon te worden.
„Elf", zei Greims, die zijn hals weer begon
af te vegen.
Adam aarzelde. Elf pond leek hem erg veel
voor deze oude stoelen, die hij Prudence en
de beide roodwangige dienstmeisjes eiken
morgen had zien afstoffen. En...', het was
zijn eigen geld niet! Dus aarzelde hij en
gluurde even naar den hoek bij de klok.
,Elf pond!" riep de deurwaarder. „Deze
mooie, gebeeldhouwde antieke stoelen voor
elf pond! Elf, eenmaal, andermaal
„Vijftien", zei een stem in een hoek.
(Wordt vervolgd).