BRIEVEN UIT BERLIJN.
Toen het volle maan was...
Verdiende hulde.
Pas Vijftien jaar
geleden
IJMUIDER COURANT
ZATERDAG 14 JANUARI 1933
Regen en wind inplaats van sneeuw en ijs. Geen winter
sport in het Zuiden. leege berghotels en volle theaters.
Een historisch slot, dat goede zaken maakt.
(Van onzen correspondent).
Berlijn, Januari.
Men begint zich hier af te vragen, of in
derdaad de geleerden gelijk hebben, die met
alle geweld beweren, dat de Aarde langzaam
maar zeker aan het afkoelen is. Menschen,
die op het oogenblik tusschen de 50 en 60
jaren oud zijn. kunnen zich uit hun kinder
jaren nog werkelijke Winters de „W" met
een hoofdletter te schrijven herinneren.
Winters, die sneeuw en ijs brachten, weken
lang, en sport zooveel je maar hebben wil
dezijn die eigenlijk voor altijd voorbij?
Ja, ik weet wel, dat het zoo nu en dan nog
wei eens bitter koud kan zijn. Zoo denk ik
aan den winter 1929, toen we hier in Berlijn
in de buitenwijken 32 tot 35 gr. C. beneden
het vriespunt meemaakten. Woei daar een
Noordenwind bij, dan was het zoo bar koud,
dat men er tegen op zag de verwarmde wo
ning te verlaten. Natuurlijk, dat was een
echte winter
Maar hoe zeldzaam zijn zulke winters ge
worden! Berlijn was vroeger een bij uitstek
koude stad in de echte wintermaanden. Dat
kwam natuurlijk door de hoog-en-droge lig
ging op een zandig plateau, dat open ligt
voor de Noord-Oosten winden uit het niet al
te verre Rusland en de nabije Oostzee, 's Zo
mers hadden wij veel grooter hitte dan in
West- en Zuid-Duitschland, 's winters veel
lager temperaturen. Vandaar dan ook, dat
het schaatsenrijden in deze wereldstad steeds
hoog in eere stond en dat, als ook de enorm-
uitgestrekte meren rondom Berlijn dichtge
vroren waren (wat intusschen slechts zelden
voorkwam) de ijsjachten hun zeilen konden
hijschen en met meer dan 100 K.M. snelheid
voorwaarts vlogen.
Uitnemende schaatsenrijders heeft Berlijn
in die echte winterjaren gekweekt. Kunstrij
ders vrij wel uitsluitend, in tegenstelling met
Nederland, waar het hard-rijden altijd meer
in eere gebleven is.
Nu zijn we al jaren lang op de kunstijs
banen aangewezen. Honderden tennisbanen
midden tusschen de huizenblokken worden
weliswaar begin December reeds onder wa
ter gezet in de hoop, dat ze bevriezen en de
jeugd lokken zullen maar na een of twee
dagen ijsvreugde is dan het ijs weer tot wa
ter geworden en siepelt langzaam weg, totdat
het door een somber matregentje weer uit
hemelsche reserves pleegt aangevuld te wor
den.
Weken lang plegen we wat veel erger is
in onze thans zoo somber geworden Ber-
lijnsche winters de zon niet meer te zien. De
toch al zoo korte dagen krimpen tot weinige
schemeruren ineen, de menschen worden
eerst kriegel, dan snip-verkouden, tenslotte
ernstig ziek. Griep en influenza, longont
steking en angina doen de ronde. De griep
vooral is in Berlijn de laatste jaren van een
hoogst eigenaardig karakter. Niet meer zoo
levensgevaarlijk en plotseling in hevigheid
toenemend, acuut, als vroeger maar chro
nisch, sleepend, en daardoor doodelijk ver
moeiend en fnuikend voor alle energie. Men
is niet „werkelijk ziek" en toch ook allesbe
halve gezond, werkt slechts op halve kracht
'en onder heftige inspanning. Wie meent, dat
men zelf een uitzondering is, komt spoedig
op andere gedachten als men links en rechts
verneemt, dat vermoedelijk half-Beriïjn door
deze sleepende griep aangetast is, die zich
zoo makkelijk uitbreidt dank zij de besmet
ting in trams en overvolle ondergrondsche
spoortreinen, in bioscopen en restaurants,
kortom overal waar honderden menschen
niezend, proestend en hoestend tezamen zijn.
Men weet eigenlijk niet, wat men ten
slotte wenschen moet. Dit ongezond-vochtige
winterweer zonder vorst van beteekenis heeft
natuurlijk het voordeel, dat de nog altijd tal-
looze werkloozen en armen minder gebrek
lijden dan bij felle koude, waartegen zij zich
nauwelijks beschermen kunnen, het geval
ware. Maar aan den anderen kant zijn juist
deze arme, ondervoede menschen het eerst
vatbaar voor de ongunstige invloeden van
deze kwakkelwinters, en het is dan ook geen
wonder, dat onze ziekenhuizen op het oogen
blik overvol zijn en de sterftecijfers weer
eens naar boven vliegen.
De Duitscher is altijd een bijzonder lief
hebber van de wintersport geweest. De spoor
laat in de winter rondom Kerstmis honder
den extra-treinen naar de zeer talrijke centra
voor deze wintersport loopen.
Vooral de ski-sport heeft hier tienduizen
den hartstochtelijke aanhangers, zoodat het
zelfs in deze weken geoorloofd is, de ski's in
de gewone wagens van de D-treinen mee te
nemen. Maar ditmaal is de sneeuw vrijwel
overal in Duitschland weggebleven. Slechts
in de zeer hoog gelegen centra, in de eerste
plaats natuurlijk rondom het „Schneeferner-
haus", het fantastisch gelegen hotel aan de
Duitsch-Oostenrijksche grens, bovenop den
hoogsten Duitschen berg, de Zugspitze, is ook
dit jaar volop sneeuw te genieten.
Men bedenke, dat de hotels der winter
sportcentra het van enkele, hoogstens 4 tot
5 weken per jaar hebben moeten. Dan pleegt
het in der Taunus, in Thüringen, op den
Fichtelberg, den Schauinsland, bij de Reif-
tragersbaude in Silezië, in Oberstdorf, Gar-
misch-Parterskirehen, op den Feldberg in het
Zwarte Woud, in Oberschreiberhau, rondom
Reichtesgaden en in tientallen andere centra
zoo boordevol te zijn, dat de ski'ers een wa
ren wedloop om hotels en pensionkamers be
ginnen.
Ook dit jaar zijn vrijwel overal alle kamers
bezet geweest. Maar nog geen vier dagen na
aankomst, toen het Kerstfeest voorbij was,
begon een massa-vlucht terug naar de groote
steden. Slechts de optimisten bleven en be
studeerden de wolkenformatie en de weer
berichten. De pessimisten echter kregen gelijk
want sneeuw en vorst bleven uit. De regen
kwam er voor in de plaats. Regen en geen
zon, wind en geen sneeuw. De somberste
winter, dien men zich voorstellen kan.
En nu zitten we in onze huizen en staren
naar buiten in een eindeloos-naargeestige
triestigheid, in een symphonic in mineur,
grootsch misschien voor wie daar gevoel voor
heeft, neerdrukkend voor het overgroote deel
der Duitsche menschheid, die nu door niets
meer van de miserabele politiek en de som
ber economische ontwikkeling wordt afgeleid.
Is het een wonder, dat bioscopen, theaters,
restaurants en tea-rooms van deze situatie
profiteeren. Een van de grootste attracties
van Bessi is sinds den zomer 1932 het „slot
Marquardt', dat noord-westelijk van de stad
Potsdam aan een liefelijk meer gelegen is.
Een bezitting van historische beteekenis dooi
den tegenwoordigen eigenaar, den industrieel
Ravené, aan de bekende wijnfirma Kempinski
gepacht. Voor de zomermaanden een idyllisch
oord, restaurant en intiem hotel, met een
heerlijk park, prachtige grasvelden, zwaar
geboomte, een klein strand met zwemge-
legenheid, kortom „the topic of the day".
Maar voor de wintermaanden zou niemand
den genialen exploitant succes voorspeld heb
ben. Drie kwartier rijden per auto buiten de
uiterst westelijke wijken der stad, moei
lijke omnibusverbinding. En dan sombere
regendagen, week-in, week-uit! Is dat ietst
voor een bezoek in December of Januari? En
toch is dit slot bijna dagelijks.... uitver
kocht. De menschen zoeken afleiding, wur
men anderhalf uur lang met hun auto door
HERLEIDING VAN ENGELSCHE
MIJLEN TOT KILOMETERS.
De lengte van een Engelsche mijl, in kilo
meters uitgedrukt, is -1.60952. In den regel
verwaarloost men als het niet op groote
nauwkeurigheid aankomt de beide laatste
decimalen en stelt de Engelsche mijl op 1610
nieter. Dit cijfer geeft een eenvoudige be
naderde herleiding aan de hand. Bij het
getal, dat de Engelsche mijlen voorstelt, telt
men eerst de helft, dan het tiende deel, 'dan
het honderdste deel van dit getal op, hetgeen
men gemakkelijk uit het hoofd kan doen
Feitelijk heeft men het dan met 1.61 ver
menigvuldigd
GROOTE KERKBRAND IN CANADA.
MONTREAL, 13 Januari (Reuter). De
Katholieke kerk gewijd aan de. H. Lodewijk
van Frankrijk, is door brand vernield. De
oorzaak is onbekend. De materieele schade
bedraagt 450.000 dollar en is bijna geheel
door verzekering gedekt, doch talrijke kost
bare schilderstukken en relikwieën zijn ver
loren gegaan, waaronder een relikwie van
groote waarde van den Heiligen Koning Lo
dewijk. Ongeveer acht woningen in de na
bijheid. van de kerk zijn door het vuur
licht beschadigd.
Ferme jongens, stoere knapen,
Na hun avontuur weer thuis,
Weigerse, de Baar, van Teylingen,
Zijn gehuldigd in Maassluis.
Ja, u hebt ervan gelezen,
Van den moed door hen betracht,
Ata ar hebt u zich, zoover mooglijk
Ook den toestand ingedacht?
't Machtig schip waarin de vlammen
Eindlijk leken uitgedoofd.
Leken want je kunt niet weten,
Denk maar aan de P. C. Hooft.
Op dit gloeiend drijvend eiland,
Op dien rookenden vulkaan,
Wilde men de trossen hechten
En het drietal bood zich aan.
En ze zijn op 't schip gebleven
In voortdurend lijfsgevaar.
Elk van hen voor twee man zwoegend,
Drie daardoor van zessen klaar.
Ja, u hebt ervan gelezen,
Dus herhalen heeft geen zin,
Maar ik zeg u, walgenooten,
Denk het u eens even in.
Er is veel en vaak gehuldigd
Aan een minder goed adres,
Bovendien, dit drietal zeelui
Geeft ons nog een mooie les.
Als zoo Holland's geest kan wezen
In den wereldcrisisbrand,
Waarlijk, dan komt ook ons scheepje
Nog behouden weer aan land.
P. GASUS.
Wilde paarden als Filmspelers.
In de Califomische Uergen wordt een groote dierenfilm opgenomen. Bovenstaande foto
toont een ivitd paard, dat men voor de opnemingen de rotsen opjoeg. Voor het ver
krijgen van indrukwekkende beelden worden hier middelen aangewend, die elke dieren
vriend schokJce-..
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
JEFFERY FARNOL.
26)
Waarlijk in al de jaren van zijn bestaan
had het oude huis Dappiemere maar weinig
zulke stormen beleefd, zoo woest en wild en
zonder erbarmen.
En terwijl Bellew daar in zijn bed zat te
luisteren naar het tumult en de razende
woede der elementen, moest hij telkens den
ken aan haar, die nog zoo kort geleden te
gen hem gezegd had:
„En voor dit jaar ligt al onze hoop in de
hop"
HOOFDSTUK XXII.
Hoe de kleine Por op een kritiek oogenblik
door zijn oom in den steek werd gelaten.
„Naar de maan, meneer! Bedorven! Niks
meer waard! De moeite van 't plukken nog
niet".
„Is 't zóó erg Adam?"
„Arg? Zoo arg as 't maar kan!" zei Adam
en het leek wel of zijn oogen vochtig werden.
„En weet juffrouw Anthea het al?"
„O, die was al buiten toen 't nog donker
was, meneer en van me leven zal ik der on
gelukkige, bleeke gezicht niet kenne verge-
te! Ze zei alleen maar: „O, Adam, onze arme
hop!" En der lippen trilden toen ze 't zei.
Arme meid, arme meid!" zei hij met een
schorre stem. „Ze het gedaan wat ze kon,
meer kon men niet verge van een mensch.
Maar nou zal ze afscheid motte nemen van
Dappiemere, want ze zal Greims bij lange na
niet kennen afbetale En die kerel zal niks lie
ver doen dan der uut der huis zette".
„Wanneer moet die hypotheek betaald
worden?"
„Volgens de stuukken, vanavond om negen
ure, meneer. Maar den olden Greims het er
met veel moeite in toegestemd te wachten
tot Zaterdag, met 't oog op den hoppluk.
Maar nou der geen hop meer te plukken valt,
komt ie vanavon op hooge beenen anzetten,
let op wat ik zeg. Hij het nog nooit van z'n
leven zoo'n schik gehad".
„Vanavond", zei Bellew en hij bleef een
tijdje in gedachten verzonken staan. „Van
avond legt Greims beslag op den boel. Adam
help me de bruin inspannen. Ik moet naar
het naaste station gauw kerel! hoe eerder
ik weg ben, hoe beter.
„Wat? gaat u weg, meneer?"
„Ja en zoo gauw als ik maar kan".
„Gaat u weg en laat T alleen, nou ze in
moeilijkheden zit?"
„Ja, Adam. Ik moet naar Londen, voor za
ken man, maak toch voort! Ik heb geen
oogenblik te verliezen. Goed zoo! Geef hier
die riem! En samen spanden ze de bruine
merrie in. Bellew gunde zich den tijd niet
om te ontbijten. Met een bloot hoofd klom
hij op den bok van het rijtuigje, heesch
Adam zonder bedenken naast zich op het
bankje en reed weg in volle vaart.
Maar de kleine Por had de voorbereidin
gen gezien en kwam nu opgewonden het erf
op rennen. De tilbury was al weg en toen hij
om het huis heen liep om Bellew te roepen
waren de vluchtelingen het hek al uit en
•toof de Bruine in snellen draf den weg op.
Daar stond de jongen bij het hek, een klein
.-erlaten figuurtje in het wijde stormachtige
landschap, en keek met bijna angstigen blik
liet wegrijdend karretje na tot het achter
den kam van den heuvel verdwenen was. En
toen vulden zich eensklaps de kinderoogen
modderige landwegen en druipenden regen
om een uurtje in deze historische zalen te
zitten, thee of koffie te slurpen en naar
operette-wijsjes te luisteren.
De wonderlijkste onwinterachtigste winter,
die de wereldstad Bessi waarschijnlijk ooit
beleefd heeft!
H. v. B.
met tranen, heete, smartelijke tranen en een
snik welde op uit zijn kleine borst, want een
donkere angst overviel hem, dat zijn lieve,
groote vriend hem in den steek liet juist
nu, juist op het oogenblik, dat hij hem het
meest noodig had.
En zoo kroop de kleine Por weg in het
donkerste hoekje van den stal en huilde tot
dat hij eindelijk weer zichzelf hervond, zijn
oogen afdroogde en terugliep naar huis om
zijn tante op te zoeken.
Na veel zoeken vond hij haar bij zijn bed
op haar knieën liggen met haar hoofd op
zijn kussen. Hij begon met haar aan te spre
ken, maar hoewel ze antwoord gaf, hief ze
haar hoofd niet op en met een akelig gevoel
van pijn drong haar wanhoop in zijn kleine
hart.
„Wees niet zoo bedroefd, tante", zei hij ern
stig. „Groote Por is weggegaan, maar ik ben
er immers nog en ik ben al heel gauw
óók een man heusch, heel gauw. Je zult
zien, dat ik een man- ben nog vóór mijn tijd.
Huil nou niet tante Anthea. Ik zal alles doen
om je te te helpen. O! dat ie nou ook
net weggegaan is nu we hem zoo noodig
hebben!"
Zijn stemmetje was niet erg vast.
„O, George!" zei ze, „mijn lieve, dappere
jongen. Nu zullen we gauw niets meer over
hebben dan elkaar. Ze gaan ons Dappiemere
en alles wat we in de wereld bezitten, afne
men. O, Georgie!"
„Alaar we zullen altijd elkaar hebben", zei
hij, naast haar knielend en een van zijn
kleine armen 0111 haar heen leggend. „Ze
kunnen ons toch niet van elkaar wegne
men? En dan de Gouden Maan moet nog
komen. Hij is wel vreeselijk lang weggeble
ven maar komen moet hij toch. Hij zei, dat j
ie zeker met den storm zou mee komen. Dus
we kunnen hem iederen dag verwachten en
dan is er veel kans, dat ik een schat vind.
O, ik vind hem zeker. Huil nu niet meer tante
Anthea. Laten we liever wachten op de
Gouden Maan".
BOM UIT DEN WERELDOORLOG
ONTPLOFT.
VIJF ARBEIDERS ZWAAR GEWOND.
PARIJS, 13 Januari (V.D.) Een ernstig
ongeluk geschiedde gisteren te Villiers. Bre-
tonneus, in de nabijheid van Amiens. Arbei
ders die in een park van een oud kasteel
aan het werk waren, hadden hout en takken
op een hoop gelegd en staken deze in brand.
Vijf arbeiders die hun middagmaal wilden
gaan gebruiken schaarden zich om het vuur
toen plotseling een explosie volgde en alle
vijf arbeiders zwaar gewond bleven liggen.
Uit het onderzoek bleek dat juist op de
plaats waar het houtvuur was gestookt, een
uit den wereldoorlog stammende, niet ont
plofte granaat in den grond was gedrongen,
die thans door de hitte van het vuur tot
ontsteking kwam.
De vijf slachtoffers zijn naar een ziekenhuis
overgebracht. Voor het behoud van het leven
van drie hunner wordt gevreesd.
98 COMMUNISTEN IN POLEN
GEARRESTEERD.
WARSCHAU, 13 Januari (V.D.) Gister
nacht deed de politie te Warschau een inval
hi een geheime communistische vakvereeni-
gingsvergadering. 98 communisten werden ge
arresteerd.
HOOVER WIL GEEN BESLISSING IN DE
SCHULDENKWESTIE NEMEN.
LONDEN, 13 Januari (V.D.) De Ameri-
kaansche ambassadeur te Londen, Mellon,
heeft gister voor de eerste maal na zijn terug
keer uit de Vereenigde Staten, de pers ont
vangen. Hij verklaarde dat Hoover hem had
medegedeeld niet voornemens te zijn, gedu
rende de korte periode tot 4 Maart, die hem
van zijn aftreden scheidt, zich nog bezig te
houden met de kwestie der oorlogssculden
Ook staatssecretaris Stimson was niet in
staat hem eenige definitieve aanwijzing in
zake deze kwestie te geven.
PROF. PICCARD TE NEW-YORK.
DWAZE PRAATJES OVER ZIJN HOND.
NEW YORK. 13 Jan. (V.D.) Prof. Piccard
is te New York aangekomen om in de Ver
eenigde Staten zijn bestudeering van de
cosmische ruimtestraling voort te zetten.
Evenals indertijd tegen de toelating van
pro. Einstein heeft thans wederom een or
ganisatie met een ethisch doel tegen de toe
lating van prof. Piccard geprotesteerd. De
Amerikaansche Vereeniging voor Dierenbe
scherming had n.l. beweerd, dat prof. Piccard
zijn hond alle tanden zou hebben uitgetrok
ken opdat het dier zijn kinderen niet zou
kunnen bijten en eischte derhalve, dat de ge
leerde niet in het land zou worden toegela
ten. Prof. Piccard verklaarde, dat van de be
wering geen woord waar was.
COOLIDGE'S TESTAMENT.
NORTHAMPTON, 13 Januari (Reuter). In
zijn testament, dat in het geheel 75 woorden
telt, bepaalt Coolidge, dat al zijn roerende en
onroerende goederen aan zijn vrouw komen.
Zijn bezit wordt op een half millioen dollar
geschat.
Kranten
knipsels
uit 1918.
Ié Januari 1918.
Logger gezonken
Tengevolge van een aanvaring door den
logger Julia IJ.M. 63 is de logger Eben
Haëzer VI. 56 in de visschershaven IJmuiden
gezonken. Persoonlijke ongelukken kwamen
niet voor.
Bemanningen teruggekeerd.
De bemanningen der drie maanden geleden
naar Engeland opgebrachte IJmuider stoom
trawlers „Union" en Margarethazijn heden-
van Londen in IJmuiden aangekomen.
HOOFDSTUK XXIII.
Dat handelt over een zwarte tasch.
„Baxter".
„Meneer?"
„Haal pen en inkt".
„Ja meneer".
Ieder gewoon sterveling zou minstens een
oogenblik stom van verbazing hebben ge
staan, als hij zijn meester zóó plotseling,
stoffig, zonder hoed, met slordige kleeren
zag binnenkomen met een vraag 0111 pen en
inkt. Maar Baxter was, ondanks zijn sterfe
lijkheid, het voorbeeld van een kamerdienaar,
ja hij was misschien meer kamerdienaar dan
sterveling en gedroeg zich dienovereenkom
stig.
„Baxter".
„Meneer?"
„Wees zoo goed deze cheque voor mij te
innen?"
„Tot uw dienst meneer".
„Liefst de helft in goud".
„Ja, meneer". Baxter bekeek de cheque. „U
zei, de helft, meneer?"
„Ja, Baxter. Ik zou het graag allemaal in
goud hebben, maar dat zou te lastig worden
om mee te sleepen. Haal dus de helft in goud
en de rest in bankpapier".
..Goed, meneer".
„En Baxter!"
„Meneer?"
„Neem een taxi".
„Ja, meneer".
Baxter ging en deed de deur achter zich
dicht. Bellew begon met bekwamen spoed alle
sporen van zijn halsoverkopsche reis van zijn
nersoon te verwijderen. Toen Baxter terug
kwam was hij al gebaad en geschoren en
behoorlijk gekleed.
Baxter droeg een zwarte tasch, die rin-
-elde toen hij haar op tafel zette.
„Heb je 't?" vroeg Bellew.
„Ja, meneer".
„Goed zoo! Loop nu zoo hard je kunt naar
ADVOCAAT LEGT VERDEDIGING
NEER
AMSTERDAMSCHE NOTARIS WERKT
TEGEN.
Naar wij destijds hebben medegedeeld, had
Mr. Th. Muller Massis zich bereid verklaard,
tezamen met Mr. de Vries uit Den Haag, de
verdediging op zich te nemen in de strafzaak
tegen den Amsterdamschen notaris die zich
voor de Vierde Kamer der Rechtbank te Am
sterdam te verantwoorden heeft gehad ter
zake van het legaliseeren van valsche ver
klaringen bij de Duitsche Aufwertungs-
affaire. Tijdens de behandeling van deze
zaak, waarvan het verder onderzoek ge
schorst is, teneinde een onderzoek te doen in
stellen naar verdachte's geestvermogens, had
Mr. de Vries die oorspronkelijk alleen raads
man was, de verdediging op verzoek van
verdachte neergelegd.
Naar wij vernemen heeft thans ook Mr.
Muller Massis van de verdediging afgezien,
aangezien de notaris er, zoolang hij niet op,
vrije voeten is gesteld, bezwaar tegen maakt
om het dossier met genoemden advocaat door
te nemen. Daar Mr. Muller Massis dus niet in
de gelegenheid is geweest, de zaak grondig te
bestudeeren, heeft hij zich verplicht gezien,
vermelde beslissing te nemen.
Zooals de zaken thans staan zou dus Mr. dë
Vries de eenige zijn, die in de practische mo
gelijkheid verkeert, de verdediging weer op
zich te nemen.
Maandag zal deze zaak wederom voor de
Rechtbank dienen.
LICHTVAARIG INDIENEN VAN
CANDIDATENLIJSTEN.
VOORGESTELDE REGELING TERUG
GENOMEN.
In de. Memorie van Antwoord op het voor-
loopig verslag der Tweede Kamer over het
wetsontwerp tot wijziging der kieswet deelt
de minister mede, dat hij gezien den tegen
stand, welke de voorgestelde regeling voor
het indienen van candidatenlijsten ontmoet
heeft, deze regeling uit het ontwerp gelicht
heeft. De stemplicht meent de minister te
moeten handhaven.
TERAARDEBESTELLING A. J. MARCUSSE
Te Bergen op Zoom is onder groote belang
stelling begraven de heer A. J. Marcusse, oud
hoofdcommissaris van politie te Amsterdam.
Aan het graf hebben gesproken ds. Le Coin-
dre, de hoofdcommissaris te Amsterdam, dé
heer Versteeg en commissaris Harrebomee
als oud vriend. De jongste broer van den over
ledene, de heer Marcusse uit Bussum, heeft
woorden van dank gesproken.
DOOR BLUSCHWATER GEWEKT
Te Alphen aan den Rijn heeft een brand
gewoed, waarbij de bewoners van de boven
woning van perceel Stationsweg 7, waaronder,
een kind van 1 jaar, ternauwernood een weg
konden vinden door rook en vlammen. Ook
de bewoners van het benedenhuis hadden'
niets bemerkt. Zij werden eerst gewekt, toert
het bluschwater in hun kamer stroomde!.
OUDE BRUG TE OUDERKERK BEHOUDEN
De oude ophaalbrug over den Amstel té
Ouderkerk, die reeds door Rembrandt ge-
teekend is, zou afgebroken worden, omdat zij
bouwvallig is. De Bond Heemschut is hierte
gen hi verzet gekomen, waarna te Haarlem
een conferentie is gehouden van de bestu
ren van Ouder en Nieuwer-Amstel en deïf
voorzitter en den secretaris van Heemschut
met den hoofdingenieur van den provincialen
waterstaat. Het bleek, dat de provincie bereid
is de herstellingskosten te dragen, indien de
gemeenten de bedieningsgelden voor haaïi
rekening nemen. De brug zal dus waar-*
schijnlijk behouden blijven.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 13 Januari.
Ondertrouwd 12 Januari: J. Michels en A.
G. E. Montauban; D. J. Wijmer en C. Bru-
neel
Getrouwd 12' Januari: D. J. Rovers en
C. M. Nuijten; C. Harder en C. J. Hakvoort.
Bevallen 10 Januari; J. RepkoKruijff, d.J
G. AdmiraalHoekzema, z.; L. J. Weenink—
Klasing, z.; 11 Januari: A. E. AndringaV.
de Walle, z.; A. M. van RoodeEhser, d.;j
12 Januari: C. KensenBlokker, d.; G. C. H.
M. van Roodenv. d. Kolk, z.; K. P. v. d.
HorstCalandt, z.
Overleden 11 Januari C. NL, de Rooijv. d,
Vijgh, 43 j„ I-Iavenplein; H. Barger, 72 j.,
Krelagestraat.
de garage en haal den nieuwen race-wagen
de Mercedes".
„Nu, meneer?"
„Nu, Baxter".
Toen Baxter weg was, begon Bellew te pak
ken, dat wil zeggen: hij smeet jassen en broe
ken, hemden en schoenen in een handkoffer
op een manier, die Baxter tot wanhoop zou
hebben gebracht, als hij het had kunnen
zien. Toen hij klaar was, maakte Bellew de
zwarte tasch open, keek er in en deed ze
weer dicht. Daarna stak hij zijn pijp op en
ging op den divan liggen droomen.
Hij raakte zóó verdiept in zijn droomen en
gedachten, dat Baxter driemaal bescheiden-
lijk moest kuchen, alvorens Bellew zijn aan
wezigheid bemerkte.
„O, ben je daar Baxter?" zei hij en ging'
overeind zitten. „Wat ben je gauw terug".
„De wagen staat vóór, meneer".
„De wagen? O ja' natuurlijk! Baxter!"
„Meneer?"
„Wat zou je er van zeggen als ik je zei
Bellew zweeg en streek een lucifer aan. De
lucifer brak. Hij probeerde een andere. Die
brak ook en daarna stak hij zijn pijp in zijn
zak. Ondertusschen bleef Baxter hem vra
gend aanstaren.
„Baxter".
„Meneer?"
„Wat zou je zeggen als ik je vertelde, dat
ik verliefd ben, Baxter? Tot over mijn
ooren hopeloos onherroepelijk!"
„Wat ik zou zeggen meneer? Ik denkï
„Wel! Wel!"
„Maar wat zou je zeggen", vervolgde Bel
lew aandachtig naar de vacht onder zijn
voeten starend, „als ik je vertelde, dat ik zóó
veel van haar houd, dat ik zoo waarach
tig als ik hier zit, bang ben om het haar te
vertellen".
..Ik zou zeggen: „Dat is heel merkwaardig,
meneer".
(Wordt vervolgd);.