een burgerlijke stand voor
kunstwerken gevraagd.
MERCUmUS
HAVERMOUT
DE MODERNE ROBINSON CRUSOE.
In en om Genève.
EEN WONDERLIJKE
GELIJKENIS.
umuider courant
ZATERDAG 11 FEBRUARI 1933
Een werk voor den Volkenbond.
Fr is een nieuwe ijkwet in aantocht. Niet
iipen onze zilveren lepels, maar ook onze
^meters enz. zullen worden geijkt.
Wordt er niet iets kostbaarders dan zil-
_en lepels en gasmeters bij die ijkerij ver-
Pten' Ik heb het 00g op kunstwerken, de
finderen van den geest.
Men moet dien tijd met slapen hebben ge-
iPten als men niet al eens gehoord heeft van
Üpn heer Wacker, die zoo wakker was met de
n Goghs, en van de la Faille, die een failure
hpciiw met diezelfde van Goghs. Een toen
twimén de schilderijen van Chanterou uit
Rrussel Welk een blamage!
En hebt ge soms vergeten, hoe die trieste
kleinzoon van Jan Francois Millet kort ge
leden schandegeld kon verzamelen, doordat
tiin «rootvader's schilderijen nooit waren ge
registreerd en geijkt? Men weet, dat dit heer
schap Charles Millet, die van der jeugd af
aan in den trant" van zijn grootvader schil
derijtjes fabriceerde, welke hij door de
naamsgelijkenis niet kwaad verkocht (dit
hoefde in 't begin geen bedrog te zijn), lang
zamerhand is overgegaan tot het signeeren
van copieën of variaties niet alleen met
den roemruchten familienaam van den
"rootvader, maar ook met de voorletters J. F.
Ten slotte 'was hij zoover afgedwaald, dat hij
allerlei copieën naar andere grootheden, zoo
als Degas en Corot, valschelijk onderteekende.
Hij is er toen ingeloopen, de kleinzoon en
naamdrager! Moge de groote schim van
jean Frangois er nooit iets van ervaren
hebben!
Maar. de gedachte dringt zich opis aan al
zulke narigheid nu niets te.voorkomen?
Zou de verwarring niet een beetje kunnen
worden opgeheven, die bestaat op het gebied
der naamgeving aan oude, en zelfs aan
piepjonge kunstwerken?
Zou het zoo duur zijn. of zou het te inge
wikkeld wezen om een kunstwerken-register
in te richten en internationaal bij te houden,
zooals er bevolkings-registers bestaan die
(natuurlijk!) zelf niet onfeilbaar zijn; en dus
zullen de kunstwerken-registers ook niet on
feilbaar zijn, maar ook zij zullen hun reden
van bestaan kunnen hebben.
Het dunkt ons, dat de goede wil hier alles
zou vermogen, de goede internationale wil
wel te verstaan.
De kunstkenners, wier werken van blijven
de waarde zijn, weten zelf heel goed, dat
deze van blijvende waarde zijn. Van hun
medewerking kan men (gegeven het groote
moreele en soms toekomstig-financieele be
lang, dat voor hen in registreering gelegen
is) steeds verzekerd wezen, indien men ten
minste zorg draagt, dat geen aangifte-kosten
van hen gevergd worden, en dat zij evenmin'
door hun aangifte gevaar loopen naderhand
economisch nadeel te ondervinden. (Bijvoor
beeld moeten de registers geen aanwijzingen
geven voor den belasting-inspecteur)
Naast de kunstenaars van blijvende betee-
kenis leven honderden kleine kunstenaars
nagenoeg zonder blijvende beteekenis..En
behalve deze honderden telt Europa duizen
den, die schilderen of beelhouwen of bouwen
zonder dat hun werk persoonlijkheid of in
nerlijke waarde bezit. Voor de geschiedenis
van de kunst bleef het precies hetzelfde, in
dien hun werk er nooit geweest was. Deze
kleine kunstenaars, en ook het meerendeel
van de Jieelemaal-niet-kunstenaars, zullen
hun werken natuurlijk ook willen ingeschre
ven zien, en voor zooveel mogelijk door een
of ander bewijs geïdentificeerd, net als de
producten sder echte meesters, boven wie zij
zich trouwens dikwijls verheven achten, en
boven wie de menigte ze bij hun leven dik
wijls verre verheft (zooals Lairesse tijdefts
zijn leven wereldberoemd was, een poos zelfs
ver boven zijn tijdgenoot Rembrandt).
Maar wat is er tégen zoo'n complete regis
treering? Zelfs zonder de schilderijen, beeld
houwwerken enz. te verplaatsen zal een -in
schrijving per gemeente mogelijk zijn, zoo
lang de auteurs van de werken nog leven.
Voor de levende schilders zou dit nuttig zijn.
Nog onlangs leurde iemand, die zich voor een
onzer bekendste Nederlandsche schilders uit
gaf, met vervalschingen, en hij kon dit ge
makkelijk doen.
Had bij Vincent van Gogh's leven een
kunstwerken-register bestaan, Theo van
Gogh zou zeer zeker de werken van den toen
zoo onberoemden broer hebben doen in
schrijven en waarmerken, en de affaire van
de vs.lsche van Gogh's had niet zooveel stof
opgewaaid. De menschheid ware zekerder
geweest omtrent haar onvervreemdüaren
eigendom.
Het spreekt vanzelf, dat geen kunstenaar
zou mogen verplicht worden, werk dat hij
nog onder zich had, te laten registreeren.
Menigmaal acht een artist een bepaald werk
niet rijp genoeg om het te „erkennen".
Dwang het te erkennen zou soms op betreu
renswaardige wijze er toe leiden, dat de man
zijn werk nog liever vernietigde. Is de kun
stenaar gestorven, dan kunnen de erven be
slissen, of de Staat.
Nu zijn er echter niet alleen werken van
levende kunstenaars in onze musea, bij de
kunsthandelaren en in de particuliere ver
zamelingen. Er zijn er duizenden, waarvan de
schepper sinds eeuwen dood is. En wat is
daarvan echt? De Amerikaansche „private
galleries" zitten, naar uitstekende getuige
nissen ons geleerd hebben, stikvol schijn-
Rembrandts, simili-Vermeers van Delft en
pseudo-Donatello-beelden
De volkenbond zou een commissie van b.v.
drie kunstkenners moeten benoemen, wier
eerlijkheid internationaal is erkend, figuren
als Nansen op zijn gebied was, en dezen zou
den in de verschillende landen subcommissies
kunnen instellen tot het garandeeren, na
tuurlijk onder reserve, maar officieel, van de
echtheid re oude schilderijen, beeldhouw
werken, enz. Voor dien arbeid moest men
liefst geen kosten in rekening brengen aan
de eigenaars, al zijn ze nog zoo rijk. In elk
geval geen kosten, indien de door dezen op
gegeven kunstenaarsnaam door de commissie
erkend werd.
Maar zulk een internationale waarmerking
zou dan ook liefst van den Volkenbond moe
ten uitgaan, of van een andere, door de heele
beschaafde wereld erkende instantie. De
groote vereenigingen van beeldende kunste
naars in alle landen zouden in deze zaak met
vrucht kunnen voorgaan. Ja, mocht aan een
internationale of zelfs nationale, organisatie
met officieel karakter niet kunnen worden
gedacht, dan zouden landsgewijs hoogstaan
de persoonlijkheden een registratie, als hier
bedoeld is, kunnen in de hand nemen.
Wil men het kunstwerk, hoewel een kind
des geestes, niet de behandeling gunnen van
de op het stadhuis ingeschreven „denkende"
wezens?
Zijn zij niet goed genoeg voor een „Burger
lijke Stand"?
Dan is er in de wereld van de stomme ma
terie nog een parallel te vinden: wij begon
nen dit opstel immers met te herinneren
aan den ijk van edele metalen, maten en ge
wichten?
Wie onzer, die ergens een zoogezegd gou
den sieraad in handen neemt, of al is het
maar ëen zilveren lepel, .beziet, niet de rijks
merkjes, die erin gedrukt staan, en wie onzer
is er onbekend mee, dat de gezellige koperen
gewichten alle keurig gewaarmerkt zijn, en
soms vele malen, door het Rijk? Nu zal men
ook electrische meters en gasmeters enz. enz.
gaan ijken. Zouden er geen keurmeesters
denkbaar zijn, die formulieren invulden te
zamen met de artisten, en aan deze artisten
bewijzen achterlieten („merken") op, bij of in
het kunstwerk, terwijl de keurmeesters zelf
lijsten bijhielden van alle kunstwerken van
hun ressort, gedateerd naar tijd van vol
tooiing?
Zelfs de koetjes en de kalfjes hebben ten
onzent, en bijna overal trouwens in de we
reld, hun Burgerlijken Stand, al is daarbij
geen afdeeling Huwelijken eerste, tweede en
derde klasse, maar er is een afdeeling Ge
boorten, daar komt het op aan en zou
den dan ook niet kunstwerken, die geestes
kinderen, recht hebben op Geboorteregisters?
Ml". W. ELAND.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
CENT PER
PONDSPAK
NEDERLANDSCH FABRIKAAT
DEN SCHROEF VERLOREN.
NED. S.S. „FLORA'' OP SLEEPTOUW.
LONDEN. 10 Februari (Reuter). Lloyds ver
neemt uit Key-West: het Nederlandsche s.s.
„Flora", dat ter hoogte van de Bahamas-
eilanden den schroef verloren had, is op
sleeptouw genomen door het Nederlandsche
s.s. „Modea" en met koers naar de haven van
Jacksonville.
ITALIë LEVERT HONGARIJE
VLIEGTUIGEN.
PARIJS, 10 Februari (Reuter). De Echo
de Paris verneemt uit goeden bron, dat Italië
32 vliegtuigen aan Hongarije heeft geleverd
n.l. 12 Fiatjagers met 450 pk. motoren en
20 Fiatverkenners met 650 pk. motoren. De
vliegtuigen zijn van een kleine luchthaven
in Italiëë vertrokken, om zoo weinig moge
lijk opzien te baren. In een kleine luchthaven
in Hongarije zijn zij gedaald, en gedemon
teerd. Volgens het blad bevestigt dit het be
staan van een uitgebreid militair verdrag
tusschen Italië en Hongarije.
Van bevoegde zijde te Boedapest wordt me
degedeeld, dat de berichten van de „Echo de
Paris" geheel op fantasie "berusten.
SCHERP PROTEST VAN HET
CENTRUM.
TEGEN DE NOODVERORDENING VOOR
PRUISEN.
BERLIJN, 10 Februari (Wolffbureau).
De Centrumpartij heeft een verklaring ge
publiceerd, waarin zij op de scherpste wijze
protest uitbrengt tegen de noodverordening
voor Pruisen.
De verordening wordt ongrondwettig an
het besluit tot ontbinding van den landdag
als zonder effect genoemd. Het verwijt van
plichtsverzaking tegenover den staat Pruisen
is duidelijk niet houdbaar.
In de verklaring wordt als standpunt weer
gegeven, dat het niet totstandkomen eener
verkiezing voor Pruisisch ministerpresident
berust op de houding van den rijksregeering
en er wordt aan herinnerd, dat reeds vóór
Kerstmis verklaard is, dat ingeval de destijds
door de meerderheid van den landdag als
candidaat genoemde persoon tot minister
president gekozen werd. de commïssarische
regeering zich toch onder geen omstandig
heden zou terugtrekken.
Daarmede is aan den Landdag de moge
lijkheid ontnomen, om overeenkomstig het
vonnis van het staatsgerechtshof den on-
houdbaren toestand te wijzigen.
Aangezien bij de tegenwoordige rijksre
geering geen bezwaar meer bestond tegen
de toen in het vooruitzicht gestelde persoon,
bestond er ook geen bezwaar meer, om de
verkiezing van een minister-president door
den ouden Landdag te laten doen.
Tenslotte wordt de medewerking van de
Rijkscommissaris, Von Papen, in het college
van drie, i. p. v. den Pruisischen minister
president, Dr. Braun, als rechtens onmoge
lijk gekenmerkt en dit besluit een ernstige
schending van de grondwet genoemd.
DE ONDERDRUKKING DER
MUITERIJ.
SLACHTOFFERS ONHERKENBAAR
VERMINKT.
LUCHTESKADER UIT BANDOENG
VERTROKKEN
BANDOENG. 10 Febr. (Aneta). Heden
morgen is een groot lucht-eskader van de
luchtvaartaf deeling van het leger in Ned,
Indië,"bestaande uit 14 verkenners en jagers
met een transporttoestel naar onbekende
bestemming uit Bandoeng vertrokken.
DE UITWERKING VAN DEN BOM.
BATAVIA, 10 Fetr. (Aneta). In aanslui
ting op de vorig- jrichten kunnen wij mel
den, dat tengevolge van den bomaanval op
,,de Zeven Provinciën" 3 Europeanen, 12 in
landers en 3 onherkenbaar verminkte sche
pelingen zijn gedood.
Voorts is een Europeesche schepeling zwaar
gewond en zijn 6 inlandsche schepelingen en
2 onhex'kenbaren zwaargewond. Vier inland
sche schepelingen zijn lichtgewond. De luite
nant ter zee De Vos van Steenwijk, die zich
aan boord van het muitende schip bevond,
heeft zeer lichte wonden opgeloopen.
VLOEDGOLF TEISTERT
NEWFOUNDLAND.
Dit is de Berlijnsche dokter Ritter in zijn luchtige woning op de Galapagos-eilanden,
waar hij al eenigen tijd vertoeft, omdat de Westersche beschaving hem niet meer aan
staat. Naast hem een zijner volgelingen.
Vee verdronken, bewoners
vluchten.
TELEGRAAFKABELS VERNIELD.
ST. JOHNS (N. Foundland) 10 Februari.
(Reuter). Een vloedgolf heeft 450 bewoners
van het visschersdorp Sandy Point genood
zaakt te vluchten op de zolders van hun hui
zen. Veel vee is verdronken en de materieele
schade is aanzienlijk.
Menschelijke slachtoffers vallen niet te be
treuren.
V. D. meldt nog, dat een deel van Sandy-
Point-eiland overspoeld dreigt te worden. De
laatste radioberichten van de eilanden mel
den, dat het water reeds de huizen op het
laagst gelegen gedeelte van het eiland had
bereikt. Sedert dien heeft men geen draad-
looze berichten meer ontvangen, terwijl de
kabels van de telegraafverbinding reeds eer
der door den storm waren vernield.
De 7000 bewoners van het bedreigde gedeel
te doen pogingen om het hoofdeiland te be
reiken, wat gezien de dreigende zee, die het
eiland omringt, schier onmogelijk lijkt, i
Ook langs de kust van Nieuw-Schotland
woedt de storm met een snelheid van 75 a 90
mijl per uur. De storm gaat bovendien ge
paard met een zwaren regenval.
William Martin's afmarsch.
(Speciale correspondentie)
GENèVE, Februari.
Een der meest besproken, bekritiseerde en
betreurde gebeurtenissen, die zich in den
laatsten tijd in de omgeving van den Volken
bond hebben afgespeeld, wordt wel gevormd
door het bedanken van William Martin als
redacteur buitenland van het Journal de
Genève.
Dat het vertrek van den redacteur buiten
land van deze courant die wat inhoud aan
gaat onder de Nederlandsche provinciale
bladen geen plaats van beteekenis zou Inne
men, een bijzondere beroering te weeg heeft
weten te brengen in deze zeker niet van eve
nementen ontbloote omgeving, is gemakkelijk
te verklaren ten deele door de bijzondere
plaats ingenomen door het Journal de Ge
nève. ten deele door de persoonlijkheid van
William Martin.
Een blad als het Journal de Genève. ver
schijnend in de residentie van den Volken
bond, gelezen door een bij uitstek internatio
naal en invloedrijk publiek, moet alleen al
door deze omstandigheden als courant een
bijzondere positie innemen; een blad van be
teekenis echter is het geworden door de da-
gelijksche hoofdartikelen van William Mar
tin. door zijn artikelen over de internatio
nale politiek, waarin hij op de hem eigen on
afhankelijke wijze de beginselen van den
Volkenbond verdedigde, diens tekortkomin
gen becritiseerde. in één woord de journalis
tiek verrijkte met een onafgebroken serie be
schouwingen die al kon men het er soms
mee oneens zijn vei'kwikkend werkten
door de eerlijkheid waarmee hij zijn overtui
ging weergaf, een overtuiging gerespecteerd
door de belangrijkste persoonlijkheden, een
overtuiging wier invloed in de internationale
wereld vaak merkbaar was.
William Martin heeft nu het Journal de
Genève verlaten, hij zal. na zijn reis naar
China, te Zurich de post van pi-ofessor in de
geschiedenis aanvaarden, en met hem heeft
het Journal de Genève zijn besten medewer
ker verloren, welke het, bij gebrek aan Zwit-
sersche krachten, heeft moeten, inruilen
tegen twee hem moeilijk evenarende buiten-
landsc.he talenten.
Welke waren de redenen van dit vertrek?
Waarom heeft William Martin dezen zoo in
vloedrijken post laten vallen, heeft het Jour
nal de Genève zijn steunpilaar laten schie
ten?
Tijdsverloop heeft geleerd dat de argwaan,
door deze kwestie opgewekt, ongemotiveerd
is, dat geen vreemde invloeden deze veran
dering in krachten te weeg hebben gebracht,
maar dat de heele kwestie is terug te bren
gen tot een simpele, interne Geneefsche
kwestie, tot de wrijving tusschen den vrij
zinnigen William Martin en de voor het mee
rendeel conservatieve Geneveezen, bij wie
William Martin's linksche artikelen in hun
rechtsgetinte courant, alsook zijn dikwijls
sterk partijkiezen in menig internationale
kwestie, op den duur ontstemming wekten.
Hoe, evenwel, deze gebeurtenissen over het
algemeen betreurd wordt, bleek ontegenzeg
gelijk uit het gx-oote afscheidsdiner door de
Club International aan William Martin aan
geboden.
Meer dan vijfhonderd personen hadden
zich deze week in de weidsche hallen der Kur
saal vex-zameld om William Martin hun spijt
over zijn vertrek te betuigen, hem een laatste
Geneefsche hulde te brengen; een gezelschap
even verschillend van nationaliteit als van
rang en stand. Hooggeplaatste persoonlijk
heden uit de internationale wereld zag men
er naast de eenvoudigste Volkenbondsambte
naren. terwijl het groote aantal Geneefsche
burgers William Martin duidelijk toonde dat
zijn vertrek niet met hun aller instemming
plaats voxid.
Z. E. de Madariaga presideerde het ban
quet met de hem eigen levendige en geestige
inleidingen, terwijl onder de vele speeches
die van Sir Eric Drummond en Mr. Butler
directeur van het internationaal Arbeids
bureau bijzondere aandacht vroegen.
Zoo is dan William Martin uit Genève ver
dwenen en met hem een bekende en gewaar
deerde figuur van het „Volkenbondstooneel".
Dat dit voor het Journal de Genève en spe-
ciaal voor dexi Volkenbond een verlies is,
hoeft niet te worden gezegd. Weliswaar zal
William Martin blijven werken voor de reali
satie van de beginselen van den Volkenbond,
maar de post die hem hiertoe in het bijzon
der in staat stelde heeft hij moeten verlaten,
een feit dat in deze voor den Volkenbond zoo
moeilijke tijden niet genoeg kan worden be
treurd.
WAT DE ECONOM. CONFERENTIE
AMERIKA KOST.
WASHINGTON, 10 Februari De Senaat
heeft een motie aangenomen, waarbij eexi
crediet van 150.000 dollar wordt goedge
keurd voor bestrijding der kosten van Ame-
rika's deelneming aan de Economische we
reldconferentie.
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
JOSEPH HOCKING.
(Nadruk verboden.)
..Welnu, hij zou een goed meester voor ze
zon en niemand zou het berouwen dat hij
uit den vreemde was teruggekeerd. Hij zou
Hen de fouten van Robert Dulverton doen
vergeten en maken dat ze zich zijn goede
eigenschappen in liefde zouden herinneren.
Iedere man en iedere vrouw op het kasteel
en het landgoed zou hij met welwillendheid
tegemoet treden.
Nadat hij een poosje een slingerend pad
floor de velden gevolgd had, zag hij den vier
kanten toren van de kleine parochiekerk
zich tusschen het dichte geboomte verhef
ten en haast onbewust, richtten zijn schre
den zich daarheen.
.Jk ben benieuwd of de predikant een
zoon of zoons heeft, die ik behoor te kennen,"
vroeg Endellion zich af. „In het dagboek en
ui de brieven staat daar niets van. Ik moet
er op een voorzichtige manier zien achter te
komen."
Hij bereikte het kerkhof. Hoe rustig en
vredig was het hier. Er was geen ander ge
tuid dan het getilp van de vogels in het hoo-'
ge geboomte en het geruisch van de takken.
He, wat was dat?
Zijn blik viel op een grooten grafsteen, op
een graf, dat door marmereii paaltjes met
kettingen was afgezet. En ziellier was liij las:
Hier rust.
WHLIAM BORLASE,
Het eenig kind van
Rev. Williom Borlase M. A.
Predikant dezer parochie,
Overleden 29 Mei 1895
Zes jaar oud.
„Daarmee is mijn vraag beantwoord",
dacht Endellion. „Als hij was blijven leven,
zou hij nu net zoo oud zijn als ik. Blijkbaar
is meneer Borlase geen jongeman meer."
Hij trad de met klimop, begroeide kerk
binxien. Wat een wondere, weldadige harmo
nie vaxi kleuren exi lijxxen! Het kleine, goed-
onderhouden bedehuis en het kasteel sche
nen door dezelfde meesterhand ontworpen en
in denzelfden tijd gebouwd te zijn. Alles hier
ademde een vrede en schoonheid, die welda
dig aandeed.
Waar zou de bank van den landheer
zijn?" peinsde de bezoeker, toen hij zich na
eenige minuten aan de bekorixig van het
kerkinterieur onttrokken had en zijn geest
weer op nuchtere, practische dingen kon rich
ten.
Hij keek de schemerige ruimte rond en het
duurde niet lang of hij had gevonden wat hij
zocht: een hoog-gelambriseerde, met snij
werk versierde afgesloten kerkbank, waarvan
de zittingen met groenfluweelen kussens wa
ren bedekt. Hier had Robert Dulverton als
jongen gezeten. Toevallig lag er een gebeden
boek op de lessenaar van de bank en Endel
lion opexxde het. Ja, daar stond de naam, ge-
schrevexi in steil schooljongensschrift:
Robert Granville Dulverton,
Dulverton Manor,
7 November 1902.
Ralph Endellion voelde een lichte huive-
x'ing, toen hij de woorden' las.
Maar zijn trieste stemming verdween spoe
dig weer. Bladerend in het boek, stuitte hij
op een strookje papier, waarop jongeheer
Bob blijkbaar gepoogd had zijn artistieke ta
lenten bot te vieren. Hij zag een ruw-getee-
kende, niet erg geflatteerde voorstelling
van een man in predikantsgewaad, onge
twijfeld bedoeld als caricatuur van den
voorganger der Parochie.
„Ik schijn in mijn jonge jaren geen groot
bewonderaar van den Eerwaarden William
Borlase te zijn geweest", overwoog Endel
lion, „en ik schijn in de kerk- niet den eer
bied te hebben betoond, die men aan deze
plaats verschuldigd is. Waarschijnlijk had
de landheer even heimelijk de oogen geslo
ten, terwijl ik me hiermede onledig hield.
,,'t Is overigens niet verkeerd, dat ik dit
weet."
Toen hij weer buiten kwam trof een
lachende meisjesstem zijn oor: een prettige,
aantrekkelijke stem, stelde hij direct vast.
Hij keek in de richting waaruit het geluid
kwam en zag een schilderachtig-ouderwetsch
laag huis, evenals het kerkje met klimop be
groeid. Eexx pad leidde over het kerkhof er
heen; de veronderstelling was dus niet ge
waagd, dat dit de pastorie was.
„Wat. is Bob Dulverton thuisgekomen'
Dat kunt u toch niet meenen, meneer Bor
lase
Onwillekeurig liep hy wat dichter op het
huis toe èn zag een bejaard man. aan wiens
zijde een jong meisje wandelde. Het tweetal
had den rug half naar hem toegekeerd.
Peters stuurde mij eeix boodschap, dus
ik heb geen reden om aan de waarheid van
«het bericht te twijfelen. Hij vond dat ik
het behoorde te weten, liet hij erbij zeggen.
Ik geloof, dat ze op het kasteel buiten zich
zelf van vreugde zijn. Advocaat Dulverton is
hals over kop verdwenen exi mevr. Dixon
die al opgezegd was, loept schx-eiend van
blijdschap door het huis. Zoo luiden tenmin
ste de berichten."
„U gaat zeker straks naar de Manor?"
vroeg het meisje.
„Ik,..ik..ik ben het nog niet met me
zelf eens, wat ik behoor te doen", ant
woordde de predikant. „Robert heeft mij
altijd vrij onhebbelijk bejegend, ik mag ge
rust zeggen, dat hij mij meermalen diep be-
Ieedigd heeft enja, zie je, eigenlijk moet
hij eerst zijn excuses aanbieden, eer van
mij gevergd kan worden dat ik hem een be
zoek breng."
„Na hoeveel jaren nog? Ik vind dat u zich
wel op een erg streng standpixnt stelt, me
neer. Borlase."
„Ik mag een ouderwetsch man zijn, Mi
riam", klonk het met waardigheid, „maar ik
heb nooit den naam van bekrompen gehad.
Je moet echter niet vergeten, dat Robert
Dulverton nooit ook maar een greintje
respect voor mij getoond heeft; integendeel
hij behandelde mij of ik een kwajongen was,
inplaats van den geeselijke leider van de
parochie en ik geloof nog altijd dat zijn
vader gi'oot fgelijk had met hem uit Enge
land weg te sturen."
„Maar in den grond was hij niet slecht. Ik
mocht hem altijd verbazend graag lijden,
veel liever dan Arthur."
„Eerlijk gezegd, kindlief, ik mocht hem
heelemaal niet. Ik weet waarschijnlijk be
ter dan jij, hoe Robert'Dulverton in werke
lijkheid was en een neger verliest zijn
huidkleur niet, zoomin als een luipaard zijn
vlekken. Ik ben heel bang voor den invloed,
die de nieuwe landheer op de parochie zal
hebben. Daarom zou het mij verheugd heb
ben, als Arthur mettertijd landheer gewor
den was."
„Als u de verwijdering tusschen u beiden
wilt laten voortduren, is de beste weg daar
toe hem flink te bespreken", merkte het
meisje op, met een vleugje spot in haar
stem. „Ik voor mij ben van plan hem zoo
gauw mogelijk te gaan opzoeken."
„Ik zou het niet doen,, als ik jou was",
raadde de predikant. „Ik weet zeker dat je
vader het niet prettig zou vinden.
„Maar waarom niet? We zijn van kind ar
aan kameraden geweest", protesteerde het
meisje. „Dat wil zeggen, hij was een paar
jaar ouder dan ik en ik beschouwde hem al
tijd als een soort grooten broer".
„Maar je bent nu geen kind meer, Mirry,
en ik blijf volhouden dat je vader het vol
komen met mijn standpunt zal eens zijn.
Zooals te begrijpen is, heeft iedereen den
mond vol over hem en als je hem den dag
van zijn thuiskomst al ging opzoeken, zou
dat aanleiding geven tot allerlei onge-
wenschte praatjes. Het is natuurlijk onver
mijdelijk dat jullie elkaar binnenkort zult ont
moeten, maar laat die ontmoeting op een
andere manier plaats hebben."
„Het kan me geen zier schelen wat de
menschen zeggen", vei'klaarde het meisje
minachtend; „ik zou naar hem toegaan wan
neer ik dacht, dat mijn bezoek hem gelegen
kwam. Maar hij heeft het natuurlijk vreese-
lijk druk zoo'n eerste dag zijn er honderden
dingen te doen en daarom is het misschien
verstandiger dat ik nu maar naar huis ga.
Dan kan ik morgen wel met vader gaan. Hij
mocht Bob ook altijd graag."
Endellion kon het gesprek woord voor
woord volgen. Hij gaf er zich geen rekenschap
van dat hij voor luisterving speelde, zoo
interesseerde het hem wat deze twee zeiden.
„Ik heb kennelijk nooit op bijster vriend-
schappelijken voet met den eerwaarden heer
gestaan", concludeerde hij. „Hij stelt Arthur
verre boven mij en er wacht mij een tamelijk
koele begroeting van zijn kant. Het meisje
is natuurlijk niemand anders als de Miriam
Donnithorne, met wie ik zulke goede vrien
den placht te zijn en waarop neef Arthur zijn
zinnen gezet heeft. Er staat mij een bewogen
tijd te wachten, dat heb ik al vast in de
gaten!"
Een oogenblik later kreeg hij een schok.
Een kromming in het pad onthulde hem niet
alleen het gezicht van den predikant, maar
ook dat van Miriam. Dat van den ouden
heer boezemde hem vooralsnog weinig be
lang in; zijn heele aandacht was geconcen
treerd op het jonge meisje, dat naast hem
voortliep.
.(Wordt vervolgd.).