Historische vrouwenfiguren. DE OOSTENRIJKSCHE ZIGEUNERS IN HET BURCENLAND. Een vraag. EEN WONDERLIJKE GELIJKENIS. UMUIDER COURANT DINSDAG 14 FEBRUARI 1933 Sarah Bernhardt. Tien jaar na haar dood. „ot bijna tien jaar geleden, dat Sarah .hardt wellicht de grootste, in allen ge- n pén der grootste tooneelspeelsters der v L eeuw stierf, negen en zeventig jaar v0!? Tn October 1844 was ze geboren, op den h n Maart 1923 stierf ze. en het Engelsche 2?Sh de Times wist haar en haar leven niet bla,a te karakteriseeren dan door te zeg- In haar leven waren maar twee gebeur tenissen hetzelfde als bij andere menschen: geÏJ0zelfsndit°was niet heelemaal waar. Jeerste is nooit met zekerheid te zeggen iopst waar Sarah Bernhardt geboren is, en haar vader is geweest is, hoewel er ver keerstellingen genoeg zijn gemaakt, altijd nnhpkend gebleven, waar dood was evenmin zooals die van de psten' ze was bezig met het instudeeren ïn een' nieuwe rol, tot op twee dagen voor laar dood wijdde ze zich met alle interesse 2» activiteit, die nog in haar waren, aan de pnrbereidingen voor de eerste filmopnamen, lip van haar gemaakt zouden worden, en laakte de verzuchting, dat er ter wereld toch Sts heerlijkers was dan te werken. Vijf da- pn later begeleidden een millioen menschen Sar naar haar laatste rustplaats op Père Tachaise, waar ze bijgezet werd in het graf van haar moeder, door haar altijd hooghartig let familiegraf genoemd, en in de doodkist van rozenhout. waarin ze sinds jaren van tijd int tiid placht te slapen, en waarin ze alles bewaarde, wat haar dierbaar was. Eén van Sara's vele excentriciteiten, waaraan haar benijders zich ergerden en waarom ze haar bespotten, en die toch.in den grond noch uit aanstellerij, noch uit zucht tot reclame voort kwamen, maar doodeenvoudig uit het feit, dat Sarah Bernhardt Sarah Bernhardt was, een rustelooze. hoogst nerveuze, en in den grond waarschijnlijk buitengewoon ongelukkige en onbevredigde vrouw, die niet inzag, waarom ze aan haar eigen grillen niet toe zou geven, daar ze er de middelen toe had en er nie mand kwaad mee deed. Dat ze er in haar huis een halve menagerie met wilde dieren op na hield: een tijger, een luipaard en een alligator, wat deerde het een ander? Dat ze zich in Montmartre een atelier liet inrichten, waar ze beeldhouwde in een witte blouse en br0ek tot afschuw en schrik van haar tijdgenooten wat deerde het anderen, zoo lang ze er plezier in had? Ze stelde haar beelden zelfs ten toon, en Rodin uitte zich op het gezicht ervan op een hoogst onfat soenlijke manier en dreigde, uit wraak, too- neelspeler te zullen worden maar maakte Rodin voor zijn beelden zulke prijzen als zij? Als de menschen niet wijzer warenEn zij liet den milliardair Rothschild maandenlang tevergeefs vragen en smeeken, of „la divine Sarah" soms alsjeblieft ook een buste van hem wilde maken. Nee, „la divine Sarah" wil de niet, zij beeldhouwde ehem! voor haar plezier. Had de heele wereld er wat mee te maken, als zij in een ballon een tocht bo ven Parijs wilde maken, zonder iemand van te voren op de hoogte te brengen van haar plan, of was dat alleen haar eigen zaak? Maar natuurlijk! En gedurende haar leven ging zij tien maal in een klooster, schreef in gezonden stukken bij honderden, voerde pro ces na proces wegens laster, liet niets over haar kant gaan wat zij niet over haar kant wenschte te laten gaan, maar vergat waar schijnlijk, dat zij van haar medemenschen driekwart van den tijd het uiterste eischte en het kreeg ook.Alleen is het de tragedie van haar leven geweest, dat zij in één van de belangrijkste dingen voor een vrouw, de liefde, bij lange na niet kreeg wat zij vroeg, of wat zij wenschte. Sarah Bernhardt's huwelijk met den Griek Aristide Damala, die jonger dan zij was, en deel uitmaakte van haar gezelschap op de groote Europeesche tournee van 1881. werd in den grond alleen gesloten omdat zij diep in haar hart wist, dat zij, als zij hem niet op een dergelijke manier aan zich bond, hem nooit zou behouden: na de voorstellingen in Napels reisden zij samen in stilte en groote haast naar Londen om zich te laten trouwen; hals over kop keerden zij weer terug om op tijd, op den vierden April, in Nice te kunnen spelen. Damala verliet haar spoedig, ging Frankrijk uit en liet zich in Afrika inschrijven bij de Spahi's. Later raakte hij volkomen aan lager wal, werd morphinist, en werd ten slot te door Sarah gevonden, die hem meenam naar Parijs, hem maandenlang verzorgde in haar huis, waar hij ten slotte ook sterft nadat gebleken was, dat hij ook daar, niettegen staande de oneindige voorzorgen, in het bezit van morphine en cocaïne had weten te ko men. Niettegenstaande Sarah's protesten werd hij op verlangen van zijn familie in Grieken land begraven op een latere tournee in Griekenland was haar eerste werk zijn graf te gaan bezoeken. Soms onderteekende zij haar brieven plotseling „veuve Damala", en uit al lerlei dingen blijkt dat zij, hoewel zij andere en gelukkiger liefdes had, Damala zelden, en dan slechts voor korten tijd, heeft vergeten Dat Sarah Bernhardt er meer liefdes op na heeft gehouden, mag verondersteld worden bekend te zijn. daar haar tijdgenooten en zelf hun nakomelingen er speciaal op verzot wa ren haar belevenissen op dat gebied aanmer kelijk te overdrijven en niet rustten voor ze haar de reputatie van gevaarlijke en demo nische vrouw toegedicht hadden, die haar tot aan haar dood is bij gebleven. Als men hen wil gelooven, dan telde zij on der haar vereerders vier keizers en elf ko ningen: het aantal der voor haar in het stof liggende mindere goden was ontelbaar, te meer waar men ze -in alle oorden van de we reld aantrof. Victor Hugo viel voor haar op de knieën, kuste haar de hand en vereerde haar na haar creatie in „Hemani" een brillant aan een ketting! „De tranen die ge mij hebt doen storten, behooren ook u; ik leg ze aan uw voe ten'. Coppeé, Oscar Wilde, Richepin, Edmond Rostand schreven stukken voor haar. In Amerika ging haar roep haar al vooruit: in Orangetown belegden de vrouwen een verga dering om te beraadslagen wat haar te doen stond nu Sarah Bernhardt onderweg was om de mannen op het slechte pad te brengen. Het was niet één van Sarah's geringste char mes, dat zij een scherpen geest en een vlugge tong had, maar dat haar vijanden dat aller minst als een charme ondervonden en er met des te meer hartstocht hun aanvallen om vernieuwden, is geen wonder en de gewone gang der dingen. Sarah zou nooit van derge lijke fabelachtige dingen beticht zijn, als zij haar aanvallers rustig hun gang had laten gaan, maar zij was een te nerveuze en te strijdlustige natuur om niet steeds weer te pareeren en hartstochtelijk het erkennen van de waarheid te verlangen. Alleen al over het geheim van haar geboor te, waarvan zij waarschijnlijk zelf de ware toedracht niet wist, is haar heele leven lang gespot en kwaad gesproken. Zij zou een Duit- sche zijn: haar moeder, Julie Bernard, was de dochter van een Berlijnsch oogarts, die met haar zuster Rosine het ouderlijk huis ont vlucht was toen de vader plannen maakte om de Hollandsche gouvernante zijner kinderen te trouwen. Maar Julie Bernard woonde sinds jaren in Parijs, Sarah was opgevoed in een Fransch klooster, sprak niet anders dan Fransch, bezocht dertig maanden lang het Parijsche conservatorium, half op advies van vrienden harer moeder, die met het magere, onknappe kind eigenlijk geen raad wist, en in het begin absoluut niet met haar eigen in stemming. Zij had in een klooster willen gaan moest zij nu aan het tooneel? Na haar studie krijgt ze door protectie een Contract je bij de Comédie Francaise, speelt er één klein rolletje, valt er absoluut niet in op, maakt na negen maanden hoogloopende ruzie met de eerste actrice,, en haar contract wordt verbro ken. Na een tijd lang niets gedaan te hebben, -krijgt ze met moeite eén Contract aan het Gymnase, mislukt er in een rolletje, en gaat mismoedigd met een beetje geld en een naai stertje als chaperonne op reis naar Spanje, 'weet daarna nog een engagement bij het Theatre Porte-Saint-Martin te krijgen, waar ze weer geen rollen van beteekenis krijgt, spe ciaal omdat ze geen tooneelfiguur heeft en te mager is, en loopt ten slotte over naar het Odéon, waar ze in 1864 haar loopbaan begint, die, hoewel niemand het vermoedt, zal ein digen met een schitterenden terugkeer naai de Comédie Frangaise, die haar eens de deur wees. Langzaam maar zeker komen de eerste successen, de bewonderende en ietwat ver baasde kritieken over de mademoiselle Bern hardt, waarin het waarachtige acteursbloed schijnt te wonen. In Dumas' „Kean" behaalt zij voor het eerst een triomf, dwars tegen de onwelwillende stemming van een weerbarstig publiek in. De oorlog van 1870 onderbreekt haar car rière. Als Parijs belegerd wordt blijft Sarah in de stad, richt er een ambulance op. waarin ze dag en nacht werkt, en trekt zich na den wapenstilstand en de revolutie in St. Germain terug om den loop der dingen af te wachten. Die loop der dingen brengt in de eerste plaats de voor Sarah zoo beteekenisvolle terugkeer uit den vreemde van den balling Victor Hugo, in wiens Ruy Bias ze als koningin van Spanje een dergelijk fenomenaal succes behaalt, dat het haar met één slag weer de poorten van het negen jaar geleden voor haar gesloten Théatre Francais opent en daarmee die van den wereldroem. Van dat oogenblik af speelt ze de ééne rol na de andere: „Andromaque", „La Fille de Ro land", Victor Hugo's „Hemani", „Othello", „Amphitryon" en „Mithridate" tot aan haar terugkeer in 1881 wordt de reeks voortgezet in steeds stijgende lijn: La Dame Aux Camé- lias, Fédora, Macbeth, Phèöre, Marion Delor- me. Hamlet, Tosca, en Cleopatre. met welk re pertoire ze in 1886, 1888, 1889, 1891, 1895, 19o0, 1905, 1910, 1913 en 1916 tournees in alle lan den van Europa, in Noord-Afrika en in Ameri ka onderneemt. In dien tusschentijd breidt het aantal van haar rollen zich steeds uit: Rostand's Princesse Lointaine wordt er aan toegevoegd; Médée, l'Aiglon, Lorenzaccio, Francesca de Rimini, Adrienne Lëcouvreur. Lucrèce Borgia, zijn verder een aantal van de bekendste. Het spreekt vanzelf dat het Sarah Bernhardt vooral naarmate zij ouder werd en haar vijanden stierven of hun stemmen verstom den in den algemeenen roep van bewondering, die de groote actrice in de laatste twintig ja ren van haar leven overal deed opgaan niet aan waardeering en eerbewijzen heeft ontbroken. Ze had zich oneindig verdienste lijk gemaakt voor de Fransche cultuur; ze was de krachtigste en laatst overblijvende verte genwoordigster van het negentiende eeuw- sche tooneel en de romantiek. De Fransche regeering benoemde haar in 1914 tot cheva lier van het Legioen van Eer, in 1921 tot offi cier. Intusschen. in 1915 had men haar het rechterbeen moeten amputeeren, wat haar niet belette om nog, in rollen, die speciaal voor haar geschreven werden, door te spelen tot vlak voor haar dood toe. Ze was als een levende legende geworden, en het publiek bestormde de schouwburgen om haar be roemde lachje te zien, dat nog, hoe vervallen haar gezicht ook was, weinig van zijn charme verloren had, en om haar beroemde „gouden stem" te hooren, die echter sinds jaren zijn goud verloren had en een oude vrouwenstem geworden was. Niettemin eerde men in haar vol bewondering een groot verleden en het door zooveel grooten met angst tegemoet ge ziene lot van eens in vergetelheid te zullen raken heeft zij niet gekend. Zij stierf, sinds jaren al vechtend tegen een zwakke gezond heid, één been missend, acht en zeventig jaal oud maar in glorie. WILLY VAN DER TAK HET ONDERZOEK OMTRENT DE MUITERIJ. VOLGENDE WEEK MEDEDEELINGEN IN VOLKSRAAD. BATAVIA, 13 Febr. (Aneta). Maandag 20 Febr. zal de Volksraad door den Commandant der Zeemacht in Nederlandsch-Indië worden ingelicht omtrent de eerste uitkomsten van het onderzoek met betrekking tot de gebeur tenissen aan boord van de Zeven Provinciën. Hierna zal gelegenheid worden gegeven om verklaringen af te leggen. Wat dit onderzoek betreft vernemen wij, dat dit op zoo snel mogelijke wijze zal worden voortgezet. De berechting heeft in Neder- landsch-Indië plaats, waarna de Europeesche gestraften naar Holland zullen worden ge zonden voor het ondergaan van hun straf. ONVERSCHILLIGE HOUDING. BATAVIA, 13 Febr. (Aneta). Zondag werden in den loop van den dag honderd on geboeide en vijftig geboeide Inlanders bene vens 28 geboeide en 4 ongeboeide Nederlan ders in sloepen op het ëiland Onrust afgezet. De meesten hunner waren weinig onder den indruk. De Europeescliè gevangenen na men een houding van onverschilligheid aan. Alvorens in de door soldaten bewaakte ba rakken te worden opgesloten, werd iedere ge vangene in het Hollandsch of Maleisch er van verwittigd dat elke verstoring van rust en elke poging tot ontsnapping daadwerkelijk en op de plaats zou worden voorkomen. Elk contact van buiten af is, voor iedereen, be halve voor de deze week aankomende com missie van onderzoek verboden. Het eskader ligt nog steeds bij Onrust. BATAVIA, 13 Febr. (Aneta). De commis sie van onderzoek zal zoo spoedig mogelijk op Onrust haar taak aanvangen. De geheele op zet daarvan wordt heden geregeld. Beoogd wordt daarbij verschillende, politieke waar nemers in te schakelen. Weer 7 dienstweigeraars. SOERABAJA, 13 Febr. (Aneta). Zaterdag zijn wederom 7 inheemsche dienstweigeraars in de Marinekazerne Oedjong gearres teerd. „De Zeven Provinciën" blijft bij Onrust. BATAVIA, 13 Febr. Volgens een mede- deeling van het departement der Marine in Ned. Indië blijft de Zeven Provinciën voor- loopig bij Onrust, terwijl het eskader voor- loopig blijft oefenen in het Westelijk deel van Javazee. De bemanningen blijven geheel ge consigneerd aan boord. Deze consignatie geldt ook voor de schepen en marine-inrich tingen bij Soerabaja. Moeten zij uit Europa verbannen worden? (Van onzen Weenschen correspondent). De Zigeuners zijn, zooals een ieder weet, een buitengewoon lastig volkje. Ten deele lei den zij nog steeds een rondzwervend bestaan. Zij trekken in groepen met woonwagens en paarden over de wegen van alle landen en nu eens duiken zij hier, dan weer daar op. Ner gens worden zij met buitengewoon veel vrien delijkheid en vreugde ontvangen. De vrouwen halen onmiddellijk de wasch, die buiten aan touwen te drogen hangt, binnen en allerwege worden de kippen en de ganzen, de koeien en de schapen zoo vlug mogelijk in veiligheid gebracht. Want de Zigeuners zijn meesters in de kunst van het stelen. Hier en daar ook blijven de Zigeuners in een bepaalde streek wonen, maar ook daar kunnen zij hun slech te gewoonten niet afleggen en ook daar zijn zij minder populair bij de overige bewoners van het land. Oostenrijk smaakt het twijfel achtige genoegen duizenden Zigeuners tot zijn bevolking te mogen tellen. In het Bur- genland, het Oosten rij ksche bondsland ten zuid-oosten van Weenen, welke streek vroe ger tot Hongarije heeft behoord, wonen meer dan zesduizend Zigeuners. Men heeft heel wat met deze lieden te stellen. Hun aantal neemt gestadig toe. Veertig jaar geleden woonden er in het huidige Burgenland maar achthonderd Zi geuners. De aanwas bestaat dus uit ongeveer zevenhonderd procent. In tal van gemeenten hebben de Zigeuners de overhand. Zij vor men een ware plaag voor het overige gedeelte van de bevolking, dat voortdurend door hen bestolen wordt. In de bosschen hebben zij vol gens de officieele statistieken per jaar een schade van ongeveer vijftigduizend schillin gen aangericht. De kantonrechter van Ober- warth, dr. Prinz, heeft verklaard, dat zij de justitie gedurende het thans afgeloopen jaar 1932 tienduizend schillingen gekost hebben. Want niet minder dan zes zevende gedeelten van de Zigeuners is in aanraking met de wet gekomen. Daarbij komt nog, dat het buiten gewoon moeilijk is een Zigeuner, die iets op zijn kerfstok heeft, voor een rechtbank te la ten verschijnen, omdat er zooveel Zigeuners zijn, die precies dezelfde namen hebben. Er zijn meer dan zeven-en-twintighonderd Zigeuners in het Burgenland, die den familie naam Horvath dragen. Een groot aantal heeft ook denzelfden voornaam. Nu moet zoo een gendarm of een deurwaarder maar weten welken Horvath hij te pakken moet krijgen! Bijna zevenhonderd Zigeuners heeten Sarközy bijna vijfhonderd Karoly, meer dan vierhon derd Barenyai en meer dan driehonderd Papaj. De gendarmerie in het Burgenland maakt al sedert eenige jaren gebruik van een regis ter van Zigeuners, waarin behalve de namen en de photographieën van de vaak sprekend op elkander lijkende bruine mannen en brui ne vrouwen ook de vingerafdrukken zijn op genomen. Ieder jaar in de maand Augustus moeten de Zigeuner-jongens en -meisjes, die gedurende de afgeloopen twaalf maanden den ouderdom van veertien jaren bereikt heb ben, op de bureaux van de gendarmerie ver schijnen, teneinde daar afdrukken van hun vingertoppen te later» maken. De Oostenrijksche bewoners van het Bur genland zijn ten einde raad. Zij voeren reeds sedert jaren en jaren een vruehteloozen kamp tegen het vandalisme van de Zigeuners en thans hebben zij een reusachtige meeting te Oberwarth gehouden, waaraan een paar dui zend personen hebben deelgenomen. Onder de aanwezigen bevonden zich alle Burgen- landsche leden van den Oosten rij ksch en na- tionalen raad, alle burgemeesters, alle leden van de rechterlijke macht en tal van andere autoriteiten. Vooral de rede van den kan tonrechter van Oberwarth, die het in den breede over de wandaden van de Zigeuners in de laatste jaren had, maakte diepen indruk op allen. Men nam een resolutie aan, waarbij men besloot zich tot de Oostenrijksche regeering te wenden, teneinde te vragen, dat deze een uitzonderingswet voor de Zigeuners in het le ven roept, welke de stokslagenstraf weer in voert. Zigeuners, die een strafbaar feit be gaan hebben, zullen weer, net als in de vroe gere dagen, door den rechter tot het oploo- pen van een flink pak slaag veroordeeld moe ten kunnen worden! De „Bezirkshauptmann' en „Regierungsrat" Maierhofer zeide, dat het Zigeunervraagstuk niet alleen een probleem voor het Burgen land en voor Oostenrijk was, doch een aan gelegenheid. welke ook anderen landen aan gaat, voornamelijk Tsjechoslowakije. Honga rije. Polen en Roemenië en hij stelde voor, dat men den Volkenbond moest vragen zich met dit probleem bezig te houden. Wellicht, zoo zeide hij, kon men de Zigeuners uit Euro pa zetten en hen bijvoorbeeld naar dc Poly nesische eilanden brengen. Daar zouden zij zich heel gelukkig kunnen gevoelen en Europa zou van hen bevrijd zijn! Ach. wat zijn er een problemen In ons land, vandaag den dag. Heel 't bestaan is problematisch. Als 'k het zoo eens zeggen mag. Alles is zoo ingewikkeld Voor een middelmatig brein. 't Is al moeilijk, om op heden Mensch, en anders niets te zijn. 't Is een warwinkel van raadsels, Waarop niemand 't antwoord kent. Met de enkle troost tenslotte Dat j'in groot gezelschap bent. Er zijn van die wereldvragen, Economisch, financieel. Veel te zwaar voor figuranten. Op het aardsche schouwtooneel. Werkloosheids-, tariefproblemen, Algemeen beschouwd als clou, Leidend tot de vraag der vragen: Waar toch gaat de mensch naartoe? Zoo belangrijk zijn die dingen, Elk voor zich en het geheel. Dat we er genoeg aan hebben. Zelfs, naar 't voorkomt, al te veel. En daar komen notabene. Dan nog andre vragen bij, Die ook zonder antwoord blijven, Zonder antwoord dan van mij. 'k Noem er een, zeer onbelangrijk. Dat geef ik u gaarne toe, Maar daarom juist kan 'k niet zetten, Dat "k niet weet waarom en hoe. Waarlijk, ik zou dankbaar wezen, Als me iemand zeggen wou, Hoe ik antwoord op de vraag vind: Waar zijn al die yo-yo's nou? P. GASU8. PROTESTSTAKING TE AMSTERDAM. BIJ DEN BOUW VAN VAN HEUTSZ- MONUMENT. AMSTERDAM, 13 Febr. (V.D.) Als protest tegen de middelen die gebruikt zijn om „De Zeven Provinciën" in handen te krijgen heb ben de arbeiders die werken aan het op te richten van Heutsz-monument op het Olym- piaplein alhier hedenmorgen een 24 uurssta king geproclameerd. REUSACHTIGE AARDBEVING IN CHINA? IN DECEMBER ZOUDEN 70.000 MENSCHEN ZIJN OMGEKOMEN. Uit Peking. Eerst thans wordt bekend, dat op 26 December 1932 in de in het binnenland van China gelegen provincie Kansoe een bui tengewoon hevige aardbeving reusachtige ver woestingen zou hebben aangericht. Reizigers, die uit Kansoe in het Oosten van China zijn aangekomen, deelen mede, dat tal van steden en dorpen geheel verwoest zijn. Het aantal dooden wordt op ongeveer 70.000 geschat. Hoewel het bericht van de aardbeving juist schijnt te zijn, kan voor de juistheid van bovengenoemd cijfer niet wor den ingestaan. De omvang van de ramp. PEIPING, 13 Febr. (V. D.) Omtrent de aardbevingsramp in de Chineesche provincie Kansoe wordt nader gemeld, dat de steden Ping-Fan en Labran, elk met 11.000 inwoners geheel van den aardbodem verdwenen zou- .den zijn. Ook de stad Sining zou ernstig zijn beschadigd, terwijl de militaire vestingen bij Tatoeng geheel zouden zijn vernield. De be volking beschikt over niets meer en heeft tot nog toe geen hulp gekregen. De provincie Kansoe ligt tusschen Tibet en Mongolië. FEUILLETON Uit fiet Engelsch van JOSEPH HOCKING. (Nadruk verboden.) 17) Hij was dan ook in een zeer sceptische stemming naar het heerenhuis gegaan. Hij verwachtte den jongen landheer aan te tref fen met een gezicht rood en opgedrongen door overvloedig alcoholgebruik aan het di ner en met de sporen van jarenlange uit spattingen er in gegrifd. Vandaar dat hij met tegenzin uit zijn stoel was opgestaan om den binnenkomende met bovenvermelde woorden te begroeten. Het eerste oogenblik liet hij Endellion's bescheid onbeanwoord. Hij nam een atmosfeer waar, die hij nooit in verband zou hebben gebracht met den zoon van zijn ouden vriend. Het was geen verdorven, vlegelachtige nietsnut, die daar voor hem stondmaar een man, mij lenver verwijderd van de gedachten, die hij ten opzichte van Robert Dulverton koes terde. En toch herkende hij hem. „Neen", zei hij eindelijk, „ik twijfel er niet aan, maar laat me je eens bij het licht bekijken. Natuurlijk verheugt het me, dat je bent thuisgekomenik heet je van harte welkom... dat ben ik den zoon van een van mijn beste vrienden verplicht. Maar kom in bet licht, kom in het licht Ja, komt u ook in het licht, meneer Bor lase. ik wil u ook wel eens goed bekijken! zien of u veranderd bent." Werktuiglijk gehoorzaamde de predikant en toen hij onder de lamp stond, moest hij zichzelf bekennen, dat hij veel meer het voor werp van het door hem voorgestelde onder zoek was dan de leider! Het scheen hem toe of Robert Dulverton zijn hart en ziel op een weegschaal legde, of hij in zijn gemoed las als in een open boek. „Geen dag ouder", riep de jongeman op hartelijken toon uit, „geen dag ouder! Ik stel het buitengewoon op prijs, dat u mij zoo spoedig bezoekt, vooral omdat u nu eigenlijk niet zoo heel veel 'reden had om u over mijn terugkomst te verheugen. Ik had me al voor gesteld morgen een bezoek te brengen op de pastorie, maar nu bent u mij voor." Het was allemaal zoo heel anders als Mr. Borlase zich had voorgesteld. Op zijn wan deling naar de Manor had hij het besluit genomen ernstige klanken te laten hooren over de plichten en verantwoordingen van een landedelman, van wiens verstand en ka rakter het welzijn van zoovelen afhing, maar nu was het hem niet mogelijk een woord van vermaan of berisping te vinden. De boetpre- dicatie tegen de gevaren van drank en slecht gezelschap, die hij zoo zorgvuldig had voorbereid, leek hier volkomen misplaatst. „Je bent wel veranderd, Bob. erg veran derd", was alles wat hij wist te zeggen. „In welk opzicht?" vroeg Endellion. „Ja, kijkt u maar op uw gemak en vertel het me dan maar eens precies. Het interesseert me welken indruk ik op een nauwkeurig opmer ker na een afwezigheid van bijna acht jaar maak." De predikant zweeg. Geen enkel woord, dat hier op zijn plaats was, wilde hem te binnen schieten. „Zijn mijn gelaatstrekken veranderd?" drong Endellion aan. „Neen, je trekken niet dat is het niet. Natuurlijk heb je je van jongen tot man ontwikkeld en er is iets in je gezicht, iets iets van iemand, die geleden heeft. Maar de Dulverton-trekken zijn niet veranderd; de zelfde neus, 'n beetje krachtiger misschien, maar toch dezelfde, hetzelfde voorhoofd. neen, ik geloof dat de verandering in de oogen zit." „Die hebben toch geen andere kleur ge kregen?" „Neen, dat is nogal duidelijk. Het zijn Dulverton-oogen, maar het zijn Bob's oogen niet. Neem me niet kwalijk, dat ik het zoo onomwonden zag, maar er was altijd iets on betrouwbaars, iets karakterloos, in je oogen, Bobhet waren oogen die iemand niet recht in het gezicht dorsten kijken. Je heele voorkomen had iets willoos, iets zwaks het was het uiterlijk van iemand die zich gemakkelijk liet lijdenop verkeerde pa den, bedoel ik. En van dat alles is niets meer te bespeuren je ziet er uit als een man, die weet wat hij wil en zich daarvan door nie mand of niets laat afbrengen." Mr. Borlase praatte meer tegen zichzelf dan tot Endellion. Een vreemde opwinding had zich van hem meester gemaakter ging van den teruggekomen erfgenaam van Dulverton Manor een invloed uit, dien hij niet kon definieeren. „Uw critiek valt niet ongunstig uit", ver klaarde Endellion opgewekt. Ondanks de bravour, 'waarmee hij zich aan het onderzoek onderworpen had, voelde hij zich toch opgewekt. Hij begon te geloo ven dat zijn wapenrusting ondoordringbaar was. „Tusschen haakjes," hei-nam hij, „wilt u een sigaar, dominee?" „Graag" was het antwoord „maarmaar je vader had nog ouderwetsche ideeën over den salon. Bob. Hij rookte hier nooit. „Ja, dat is ook zoo. Ik was het eerlijk gezegd, vergeten, acht jaar zwerven komt je geheugen niet ten goede. En we zullen maar zoo vrij zijn dit rookverbod op te heffen. De sigaren staan in de bibliotheek; ik zal ze even halen". „Ik kan geen touw aan hem vastknoopen", peinsde de predikant, toen hij alleen was. „Hij lijkt niet meer op den Bob Dulverton van acht jaar geleden dandan ik! En toch is hij het. Wat is er in dien tijd met hem gebeurd? Hij is een nieuw mensch ge worden. Die ellendige onvaste, norsche uit drukking in zijn oogen is volkomen weg. Hij praat ook anders. Er is een besliste klank in zijn stem, alsof hij het vanzelfsprekend vindt dat anderen hem gehoorzamen, inplaats dat hij zich laat leiden zooals vroeger". Endellion kwam terug met eenige kisten sigaren. De bezoeker koos zijn lievelings- merk en rookte zwijgend, af en toe verstolen naar zijn gastheer kijkend. Neen, het was niet mogelijk hem verwijten te doen of een preek tegen hem te houden en alles wat Mr. Borlase had willen zeggen over het verdriet dat hij zijn vader had gedaan, bestierf hem op de lippen. „Vind je het hier veranderd. Bob?" vroeg hij ten laatste. „In zekeren zin wel, dat ligt voor de hand. Maar ik geloof dat de verandering meer in mijzelf schuilt, dan in de menschen en din gen om mij heen. Ik bedoel niet zoozeer mijn uiterlijk, maar mijn ideeën, mijn heelen kijk op het leven, 't Is misschien een gemeen plaats, maar een mensch is, zooals hij denkt, nietwaar? U kunt wel begrijpen, dat ik hier alles even mooi vindt, veel mooier dan het in mijn herinnering was blijven voortleven. Australië is niet mooi." „Niet?" „Sommige stukken natuurlijk wel, maar niet waar ik was. Als je beseffen wilt wat eenzaamheid is, moet je naar de Australi sche rimboe gaan. Daarbij het heeft niets lieflijks, er zit geen muziek in." „Ik herinner me niet, dat je ooit veel om muziek gegeven hebt." „Een mensch verandert! Weet u wat hon ger is, meneer Borlase? Ik bedoel niet den honger, dien je voelt als je maag leeg is, maar honger van het hart." De predikant wierp een onderzoekenden blik op Endellion. „Ik geloof dat ieder mensch in den loop van zijn leven dat gevoel leert kennen," merkte hij op. „In elk geval iedere Engelschman, die in de Australische wildernis terecht komt. En geland is een paradijs, een hemel. Wilt u gelooven dat ik. voor vandaag, is geen jaren meer vogels echt had hooren zingen". „Ja, Australië is niet speciaal bekend om zijn zangvogels". Mr. Borlase wist zelf niet precies wat hij zei. Hij dacht na over hetgeen de ander ge zegd had over „honger van het hart". Dat leek heelemaal niet op Bob Dulverton, op den jongen die acht jaar geleden geen grooter genoegen had bekend dan met zijn minderen in den kroeg te zitten. „Maar het heeft je tot een ander mensch gemaakt, Robert", vervolgde hij, op langza- men toon, als iemand die voor een raadsel staat, „je lijkt geestelijk in niets meer op den jongen, dien ik al die jaren hier gekend heb." Endellion voelde zich niet op zijn gemak. De opmerking van den predikant hield twij fel in en het ontging hem niet, dat Mr. Bor- lase's oogen niet aflieten van zijn gezicht. „Ja, Australië ranselt al het verkeerde uit een mensch", antwoordde hij. „Als iemand heeft doorgemaakt wat ik doorgemaakt heb," danHij was opgestaan onder het spre ken en er kwam een hartstochtelijke gloed in zijn oogen. Hij dacht op dit oogenblik aan het verleden van Ralph Endellion, niet aan dat van zijn gestorven dubbelganger. Maar hij maakte den zin niet af. Daten we over wat anders praten", stelde hij luchtig voor. Ralph Endellion had zijn eerste fout ge maakt. sinds zijn komst op Dulverton Manor hij had vage gevoelens van twijfel bij den predikant gewekt: Het was een feit dat Bob Dulverton voor hem stond, maar hij was het niet die sprak. Bob Dulverton had zich nooit het hoofd gebroken over problemen van hart en gemoed. Zelfs acht jaren van zwerven over den aardbol en van de schokkendste avonturen, konden Bob Dulverton niet zoo doen spreken. „Er is iets dat niet klopt", piekerde Mr. Borlase, „een mysterie, waarmee ik geen weg weet. Ik moet er achter komen, wat dat te beteekenen heeft...." ivVorut vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 3