Historische vrouwenfiguren.
DE OOSTENRIJKSCHE ZIGEUNERS IN
HET BURCENLAND.
Een vraag.
EEN WONDERLIJKE
GELIJKENIS.
UMUIDER COURANT
DINSDAG 14 FEBRUARI 1933
Sarah Bernhardt.
Tien jaar na haar dood.
„ot bijna tien jaar geleden, dat Sarah
.hardt wellicht de grootste, in allen ge-
n pén der grootste tooneelspeelsters der
v L eeuw stierf, negen en zeventig jaar
v0!? Tn October 1844 was ze geboren, op den
h n Maart 1923 stierf ze. en het Engelsche
2?Sh de Times wist haar en haar leven niet
bla,a te karakteriseeren dan door te zeg-
In haar leven waren maar twee gebeur
tenissen hetzelfde als bij andere menschen:
geÏJ0zelfsndit°was niet heelemaal waar.
Jeerste is nooit met zekerheid te zeggen
iopst waar Sarah Bernhardt geboren is, en
haar vader is geweest is, hoewel er ver
keerstellingen genoeg zijn gemaakt, altijd
nnhpkend gebleven,
waar dood was evenmin zooals die van de
psten' ze was bezig met het instudeeren
ïn een' nieuwe rol, tot op twee dagen voor
laar dood wijdde ze zich met alle interesse
2» activiteit, die nog in haar waren, aan de
pnrbereidingen voor de eerste filmopnamen,
lip van haar gemaakt zouden worden, en
laakte de verzuchting, dat er ter wereld toch
Sts heerlijkers was dan te werken. Vijf da-
pn later begeleidden een millioen menschen
Sar naar haar laatste rustplaats op Père
Tachaise, waar ze bijgezet werd in het graf
van haar moeder, door haar altijd hooghartig
let familiegraf genoemd, en in de doodkist
van rozenhout. waarin ze sinds jaren van tijd
int tiid placht te slapen, en waarin ze alles
bewaarde, wat haar dierbaar was. Eén van
Sara's vele excentriciteiten, waaraan haar
benijders zich ergerden en waarom ze haar
bespotten, en die toch.in den grond noch uit
aanstellerij, noch uit zucht tot reclame voort
kwamen, maar doodeenvoudig uit het feit, dat
Sarah Bernhardt Sarah Bernhardt was, een
rustelooze. hoogst nerveuze, en in den grond
waarschijnlijk buitengewoon ongelukkige en
onbevredigde vrouw, die niet inzag, waarom ze
aan haar eigen grillen niet toe zou geven,
daar ze er de middelen toe had en er nie
mand kwaad mee deed. Dat ze er in haar
huis een halve menagerie met wilde dieren
op na hield: een tijger, een luipaard en een
alligator, wat deerde het een ander? Dat ze
zich in Montmartre een atelier liet inrichten,
waar ze beeldhouwde in een witte blouse en
br0ek tot afschuw en schrik van haar
tijdgenooten wat deerde het anderen, zoo
lang ze er plezier in had? Ze stelde haar
beelden zelfs ten toon, en Rodin uitte zich
op het gezicht ervan op een hoogst onfat
soenlijke manier en dreigde, uit wraak, too-
neelspeler te zullen worden maar maakte
Rodin voor zijn beelden zulke prijzen als zij?
Als de menschen niet wijzer warenEn zij
liet den milliardair Rothschild maandenlang
tevergeefs vragen en smeeken, of „la divine
Sarah" soms alsjeblieft ook een buste van
hem wilde maken. Nee, „la divine Sarah" wil
de niet, zij beeldhouwde ehem! voor
haar plezier. Had de heele wereld er wat mee
te maken, als zij in een ballon een tocht bo
ven Parijs wilde maken, zonder iemand van
te voren op de hoogte te brengen van haar
plan, of was dat alleen haar eigen zaak?
Maar natuurlijk! En gedurende haar leven
ging zij tien maal in een klooster, schreef in
gezonden stukken bij honderden, voerde pro
ces na proces wegens laster, liet niets over
haar kant gaan wat zij niet over haar kant
wenschte te laten gaan, maar vergat waar
schijnlijk, dat zij van haar medemenschen
driekwart van den tijd het uiterste eischte
en het kreeg ook.Alleen is het de tragedie
van haar leven geweest, dat zij in één van de
belangrijkste dingen voor een vrouw, de liefde,
bij lange na niet kreeg wat zij vroeg, of wat
zij wenschte. Sarah Bernhardt's huwelijk met
den Griek Aristide Damala, die jonger dan zij
was, en deel uitmaakte van haar gezelschap
op de groote Europeesche tournee van 1881.
werd in den grond alleen gesloten omdat zij
diep in haar hart wist, dat zij, als zij hem
niet op een dergelijke manier aan zich bond,
hem nooit zou behouden: na de voorstellingen
in Napels reisden zij samen in stilte en groote
haast naar Londen om zich te laten trouwen;
hals over kop keerden zij weer terug om op
tijd, op den vierden April, in Nice te kunnen
spelen. Damala verliet haar spoedig, ging
Frankrijk uit en liet zich in Afrika inschrijven
bij de Spahi's. Later raakte hij volkomen aan
lager wal, werd morphinist, en werd ten slot
te door Sarah gevonden, die hem meenam
naar Parijs, hem maandenlang verzorgde in
haar huis, waar hij ten slotte ook sterft nadat
gebleken was, dat hij ook daar, niettegen
staande de oneindige voorzorgen, in het bezit
van morphine en cocaïne had weten te ko
men. Niettegenstaande Sarah's protesten werd
hij op verlangen van zijn familie in Grieken
land begraven op een latere tournee in
Griekenland was haar eerste werk zijn graf te
gaan bezoeken. Soms onderteekende zij haar
brieven plotseling „veuve Damala", en uit al
lerlei dingen blijkt dat zij, hoewel zij andere
en gelukkiger liefdes had, Damala zelden, en
dan slechts voor korten tijd, heeft vergeten
Dat Sarah Bernhardt er meer liefdes op na
heeft gehouden, mag verondersteld worden
bekend te zijn. daar haar tijdgenooten en zelf
hun nakomelingen er speciaal op verzot wa
ren haar belevenissen op dat gebied aanmer
kelijk te overdrijven en niet rustten voor ze
haar de reputatie van gevaarlijke en demo
nische vrouw toegedicht hadden, die haar tot
aan haar dood is bij gebleven.
Als men hen wil gelooven, dan telde zij on
der haar vereerders vier keizers en elf ko
ningen: het aantal der voor haar in het stof
liggende mindere goden was ontelbaar, te
meer waar men ze -in alle oorden van de we
reld aantrof. Victor Hugo viel voor haar op de
knieën, kuste haar de hand en vereerde haar
na haar creatie in „Hemani" een brillant aan
een ketting! „De tranen die ge mij hebt doen
storten, behooren ook u; ik leg ze aan uw voe
ten'. Coppeé, Oscar Wilde, Richepin, Edmond
Rostand schreven stukken voor haar. In
Amerika ging haar roep haar al vooruit: in
Orangetown belegden de vrouwen een verga
dering om te beraadslagen wat haar te doen
stond nu Sarah Bernhardt onderweg was om
de mannen op het slechte pad te brengen.
Het was niet één van Sarah's geringste char
mes, dat zij een scherpen geest en een vlugge
tong had, maar dat haar vijanden dat aller
minst als een charme ondervonden en er
met des te meer hartstocht hun aanvallen om
vernieuwden, is geen wonder en de gewone
gang der dingen. Sarah zou nooit van derge
lijke fabelachtige dingen beticht zijn, als zij
haar aanvallers rustig hun gang had laten
gaan, maar zij was een te nerveuze en te
strijdlustige natuur om niet steeds weer te
pareeren en hartstochtelijk het erkennen van
de waarheid te verlangen.
Alleen al over het geheim van haar geboor
te, waarvan zij waarschijnlijk zelf de ware
toedracht niet wist, is haar heele leven lang
gespot en kwaad gesproken. Zij zou een Duit-
sche zijn: haar moeder, Julie Bernard, was
de dochter van een Berlijnsch oogarts, die met
haar zuster Rosine het ouderlijk huis ont
vlucht was toen de vader plannen maakte om
de Hollandsche gouvernante zijner kinderen
te trouwen. Maar Julie Bernard woonde sinds
jaren in Parijs, Sarah was opgevoed in een
Fransch klooster, sprak niet anders dan
Fransch, bezocht dertig maanden lang het
Parijsche conservatorium, half op advies van
vrienden harer moeder, die met het magere,
onknappe kind eigenlijk geen raad wist, en
in het begin absoluut niet met haar eigen in
stemming. Zij had in een klooster willen gaan
moest zij nu aan het tooneel? Na haar
studie krijgt ze door protectie een Contract je
bij de Comédie Francaise, speelt er één klein
rolletje, valt er absoluut niet in op, maakt na
negen maanden hoogloopende ruzie met de
eerste actrice,, en haar contract wordt verbro
ken. Na een tijd lang niets gedaan te hebben,
-krijgt ze met moeite eén Contract aan het
Gymnase, mislukt er in een rolletje, en gaat
mismoedigd met een beetje geld en een naai
stertje als chaperonne op reis naar Spanje,
'weet daarna nog een engagement bij het
Theatre Porte-Saint-Martin te krijgen, waar
ze weer geen rollen van beteekenis krijgt, spe
ciaal omdat ze geen tooneelfiguur heeft en te
mager is, en loopt ten slotte over naar het
Odéon, waar ze in 1864 haar loopbaan begint,
die, hoewel niemand het vermoedt, zal ein
digen met een schitterenden terugkeer naai
de Comédie Frangaise, die haar eens de deur
wees. Langzaam maar zeker komen de eerste
successen, de bewonderende en ietwat ver
baasde kritieken over de mademoiselle Bern
hardt, waarin het waarachtige acteursbloed
schijnt te wonen. In Dumas' „Kean" behaalt
zij voor het eerst een triomf, dwars tegen de
onwelwillende stemming van een weerbarstig
publiek in.
De oorlog van 1870 onderbreekt haar car
rière. Als Parijs belegerd wordt blijft Sarah in
de stad, richt er een ambulance op. waarin ze
dag en nacht werkt, en trekt zich na den
wapenstilstand en de revolutie in St. Germain
terug om den loop der dingen af te wachten.
Die loop der dingen brengt in de eerste plaats
de voor Sarah zoo beteekenisvolle terugkeer
uit den vreemde van den balling Victor Hugo,
in wiens Ruy Bias ze als koningin van Spanje
een dergelijk fenomenaal succes behaalt, dat
het haar met één slag weer de poorten van
het negen jaar geleden voor haar gesloten
Théatre Francais opent en daarmee die van
den wereldroem.
Van dat oogenblik af speelt ze de ééne rol
na de andere: „Andromaque", „La Fille de Ro
land", Victor Hugo's „Hemani", „Othello",
„Amphitryon" en „Mithridate" tot aan haar
terugkeer in 1881 wordt de reeks voortgezet
in steeds stijgende lijn: La Dame Aux Camé-
lias, Fédora, Macbeth, Phèöre, Marion Delor-
me. Hamlet, Tosca, en Cleopatre. met welk re
pertoire ze in 1886, 1888, 1889, 1891, 1895, 19o0,
1905, 1910, 1913 en 1916 tournees in alle lan
den van Europa, in Noord-Afrika en in Ameri
ka onderneemt. In dien tusschentijd breidt
het aantal van haar rollen zich steeds uit:
Rostand's Princesse Lointaine wordt er aan
toegevoegd; Médée, l'Aiglon, Lorenzaccio,
Francesca de Rimini, Adrienne Lëcouvreur.
Lucrèce Borgia, zijn verder een aantal van
de bekendste.
Het spreekt vanzelf dat het Sarah Bernhardt
vooral naarmate zij ouder werd en haar
vijanden stierven of hun stemmen verstom
den in den algemeenen roep van bewondering,
die de groote actrice in de laatste twintig ja
ren van haar leven overal deed opgaan
niet aan waardeering en eerbewijzen heeft
ontbroken. Ze had zich oneindig verdienste
lijk gemaakt voor de Fransche cultuur; ze was
de krachtigste en laatst overblijvende verte
genwoordigster van het negentiende eeuw-
sche tooneel en de romantiek. De Fransche
regeering benoemde haar in 1914 tot cheva
lier van het Legioen van Eer, in 1921 tot offi
cier. Intusschen. in 1915 had men haar het
rechterbeen moeten amputeeren, wat haar
niet belette om nog, in rollen, die speciaal
voor haar geschreven werden, door te spelen
tot vlak voor haar dood toe. Ze was als een
levende legende geworden, en het publiek
bestormde de schouwburgen om haar be
roemde lachje te zien, dat nog, hoe vervallen
haar gezicht ook was, weinig van zijn charme
verloren had, en om haar beroemde „gouden
stem" te hooren, die echter sinds jaren zijn
goud verloren had en een oude vrouwenstem
geworden was. Niettemin eerde men in haar
vol bewondering een groot verleden en het
door zooveel grooten met angst tegemoet ge
ziene lot van eens in vergetelheid te zullen
raken heeft zij niet gekend. Zij stierf, sinds
jaren al vechtend tegen een zwakke gezond
heid, één been missend, acht en zeventig jaal
oud maar in glorie.
WILLY VAN DER TAK
HET ONDERZOEK OMTRENT
DE MUITERIJ.
VOLGENDE WEEK MEDEDEELINGEN IN
VOLKSRAAD.
BATAVIA, 13 Febr. (Aneta). Maandag 20
Febr. zal de Volksraad door den Commandant
der Zeemacht in Nederlandsch-Indië worden
ingelicht omtrent de eerste uitkomsten van
het onderzoek met betrekking tot de gebeur
tenissen aan boord van de Zeven Provinciën.
Hierna zal gelegenheid worden gegeven om
verklaringen af te leggen.
Wat dit onderzoek betreft vernemen wij,
dat dit op zoo snel mogelijke wijze zal worden
voortgezet. De berechting heeft in Neder-
landsch-Indië plaats, waarna de Europeesche
gestraften naar Holland zullen worden ge
zonden voor het ondergaan van hun straf.
ONVERSCHILLIGE HOUDING.
BATAVIA, 13 Febr. (Aneta). Zondag
werden in den loop van den dag honderd on
geboeide en vijftig geboeide Inlanders bene
vens 28 geboeide en 4 ongeboeide Nederlan
ders in sloepen op het ëiland Onrust afgezet.
De meesten hunner waren weinig onder
den indruk. De Europeescliè gevangenen na
men een houding van onverschilligheid aan.
Alvorens in de door soldaten bewaakte ba
rakken te worden opgesloten, werd iedere ge
vangene in het Hollandsch of Maleisch er
van verwittigd dat elke verstoring van rust
en elke poging tot ontsnapping daadwerkelijk
en op de plaats zou worden voorkomen. Elk
contact van buiten af is, voor iedereen, be
halve voor de deze week aankomende com
missie van onderzoek verboden.
Het eskader ligt nog steeds bij Onrust.
BATAVIA, 13 Febr. (Aneta). De commis
sie van onderzoek zal zoo spoedig mogelijk op
Onrust haar taak aanvangen. De geheele op
zet daarvan wordt heden geregeld. Beoogd
wordt daarbij verschillende, politieke waar
nemers in te schakelen.
Weer 7 dienstweigeraars.
SOERABAJA, 13 Febr. (Aneta). Zaterdag
zijn wederom 7 inheemsche dienstweigeraars
in de Marinekazerne Oedjong gearres
teerd.
„De Zeven Provinciën" blijft bij
Onrust.
BATAVIA, 13 Febr. Volgens een mede-
deeling van het departement der Marine in
Ned. Indië blijft de Zeven Provinciën voor-
loopig bij Onrust, terwijl het eskader voor-
loopig blijft oefenen in het Westelijk deel van
Javazee. De bemanningen blijven geheel ge
consigneerd aan boord. Deze consignatie
geldt ook voor de schepen en marine-inrich
tingen bij Soerabaja.
Moeten zij uit Europa verbannen worden?
(Van onzen Weenschen correspondent).
De Zigeuners zijn, zooals een ieder weet,
een buitengewoon lastig volkje. Ten deele lei
den zij nog steeds een rondzwervend bestaan.
Zij trekken in groepen met woonwagens en
paarden over de wegen van alle landen en nu
eens duiken zij hier, dan weer daar op. Ner
gens worden zij met buitengewoon veel vrien
delijkheid en vreugde ontvangen. De vrouwen
halen onmiddellijk de wasch, die buiten aan
touwen te drogen hangt, binnen en allerwege
worden de kippen en de ganzen, de koeien en
de schapen zoo vlug mogelijk in veiligheid
gebracht. Want de Zigeuners zijn meesters in
de kunst van het stelen. Hier en daar ook
blijven de Zigeuners in een bepaalde streek
wonen, maar ook daar kunnen zij hun slech
te gewoonten niet afleggen en ook daar zijn
zij minder populair bij de overige bewoners
van het land. Oostenrijk smaakt het twijfel
achtige genoegen duizenden Zigeuners tot
zijn bevolking te mogen tellen. In het Bur-
genland, het Oosten rij ksche bondsland ten
zuid-oosten van Weenen, welke streek vroe
ger tot Hongarije heeft behoord, wonen meer
dan zesduizend Zigeuners. Men heeft heel
wat met deze lieden te stellen. Hun aantal
neemt gestadig toe.
Veertig jaar geleden woonden er in het
huidige Burgenland maar achthonderd Zi
geuners. De aanwas bestaat dus uit ongeveer
zevenhonderd procent. In tal van gemeenten
hebben de Zigeuners de overhand. Zij vor
men een ware plaag voor het overige gedeelte
van de bevolking, dat voortdurend door hen
bestolen wordt. In de bosschen hebben zij vol
gens de officieele statistieken per jaar een
schade van ongeveer vijftigduizend schillin
gen aangericht. De kantonrechter van Ober-
warth, dr. Prinz, heeft verklaard, dat zij de
justitie gedurende het thans afgeloopen jaar
1932 tienduizend schillingen gekost hebben.
Want niet minder dan zes zevende gedeelten
van de Zigeuners is in aanraking met de wet
gekomen. Daarbij komt nog, dat het buiten
gewoon moeilijk is een Zigeuner, die iets op
zijn kerfstok heeft, voor een rechtbank te la
ten verschijnen, omdat er zooveel Zigeuners
zijn, die precies dezelfde namen hebben.
Er zijn meer dan zeven-en-twintighonderd
Zigeuners in het Burgenland, die den familie
naam Horvath dragen. Een groot aantal heeft
ook denzelfden voornaam. Nu moet zoo een
gendarm of een deurwaarder maar weten
welken Horvath hij te pakken moet krijgen!
Bijna zevenhonderd Zigeuners heeten Sarközy
bijna vijfhonderd Karoly, meer dan vierhon
derd Barenyai en meer dan driehonderd
Papaj.
De gendarmerie in het Burgenland maakt
al sedert eenige jaren gebruik van een regis
ter van Zigeuners, waarin behalve de namen
en de photographieën van de vaak sprekend
op elkander lijkende bruine mannen en brui
ne vrouwen ook de vingerafdrukken zijn op
genomen. Ieder jaar in de maand Augustus
moeten de Zigeuner-jongens en -meisjes, die
gedurende de afgeloopen twaalf maanden
den ouderdom van veertien jaren bereikt heb
ben, op de bureaux van de gendarmerie ver
schijnen, teneinde daar afdrukken van hun
vingertoppen te later» maken.
De Oostenrijksche bewoners van het Bur
genland zijn ten einde raad. Zij voeren reeds
sedert jaren en jaren een vruehteloozen kamp
tegen het vandalisme van de Zigeuners en
thans hebben zij een reusachtige meeting te
Oberwarth gehouden, waaraan een paar dui
zend personen hebben deelgenomen. Onder
de aanwezigen bevonden zich alle Burgen-
landsche leden van den Oosten rij ksch en na-
tionalen raad, alle burgemeesters, alle leden
van de rechterlijke macht en tal van andere
autoriteiten. Vooral de rede van den kan
tonrechter van Oberwarth, die het in den
breede over de wandaden van de Zigeuners
in de laatste jaren had, maakte diepen indruk
op allen.
Men nam een resolutie aan, waarbij men
besloot zich tot de Oostenrijksche regeering
te wenden, teneinde te vragen, dat deze een
uitzonderingswet voor de Zigeuners in het le
ven roept, welke de stokslagenstraf weer in
voert. Zigeuners, die een strafbaar feit be
gaan hebben, zullen weer, net als in de vroe
gere dagen, door den rechter tot het oploo-
pen van een flink pak slaag veroordeeld moe
ten kunnen worden!
De „Bezirkshauptmann' en „Regierungsrat"
Maierhofer zeide, dat het Zigeunervraagstuk
niet alleen een probleem voor het Burgen
land en voor Oostenrijk was, doch een aan
gelegenheid. welke ook anderen landen aan
gaat, voornamelijk Tsjechoslowakije. Honga
rije. Polen en Roemenië en hij stelde voor,
dat men den Volkenbond moest vragen zich
met dit probleem bezig te houden. Wellicht,
zoo zeide hij, kon men de Zigeuners uit Euro
pa zetten en hen bijvoorbeeld naar dc Poly
nesische eilanden brengen. Daar zouden zij
zich heel gelukkig kunnen gevoelen en Europa
zou van hen bevrijd zijn!
Ach. wat zijn er een problemen
In ons land, vandaag den dag.
Heel 't bestaan is problematisch.
Als 'k het zoo eens zeggen mag.
Alles is zoo ingewikkeld
Voor een middelmatig brein.
't Is al moeilijk, om op heden
Mensch, en anders niets te zijn.
't Is een warwinkel van raadsels,
Waarop niemand 't antwoord kent.
Met de enkle troost tenslotte
Dat j'in groot gezelschap bent.
Er zijn van die wereldvragen,
Economisch, financieel.
Veel te zwaar voor figuranten.
Op het aardsche schouwtooneel.
Werkloosheids-, tariefproblemen,
Algemeen beschouwd als clou,
Leidend tot de vraag der vragen:
Waar toch gaat de mensch naartoe?
Zoo belangrijk zijn die dingen,
Elk voor zich en het geheel.
Dat we er genoeg aan hebben.
Zelfs, naar 't voorkomt, al te veel.
En daar komen notabene.
Dan nog andre vragen bij,
Die ook zonder antwoord blijven,
Zonder antwoord dan van mij.
'k Noem er een, zeer onbelangrijk.
Dat geef ik u gaarne toe,
Maar daarom juist kan 'k niet zetten,
Dat "k niet weet waarom en hoe.
Waarlijk, ik zou dankbaar wezen,
Als me iemand zeggen wou,
Hoe ik antwoord op de vraag vind:
Waar zijn al die yo-yo's nou?
P. GASU8.
PROTESTSTAKING TE
AMSTERDAM.
BIJ DEN BOUW VAN VAN HEUTSZ-
MONUMENT.
AMSTERDAM, 13 Febr. (V.D.) Als protest
tegen de middelen die gebruikt zijn om „De
Zeven Provinciën" in handen te krijgen heb
ben de arbeiders die werken aan het op te
richten van Heutsz-monument op het Olym-
piaplein alhier hedenmorgen een 24 uurssta
king geproclameerd.
REUSACHTIGE AARDBEVING IN
CHINA?
IN DECEMBER ZOUDEN 70.000 MENSCHEN
ZIJN OMGEKOMEN.
Uit Peking. Eerst thans wordt bekend, dat
op 26 December 1932 in de in het binnenland
van China gelegen provincie Kansoe een bui
tengewoon hevige aardbeving reusachtige ver
woestingen zou hebben aangericht. Reizigers,
die uit Kansoe in het Oosten van China zijn
aangekomen, deelen mede, dat tal van steden
en dorpen geheel verwoest zijn.
Het aantal dooden wordt op ongeveer
70.000 geschat. Hoewel het bericht van de
aardbeving juist schijnt te zijn, kan voor de
juistheid van bovengenoemd cijfer niet wor
den ingestaan.
De omvang van de ramp.
PEIPING, 13 Febr. (V. D.) Omtrent de
aardbevingsramp in de Chineesche provincie
Kansoe wordt nader gemeld, dat de steden
Ping-Fan en Labran, elk met 11.000 inwoners
geheel van den aardbodem verdwenen zou-
.den zijn. Ook de stad Sining zou ernstig zijn
beschadigd, terwijl de militaire vestingen bij
Tatoeng geheel zouden zijn vernield. De be
volking beschikt over niets meer en heeft tot
nog toe geen hulp gekregen. De provincie
Kansoe ligt tusschen Tibet en Mongolië.
FEUILLETON
Uit fiet Engelsch van
JOSEPH HOCKING.
(Nadruk verboden.)
17)
Hij was dan ook in een zeer sceptische
stemming naar het heerenhuis gegaan. Hij
verwachtte den jongen landheer aan te tref
fen met een gezicht rood en opgedrongen
door overvloedig alcoholgebruik aan het di
ner en met de sporen van jarenlange uit
spattingen er in gegrifd.
Vandaar dat hij met tegenzin uit zijn stoel
was opgestaan om den binnenkomende met
bovenvermelde woorden te begroeten. Het
eerste oogenblik liet hij Endellion's bescheid
onbeanwoord. Hij nam een atmosfeer waar,
die hij nooit in verband zou hebben gebracht
met den zoon van zijn ouden vriend. Het was
geen verdorven, vlegelachtige nietsnut, die
daar voor hem stondmaar een man, mij
lenver verwijderd van de gedachten, die hij
ten opzichte van Robert Dulverton koes
terde.
En toch herkende hij hem.
„Neen", zei hij eindelijk, „ik twijfel er
niet aan, maar laat me je eens bij het licht
bekijken. Natuurlijk verheugt het me, dat je
bent thuisgekomenik heet je van harte
welkom... dat ben ik den zoon van een van
mijn beste vrienden verplicht. Maar kom in
bet licht, kom in het licht
Ja, komt u ook in het licht, meneer Bor
lase. ik wil u ook wel eens goed bekijken!
zien of u veranderd bent."
Werktuiglijk gehoorzaamde de predikant
en toen hij onder de lamp stond, moest hij
zichzelf bekennen, dat hij veel meer het voor
werp van het door hem voorgestelde onder
zoek was dan de leider! Het scheen hem toe
of Robert Dulverton zijn hart en ziel op
een weegschaal legde, of hij in zijn gemoed
las als in een open boek.
„Geen dag ouder", riep de jongeman op
hartelijken toon uit, „geen dag ouder! Ik
stel het buitengewoon op prijs, dat u mij zoo
spoedig bezoekt, vooral omdat u nu eigenlijk
niet zoo heel veel 'reden had om u over mijn
terugkomst te verheugen. Ik had me al voor
gesteld morgen een bezoek te brengen op
de pastorie, maar nu bent u mij voor."
Het was allemaal zoo heel anders als Mr.
Borlase zich had voorgesteld. Op zijn wan
deling naar de Manor had hij het besluit
genomen ernstige klanken te laten hooren
over de plichten en verantwoordingen van
een landedelman, van wiens verstand en ka
rakter het welzijn van zoovelen afhing, maar
nu was het hem niet mogelijk een woord van
vermaan of berisping te vinden. De boetpre-
dicatie tegen de gevaren van drank en
slecht gezelschap, die hij zoo zorgvuldig had
voorbereid, leek hier volkomen misplaatst.
„Je bent wel veranderd, Bob. erg veran
derd", was alles wat hij wist te zeggen.
„In welk opzicht?" vroeg Endellion. „Ja,
kijkt u maar op uw gemak en vertel het me
dan maar eens precies. Het interesseert me
welken indruk ik op een nauwkeurig opmer
ker na een afwezigheid van bijna acht jaar
maak."
De predikant zweeg. Geen enkel woord, dat
hier op zijn plaats was, wilde hem te binnen
schieten.
„Zijn mijn gelaatstrekken veranderd?"
drong Endellion aan.
„Neen, je trekken niet dat is het niet.
Natuurlijk heb je je van jongen tot man
ontwikkeld en er is iets in je gezicht, iets
iets van iemand, die geleden heeft. Maar de
Dulverton-trekken zijn niet veranderd; de
zelfde neus, 'n beetje krachtiger misschien,
maar toch dezelfde, hetzelfde voorhoofd.
neen, ik geloof dat de verandering in de
oogen zit."
„Die hebben toch geen andere kleur ge
kregen?"
„Neen, dat is nogal duidelijk. Het zijn
Dulverton-oogen, maar het zijn Bob's oogen
niet. Neem me niet kwalijk, dat ik het zoo
onomwonden zag, maar er was altijd iets on
betrouwbaars, iets karakterloos, in je oogen,
Bobhet waren oogen die iemand niet
recht in het gezicht dorsten kijken. Je heele
voorkomen had iets willoos, iets zwaks
het was het uiterlijk van iemand die zich
gemakkelijk liet lijdenop verkeerde pa
den, bedoel ik. En van dat alles is niets meer
te bespeuren je ziet er uit als een man, die
weet wat hij wil en zich daarvan door nie
mand of niets laat afbrengen."
Mr. Borlase praatte meer tegen zichzelf
dan tot Endellion. Een vreemde opwinding
had zich van hem meester gemaakter
ging van den teruggekomen erfgenaam van
Dulverton Manor een invloed uit, dien hij
niet kon definieeren.
„Uw critiek valt niet ongunstig uit", ver
klaarde Endellion opgewekt.
Ondanks de bravour, 'waarmee hij zich
aan het onderzoek onderworpen had, voelde
hij zich toch opgewekt. Hij begon te geloo
ven dat zijn wapenrusting ondoordringbaar
was.
„Tusschen haakjes," hei-nam hij, „wilt u
een sigaar, dominee?"
„Graag" was het antwoord „maarmaar
je vader had nog ouderwetsche ideeën over
den salon. Bob. Hij rookte hier nooit.
„Ja, dat is ook zoo. Ik was het eerlijk
gezegd, vergeten, acht jaar zwerven komt je
geheugen niet ten goede. En we zullen maar
zoo vrij zijn dit rookverbod op te heffen. De
sigaren staan in de bibliotheek; ik zal ze
even halen".
„Ik kan geen touw aan hem vastknoopen",
peinsde de predikant, toen hij alleen was.
„Hij lijkt niet meer op den Bob Dulverton
van acht jaar geleden dandan ik! En
toch is hij het. Wat is er in dien tijd met
hem gebeurd? Hij is een nieuw mensch ge
worden. Die ellendige onvaste, norsche uit
drukking in zijn oogen is volkomen weg. Hij
praat ook anders. Er is een besliste klank in
zijn stem, alsof hij het vanzelfsprekend vindt
dat anderen hem gehoorzamen, inplaats dat
hij zich laat leiden zooals vroeger".
Endellion kwam terug met eenige kisten
sigaren. De bezoeker koos zijn lievelings-
merk en rookte zwijgend, af en toe verstolen
naar zijn gastheer kijkend. Neen, het was
niet mogelijk hem verwijten te doen of een
preek tegen hem te houden en alles wat Mr.
Borlase had willen zeggen over het verdriet
dat hij zijn vader had gedaan, bestierf hem
op de lippen.
„Vind je het hier veranderd. Bob?" vroeg
hij ten laatste.
„In zekeren zin wel, dat ligt voor de hand.
Maar ik geloof dat de verandering meer in
mijzelf schuilt, dan in de menschen en din
gen om mij heen. Ik bedoel niet zoozeer mijn
uiterlijk, maar mijn ideeën, mijn heelen kijk
op het leven, 't Is misschien een gemeen
plaats, maar een mensch is, zooals hij denkt,
nietwaar? U kunt wel begrijpen, dat ik hier
alles even mooi vindt, veel mooier dan het
in mijn herinnering was blijven voortleven.
Australië is niet mooi."
„Niet?"
„Sommige stukken natuurlijk wel, maar
niet waar ik was. Als je beseffen wilt wat
eenzaamheid is, moet je naar de Australi
sche rimboe gaan. Daarbij het heeft niets
lieflijks, er zit geen muziek in."
„Ik herinner me niet, dat je ooit veel om
muziek gegeven hebt."
„Een mensch verandert! Weet u wat hon
ger is, meneer Borlase? Ik bedoel niet den
honger, dien je voelt als je maag leeg is,
maar honger van het hart."
De predikant wierp een onderzoekenden
blik op Endellion.
„Ik geloof dat ieder mensch in den loop
van zijn leven dat gevoel leert kennen,"
merkte hij op.
„In elk geval iedere Engelschman, die in
de Australische wildernis terecht komt. En
geland is een paradijs, een hemel. Wilt u
gelooven dat ik. voor vandaag, is geen jaren
meer vogels echt had hooren zingen".
„Ja, Australië is niet speciaal bekend om
zijn zangvogels".
Mr. Borlase wist zelf niet precies wat hij
zei. Hij dacht na over hetgeen de ander ge
zegd had over „honger van het hart". Dat
leek heelemaal niet op Bob Dulverton, op
den jongen die acht jaar geleden geen
grooter genoegen had bekend dan met zijn
minderen in den kroeg te zitten.
„Maar het heeft je tot een ander mensch
gemaakt, Robert", vervolgde hij, op langza-
men toon, als iemand die voor een raadsel
staat, „je lijkt geestelijk in niets meer op
den jongen, dien ik al die jaren hier gekend
heb."
Endellion voelde zich niet op zijn gemak.
De opmerking van den predikant hield twij
fel in en het ontging hem niet, dat Mr. Bor-
lase's oogen niet aflieten van zijn gezicht.
„Ja, Australië ranselt al het verkeerde uit
een mensch", antwoordde hij. „Als iemand
heeft doorgemaakt wat ik doorgemaakt heb,"
danHij was opgestaan onder het spre
ken en er kwam een hartstochtelijke gloed
in zijn oogen. Hij dacht op dit oogenblik aan
het verleden van Ralph Endellion, niet aan
dat van zijn gestorven dubbelganger. Maar
hij maakte den zin niet af. Daten we over
wat anders praten", stelde hij luchtig voor.
Ralph Endellion had zijn eerste fout ge
maakt. sinds zijn komst op Dulverton Manor
hij had vage gevoelens van twijfel bij den
predikant gewekt: Het was een feit dat Bob
Dulverton voor hem stond, maar hij was het
niet die sprak. Bob Dulverton had zich nooit
het hoofd gebroken over problemen van hart
en gemoed. Zelfs acht jaren van zwerven
over den aardbol en van de schokkendste
avonturen, konden Bob Dulverton niet zoo
doen spreken.
„Er is iets dat niet klopt", piekerde Mr.
Borlase, „een mysterie, waarmee ik geen weg
weet. Ik moet er achter komen, wat dat te
beteekenen heeft...." ivVorut vervolgd.).