Componist en Staatsman. Zoute pinda's. Het Haargroeimiddel. EEN WONDERLIJKE GELIJKENIS. IJMUIDER COURANT DONDERDAG 16 FEBRUARI 1933 Een onderhoud met Edouard Herriot. (Van onzen Parijschen correspondent). ■Edouard Herriot heeft de gewoonte om, Jrüieer hij in Parijs is (en wanneer hij fpt weer tijdelijk verblijf houdt in het mi- "isterie van Buitenlanasche Zaken aan de onai d'Orsay) zijn intrek te nemen in een Soot hotel op den Parijschen Boulevard, tiisschen de Madeleine en de Place de l'Opéra Sn t is dan ook daar dat men bij den por der een audiëntie moet aanvragen, welk'- Sprzoek via drie secretarissen wordt overge bracht aan den ex-premier. En nu was *t wel half negen in den ochtend dat we nog Ins deze poging waagden, naar.... Herriot was reeds uitgereden en waar de gewezen mi nister-president besloten had om dezen heelen dag te wijden aan zijn geliefkoosde studie, daar voorzag men niet dat hij voor den avond zou terugkeeren. „Probeert het maar eens in een van de archieven of biblio theken, zoo zeide men ons, misschien dat u daar nieer kans op slagen hebt". De auteur van de talrijke bekende werken over Beetho- ,ren over Goethe, over Ohopin, over Madame de Staël kent maar één genoegen: zijn ken nis vermeerderen over de groote geesten van de vorige eeuw enconcerten naloopen. ëHjj en Barthou, zijn de vaste bezoekers van nagenoeg alle belangrijke concerten en 't is meermalen voorgekomen dat deze twee be kende staatslieden ontbraken op belangrijke Kamerzittingen wijl er ter zelf der tijd een interessant concert werd gegeven in een of andere zaal. De opgave was vaag. In het Palais de Soubise, waar de nationale archieven zijn ondergebracht, vonden we een groote menigte snuffelaars in oude papieren, maar géén Herriot. Is er, in de zaal van de Bibliothèque NationaleJawel, Monsieur le President is bezig te werken, zoo antwoordde men ons dadelijk in de Rue de Richelieu. En zoo waar lijk, daar vonden we in de groote werkzaal op een gereserveerde plaats, weggedoken tus- scken hooge stapels boeken en folianten den man dien we zochten. De eeuwige pijp (maar niet aangestoken) in den mond, een groote uilenbril op zijn neus, tientallen bloc notes om zich heen vol met aanteekeningen en kabalistische teekens, opengeslagen hand schriften, de vingers vol inktvlekken. En dan, terwijl we ons over hem heenbuigen, die vriendelijke, goedige blik van verbazing, waarin onmiddellijk de flits van verontwaar diging-te-worden-opgehouden verdwijnt. Monsieur le Président, je vous demande bien pardon, maïs.... Eh bien, mon petit, comment ca va 'Euwige charmeur. De grootste, de felste tegenstanders komen bij hem en vijf minu ten later heeft hij hen ingepalmd. U komt me toch niet over politiek praten, zoo lacht hij, want hier is dat verboden waar. Nee, Monsieur, le Président. Maar ik heb gehoord dat de Oostenrijksche zaakge lastigde in Parijs, Mr. Schmid, u een prach tig geschenk heeft gedaan namens zijn land. Aha'Ja, daar kunnen we even over babbelen. Ja, men heeft me, een origineels pagina van het manuscript van de Vijfde' van Beethoven cadeau gegeven, d.W.z. een ontwerp voor de compositie. Of ik er blij mee ben? Een prachtige auto, een kasteel zou me niet zooveel genoegen hebben kun nen doen. Ook om de bedoeling. Oostenrijk heeft met een van zijn meest waardevolle bezittingen afgestaan, niet alleen uit erken telijkheid voor hetgeen ik gedaan heb voor het slagen voor de leening,, maar ook omdat men mijn diepe bewondering en vea'eering voor Beethoven kent. Ik zeg: Oostenrijk, maar het is speciaal het Gesellschaft der (Musikfreunde hi Weenen, dat me dit ge schenk gaf. Maar u was reeds lang in het bezit van Beethoven-manuscripten! Ja, ik heb in mijn verzameling twee authentieke brieven, maar de pagina welke ik nu heb gekregen heeft een bijzondere waarde voor alle Beethoven-vereerders. Zoo als u natuurlijk weet, had hij altijd twee schriften in zijn zak: één om zijn muzikale gedachten op te teekenen en een voor de antwoorden welke men hem moest geven waar hij doof was. Zijn schrift voor de muziek verliet hem nooit. Op straat, op zijn wande lingen, op het land (denkt u maar eens aan zijn Pastorale), wanneer hem een idee op kwam, teekende hij het haastig op, om 't later thuis uit te werken. Het plan, het ont werp voor het derde mouvement van de Vijfde Symphonie, hetwelk men mij ten ge schenke gaf is daarom zoo belangrijk omdat men er de grooten lijn in ziet van het heele werk. In de details ziet men zelfs den haast waarmede hij dat alles heeft opgeteekend: voor een fa dièse heeft hij een enkele dièse opgeteekend. Hoe verklaart u zoo'n haast.op stuk van zaken was 't geen „stuk-werk" dat hij verrichtte. Ineens fonkelt er iets in de oogen van Herriot. Nu, dat zou ik nog niet zoo durven be weren. Vergeet u vooral niet dat Beethoven heel zijn leven te kampen heeft gehad met zware materieele zorgen. Als 't geen spoed bestellingen waren ja, 't klinkt als hei ligschennis, maar 't is waar dan moest hij zich met zijn huishouden bezig houden. Van daar ook al zijn verhuizingen. Ik heb, in Weenen, en in Duitschland, alle huizen be zocht waar hij korteren of langeren tijd heeft geleefd. En dat zijn er wat. Hij had de gewoonte om 's morgens een douche te nemen dan plaste het water over den vloer en daar moesten de huisbazen niets van weten. En als hij een bedorven el vond, want hij kookte zelf zijn potje, dan kwakte hij het tegen den muur en daar waren de huiseigenaren al niet meer op gesteld. Het is tien jaar geleden dat ik voor het eerst het huis in Heiligenstadt betrad waar Beethoven zijn Eroïca schreef en later zijn smartelijk testament. Een oude dame ont ving metoen ik verleden jaar terugkwam, zonder aangekondigd te zijn, toen opende ze de deur en onmiddellijk: „Gott, Sie, Herr Herriot?"Dat is mede het geweldige van een Beethoven: een Universal-Geist, zooals de Duitschers zeggen, waarvoor geen natio naliteit, minder nog nationalisme bestaat. Het is ook in dien geest dat het Gesellschaft der Musikfreunde me heeft geschreven bij het aanbieden van het manuscript. „U hebt de meest gevoelige snaar van dp Oosten rijksche ziel getroffen", zoo schreef men mij Allons, mon petit, nu weer aan het werkAu revoirik hoop dat we gauw nog eens gelegenheid zullen hebben om over onze twee reuzen, Beethoven en Goethe te praten En daar zit de Fransche staatsman alweer weggedoken achter zijn folianten. HENRY A. TH. LESTURGEON. VERDEDIGER DER MUITE LINGEN. Mr. J. E. W. Days naar Indië? UITZENDING DOOR S. D. A. P. EN N. V. V.? Op een te 's-Gravenhage gehouden protest-meeting der S.D.A.P. lieeft de heer W. Drees, wethouder van Den Haag, meege deeld dat, gezien de moeilijkheden voor de gevangenen om zich de middelen te verschaf fen voor een goede en behoorlijke verdediging aan den Algemeenen Raad van Partij en Vak beweging uorgesteld zal worden, mr. Duys, die zich bereid verklaard heeft de verdedi ging belangeloos op zich te nemen, in de ge legenheid te stellen de reis naar Indië te maken. BURGERLIJKE STAND HAARLEM, 15 Februari. Ondertrouwd 14 Februari: J. A. H. Koelemij en M. W. E. Voets. Bevallen 11 Februari: A. H. Philippo Severijnse, d.; 12 Februari: A. Bijlsma Hoogkamer, d.; 13 Februari: C. C. de Wit— Koning, d.; E. G. DrinksDressier, d.; 14 Februari: J. S. de WijsBoogaard, z.; J. E. Overesv. d. Geest, z.; B. Dasbergde Vries, z. Overleden 11 Februari: M. E. van Willes, 77 j., Iordenstraat; 12 Februari: C. Lamerus Compaan, 35 j., Van Beresteynstraat; 13 Februari: T. van HertBoon, 72 jaar, Rip- perdastraat. (Naar het oordeel van den Avi- sterdamsclien kantonrechter in een winkelsluitingskwestie kun- nen zoute pinda's niet be schouwd worden als lekkernij Hebt u 't nooit zoo zout gegeten? Neemt u het dan aan van mij: Zoute pinda's zijn wel zeker Ook een lekka-lekkernij. Zoute pinda's moet je denken Naast zoo'n glas van klein formaat Waaruit men een serie slokjes In de keel verdwijnen laat. Zoute pinda's zijn niet lekka? Laat ze staan dan voor mijn part, Als ik denk aan zoute pinda's „Borrelt" het al in mijn hart. k Kon mijn oogen niet gelooven, Toen ik van dit vonnis las. Ik heb altijd durven meenen, Dat een rechter linker was. Pinda's gaan in deze dagen Nogal veel over de tong. Als ik ook hun lof moest zingen, Wist ik welke soort 'k bezong. Wat Chinees je zegt of rechter 'k Hoef naar mijn smaak niet op zoek Ik eet liever zoute pinda's. Dan ze op als zoete koek. P. GASUS. Een antwoord! 't Antwoord? Pieter (dichter) Gasus Waar de yo-yo's zijn beland? Weet gij 't niet? Gij valt mij tegen, Gij. de „pool" van onze krant! Kijkt gij dan niet uit Uw oogen, Loopt gij droomend dan wat rond, Richt gij, gaande langs de wegen 't Kijkerpaar steeds naar den grond? Wel man, sper ze dan wijd open Zie de schoone sekse na. Nicht en neef en broer en 't kleintje, Mam, Omoezelfs Bet-papa! Maar, bezie alleen hun „kopstuk" Denk niet aan postuur of lijf: Zie hoe zwierig elk op 't hoofd draagt Rood? groen? bruin? een yo-yo-schijf W.e K.asus. Hrlem BOMBARDEMENT DOOR PERUAANSCHE VLIEGTUIGEN. GEVOLGD DOOR LUCHTAANVAL VAN COLUMBIA. LONDEN, 15 Febr. (Reuter.) Uit Bogota wordt gemeld: Generaal Vacques Cobo, de opperbevelheb ber der Columbiaansche strijdkrachten, die zich met verscheidene kanonneerbooten en transportschepen op den bovenloop der Amazone-rivier bevond, heeft draadloos me degedeeld, dat Peruaansche vliegtuigen bo ven zijn kanonneerboot „Cordoba" zijn ge vlogen en bommen hebben uitgeworpen. Hierop zijn Columbiaansche vliegtuigen opgestegen en deze hebben na een luchtge vecht, de Peruaansche vliegtuigen verdreven HET MIJNONGELUK TE HINDENBURG. DRIE MIJNWERKERS GERED. HINDENBURG, 15 Februari (Wolffbureau) Van de tien mijnwerkers, die gisteravond in de Koningin Louise-mijn werden bedolven zijn thans drie levend te voorschijn gebracht men hoopt twee anderen in de loop van den dag te kunnen bevrijden, INVAL IN HET RUKSDAG- GEBOUW. BIJ DE COMMUNISTISCHE FRACTIE BERLIJN, 15 Februari (Wolffbureau). De Berlijnsche politie heeft een huiszoekm: gedaan in de kamers van het gebouw van den Rijksdag waar de communistische fractie zich pleegt op te houden. Er werd een groote hoeveelheid bezwarend materiaal gevonden en in beslag genomen. Het onderzoek duurt voort. De fabrikant Sheffington was in een slechte bui. Hij was woedend. En hij had er alle re den toe. Het was onbegrijpelijk, maar het haargroei middel „Rapidol" ging niet, ondanks de sprookjesachtige eigenschappen van dit mid del en ondanks alle reclame. Het zag er naar uit, dat mijnheer Sheffington binnen niet al te langen tijd zijn fabriek zou moeten sluiten, als er ten minste geen wonder ge beurde. Met een zorgelijk gezicht opende mijnheer Sheffington de ingekomen post uit de provincie. „Het spijt ons, U te moeten be richten. „Tot ons leedwezen moeten wij U mededeelenHet scheen iedereen te spijten, dat „Rapidol" onverkoopbaar was. Toen hij al deze teleurstellende brieven gele zen had .besloot mijnheer Sheffington maar liever niet de komst van zijn stadsreiziger af te wachten, maar op dezen heerlijken lente morgen ontspanning en afleiding te zoeken in een partij tennis. Zuchted nam hij stok en hoek en verliet zijn kantoor. Op weg naar de tennisbaan wandelde mijnheer Sheffington door het park en hier zag hij iets, waardoor hij plotseling een schit terend idee voor een nieuw soort reclame kreeg. Op een bank zaten namelijk twee jongelui, wier kleeding duidelijk sporen van betere dagen vertoonde en die zich door de warme voorjaarszon lieten beschijnen. Met een half oog zag mijnheer Sheffington. dat deze jongemannen tot het leger werkloozen behoorden. Dit was op zich zelf in dezen tijd niet zoo opvallend. Het geschoolde oog des heeren Sheffington zag echter dadelijk het geweldige contract tusschen de beide heeren: de eene had een haardos, waartegen zelfs de weelderige reclameplaten van „Rapidol" het moesten afleggen, terwijl het hoofd van den andere een Edammer kaas gelijk was. De heer Sheffington. man van snelle besluiten, trad op de jongelui toe en sprak: „Neemt u me niet kwalijk, heeren, wanneer ik u een oogenblik stoor. Heb ik gelijk, als ik aanneem, dat de heeren niets te doen heb ben?" „Inderdaad, we hebben niets te doen", zei de kaalhoofdige, eenigszins verbaasd over de belangstelling van den vreemden heer. „Sinds het faillissement van de Transoceanische Bank zijn we werkloos", voegde de man met de haardos er aan toe. „Welnu heeren", zei Sheffington, „misschien heb ik werk voor u. Hier is mijn kaartje. Mag ik u verzoeken, morgenochtend om 10 uur op mijn kantoor te komen?" Het behoeft wel nauwelijks gezegd te wor den. dat de heeren den volgenden dag op tijd waren. „Neemt u plaats", begroette Sheffington de jongelui. Hij wierp een blik op de visite kaartjes. „Wie van de heeren heet Smith?.. U? Dus u is de mijnheer van de bewonderens waardige haardos, mijnheer Jackson. En nu ter zake". Hij bood de beide heeren een sigaar aan. „Ik zal openhartig met u spreken, maar moet u verzoeken, alles wat hier besproken wordt, als streng vertrouwelijk te beschouwen. Het haargroeimiddel „Rapidol" is uitstekend, dat hoef ik u niet te zeggen. En toch gaat het niet. Ik kan niet aannemen, dat het ver langen naar een weelderige haargroei bij het publiek minder is geworden. Ik moet dus wel aannemen, dat de reclamemethodes niet meer werken en iets nieuws dient te worden gevonden. Ik ben daarom op het idee geko men, de levende reclame te lanceeren en daartoe heb ik u uitgekozen. Uw taak is niet erg moeilijk, alleen moet u wat acteurs talent hebben. U moet namelijk een kleine scène spelen en wel steeds dezelfde. Plaats der handeling: tram of autobus. Tijd: iedere werkdag van negen tot zes. Handelende per sonen: De heer met veel haar de heer zon der haar. Regie: Sheffington. Let nu goed op Ik zal u de scène voorspelen Dit was de scène, die de heeren Smit en Jackson voortaan ongeveer vijftig maal per dag in vijftig verschillende tramwagens en bussen speelden: Bij de een of andere halte stapte Jacksor. in; bij de volgende halte voegde Smith zich bij hem. Ze begroetten elkaar als oude vrien den, die blij zijn, elkaar toevallig weer een.: te ontmoeten. Ze begonnen een huis-, tuin en keukengesprek. Dan zette Jackson zijn hoek af. En nu had zijn tegenspeler eer groot moment van stil spel; eerst moest Ir. met wijdopen oogen zijn vriend aanstaren om vervolgens met de uitdrukking van d; grootste verbazing te stamelen: „Maar Jack sonoude jongenhoe is dat mogelijk0 een half jaar geleden had je niet veel meer haar dan ik" hier zette de kaalhoofdige als 't ware automatisch zijn hoed af, „en nu heb je een geweldige kuif", waarop zijn partner glimlachend antwoordde: „Ja, jongen, dat heb ik alleen te danken aan het haargroei middel „Rapidol", dat is geweldig!" Hierop Smith hoofdschuddend: „Haast niet te geloo ven. Ik koop vandaag nog een flesch var- dathoe heet het ook weer„Rapidol". Bij de volgende halte stapten de heeren uit. Vijf minuten later werd de scène in een an deren wagen herhaald en aangezien -de hee ren niet bepaald fluisterden, volgde de heele wagen het gesprek. Eheffington had goed gezien; dé omzet van „Rapidol" steeg, eerst langzaam, later snel ler. Toen het herfst was, gingen de zaken al zoo goed, dat Sheffington meende, het salaris van de beide heeren te kunnen besparen. Het artikel was er bij het publiek ingegaan enzou er wel in blijven met wat reclame in de bladen. Hij zond dus met een stevigen handdruk Smith en Jackson terug naar het rijk der werkloosheid. Hij kwam echter spoedig tot de onaangena me ontdekking, dat de omzet van „Rapidol" even geleidelijk daalde, als hij eerst gestegen was. Sheffington peinsde zich suf, maar kon de oorzaak niet ontdekken. Totdat hij plotse ling Totdat hij plotseling de oplossing van het raadsel vond. Hij stond op het abchterbalcon van een tramwagen, toen hij binnen zijn „Le vende Reclame'' in druk gesprek zag. Toen hij het woord „Rapidol hoorde", ging hij naar binnen. Zij schenen uit louter aanhankelijk heid aan de firma de scène verder te spelen. Hij vernam de volgende dialoog: Smith: Maar Jackson, oude jongen, hoe is dat mogelijk? Een jaar geleden had je nog net zoo'n kuif als ik en nu ben je heelemaal kaal! Jackson: Dat komt alleen door dat zooge naamde haarmiddel „Rapidol". Door dat vreeselijke middel heb ik al mijn haar ver loren. De kerel die een dergelijk preparaat als dat Rapidol is, in den handel brengt, hoort in de gevangenis! Sheffington had genoeg gehoord. Toen het tweetal den wagen verliet, ging hij hen na en sprak hen woedend aan: „Hoe kunt u het wagen, een zoo uitstekend preparaat door den modder te sleuren?" Lachend antwoordde Smith: „Dat zal ik u zeggen. We werken op het oogenblik voor uw concurrent Davis en verdienen bij hem twee maal zooveel als bij u. Hiermee wil ik niet zegg n daJ we niet bereid zouden zijn. weer voor u te werken, als u nog meer betaalt en ons een contract geeft. Nu hebben we helaas geen tijd meer, daar komt, de volgende lijn 37. Hier is onze kaart". En hij drukte den heer Sheffington een kaart in de hand, waar op in vette letters gedrukt was: Smith Jackson, Aannemers van moderne Propaganda en levende Reclame NA DE MUITERIJ. HET ONDERZOEK. BATAVIA, 15 Februari (Aneta). De „Van Outshoorn" van de K.P.M. ontscheepte van het eiland Onrust vijf officieren, elf on derofficieren, negentien mariniers en 65 in- landsche opvarenden van Hr. Ms. „De Zeven Provinciën", die na het vertrek der muiters uit Oleh-Leh in Atjeh waren achtergebleven en wier aanwezigheid op Onrust voor het onderzoek noodig werd geacht. Gedurende de reis was alle contact van de bemanning van „De Zeven Provinciën" met de be manning van de „Van Outshoorn" verboden. De eerste officier van laatstgenoemd schip verklaarde, dat. contact echter wel had plaats gehad, doch' hij zou hierover rapporteeren. De resultaten van het voorloopig 'onderzoek. BATAVIA, 4 Februari (Aneta). Het de partement der Marine in Ned.-Indië heeft aan den voorzitter der commissie van on derzoek inzake de muiterij op „De Zeven Provinciën" een brief overhandigd, waarin de resultaten van het voorloopig onderzoek van de Oleh-Leh-historie, van de landzijde bezien, waren 'vermeld. Men meldt ons: Aangezien blijkt, dat de laatste dagen op politieke vergaderingen en in de revolutio naire pers de bij de ramp der „Zeven Pro vinciën" om het leven gekomen Nederlanders als muiters worden geprezen, verzoeken de moeder en de nabestaanden van den over leden marinier 2e kl. W. A. Kroeskop, dezen naam niet als propaganda voor politieke doeleinden te misbruiken en als zoodanig de smart van de moeder te vergrooten. In de eerste plaats is niet bewezen, dat haar zoon heeft medegedaan; overigens mag niet ongevraagd een dergelijk oordeel worden uitgesproken en geëxploiteëerd. Het betreft hier een jonge man, die hoeuel afgeraden persé naar Indië en naar zee wilde, doch blij was, dat hij a.s. jaar weer vrij was en naar Holland zou komen. Zoowel opvoeding als karakter doen niet ver moeden, dat hij iets met revolutionaire be grippen te maken heeft gehad. Hoe dan ook, laat men de kwestie of het werpen der bom, met het oog op de niet- muiters, geoorloofd was bespreken, doch van dit tragische overlijden geen misbruik ma ken. BATAVIA, 15 Februari (Aneta). De met de „Van Outshoorn" der K.P.M. aangebrachte achtergebleven bemanning van „De Zeven Provinciën" is niet, zooals een eerder bericht meldde, op het eiland Onrust ontscheept, doch overgebracht naar „De Zeven Provin ciën". Aan dit officieele bericht kan nog worden toegevoegd, dat het verhoor ook van deze schepelingen aanstonds beginnen zal. FEUILLETON Uit het Engelsch van JOSEPH HOCKING. (Nadruk verboden.) 19) Dat belette haar echter niet hem hartelijk te begroeten en te zeggen hoe verheugd ze was hem weer te zien. „Maar o, Bob, je bent veranderd!" riep ze toen uit. „Veranderd, Mirry? Hoezoo?" „O, dat kan ik zoo niet zeggen. Ik ver wachtteoch, ik weet eigenlijk niet wat 'erwachtte, maar je bent heel anders dan Bobe die met mij ging rijden en mij plaagde en ruzie met mij maakte." „Onzin, Mirry, kwam haar vader tussehen- beide, „hij is precies dezelfde, maar hij is er op vooruit gegaan, kolossaal er op vooruit gegaan. Iemand die niet beter weet zou ^ggen, dat je de laatste jaren tusschen roenschen van de groote wereld geleefd bobt, inplaats van in de rimboe. In dat op- acht heeft Mirry gelijk. Maar je bent ouder en wijzer geworden, dat is de heele zaak. De gulle opgewekte landjonker bracht le ven in de brouwerij en de stemming werd boe langer hoe opgewekter. Het feit dat En- öeliion weigerde mee te drinken toen Peters biet whiskey kwam, was niet in staat Mr. Donnithorne uit zijn goed humeur te bren gen, hoe zeer de matigheid van den gast heer ook hem in verbazing bracht. Hij vloeide over van hartelijkheid en luisterde met ge spannen belangstelling naar Endellion's ver balen over het leven in het verre land. faarmate de avond vorderde, ging de jonge man zich behaaglijker voelen. Hij voelde, dat hij erin slaagde eiken zweem van twijfel den kop in te drukken en wist zelfs den predikant te doen ontdooien, door belangstelling te too- nen voor diens werk." „Je moet gauw eens aankomen, Bob, jon gen", zei de landjonker bij het afscheid. „Ik zal een heel stel oude kennissen van je bij elkaar trommelen om de vriendschap te her nieuwen". ..Verbazend aardig van u: Mr. Donnithorne" antwoorddde Endellion maar toen hij zich tot Miriam richtte, om haar goedennacht te zeg gen merkte hij dat ze de invitatie niet met veel warmte ondersteunde. „Ik weet nu tenminste wat me te dosn staat", overdacht hij, toen hij alleen was. „Dat meisje mag me niet. Ze koestert geen wantrouwen, maar tegenzin! Ze nad liever den echter Bob Dulverton, al was hij nog zoo'n groote dronkelap, dan den bekeerden Bob Dulverton, voorgesteld door mij. Jtsr dreigt gevaar uit dien hoek! Ze is zoo scherp als een naald en als ik haar niet tot andere gedachten kan brengen, loopt de boel mis. Ik moet mijn kaarten voorzichtig uïtspelen en ik moet het zoo gauw mogelijk doen XIV. ARTHUR EN DE LANDJONKER. ,,'n Curieuse geschiedenis, hè dominee? Niemand van ons, die toen hij vanochtend opstond dacht dat hij vanavond bij Bob Dul verton op visite zou zitten!" Het was Mr. Donnithorne, die sprak. Hij had aangedrongen dat de predikant bij hem in het rijtuig zou plaats nemen en had er gaarne een omweg van bijkans anderhalve kilometer voor over, om den ouden heer thuis te brengen. De eerste minuten, nadat zij van het kasteel waren weggereden heerschte er een eenigszins drukkend stilzwijgen tus schen het drietal. Miriam zat weggedoken in haar hoekje, blijkbaar diep in gedachten. Mr. Borlase had zich tegenover haar gezet en staarde uit het portierraampje, alsof hij trachtte ontdekkingen te doen in de pik zwarte duisternis buiten. Zelfs Mr. Don nithorne was stil iets heel ongewoons voor hem en hij wist zelf niet waarom. Maar tenslotte won zijn spraakzaamheid het toch. „Maar we zijn allemaal even blij dat hij er weer is", ging hij voort, toen er niet direct antwoord kwam, „wat zeg jij Borlase?" „Natuurlijk", klonk het afwezig. Ze konden elkaar niet zien maar ze voelden zich geen van drieën op hun gemak. „Je zult moeten toegeven, Borlase, dat je sombere voorspellingen niet uitgekomen zijn. Je beweerde altijd dat als Bob ooit terug kwam hij een schandvlek voor de parochie zou zijn, terwijl ik steevast volhield, dat hij in den grond niet zoo kwaad was. Maar hij heeft nu absoluut niets meer van een slecht sujet. Dat zul je zelf ook moeten er kennen." „Ik begrijp niets van hem." ..Dat komt wel met "n paar dagen. Ik voor mij ben vast overtuigd, dat hij een model landheer zal wezen. O, onze oude vriend zou zich hartelijk verheugen als hij hem zelf zien kan. Zeg, ik moet je binnenkort heb ben, om een daverenden welkomstfuif op touw te zetten." Op dat moment hield het rijtuig stil voor de pastorie. „Nu, goedennacht, Borlase." „Slaap wel, Donnithorne, dag Mirry, wat ben je stil geweest." „Ik heb uw voorbeeld gevolgd", was het bescheid. Het rijtuig vervolgde zijn weg. De land jonker leunde achterover in de kussens en stak een sigaar "op. Toen volgde weer een lang zwijgen. „Ik mag hem heelemaal niet." Mirriam's stem verbrak de stilte en het had er veel van of de woorden haar in een onbewaakt oogen blik ontsnapten. „Wat? Je mag hem niet?" „Ik ben vreeselijk teleurgesteld, vader; ik kan u niet zeggen hoe erg. Hij is heelemaal niet zooals ik hoopte dat hij zijn zou." „Je bedoelt Bob?" „Wie anders? Ik kan er niets aan doen. Ik ging naar de Manor, in de verwachting, dat hij zou zijn, zooals hij altijd was. Maar het leek er niets op; hij is dezelfde niet." „Dat spreekt vanzelf dat hij niet dezelfde: is eneerlijk gezegd ben ik daar blij om. Als het anders was, zou ik er me ernstig bezorgd over maken, maar er is een pracht van een kerel uit hem gegroeid. Hij schijnt alles waar hij zijn vader zooveel verdriet mee heeft gedaan, eraan gegeven te heb ben". „Ja, ik geloof dat u gelijk hebt", luidde het ietwat-aarzelende antwoord. „Ongetwij feld hebt u gelijk, maar er is allerlei, dat ik niet begrijp. Ik kan het niet onder woorden brengen, maar ik had den heelen avond het gevoel dat hij een rol speelde, datdat hij iets voor ons verbergt. Had u dat gevoel niet?" „Neen, absoluut niet. Dat hij veranderd is, ligt overigens voor de hand. Wie zou niet veranderen, als hij hetzelfde had doorge maakt als Bob. En gesteld zelfs, dat jij gelijk hebt, is dat dan te verwonderen? Hij is weg gegaan, door iedereen geminacht. Hij heeft geleden daar draagt zijn gezicht de dui delijke sporen van. Hij heeft eenzame ja ren achter den rug en waarschijnlijk is het hem niet altijd voor den wind gegaan. Verder tobt hij natuurlijk o"er het leed dat hij zijn vader berokkend heeft. Hij heeft het bericht van zijn vaders dood gekregen toen de oude baas al maanden in zijn graf lag. Onde,r die omstandigheden is het toch warempel geen wonder, dat "de arme kerel een moreelen opstopper heeft gehad. Dan zijn thuiskomst! Hij zal heusch knapjes zenuwachtig zijn geweest en de eersten tegen wien hij aanloopt, zijn zijn be minde oom en neef. De dominee, die altijd het land aan hem. heeft gehad, is zoo koud als een ijsberg tegen hem en zijn oude speel kameraad Mirry zit hem maar aan te kijken, alsof ze haar tong verloren heeft. En dan verbaas je je nog, dat hij niet is, zooals je verwachtte!" Mirry gaf geen antwoord op deze warme pleitrede en de jonker liet het onderwerp verder rusten. Maar toen ze naar bed was gegaan, ontsnapte hem een diepe zucht en nog geruimen tijd bleef hij, in gepeins verlo ren, voor het vuur zitten. Na een poosje kwam een der bedienden binnen. „Is er nog iets van uw orders, meneer?" „Neen, niets, Jones, dank je." „Neemt u me niet kwalijk, meneer maar ik heb iets vergeten, toen u binnenkwam." „Wat is dat dan?" „Mr. Arthur Dulverton is hier geweest, net nadat u was uitgegaan, om u of juffrouw Miriam te spreken. Hij komt waarschijnlijk morgenochtend terug, maar hij heeft niet ge zegd hoe laat." Mr. Donnithorne was juist klaar met zijn ontbijt, toen de jonge Arthur Dulverton werd aangediend. „Zoo, Arthur", begroette hij den jongeman. „Je bent vroeg op vandaag!" „Dat ben ik altijd. Mr. Donnithorne! En de rit heeft mij goed gedaan. Ik was gister avond nog hier, zooals u waarschijnlijk ge hoord hebt." Ja, dat heeft Jones me gezegd, 't Spijt me dat je een vergeefsche reis hebt gemaakt.." En kennelijk niet op zijn gemak tuurde hij uit het ochtendblad, waarin hij bij Arthur's binnenkomst had zitten lezen." „Jones vertelde dat u naar Dulverton Ma- nor was" „Ja, om Bob te verwelkomen. Zijn vader was mijn oudste en beste vriend, zooals je weet. Ik moest er even heen." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 3