EEN REIS NAAR NICKERIE. De Ontwapeningsconferentie. Lente. Inliet holst van den nacht... UMUIDER 'COURANT DINSDAG 21 MAART 1933 Muggenplaag In schitterend natuurschoon. Een brug bij Nickerie. MacDonald's grootsche reddingspoging. Wat hij aan Frankrijk en Duitschland biedt en welke offers hij van beide landen verlangt. Het aantrekkelijkste van zijn Plan GENèVE, 17 Maart 1933. Ramsay MacDonald heeft de hoop, die wij onverbeterlijke optimisten, eigenlijk bijna tegen beter weten in, nog aan zijn komst naar Genève verbonden, niet beschaamd. Hij heeft alle tevoren door zwartkijkers en vijanden van de ontwapeningszaak rond gestrooide geruchten, dat MacDonald slechts naar Genève zou komen, om op de nog meest fatsoenlijke wijze een einde aan de confe rentie te maken, gelogenstraft en is na bijna vijf dagen van ingespannen besprekingen met de voornaamste gedelegeerden tot het moedige besluit gekomen nog een laatste grootsche opgezette reddingspoging te onder nemen. In een rede, die bijna anderhalf uur geduurd heeft en waarin MacDonald erin ge slaagd is allen althans van de zuiverheid van zijn bemiddelingspoging te .overtuigen, heeft hij aan de Algemeene Commissie dei- Ontwapeningsconferentie de groote lijnen van zijn bemiddelingsplan uiteengezet en daarna de geheele Conferentie verrast door de aanbieding van een volkomen in alle bij zonderheden uitgewerkt ontwerp-ontwape- ningsconventie van 96 artikelen, dat onmid dellijk door alle regeeringen zou kunnen worden onderteekend, indien allen den zelfden goeden wil bezaten, waarmede Mac Donald het ontwerp heeft opgesteld, en even innig overtuigd waren van de absolute nood zakelijkheid van een goed einde der Ont wapeningsconferentie, indien de wereld zal willen kunnen hopen tot nieuwe welvaart en rust te komen! ,,Het gaat mij niet om de ontwapening op zich zelf!", riep MacDonald aan het einde van zijn rede uit, „het is mij om den Wereldvrede te doen! Doch daar ik overtuigd ben dat deze van het weislagen dei- ontwapeningsconferentie zal afhangen,leg ik U dit plan voor als een eerlijke poging mij nerzijds, om de ontwapening mogelijk te maken!" Met den grootst mogelijken nadruk hield MacDonald de conferentie voor oogen, dat een falen der Ontwapeningsconferentie de zekerheid van een wereld-onheil zou ten gevolge hebben. „Gij zult denken aan de risi co's, die Uw land op zich nemen zal, indien het de voorgestelde bewapeningsverminde ringen aanvaarden zal!" riep MacDonald den met gespannen aandacht luisterenden Fran- schen Minister-President Daladier toe. „Ik begrijp Uw aarzeling, maar weet wel. dat wij allen slechts voor dit alternatief staan: óf door aanvaarding van bewapeningsver minderingen eenige risico's te loopen óf door een mislukking der conferentie de zekerheid van een onheil te veroorzaken! Risico's of onheil-zekerheid, dit is de keuze, waarvoor de wereld gesteld is. Wie mag daar nog aarze len?" Het Plan-MacDonald bevredigt, zooals hij zelf reeds aankondigde, natuurlijk niemand ten volle. Doch juist daarin ligt, hoe para doxaal dit klinken moge, de beste kans, dat het tenslotte door allen aanvaard zal wor den! Want alle groote mogendheden zullen weliswaar eenige offers van eigen wenschen moeten brengen, doch zij krijgen dan ook omgekeerd eenige eigen wenschen vervuld, Om bij de twee landen te blijven, die toch in den geheelen strijd ter Ontwapeningscon ferentie de leiders der elkander tegenover staande richtingen zijn, Frankrijk en Duitsch land, wil ik dit door het volgende duidelijk maken. Van de Franschen verlangt Mac Donald een zeer groot offer: de vernietiging van al hun zware kanonnen met een kaliber van meer dan 155 millimeter en van alle tanks boven de 16 ton, de toekenning van de vlootgelijkheid aan Italië, de vernietiging van ongeveer 75 pet. hunner militaire vliegtui gen en een aanzienlijke vermindering van het aantal dienstdoende soldaten. Is er een sprekender voorbeeld van het steeds meer rijpen der ontwapeningsgedachten dan dat een Engelsche minister-president een derge lijk ontwapeningsplan in vollen ernst kan ontwikkelen, zonder dat de Franschen zelf onmiddellijk een verbijsterd „Nooit!" laten hooren? De Franschen krijgen echter voor deze of fers geen geringe zaken terug, als het Plan- MacDonald ten minste wordt aangenomen! Zij verkrijgen daarvoor de vrijwillige onder- teekening van Duitschland onder een con ventie, die Duitschland geen enkele herbe wapening tijdens den duur der conventie (vijf jaren) toestaat behalve een uitbreiding van het aantal dienstdoende soldaten van 100.000 tot 200.000, die echter geen beroeps soldaten meer zullen mogen zijn, doch niet meer dan 8 maanden diensttijd zullen mo gen hebben. Frankrijk verkrijgt dus ook de opheffing van de Duitsche Rijksweer (dé door Boncour in de laatste weken met zoo veel aandrang bepleite leger-unificatie als nieuwen veiligheidswaarborg!) en voorts de schepping van een internationaal toezicht op de naleving der ontwapeningsconventie, als mede de verplichting van alle tot het Pact van Parijs (Kellogg-Pakt) toegetreden sta len, om. zoodra een schending van dit nim- mer-oorlog-pact dreigt, te Genève bijeen te komen, om den voor deze dx-eiging verant woordelijken staat vast te stellen en gemeen schappelijke maatregelen tegen het dreigen de gevaar te treffen. Het Europeesche Vei ligheidsverdrag krijgen de Franschen niet, doch de bovengeschetste uitbreiding van de bepalingen van het Kellogg-Pakt gaat toch een heel einde in dezelfde richting. En nu Duitschland! Van Duitschland wordt gevraagd de toestemming tot een organisatie van internationaal toezicht, die zeker ook Duitschland wel eens in de controle-maat regelen zal betrekken. Vooral echter wordt van Duitschland geöischt, dat het gedurende vijf jaren van de praktische verwezenlijking van het in theorie volledig toegekende begin sel van de rechtsgelijkheid zal moeten afzien, een eisch, waarvoor stellig de krachtige aan drang van Mussolini bij Hitler noodig zal zijn, om hem voor de Duitsche regeering aanvaardbaar te maken! Behalve Mussolini zal hiertoe echter ook de verdere inhoud van MacDonald's ontwerp- conventïe kunnen bijdragen: de inderdaad niet te loochenen zeer aanzienlijke bewape- nigsvermindering, die, zooals ik boven uiteen zette. van Fi-ankrijk (en ook van de andere sterk-bewapende staten) verlangd wordt, en voorts de bij artikel 96 van MacDonald's ont werp voorgestelde opheffing van alle eenzij dige ontwapeningsbepalingen van het ver drag van Versailles. Weliswaar zullen de voor Duitschland geldende bepalingen der hier te sluiten algemeene ontwapeningsconventic niet veel van de bepalingen van Versailles verschillen, doch de nieuwe ontwapenings conventie zal slechts vijf jaren duren. Hier door zal Duitschland het onbetwistbare recht verkrijgen over 5 jaren de Duitsche bewape ning geheel naar eigen wil te kunnen inrich ten, indien dan niet deze eerste ontwape ningsconventie door een tweede vervangen zal worden! Zoo heeft in het Plan-MacDonald elck wat wils. Ons, ontwapeningsvrienden, biedt het echter bovenal deze zoo ongemeen aantrek kelijke voorschriften over de vrijwel onmid dellijke vernietiging van de zwaarste kanon nen, tanks en militaire vliegtuigen. Binnen één jaar zal reeds de helft der verboden ka nonnen en tanks moeten verdelgd zijn. bin nen drie jaar de helft der verboden militaire vliegtuigen! Kan dit blijde vooruitzicht niet een i-eden zijn voor de „stem der volkeren", om nog éénmaal op machtig-indrukwekkende wijze zich te doen hooren en de regeeringen te bezweren het Plan-MacDonald te aan vaarden? B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Weer staan wij bij een nieuwe lente En het ontbreekt niet aan geluid, Alleen, men kan het nieuwer wenschen, Het nieuwe blijkt er niet zoo uit. Wel zien wij, ondanks Maartsche buien, Reeds hier en daar het nieuwe groen, Wel zweeft het voorjaar door de velden En zelfs door 't stedelijk plantsoen. Wel voel je, meer nog dan je zien kunt, Dat er nieuw leven weer ontwaakt, Wel zag ik gisteren een zwaluw, Die één, die nog geen zomer maakt. De Bilt voorspelt het weer wat kouder, Dat nemen wij er nog wel bij, 't Belet den vogels niet het fluiten, Jaagt niet het lam weer uit de wei. De dichters vinden inspiratie In 't naderend natuurfestijn En al is 't waar, dat diplomaten Meest verre van poëtisch zijn; Toch moeten zij ook wel iets voelen, Van schoonheid die het hart ontsluit, En zoo wacht onze nieuwe lente, Toch nog misschien een nieuw geluid. P. GASUS. Wij zitten hiér midden in het vrijwel onbe loonde gebied tusschen de Coppename en 'den mond der Nickerierivier. Er woont één groep Indianen bij Donderkamp, die daar een groot terrein hebben toegewezen geki-egen op voorwaarde, dat zij de Kreek schoonhouden van omgevallen boomen enz. Dus kunnen v/jj overal ongehinderd passeeren. Het vaar water is eerst nog tamelijk breed. Ochtend nevels haixgen over het water en doen ons de looden jas een beetje steviger om het lichaam trekken. Het water der kreek is zoo absoluut vlak, dat de weerspiegeling van den boschrand volkomen is en hoe lichter het wordt, hoe meer wij verbaasd staan over de verrassende kleurschakeering. die vooral het jonge groen hier vertoont. Geel en bruin, roodachtig en oranje, dan weer licht en don kergroen, wasachtig glanzend of dof. Een rijk herfstlandschap aan den Zuidrand der Alpen kan niet kleurrijker zijn en de weerspiege ling blijft volmaakt. Een onvergetelijk beeld. Wat later vervagen de kleuren iets als het schelle zonlicht tot in de smalle kreek door dringt, maar dan beginnen de bloemen mee te spreken, Prachtige witte aronskelken prijken op vertakte bruine stammetjes, die met de mooie groene bladeren behangen zijn. De gele alamanda hangt zijn slingers vol bloemen over menigen boomtak aan den wa terkant, terwijl witte hazewindachtige kel ken lager boven den waterspiegel prijken. Knalroode meeldraadtrossen duiden even op Begonia of zoo iets en als het bosch iets meer open is, rijzen slanke palmen op om de open ruimten te vullen. Ook het vogelleven wordt wakker. Kleine grijze reigers, groote kakatoe's, prachtige ijsvogels met een wit ten ring om den hals. Zoo brengt elke bocht een verrassing, en ér zijn er vele. Tot wij plotseling uitstoomen in een breedere rivier, ook telkens halverwege door omgevallen boomen versperd, terwijl meermalen' drijvende eilandjes van Pontede- rla, de waterhyaeinth worden gepasseerd. Ook vlieg af en toe een eend of cirkelen roof vogels boven de rivier, vliegen tientallen vleermuizen weg van de boven water uit stekende boomstronken en scheren troe pen wit met zwarte zwaluwen laag over het een stam. Een roode brulaap hangt kop omlaag tegen water. 1 Tegen den middag komen dan ook de ra ven die prachtige Ara-kakatoe's, groen en geel met zeer langen staart uit de oprijlaan van Artis. Die vliegen bij tientallen op uit moerasbosschen van de Beneden Nickerie, die wij in den namiddag bereiken na Utrecht gepasseerd te zijn, een eenzame politiepost op vier uur afstands van Nickerie. Als wij daar aankomen is het half negen geworden. Garnizoen, politie en padvinders vormen de eerewacht op den steiger, tezamen dertig man, denk ik. Ook alle notabelen zijn aan wezig, eveneens een dertigtal en natuurlijk is er de traditioneele stortbui, die ons vijf minuten in de houding laat staan, omdat wij niet kunnen hooren, dat het Wilhelmus FEUILLETON Naar het Duitsch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden). De grijze man bleef stilstaan en zei met een krachteloze, bevende stem: „Hier woon heid" U ilartel*jk voor uw hulpvaardig- w.mÜ Iiet den arm van ziJn hegeleider los en went met onzekere hand in zijn zak naar «en huissleutel. Maar zijn zwaaiende bewe gingen toonden duidelijk, dat hij zijn zwakte rp n^et overwonnen had en Roggenbach be smot de taak, die hij eenmaal op zich geno men had, geheel ten einde te brengen, j "h moet mij toestaan, u naar uw woning ie brengen. Ik zal den weg terug wel alleen vinden." Het aanbod scheen den ander niet onwel kom, want na eenig aarzelen antwoordde hij -Is dat geen misbruik maken van uw goed- n Ik.woon °P de vierde étage van het achterhuis heelemaal onder den hemel". .--Nu, als het anders niet is", verklaarde Koggenbach met een poging tot scherts, „ik ^.hartstochtelijk bergbeklimmer". En hij nam den sleutel van zijn bescher meling over om zelf de huisdeur te openen, p Srijze man hing weer zwaar aan zijn arm, men zij de overdadig met pleisterwerk ver sierde en door twee electrische lampen ver lichte hall doorgingen en het binnenhof overstaken. Langzaam, tree voor tree ging net toen de vier niet al te gemakkelijke trap- Pen naar boven tot de vierde étage, waar de «ewoner, niettegenstaande den steun van fin metgezel, totaal uitgeput aankwam. Hij ms niet in staat een woord uit te brengen al afgeloop,n is en de muziek meteen een vroolijke wals heeft ingezet. Bij een kopje thee in het Commissarishuis maken wij dan nader kennis met de Suri- naamsche muskieten. Drie soorten zijn het vooral, die op ons versche Hollandsche bloed azen. Eén gewone steekmug, die zich zeer snel volzuigt met haast pijnloozen steek; een kleine zwarte boschmuskiet, met mooi witgeringde pooten, die een geweldig venijnig prikje geeft, zoodat ge hem meteen wegjaagt en hij even later weer ergens anders steekt, En dan zijn er kleine grijze ellendelingen, die je ziet aankomen, recht op hun kop gaan staan en dan steken voordat je ze hebt kun nen wegjagen. Dat is Anophelas, de malaria overbrenger. Een ongezellig gezicht! Maar de dokter zegt, dat ze geen parasieten dragen en ik slik al vier dagen kinine, dus maar het beste hopen. Dat doet iedereen in Nickerie. Een frisch windje doet de vlag lustig wap peren op het logeergebouw in Nickerie. De bladeren van cocos- en koningspalmen wui ven in den morgenwind. Fijn klimaat toch hier. Altijd een heerlijk morgenzonnetje en vaak een frissche wind. Het stadje ziet er ge zellig uit met zijn wit geschilderde houten huizen, meest goed onderhouden en met pal men of bloeiende Flamboyants en Cassia's omgeven. Wij rijden uit over den rivierdijk naar den nieuwen koker (uitlaatsluis) van Margarethenburg, die door den Gouverneur geopend zal worden. Het is noodig en het tijd stip is goed gekozen. Er gaat een geweldige ebstroom in de rivier en het polderwater staat zeker een meter of zes hooger. De nieu we duiker doet goed werk. Als wij na een goed uur terugkomen is het binnenwater al ruim een meter gezakt. Wij bezoeken even het Gouvernementsziekenhuis, nette kleine inrichting met 'n twintigtal bed den. Het Curiosum is een Britsch-Indiër, op genomen wegens uitputting door ondervoe ding, die bij huiszoeking in het bezit bleek te zijn van 1150 gulden in zilvergeld. Die te groflte zuinigheid is een lastige fout van deze menschen, waar vooral vrouwen en kin deren zeer onder lijden. En het Gouverne ment verschaft op sommige volksscholen extra gratis voeding aan kinderen van vele ouders met zoo'n goed gevulde kous. Dan gaat het den polder in, langs de hoofd vaart. Het lijkt Assendelft wel. Elk huis op een eiland, met een eigen voetbruggetje. Al leen hier overal Br.-Indiëi's, geen peenhaar. Even stoppen bij 'n school, 'n afdak op palen. Heerlijk frisch en goedkoop ook. Een meisje leest voor over een beer. Wat is een beer? Geen antwoord. Een „baloe" kennen ze wel. Maar de juffrouw spreekt geen Hindustani. En ik kan alleen nog maar de rekenles in die taal overhooren tot stomme verwondering van al die groote zwarte kijkers, die nog nooit Hindustani telwoorden uit een blanken mond zagen komen. Merkwaardig is dat van de 350 leerlingen er 250 het eerste leerjaar volgen. Inspectie politiepost Corantijnpolder meldt dan het programma. De politie, tevens en zijn ademhaling klonk zoo rochelend, dat Roggenbach het noodig vond, zijn electrische zaklantaarn te voorschijn te halen en aan te knippen. Bij het schijnsel daarvan zag hij, dat de zieke zich met beide handen aan de trapleuning vasthield en met heftig op-en- neer-gaande borst naar lucht snakte. Verder merkte hij op, dat zich hier boven slechts één deur bevond, waaraan met een punaise een visitekaartje was bevestigd, dat den naam „Franz Beiersdorf" vermeldde. „Wilt u, dat ik hier aanbel?" vroeg hij, ter wijl hij de hand al naar den drukknop van de schel uitstak. Maar de grijze man schudde het hoofd. „Het zou geen doel hebben", stiet hij uit, „want ik woon hier heel alleen. Maar, als u als u nog een oogenblik hebt hier is de sleutel". De deur ging open en bij het licht van Roggenbach's lantaarn werd een klein, smal portaal, waarop twee deuren uitkwamen, „De deur links, alstublief!" verzocht de be woner. „Aan den anderen kant ls alleen de Warm* lamplicht vulde de kamer, waarin zij binnengingen. Het was een matig groot vertrek met goedkoope, haast armelijke meu bels en stoffeering. Aan de lange zijde stond een bed en midden in de kamer een tafel, waarop in wanorde schrijfgerei, papier en eenige boeken verspreid lagen. Een tweede, half-geopende deur voerde in een niet- verlichte ruimte. De oudere man, die zich dadelijk bij zijn binnenkomen op een stoel had laten neer vallen, kwam sneller tot zichzelf dan Rog genbach had durven hopen. Nadat hij de vraag van den laatste, of hij Iets voor hem kon doen, met een ontkennend hoofdschud den had beantwoord, begon hij plotseling, met de gewone, ietwat bruuske klank weer in zijn stem te spreken. „Het is niet zoo erg, als het lijkt. Ik heb wat last van mijn hart, maar de dokter, die mij behandelt, is van meening, dat ik nog min stens twintig jaar meekan. En voor iemand douanepost staat op 'eën schelp-rits, één "dooi de zee opgeworpen, grootendeels uit schel pen bestaanden dam aan den oever der Co- rantijnrivier. De stroom verlegt zich en de politiepost moest een eind landwaarts in worden verplaatst. Thans broeit de schelp- bank, die voor een groot deel met Cocospal- men beplant is, alweer wat aan. De oude sluis die geheel verzand was, is weer vrij ge komen, nadat er juist een nieuwe gebouwd was. Allemaal net als bij ons. Ook de wan deling over het kleidijkje van de poldervaart met wat meevarende negerjongens in een bootje. Om half twaalf thuis, vijf minuten later storti'egens in stroomen tot half één en om kwart voor één varen wij weer op de rivier, stroomop naar het Paradijs, dat alleen bij vloed goed te bezoeken is. Er wordt daar een nieuwe weg aangelegd; het verkeer te water is wel goedkooper, maar het gaat te lang zaam in dezen snellen tijd. De klei wordt vervoerd op een draagbaartje, gemaakt van twee platgeslagen petroleumblikken en een paar boomstammetjes, kruiwagens zijn hier nog niet doorgedrongen. Verder weer naar de school in Hamptou- courtpolder. Vervoermiddel, i*oeibooten, voortbewogen door boschnegerparels, pa gaaien met één blad zou je kunnen zeggen. Geroeid wordt hier heel weinig. Het land schap? Ankeveen! Hooge wilgen aan stillen waterkant, witte kelken tusschen de biezen, waterlelies op de watervlakte, libellen er boven, reiger en kuikendief in de verte. Even de camera draaien, cocospalmen, huisjes van bamboe. Japaanschen in sarong en ka baai, een kleine moskee. Manga en pisang. Hollandsch polderland in de tropen. Dat is Nickerie! Dr. VAN DER SLEEN. HET NOODWEER OP JAVA. De Tjipoenegara buiten haar oevers. POERWAKARTA. 20 Maart (Aneta). Zon dagnacht is de Tjipoenegara buiten haar oevers getreden. Duizenden bouw beplante sawahs staan onder water. Pamanoekan is geïsoleerd. Twee bruggen zijn weggeslagen. De voedselvoorziening ge schiedt door de Pamanoekan en Tjiasem- landen. De Noordelijke Postweg is zwaar be schadigd. Nabij Telok Noenggal (Krawang) zijn 17 huizen door het water meegesleurd. De ri vier zakt langzaam Mantri-Politie verdronken. POERWAKARTA. 20 Maart (Aneta). Zon dagavond is nabij Lemahabang het lijk aan gespoeld van den mantri-politie Mas Soema- wirdjo, die uit den in den regen gestranden trein sprong, probeerde verder te komen en sedert 17 dezer vermist werd. Spoorwegverkeer ondervindt hinder. BANDOENG, 20 Maart (Aneta). De tele graaf- en telefoonleidingen in het Krawang- sche zijn over een afstand van anderhalve kilometer door den modder geheel verbro ken. Heden worden herstelploegen uitgezonden daar het water voldoende is gezakt. Verwacht wordt dat de verbinding spoedig zal zijn hersteld. Wervelwind teistert dessa. CHERIBON, 20 Maart (Aenta). Gistermid dag 4 uur is de dessa Djalaksana, nabij Koe- ningan door een wervelwind geteisterd. De passar werd geheel vernield. De wervelwind ging met zwaren regen gepaard. Opnieuw regen; schade nog niet te schatten. BATAVIA, 20 Maart (Aneta). Hedenmor gen ontlastten zich opnieuw regenwolken bo ven West-Java. Hoewel aanvankelijk gunsti ger berichten binnen kwamen blijkt uit het totale beeld dat de recente overstroomingen ve'el schade hebben veroorzaakt. De schade kan echter niet in cijfers worden uitgedrukt. Bruggen weggeslagen. BATAVIA, 20 Maart (Aneta). De brug voor bij Lemahabang is ingestort en moet geheel worden vernieuwd, wat f 15.000 zal kosten. De brug nabij Rawahmentah (Rengasdenkklok) is ingestort. De verbinding met de Noord streek is verbroken. De verbinding tusschen Gheribon en Bata via blijft gestoord, mede door de weggeslagen brug nabij Lemahabang. De verbinding met Poerwakarata is hersteld. Reizigers van den gede- railleerden trein verlost. BATAVIA, 20 Maart (Aneta). Het lijk van den tusschen de buffers van den gederail- leerden trein beklemde tremmer kon eerst Zondag autogenisch worden uitgesneden. Het opruimingswerk wordt voortgezet. 38 wagons moeten worden opgeruimd waarvan er drie totaal werden vernield, evenals twee auto's die op een platte wagen werden mee gevoerd. Het 60-tal reizigers dat is blijven steken, kon Zaterdag worden verlost. De reizigei's werden met autobussen ver der getransporteerd. van zes en veertig is dat ook waarlijk niet te veel!" Roggenbach keek verschrikt op: hij had den man minstens op zestig geschat. Maar toen hij hem nog eens aandachtig gadesloeg, leek het hem toch niet erg waarschijnlijk, dat de voorspelling van den dokter bewaar heid zou worden. „U moest maar zoo gauw mogelijk naar bed gaan", raadde hij aan. „Ik wil u wel even behulpzaam zijn. Maar hebt u hier heele maal niemand die in geval van nood iets voor u doen kan". „Neen, maar ik heb ook niemand noodig. De portiersvrouw uit het voorhuis houdt de woning schoon en ik eet in een restaurant. Maar laat ik mij eindelijk eens aan u voor stellen. Mijn naam is Beiersdorf. Een bepaald beroep heb ik niet; ik houd me zoo'n beetje met schrijverij bezig. Is u misschien ook journalist? U leest tenminste altijd zoo ijverig kranten." De ander antwoordde ontkennend en stelde zich voor: „Dr. Erich Roggenbach, sinds en kele weken 'privaat-docent aan de Berlijn- sche Universiteit." „Bent u medicus?" „Neen, mijn vak is economie". Beiersdorf was inmiddels begonnen zich uit te kleeden; Roggenbach's nogmaals aan geboden hulp had hij afgewezen en weldra strekte hij zich, terwijl zijn ademhaling weer regelmatiger ging, behaaglijk in bed uit. De jonge docter vond, dat hij nu gevoeglijk kon heengaan, maar toen hij op het punt stond dit te zeggen, ontmoette zijn blik dien van Beiersdorf en wat hij in de vermoeide, hulpe- looze oogen van dezen las, ontnam hem den moed aan zijn voornemen gevolg te geven. „Wilt u, dat ik nog wat blijf?" vroeg hij. Uit het bed werd hem een knokige hand toegestoken. „Ik had het u natuurlijk nooit durven vra gen", antwoordde Beiei'sdorf met duidelijk- merkbare opluchting, „maar als u nog een uur van uw nachtrust zoudt willen offeren, zou ik u onuitsprekelijk dankbaar zijn". Roggenbach zette zijn hoed af, trok zijn jas uit en schoof een stoel bij de tafel. „Ik wil met genoegen nog wat blijven, maar u moet probeeren in te slapen, meneer Beiersdorf", zei hij. „Ik mag intussehen mis schien uw boeken wel eens inzien". „Zeker, maar het is niet bepaald amuse- mentlectuur. Het is sombere kost; Russische romans, die ik van plan ben te vertalen". „U bent toch geen Rus?" „Neen, maar ik heb lang genoeg in Rusland gewoond om de taal te beheerschen". Ergens in de nachtstilte klonk een geluid als van het sluiten van een deur en op het zelfde moment zat Beiersdorf overeind in het bed. „Wat is dat?" vroeg hij gespannen. „Hebt u dat gehoord?" „Het lijkt me toe, dat er een deur dicht gedaan werd. Waarschijnlijk is er in een van de benedenwoningen iemand thuisgekomen". „U gelooft dus niet, dat het hier boven was?" „Dat lijkt me vrijwel uitgesloten, meneer Beiei'sdoi'f! Maar, als u dat geruststelt, wil ik de deur naar de trap wel even afsluiten". „Ja, als u dat zou willen doen, graag. Er is een veilïgheidsketting. Doet u die er dan meteen voor, alstublieft. En als het niet te veel gevergd is, wilt u dan uw zaklantaai'n meenemen en in de keuken kijken? Het zou kunnen zijn, dat er in mijn afwezigheid iemand ingeslopen was". Die groote zorg leek Roggenbach wel wat overdreven, want de woning bevatte zoo op het oog vrijwel niets, dat de hebzucht van dieven zou prikkelen. Maar hij scheef den angst van den man toe aan zijn zieken toe stand en voldeed daarom aan zijn verzoek. Met de electrische lantaarn brandend in de hand ging hij naar het kleine portaal en opende de deur, die naar de keuken leidde. Zooals hij wel verwacht had, was daar nie mand. De deur naar de trap bleek gesloten Roggenbach hei'innerde zich nu, dat hij dat zelf straks gedaan had en zooals Beiers dorf yerzocht had, maakte hij nu ook nog de stalen veiligheidsketting vast en keerde naar de kamer terug. „Het is alles in orde", verzekerde hij den zieke", u kunt rustig gaan slapen". „Ik dank u voor de moeite. Ik schaam me eigenlijk, dat ik u zooveel last bezorg en toch zou ik u nog iets willen vragen". „En dat is?" „Het is mogelijk, dat er nog iemand komt om over mij te spreken". „Nu nog?" vroeg Roggenbach op ongeloo- vigen toon. „U vergeet geloof ik, dat het al middernacht is." „Toch zou het kunnen zijn. Maar u ziet zelf wel, dat ik op het oogenblik niet in een toe stand ben voor een opwindend gesprek. U mag den man niet binnenlaten; onder geen voorwaai'de mag u hem binnenlaten, meneer Roggenbach." In zichtbare oniTist wachtte hij op het ant woord van den jongen dokter. „Goed", verklaarde deze, „als u den man niet ontvangen wilt, zal ik hem zeggen, dat u ziek bent en hij u daarom vannacht niet spreken kan. Wenscht u, dat ik nog iets an ders tegen hem zeg?" Beiersdorf dacht een oogenblik na, toen schudde hij ontkennend het hoofd. „Neen, ik denk niet, dat hij u verder iets vragen zal. Maar maakt u alstublieft den ketting niet los, terwijl u met hem praat. Doet u de deur maar direct weer dicht, als u hem gezegd hebt, dat hij mij niet spreken kan". Erich Roggenbach vond de zonderlinge op dracht niet zoo heel plezierig, maar hij nam de zaak voorloopig niet al te ernstig op. Zijn vermoeden, dat hij met iemand te doen had, die niet heelemaal normaal was, althans in een toestand van zenuwoverspan ning verkeerde, was door Beiersdorf's spook achtige manier van doen steels meer en meer versterkt. En hoewel hij niet bepaald spijt had van zijn gedienstigheid wilde hij toch niets liever dan zoo spoedig mogelijk hier vandaan te kunnen gaan. (Wordt vervolgd)],

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 3