EEN REIS NAAR NICKERIE.
De Ontwapeningsconferentie.
Lente.
Inliet holst van den nacht...
UMUIDER 'COURANT DINSDAG 21 MAART 1933
Muggenplaag In schitterend natuurschoon.
Een brug bij Nickerie.
MacDonald's grootsche reddingspoging. Wat
hij aan Frankrijk en Duitschland biedt en
welke offers hij van beide landen verlangt.
Het aantrekkelijkste van zijn Plan
GENèVE, 17 Maart 1933.
Ramsay MacDonald heeft de hoop, die wij
onverbeterlijke optimisten, eigenlijk bijna
tegen beter weten in, nog aan zijn komst
naar Genève verbonden, niet beschaamd. Hij
heeft alle tevoren door zwartkijkers en
vijanden van de ontwapeningszaak rond
gestrooide geruchten, dat MacDonald slechts
naar Genève zou komen, om op de nog meest
fatsoenlijke wijze een einde aan de confe
rentie te maken, gelogenstraft en is na bijna
vijf dagen van ingespannen besprekingen
met de voornaamste gedelegeerden tot het
moedige besluit gekomen nog een laatste
grootsche opgezette reddingspoging te onder
nemen. In een rede, die bijna anderhalf uur
geduurd heeft en waarin MacDonald erin ge
slaagd is allen althans van de zuiverheid
van zijn bemiddelingspoging te .overtuigen,
heeft hij aan de Algemeene Commissie dei-
Ontwapeningsconferentie de groote lijnen
van zijn bemiddelingsplan uiteengezet en
daarna de geheele Conferentie verrast door
de aanbieding van een volkomen in alle bij
zonderheden uitgewerkt ontwerp-ontwape-
ningsconventie van 96 artikelen, dat onmid
dellijk door alle regeeringen zou kunnen
worden onderteekend, indien allen den
zelfden goeden wil bezaten, waarmede Mac
Donald het ontwerp heeft opgesteld, en even
innig overtuigd waren van de absolute nood
zakelijkheid van een goed einde der Ont
wapeningsconferentie, indien de wereld zal
willen kunnen hopen tot nieuwe welvaart en
rust te komen! ,,Het gaat mij niet om de
ontwapening op zich zelf!", riep MacDonald
aan het einde van zijn rede uit, „het is mij
om den Wereldvrede te doen! Doch daar ik
overtuigd ben dat deze van het weislagen dei-
ontwapeningsconferentie zal afhangen,leg ik
U dit plan voor als een eerlijke poging mij
nerzijds, om de ontwapening mogelijk te
maken!"
Met den grootst mogelijken nadruk hield
MacDonald de conferentie voor oogen, dat
een falen der Ontwapeningsconferentie de
zekerheid van een wereld-onheil zou ten
gevolge hebben. „Gij zult denken aan de risi
co's, die Uw land op zich nemen zal, indien
het de voorgestelde bewapeningsverminde
ringen aanvaarden zal!" riep MacDonald den
met gespannen aandacht luisterenden Fran-
schen Minister-President Daladier toe. „Ik
begrijp Uw aarzeling, maar weet wel. dat
wij allen slechts voor dit alternatief staan:
óf door aanvaarding van bewapeningsver
minderingen eenige risico's te loopen óf door
een mislukking der conferentie de zekerheid
van een onheil te veroorzaken! Risico's of
onheil-zekerheid, dit is de keuze, waarvoor de
wereld gesteld is. Wie mag daar nog aarze
len?"
Het Plan-MacDonald bevredigt, zooals hij
zelf reeds aankondigde, natuurlijk niemand
ten volle. Doch juist daarin ligt, hoe para
doxaal dit klinken moge, de beste kans, dat
het tenslotte door allen aanvaard zal wor
den! Want alle groote mogendheden zullen
weliswaar eenige offers van eigen wenschen
moeten brengen, doch zij krijgen dan ook
omgekeerd eenige eigen wenschen vervuld,
Om bij de twee landen te blijven, die toch
in den geheelen strijd ter Ontwapeningscon
ferentie de leiders der elkander tegenover
staande richtingen zijn, Frankrijk en Duitsch
land, wil ik dit door het volgende duidelijk
maken. Van de Franschen verlangt Mac
Donald een zeer groot offer: de vernietiging
van al hun zware kanonnen met een kaliber
van meer dan 155 millimeter en van alle
tanks boven de 16 ton, de toekenning van de
vlootgelijkheid aan Italië, de vernietiging van
ongeveer 75 pet. hunner militaire vliegtui
gen en een aanzienlijke vermindering van
het aantal dienstdoende soldaten. Is er een
sprekender voorbeeld van het steeds meer
rijpen der ontwapeningsgedachten dan dat
een Engelsche minister-president een derge
lijk ontwapeningsplan in vollen ernst kan
ontwikkelen, zonder dat de Franschen zelf
onmiddellijk een verbijsterd „Nooit!" laten
hooren?
De Franschen krijgen echter voor deze of
fers geen geringe zaken terug, als het Plan-
MacDonald ten minste wordt aangenomen!
Zij verkrijgen daarvoor de vrijwillige onder-
teekening van Duitschland onder een con
ventie, die Duitschland geen enkele herbe
wapening tijdens den duur der conventie
(vijf jaren) toestaat behalve een uitbreiding
van het aantal dienstdoende soldaten van
100.000 tot 200.000, die echter geen beroeps
soldaten meer zullen mogen zijn, doch niet
meer dan 8 maanden diensttijd zullen mo
gen hebben. Frankrijk verkrijgt dus ook de
opheffing van de Duitsche Rijksweer (dé
door Boncour in de laatste weken met zoo
veel aandrang bepleite leger-unificatie als
nieuwen veiligheidswaarborg!) en voorts de
schepping van een internationaal toezicht op
de naleving der ontwapeningsconventie, als
mede de verplichting van alle tot het Pact
van Parijs (Kellogg-Pakt) toegetreden sta
len, om. zoodra een schending van dit nim-
mer-oorlog-pact dreigt, te Genève bijeen te
komen, om den voor deze dx-eiging verant
woordelijken staat vast te stellen en gemeen
schappelijke maatregelen tegen het dreigen
de gevaar te treffen. Het Europeesche Vei
ligheidsverdrag krijgen de Franschen niet,
doch de bovengeschetste uitbreiding van de
bepalingen van het Kellogg-Pakt gaat toch
een heel einde in dezelfde richting.
En nu Duitschland! Van Duitschland wordt
gevraagd de toestemming tot een organisatie
van internationaal toezicht, die zeker ook
Duitschland wel eens in de controle-maat
regelen zal betrekken. Vooral echter wordt
van Duitschland geöischt, dat het gedurende
vijf jaren van de praktische verwezenlijking
van het in theorie volledig toegekende begin
sel van de rechtsgelijkheid zal moeten afzien,
een eisch, waarvoor stellig de krachtige aan
drang van Mussolini bij Hitler noodig zal
zijn, om hem voor de Duitsche regeering
aanvaardbaar te maken!
Behalve Mussolini zal hiertoe echter ook de
verdere inhoud van MacDonald's ontwerp-
conventïe kunnen bijdragen: de inderdaad
niet te loochenen zeer aanzienlijke bewape-
nigsvermindering, die, zooals ik boven uiteen
zette. van Fi-ankrijk (en ook van de andere
sterk-bewapende staten) verlangd wordt, en
voorts de bij artikel 96 van MacDonald's ont
werp voorgestelde opheffing van alle eenzij
dige ontwapeningsbepalingen van het ver
drag van Versailles. Weliswaar zullen de voor
Duitschland geldende bepalingen der hier te
sluiten algemeene ontwapeningsconventic
niet veel van de bepalingen van Versailles
verschillen, doch de nieuwe ontwapenings
conventie zal slechts vijf jaren duren. Hier
door zal Duitschland het onbetwistbare recht
verkrijgen over 5 jaren de Duitsche bewape
ning geheel naar eigen wil te kunnen inrich
ten, indien dan niet deze eerste ontwape
ningsconventie door een tweede vervangen
zal worden!
Zoo heeft in het Plan-MacDonald elck wat
wils. Ons, ontwapeningsvrienden, biedt het
echter bovenal deze zoo ongemeen aantrek
kelijke voorschriften over de vrijwel onmid
dellijke vernietiging van de zwaarste kanon
nen, tanks en militaire vliegtuigen. Binnen
één jaar zal reeds de helft der verboden ka
nonnen en tanks moeten verdelgd zijn. bin
nen drie jaar de helft der verboden militaire
vliegtuigen! Kan dit blijde vooruitzicht niet
een i-eden zijn voor de „stem der volkeren",
om nog éénmaal op machtig-indrukwekkende
wijze zich te doen hooren en de regeeringen
te bezweren het Plan-MacDonald te aan
vaarden?
B. DE JONG VAN BEEK EN DONK.
Weer staan wij bij een nieuwe lente
En het ontbreekt niet aan geluid,
Alleen, men kan het nieuwer wenschen,
Het nieuwe blijkt er niet zoo uit.
Wel zien wij, ondanks Maartsche buien,
Reeds hier en daar het nieuwe groen,
Wel zweeft het voorjaar door de velden
En zelfs door 't stedelijk plantsoen.
Wel voel je, meer nog dan je zien kunt,
Dat er nieuw leven weer ontwaakt,
Wel zag ik gisteren een zwaluw,
Die één, die nog geen zomer maakt.
De Bilt voorspelt het weer wat kouder,
Dat nemen wij er nog wel bij,
't Belet den vogels niet het fluiten,
Jaagt niet het lam weer uit de wei.
De dichters vinden inspiratie
In 't naderend natuurfestijn
En al is 't waar, dat diplomaten
Meest verre van poëtisch zijn;
Toch moeten zij ook wel iets voelen,
Van schoonheid die het hart ontsluit,
En zoo wacht onze nieuwe lente,
Toch nog misschien een nieuw geluid.
P. GASUS.
Wij zitten hiér midden in het vrijwel onbe
loonde gebied tusschen de Coppename en
'den mond der Nickerierivier. Er woont één
groep Indianen bij Donderkamp, die daar een
groot terrein hebben toegewezen geki-egen op
voorwaarde, dat zij de Kreek schoonhouden
van omgevallen boomen enz. Dus kunnen
v/jj overal ongehinderd passeeren. Het vaar
water is eerst nog tamelijk breed. Ochtend
nevels haixgen over het water en doen ons
de looden jas een beetje steviger om het
lichaam trekken. Het water der kreek is zoo
absoluut vlak, dat de weerspiegeling van den
boschrand volkomen is en hoe lichter het
wordt, hoe meer wij verbaasd staan over de
verrassende kleurschakeering. die vooral het
jonge groen hier vertoont. Geel en bruin,
roodachtig en oranje, dan weer licht en don
kergroen, wasachtig glanzend of dof. Een rijk
herfstlandschap aan den Zuidrand der Alpen
kan niet kleurrijker zijn en de weerspiege
ling blijft volmaakt. Een onvergetelijk beeld.
Wat later vervagen de kleuren iets als het
schelle zonlicht tot in de smalle kreek door
dringt, maar dan beginnen de bloemen mee
te spreken, Prachtige witte aronskelken
prijken op vertakte bruine stammetjes, die
met de mooie groene bladeren behangen zijn.
De gele alamanda hangt zijn slingers vol
bloemen over menigen boomtak aan den wa
terkant, terwijl witte hazewindachtige kel
ken lager boven den waterspiegel prijken.
Knalroode meeldraadtrossen duiden even op
Begonia of zoo iets en als het bosch iets
meer open is, rijzen slanke palmen op om de
open ruimten te vullen. Ook het vogelleven
wordt wakker. Kleine grijze reigers, groote
kakatoe's, prachtige ijsvogels met een wit
ten ring om den hals.
Zoo brengt elke bocht een verrassing, en ér
zijn er vele. Tot wij plotseling uitstoomen in
een breedere rivier, ook telkens halverwege
door omgevallen boomen versperd, terwijl
meermalen' drijvende eilandjes van Pontede-
rla, de waterhyaeinth worden gepasseerd.
Ook vlieg af en toe een eend of cirkelen roof
vogels boven de rivier, vliegen tientallen
vleermuizen weg van de boven water uit
stekende boomstronken en scheren troe
pen wit met zwarte zwaluwen laag over het
een stam.
Een roode brulaap hangt kop omlaag tegen
water. 1
Tegen den middag komen dan ook de ra
ven die prachtige Ara-kakatoe's, groen en
geel met zeer langen staart uit de oprijlaan
van Artis. Die vliegen bij tientallen op uit
moerasbosschen van de Beneden Nickerie, die
wij in den namiddag bereiken na Utrecht
gepasseerd te zijn, een eenzame politiepost
op vier uur afstands van Nickerie. Als wij
daar aankomen is het half negen geworden.
Garnizoen, politie en padvinders vormen de
eerewacht op den steiger, tezamen dertig
man, denk ik. Ook alle notabelen zijn aan
wezig, eveneens een dertigtal en natuurlijk
is er de traditioneele stortbui, die ons vijf
minuten in de houding laat staan, omdat
wij niet kunnen hooren, dat het Wilhelmus
FEUILLETON
Naar het Duitsch bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
De grijze man bleef stilstaan en zei met
een krachteloze, bevende stem: „Hier woon
heid" U ilartel*jk voor uw hulpvaardig-
w.mÜ Iiet den arm van ziJn hegeleider los en
went met onzekere hand in zijn zak naar
«en huissleutel. Maar zijn zwaaiende bewe
gingen toonden duidelijk, dat hij zijn zwakte
rp n^et overwonnen had en Roggenbach be
smot de taak, die hij eenmaal op zich geno
men had, geheel ten einde te brengen,
j "h moet mij toestaan, u naar uw woning
ie brengen. Ik zal den weg terug wel alleen
vinden."
Het aanbod scheen den ander niet onwel
kom, want na eenig aarzelen antwoordde hij
-Is dat geen misbruik maken van uw goed-
n Ik.woon °P de vierde étage van het
achterhuis heelemaal onder den hemel".
.--Nu, als het anders niet is", verklaarde
Koggenbach met een poging tot scherts, „ik
^.hartstochtelijk bergbeklimmer".
En hij nam den sleutel van zijn bescher
meling over om zelf de huisdeur te openen,
p Srijze man hing weer zwaar aan zijn arm,
men zij de overdadig met pleisterwerk ver
sierde en door twee electrische lampen ver
lichte hall doorgingen en het binnenhof
overstaken. Langzaam, tree voor tree ging
net toen de vier niet al te gemakkelijke trap-
Pen naar boven tot de vierde étage, waar de
«ewoner, niettegenstaande den steun van
fin metgezel, totaal uitgeput aankwam. Hij
ms niet in staat een woord uit te brengen
al afgeloop,n is en de muziek meteen een
vroolijke wals heeft ingezet.
Bij een kopje thee in het Commissarishuis
maken wij dan nader kennis met de Suri-
naamsche muskieten. Drie soorten zijn het
vooral, die op ons versche Hollandsche bloed
azen. Eén gewone steekmug, die zich zeer
snel volzuigt met haast pijnloozen steek;
een kleine zwarte boschmuskiet, met mooi
witgeringde pooten, die een geweldig venijnig
prikje geeft, zoodat ge hem meteen wegjaagt
en hij even later weer ergens anders steekt,
En dan zijn er kleine grijze ellendelingen, die
je ziet aankomen, recht op hun kop gaan
staan en dan steken voordat je ze hebt kun
nen wegjagen. Dat is Anophelas, de malaria
overbrenger. Een ongezellig gezicht! Maar de
dokter zegt, dat ze geen parasieten dragen
en ik slik al vier dagen kinine, dus maar
het beste hopen. Dat doet iedereen in
Nickerie.
Een frisch windje doet de vlag lustig wap
peren op het logeergebouw in Nickerie. De
bladeren van cocos- en koningspalmen wui
ven in den morgenwind. Fijn klimaat toch
hier. Altijd een heerlijk morgenzonnetje en
vaak een frissche wind. Het stadje ziet er ge
zellig uit met zijn wit geschilderde houten
huizen, meest goed onderhouden en met pal
men of bloeiende Flamboyants en Cassia's
omgeven. Wij rijden uit over den rivierdijk
naar den nieuwen koker (uitlaatsluis) van
Margarethenburg, die door den Gouverneur
geopend zal worden. Het is noodig en het tijd
stip is goed gekozen. Er gaat een geweldige
ebstroom in de rivier en het polderwater
staat zeker een meter of zes hooger. De nieu
we duiker doet goed werk.
Als wij na een goed uur terugkomen is het
binnenwater al ruim een meter gezakt. Wij
bezoeken even het Gouvernementsziekenhuis,
nette kleine inrichting met 'n twintigtal bed
den. Het Curiosum is een Britsch-Indiër, op
genomen wegens uitputting door ondervoe
ding, die bij huiszoeking in het bezit bleek
te zijn van 1150 gulden in zilvergeld. Die te
groflte zuinigheid is een lastige fout van
deze menschen, waar vooral vrouwen en kin
deren zeer onder lijden. En het Gouverne
ment verschaft op sommige volksscholen
extra gratis voeding aan kinderen van vele
ouders met zoo'n goed gevulde kous.
Dan gaat het den polder in, langs de hoofd
vaart. Het lijkt Assendelft wel. Elk huis op
een eiland, met een eigen voetbruggetje. Al
leen hier overal Br.-Indiëi's, geen peenhaar.
Even stoppen bij 'n school, 'n afdak op palen.
Heerlijk frisch en goedkoop ook. Een meisje
leest voor over een beer. Wat is een beer?
Geen antwoord. Een „baloe" kennen ze wel.
Maar de juffrouw spreekt geen Hindustani.
En ik kan alleen nog maar de rekenles in die
taal overhooren tot stomme verwondering
van al die groote zwarte kijkers, die nog
nooit Hindustani telwoorden uit een blanken
mond zagen komen. Merkwaardig is dat van
de 350 leerlingen er 250 het eerste leerjaar
volgen.
Inspectie politiepost Corantijnpolder meldt
dan het programma. De politie, tevens
en zijn ademhaling klonk zoo rochelend, dat
Roggenbach het noodig vond, zijn electrische
zaklantaarn te voorschijn te halen en aan te
knippen. Bij het schijnsel daarvan zag hij,
dat de zieke zich met beide handen aan de
trapleuning vasthield en met heftig op-en-
neer-gaande borst naar lucht snakte. Verder
merkte hij op, dat zich hier boven slechts één
deur bevond, waaraan met een punaise een
visitekaartje was bevestigd, dat den naam
„Franz Beiersdorf" vermeldde.
„Wilt u, dat ik hier aanbel?" vroeg hij, ter
wijl hij de hand al naar den drukknop van
de schel uitstak. Maar de grijze man schudde
het hoofd. „Het zou geen doel hebben", stiet
hij uit, „want ik woon hier heel alleen. Maar,
als u als u nog een oogenblik hebt hier
is de sleutel".
De deur ging open en bij het licht van
Roggenbach's lantaarn werd een klein, smal
portaal, waarop twee deuren uitkwamen,
„De deur links, alstublief!" verzocht de be
woner. „Aan den anderen kant ls alleen de
Warm* lamplicht vulde de kamer, waarin
zij binnengingen. Het was een matig groot
vertrek met goedkoope, haast armelijke meu
bels en stoffeering. Aan de lange zijde stond
een bed en midden in de kamer een tafel,
waarop in wanorde schrijfgerei, papier en
eenige boeken verspreid lagen. Een tweede,
half-geopende deur voerde in een niet-
verlichte ruimte.
De oudere man, die zich dadelijk bij zijn
binnenkomen op een stoel had laten neer
vallen, kwam sneller tot zichzelf dan Rog
genbach had durven hopen. Nadat hij de
vraag van den laatste, of hij Iets voor hem
kon doen, met een ontkennend hoofdschud
den had beantwoord, begon hij plotseling,
met de gewone, ietwat bruuske klank weer
in zijn stem te spreken.
„Het is niet zoo erg, als het lijkt. Ik heb wat
last van mijn hart, maar de dokter, die mij
behandelt, is van meening, dat ik nog min
stens twintig jaar meekan. En voor iemand
douanepost staat op 'eën schelp-rits, één "dooi
de zee opgeworpen, grootendeels uit schel
pen bestaanden dam aan den oever der Co-
rantijnrivier. De stroom verlegt zich en de
politiepost moest een eind landwaarts in
worden verplaatst. Thans broeit de schelp-
bank, die voor een groot deel met Cocospal-
men beplant is, alweer wat aan. De oude
sluis die geheel verzand was, is weer vrij ge
komen, nadat er juist een nieuwe gebouwd
was. Allemaal net als bij ons. Ook de wan
deling over het kleidijkje van de poldervaart
met wat meevarende negerjongens in een
bootje.
Om half twaalf thuis, vijf minuten later
storti'egens in stroomen tot half één en om
kwart voor één varen wij weer op de rivier,
stroomop naar het Paradijs, dat alleen bij
vloed goed te bezoeken is. Er wordt daar een
nieuwe weg aangelegd; het verkeer te water
is wel goedkooper, maar het gaat te lang
zaam in dezen snellen tijd. De klei wordt
vervoerd op een draagbaartje, gemaakt van
twee platgeslagen petroleumblikken en een
paar boomstammetjes, kruiwagens zijn
hier nog niet doorgedrongen.
Verder weer naar de school in Hamptou-
courtpolder. Vervoermiddel, i*oeibooten,
voortbewogen door boschnegerparels, pa
gaaien met één blad zou je kunnen zeggen.
Geroeid wordt hier heel weinig. Het land
schap? Ankeveen! Hooge wilgen aan stillen
waterkant, witte kelken tusschen de biezen,
waterlelies op de watervlakte, libellen er
boven, reiger en kuikendief in de verte. Even
de camera draaien, cocospalmen, huisjes
van bamboe. Japaanschen in sarong en ka
baai, een kleine moskee. Manga en pisang.
Hollandsch polderland in de tropen.
Dat is Nickerie!
Dr. VAN DER SLEEN.
HET NOODWEER OP JAVA.
De Tjipoenegara buiten
haar oevers.
POERWAKARTA. 20 Maart (Aneta). Zon
dagnacht is de Tjipoenegara buiten haar
oevers getreden. Duizenden bouw beplante
sawahs staan onder water.
Pamanoekan is geïsoleerd. Twee bruggen
zijn weggeslagen. De voedselvoorziening ge
schiedt door de Pamanoekan en Tjiasem-
landen. De Noordelijke Postweg is zwaar be
schadigd.
Nabij Telok Noenggal (Krawang) zijn 17
huizen door het water meegesleurd. De ri
vier zakt langzaam
Mantri-Politie verdronken.
POERWAKARTA. 20 Maart (Aneta). Zon
dagavond is nabij Lemahabang het lijk aan
gespoeld van den mantri-politie Mas Soema-
wirdjo, die uit den in den regen gestranden
trein sprong, probeerde verder te komen en
sedert 17 dezer vermist werd.
Spoorwegverkeer ondervindt
hinder.
BANDOENG, 20 Maart (Aneta). De tele
graaf- en telefoonleidingen in het Krawang-
sche zijn over een afstand van anderhalve
kilometer door den modder geheel verbro
ken.
Heden worden herstelploegen uitgezonden
daar het water voldoende is gezakt.
Verwacht wordt dat de verbinding spoedig
zal zijn hersteld.
Wervelwind teistert dessa.
CHERIBON, 20 Maart (Aenta). Gistermid
dag 4 uur is de dessa Djalaksana, nabij Koe-
ningan door een wervelwind geteisterd. De
passar werd geheel vernield. De wervelwind
ging met zwaren regen gepaard.
Opnieuw regen; schade nog
niet te schatten.
BATAVIA, 20 Maart (Aneta). Hedenmor
gen ontlastten zich opnieuw regenwolken bo
ven West-Java. Hoewel aanvankelijk gunsti
ger berichten binnen kwamen blijkt uit het
totale beeld dat de recente overstroomingen
ve'el schade hebben veroorzaakt. De schade
kan echter niet in cijfers worden uitgedrukt.
Bruggen weggeslagen.
BATAVIA, 20 Maart (Aneta). De brug voor
bij Lemahabang is ingestort en moet geheel
worden vernieuwd, wat f 15.000 zal kosten. De
brug nabij Rawahmentah (Rengasdenkklok)
is ingestort. De verbinding met de Noord
streek is verbroken.
De verbinding tusschen Gheribon en Bata
via blijft gestoord, mede door de weggeslagen
brug nabij Lemahabang. De verbinding met
Poerwakarata is hersteld.
Reizigers van den gede-
railleerden trein verlost.
BATAVIA, 20 Maart (Aneta). Het lijk van
den tusschen de buffers van den gederail-
leerden trein beklemde tremmer kon eerst
Zondag autogenisch worden uitgesneden.
Het opruimingswerk wordt voortgezet. 38
wagons moeten worden opgeruimd waarvan
er drie totaal werden vernield, evenals twee
auto's die op een platte wagen werden mee
gevoerd.
Het 60-tal reizigers dat is blijven steken,
kon Zaterdag worden verlost.
De reizigei's werden met autobussen ver
der getransporteerd.
van zes en veertig is dat ook waarlijk niet te
veel!"
Roggenbach keek verschrikt op: hij had
den man minstens op zestig geschat. Maar
toen hij hem nog eens aandachtig gadesloeg,
leek het hem toch niet erg waarschijnlijk,
dat de voorspelling van den dokter bewaar
heid zou worden.
„U moest maar zoo gauw mogelijk naar
bed gaan", raadde hij aan. „Ik wil u wel even
behulpzaam zijn. Maar hebt u hier heele
maal niemand die in geval van nood iets voor
u doen kan".
„Neen, maar ik heb ook niemand noodig.
De portiersvrouw uit het voorhuis houdt de
woning schoon en ik eet in een restaurant.
Maar laat ik mij eindelijk eens aan u voor
stellen. Mijn naam is Beiersdorf. Een bepaald
beroep heb ik niet; ik houd me zoo'n beetje
met schrijverij bezig. Is u misschien ook
journalist? U leest tenminste altijd zoo ijverig
kranten."
De ander antwoordde ontkennend en stelde
zich voor: „Dr. Erich Roggenbach, sinds en
kele weken 'privaat-docent aan de Berlijn-
sche Universiteit."
„Bent u medicus?"
„Neen, mijn vak is economie".
Beiersdorf was inmiddels begonnen zich
uit te kleeden; Roggenbach's nogmaals aan
geboden hulp had hij afgewezen en weldra
strekte hij zich, terwijl zijn ademhaling weer
regelmatiger ging, behaaglijk in bed uit. De
jonge docter vond, dat hij nu gevoeglijk kon
heengaan, maar toen hij op het punt stond
dit te zeggen, ontmoette zijn blik dien van
Beiersdorf en wat hij in de vermoeide, hulpe-
looze oogen van dezen las, ontnam hem den
moed aan zijn voornemen gevolg te geven.
„Wilt u, dat ik nog wat blijf?" vroeg hij.
Uit het bed werd hem een knokige hand
toegestoken.
„Ik had het u natuurlijk nooit durven vra
gen", antwoordde Beiei'sdorf met duidelijk-
merkbare opluchting, „maar als u nog een
uur van uw nachtrust zoudt willen offeren,
zou ik u onuitsprekelijk dankbaar zijn".
Roggenbach zette zijn hoed af, trok zijn
jas uit en schoof een stoel bij de tafel.
„Ik wil met genoegen nog wat blijven, maar
u moet probeeren in te slapen, meneer
Beiersdorf", zei hij. „Ik mag intussehen mis
schien uw boeken wel eens inzien".
„Zeker, maar het is niet bepaald amuse-
mentlectuur. Het is sombere kost; Russische
romans, die ik van plan ben te vertalen".
„U bent toch geen Rus?"
„Neen, maar ik heb lang genoeg in Rusland
gewoond om de taal te beheerschen".
Ergens in de nachtstilte klonk een geluid
als van het sluiten van een deur en op het
zelfde moment zat Beiersdorf overeind in het
bed.
„Wat is dat?" vroeg hij gespannen. „Hebt
u dat gehoord?"
„Het lijkt me toe, dat er een deur dicht
gedaan werd. Waarschijnlijk is er in een van
de benedenwoningen iemand thuisgekomen".
„U gelooft dus niet, dat het hier boven
was?"
„Dat lijkt me vrijwel uitgesloten, meneer
Beiei'sdoi'f! Maar, als u dat geruststelt, wil
ik de deur naar de trap wel even afsluiten".
„Ja, als u dat zou willen doen, graag. Er is
een veilïgheidsketting. Doet u die er dan
meteen voor, alstublieft. En als het niet te
veel gevergd is, wilt u dan uw zaklantaai'n
meenemen en in de keuken kijken? Het zou
kunnen zijn, dat er in mijn afwezigheid
iemand ingeslopen was".
Die groote zorg leek Roggenbach wel wat
overdreven, want de woning bevatte zoo op
het oog vrijwel niets, dat de hebzucht van
dieven zou prikkelen. Maar hij scheef den
angst van den man toe aan zijn zieken toe
stand en voldeed daarom aan zijn verzoek.
Met de electrische lantaarn brandend in de
hand ging hij naar het kleine portaal en
opende de deur, die naar de keuken leidde.
Zooals hij wel verwacht had, was daar nie
mand. De deur naar de trap bleek gesloten
Roggenbach hei'innerde zich nu, dat hij dat
zelf straks gedaan had en zooals Beiers
dorf yerzocht had, maakte hij nu ook nog
de stalen veiligheidsketting vast en keerde
naar de kamer terug.
„Het is alles in orde", verzekerde hij den
zieke", u kunt rustig gaan slapen".
„Ik dank u voor de moeite. Ik schaam me
eigenlijk, dat ik u zooveel last bezorg en
toch zou ik u nog iets willen vragen".
„En dat is?"
„Het is mogelijk, dat er nog iemand komt
om over mij te spreken".
„Nu nog?" vroeg Roggenbach op ongeloo-
vigen toon. „U vergeet geloof ik, dat het al
middernacht is."
„Toch zou het kunnen zijn. Maar u ziet zelf
wel, dat ik op het oogenblik niet in een toe
stand ben voor een opwindend gesprek. U
mag den man niet binnenlaten; onder geen
voorwaai'de mag u hem binnenlaten, meneer
Roggenbach."
In zichtbare oniTist wachtte hij op het ant
woord van den jongen dokter.
„Goed", verklaarde deze, „als u den man
niet ontvangen wilt, zal ik hem zeggen, dat
u ziek bent en hij u daarom vannacht niet
spreken kan. Wenscht u, dat ik nog iets an
ders tegen hem zeg?"
Beiersdorf dacht een oogenblik na, toen
schudde hij ontkennend het hoofd.
„Neen, ik denk niet, dat hij u verder iets
vragen zal. Maar maakt u alstublieft den
ketting niet los, terwijl u met hem praat.
Doet u de deur maar direct weer dicht, als
u hem gezegd hebt, dat hij mij niet spreken
kan".
Erich Roggenbach vond de zonderlinge op
dracht niet zoo heel plezierig, maar hij nam
de zaak voorloopig niet al te ernstig op.
Zijn vermoeden, dat hij met iemand te
doen had, die niet heelemaal normaal was,
althans in een toestand van zenuwoverspan
ning verkeerde, was door Beiersdorf's spook
achtige manier van doen steels meer en meer
versterkt. En hoewel hij niet bepaald spijt
had van zijn gedienstigheid wilde hij toch
niets liever dan zoo spoedig mogelijk hier
vandaan te kunnen gaan.
(Wordt vervolgd)],