De Mysterieuse Apache.
PER K.L.M. KIST NAAR INDIE
BEVERWIJK
rjMUIDER COURANT. MAANDAG 31 JUL! '1933
TWEEDE BLAD.
NAAR BELGIë.
Het reisbureau H.A.B.O. gevestigd te Alk
maar, welbekend om zijn populaire reizen
in autocars naar het buitenland, heeft
thans voor Katholieken een drie-daagsch
uitstapje georganiseerd naar Beauraing,
het veelbesproken plaatsje in de Ardennen,
waar de maagd Maria aan kinderen eenige
malen zou zijn verschenen. Het plaatsje
heeft daardoor den bijnaam van „het Bel
gische Lourdes" verkregen.
De reis begint op 5 Augustus. Deelnemers
uit Beverwijk en omgeving kunnen in onze
gemeente instappen en behoeven dus niet
eerst naar elders te reizen.
CONCERT ACCORDEON-GEZELSCHAP.
Het concert van het Amsterdamsche Ac
cordeongezelschap, dat onlangs in café
„Oud Meerenstein werd gegeven, moch zich
in groote belangstelling verheugen, zelfs in
die mate, dat velen, die het concert wilden
bijwonen, eleurgesteld moesten worden.
(Het concert zal daarom op Zondag 6
Augustus in de bovenzaal van „Oud Meeren
stein" worden herhaald, waarvoor ook weel
een populair programma is samengesteld.
Het gezelschap bestaat uit vijf en twintig
accordeon-bespelers onder directie van den
heer G. Rijff. Na afloop van het concert
bestaat gelegenheid tot dansen, waarvoor
een band, uit de orkestleden samengesteld,
de dansmuziek zal leveren.
VAN DEN WIJKERTOREN.
'„PLAATJES-LIEF-EN-LEED".
Het gehate rijwielplaatje
Heeft dit jaar weer afgedaan,
Onze knaak is weer voor eeuwig
Foetsie, naar de fiscus-maan.
't Oude plaatje heeft z'n arbeid
Twalef maanden trouw gedaan,
Als 't tenminste in dien tijd niet
In de lommerd heeft gestaan.
't Plaatje was een bron van tranen
Als je zónder werd gesnapt,
Of als het voor de negotie
Van je rijwiel werd gegapt!
't Is een permanent gesukkel,
Want we zijn er niet mee klaar,
Dezer dagen dokken w' allen
Vast weer voor het nieuwe jaar.
En we schroeven onze riksen
Netjes op de fietsen vast,
Twee-en-vijftig lange weken
Voor twee-vijftig, afgepast.
Dan begint weer de controle
Op ons fietsend Nederland,
Overal loert onze fiscus
Op een wanbetalingsklant.
Met en zonder uniformen
Is de fiscus weer paraat,
En hij onderzoekt bij voorkeur
In de drukste winkelstraat.
Neen, het leed is niet geleden,
't Plaatjes-vraagstuk blijft urgent,
Gappen vinden en vergeten
Plaatjes-drama zonder-end!
Ieder jaar, in de maanden Juli eri Augus
tus verovert de Staat der Nederlanden weer
een nieuwe zilvervloot. Veroveren is eigenlijk
het woord niet. Dat duidt op tegenstand en
die is er in dit geval niet. Hoogstens een
beetje aarzeling. Maar als lammeren rennen
we dezer dagen allemaal naar het postkan
toor. laten onzen rijksdaalder rinkelen, de
ambtenaar laat hem nog eens over rinkelen
en dan krijgen we het koperen embleem
van offervaardigheid in ons bezit. Een jaar
lang kunnen we weer zonder bonzend hart,
voor zoover het overige verkeer ons dat ten
minste permitteert, onze fietsen berijden,
zonder dat wij „wegens het niet hebben van
een geldig belastingmerk" worden opgepikt
en onze rijwielen ingepikt.
In bovenstaande dichtregelen is een zwakke
poging niet te miskennen, om een en ander
van het leed der koperen dingen te vertellen.
Daarin werd dan nog niet eens gesproken
van het gevang, waarin lieden zuchten, die
met een schier grenzelooze liefhebberij deze
plaatjes plegen te verzamelen. Te uwen en
te mijnen nadeele, want een knaak blijft een
knaak en zoo'n verzamelwoede, toegepast op
onze plaatjes, kost nu eenmaal nieuws rijks
daalders. Zoo zijn er lieden, die per kwartaal
een nieuw plaatje moeten koopen en het
ligt voor de hand, dat dit kostbaar is. Van
daar dat zij uitgaan naar de sloppen en
stegen en een „tweede handsch" op den kop
trachten te tikken. De grootste denkbare
ergernis is in deze achterbaksche transactie
de mogelijkheid, dat een mensch z'n eigen
plaatje terugkoopt. Ik ben met het leed be
gonnen, omdat het plezierig is nog iets goeds
achter de hand te houden. Tenslotte heeft
ook een doodgewoon rijwielplaatje een glan
zende keerzijde, n.l. die. welke een jaar lang
aan den binnenkant heeft gezeten.
En nu we het toch over het verzamelen
van de plaatjes hadden, er bestaat een veel
sympathiekere manier, dan de wijze waarop
de „gappers" hun bedrijf uitoefenen. De
plaatjes worden voor 1 Augustus vervangen
door nieuwe. Voor de oude plaatjes is nu nog
de mooiste taak te verrichten, die voor hun
kortstondig leven is weggelegd. We gaan ze
verzamelen, liefst een paar millioen, ter wille
van het koper. Dat kan een aardige hoeveel
heid worden, als iedere fietsende Nederlan
der aan deze eervolle inzameling nu eens
mee zou doen.
De opbrengst van dezen koperen berg wordt
bestemd voor de vereeniging tot bevordering
der gezondheid der t.b.c.-patienten. Mooier
doel kunt u zich niet indenken. Laat dus
ditmaal uw rijwielplaatje, anders een bron
van ergernis voor velen, nu nuttig werk ver
richten. Doet allen mede aan deze verzamel
woede en levert uw gebruikt rijwielplaatje in
bij de adressen, die in verscheidene ge
meenten daarvoor zijn aangewezen. Dan
heeft uw plaatje, dat u een jaarf lang uit de
handen der Justitie moest houden 't is
werkelijk waar, al hebt u een lelie-blank
strafregister bijgedragen aan de leniging
van veel leed, dat geleden wordt door degenen
die eenmaal werden aangeroerd door den
killen adem van den gevreesden „witten
dood".
Neem dus van uw plaatje afscheid,
Juist als van een goeden vrind,
Die te lang is blijven wachten
En dan aan een mop begint,
Wees dus langer niet baloorig
't Geld komt niet meer in uw zak,
Word op 31 Juli
Nu eens plaatjes-maniak.
Laat het maar een kerkhof worden
Vol cadavers van metaal,
Dat is beter, dan één groeve
Voor een lijder aan „de" kwaal.
Brave plaatjes-fietsgenooten
Strijkt de handen over 't hart.
Uw rijksdaalder is toch fluiten
Smart gedeeld, is halve smart.
'n Offertje van naastenliefde
Is in dezen tijd wat waard.
't Volgend jaar komt onze fiscus
Toch weer even onvervaard.
DE TORENWACHTER.
DE WERKLOOSHEID STIJGT.
In de afgeloopen week is het aantal werk-
loozen, dat bij den gemeentelijken dienst
der werkloosheidsverzekering en arbeidsbe
middeling stond ingeschreven, weer in niet
onbelangrijke mate gestegen en kwam van
424 op 458.
De werkloosheid deed zich voornamelijk
gelden in de onderstaande vakgroepen:
Beverwijk: Drukkers 1, betonvlechters 2,
betonwerkers 6, marmerbewerkers 5, mar
merpolijsters 2X" grondwerkers 43, metselaars
10, opperlieden 8, schilders 2, spoorleggers 1
timmerlieden 13, meubelmakers 1. kleer
makers» 1, bankwerkers 5, carrosseriema
kers 1, electriciens 6, gas- en waterfitters 1,
handlangers 1, koper- en blikslagers 4. las-
schers 3, loodgieters 1, machinisten 4,
monteurs 3, plaatwerkers 1, soldeerders 1,
sokers 5, voroslaanders 1, vuurwerkers 1,
bakkers 1, sigarenmakers 11, sorteerders 1,
landarbeiders 9, agenturen 1, teekenaars 2.
chauffeurs 8, kellners 1, winkelbedienden 1,
schippers 4, voerlieden 1, incasseerders 2,
diensboden 1, werksters 4, pakhuisknechts
1, voegers 1, totaal 257 (vorige week 248).
Wijk aan Duin: Betonvlechters 1, beton
werkers 2, grondwerkers 34, metselaars 5,
opperlieden 10. schilders4, stucadoors 3 tim
merlieden 12, houtbewerkers 1, bankwerkers
9, carrosseriemakers 1, electriciens 1, hand
langers 3, klinkers 1. koper- en blikslagers
3, lasschers 1, machinisten 2, metaalbewer
kers, monteurs 1, plaatwerkers 1, smeden
1, stokers 2, sigarenmakers 2, landarbeiders
12, teekenaars 2, chauffeurs 4, lijnwerkers
1, winkelbedienden 1, incasseerders 1, kan
toorbedienden 5, losse arbeiders 30, dienst
boden 2, werksters 2, kuipers 1, reizigers 1,
totaal 165 (142).
HeemskerkBetonwerkers 3, grondwer
kers 5, opperlieden 2, schilders 1, timmer
lieden 4, monteurs 1, landarbeiders 2, chauf
feurs 2, kantoorbedienden 1, losse arbeiders
13, dienstboden 2, totaal 36 (34).
MANNENKOOR „ZANGLUST"
Het Mannenkoor „Zanglust" zal op Zon
dag 13 Augustus een tocht maken na'ar Hil
versum en daar concerten geven voor de
verpleegden in eenige sanatoria. Op dien
dag zingt „Zanglust" tijdens het lunchcon
cert ook voor de A.VJt.O.-microfoon.
N. C. R. V. LANDDAG.
Men schrijft ons:
Begunstigd door het sclioone weer, werd
Donderdag 1.1. de door het plaatselijk Pro
paganda Comité der N.C.R.V. voor Bever
wijk en omstreken georganiseerde tocht
naar Apeldoorn gehouden.
Om kwart voor 7 waren de 5 autobussen
bij de Pont, bij elkander en begon de tocht
Er waren 150 personen. De reis werd ge
maakt via Haarlem, Amsterdam, Diemen,
Bussum, Hilversum, en ais eerste stopplaats
vonden wij Soetdijk, waar de koffie ge
reed stond, aangeboden door het plaatselijk
comité. Dit was een aardige verrassing. Nu
werd de reis voortgezet over Amersfoort,
Ou-j-Millingen naar Apeldoorn. Prachtig
natuurschoon werd hier aanschouwd. Om
11 uur arriveerde men in Apeldoorn. Welk
een geweldige indruk 60.000 personen bij
elkaar in Berg en Bosch, waar de landdag
gehouden werd.
Na afloop hiervan werd de terugreis aan
vaard. Deze ging via Amersfoort over de
Leusder hei naar de pvramide van Auster-
litz, waar men nog gezellig bij elkander was.
Te 12 uur arriveerde het gezelschap bij de
pont te Velsen.
AtheneCairo.
hi de woestijnen van Egypte.
Het is nog donker, als wij op 29 April'
's ochtends heel vroeg het hotel Grand Bre-
tagne verlaten. In vliegende vaart wordt het
lange traject naar Tatoï afgelegd waar men
blijkt bezig te zijn benzine uit te pompen, in
plaats van in te laden. De ruim 170 K G. film,
welke wij te vervoeren krijgen naar Karachi,
is daarvan de oorzaak. Maar weldra wordt
een begin gemaakt met het 817 K.M. lange
traject naar de Afrikaansche kust. Wij pas-
seeren Kreta, waar een noodlandingsterrein
voor vliegtuigen is en geven ons rekenschap
van de groote bergcomplexen, die op dit
eiland te vinden zijn. Slechts hier en daar
ontwaart men een grooter of kleiner dorpje,
terwijl aan de kusten vissehersvaartuigen te
herkennen zijn. Daarna volgt het traject over
de Middellandsche zee. Het is wateren
niets dan water. In menig opzicht eentonig.
Groote stoomschepen komen wij niet tegen,
eilanden of groepen van eilanden treffen wij
op dezen weg niet aan, de oppervlakte dei-
zee is als een spiegel en wij verwerken het
eene tiental kilometers na het andere, om
ten slotte de Afrikaansche kust in zicht te
krijgen.
Na de zee-periode komt de zand-periode:
de uitloopers van de Sahara. De kameelen, de
negerbevolking, een collectie armoedige hut
ten en een eenvoudig loodsje, de Shell-berg
plaats. vormen bij elkander het vliegveld van
Mersamatruh, waar wij dalen om benzine in
te nemen. Onder een tropische temperatuur
zoeken wij dekking in de schaduw van de
vleugels van de Rijstvogel. Het is er smorend
en wij zijn blij, als wij ten slotte weer opstij
gen en Caïro tegemoet gaan. Wij vliegen over
de pyramiden van Gizeh, ontvangen een ra
diotelegram met de juiste uitslagen der Hol-
landsche Kamerverkiezingen en zien kort
daarna het vliegveld Almaza, in de onmiddel
lijke omgeving van Caïro.
Van Athene naar Mersamatruh bedraagt de
lucht-afstand 817 KM. en van Mersamatruh
naar Caïro 460 K.M. Men krijgt een kijkje in
het Egyptische woestijngebied, het Nijldal en
De Australische Oceaanvlieger TJlm is bij
tuig in zee terecht gekomen. De machine liep
zijn start aan de Iersche kust met zijn vlieg-
zware schade op.
de Nijl-Delta. Een van mijn beste vrinden
een Delftsch mijningenieur, op dit oogenblik
werkzaam bij de bauxietontginningen in Su
riname, heeft van Aganda in Midden Afrika
uit per vliegmachine dit Nijlgebied van den
oorsprong af kunnen bewonderen en mi,
herhaaldelijk van het imposante van dit lanc
verteld. Hij heeft zeker niet overdreven. Grie
kenland en met name Athene gaf reeds
een niet-Europeeschen indruk; thans,
Egypte, staat men te midden van het Ooster-
sche leven. Het is warm, de zon schijnt fel,
maar wie New York heeft bezocht in een zo
merperiode, met een temperatuur van om en
nabij de 100 graden, wie aan den lijve daar
heeft gevoeld, dat een Europeesch heerenvest
ginds een overbodig kleedingstuk is, heeft
een waarschuwing gehad. Egypte, dertig maal
zoo groot als Nederland, het derde katoen-
land der wereld, door zijn uienexport een ge
vaarlijk concurrent voor onze Nederlandsche
tuinbouwers, heeft door het Suezkanaal, ge
graven onder directie van Ferdinand de Les-
seps, met een lengte van 160 K.M., aan af
stand van den Helder tot Rozendaal, als
doortocht-mogelijkheid voor onze Oost-Indië-
vaarders, groote beteekenis voor ons land.
De Egyptische bevolking heeft zich vrijwel
geheel geconcentreerd in de Nijldelta en het
Nijldal. Het woestijngebied is uit den aard
der zaak zeer dun bevolkt. De hoofdstad van
Egypte, Caïro, is de grootste stad van Afrika.
Welk een Oostersche pracht! Het Shephard
hotel, de Moskee van Kaïed Bey, de Moskee
van Mohamed Ali Pacha, de Pyramiden van
Gizeh, in de onmiddellijke omgeving van
Caïro, het vormt slechts een gedeelte van
alles wat Caïro biedt. Gidsen meestal Ara
bieren in hun typische zijden kleedij, met
een kleurige shawl, welke over den schouder
wordt gedragen, en een lichtere doek om het
hoofd geknoopt, staan op de hoeken der stra
ten. Zij vormen een gedeelte van een bont
mengelmoes van de verschillendste types. De
fez is het meest voorkomende hoofddeksel;
de gesluierde vrouw ontbreekt niet. Mijn gids
maakt mij duidelijk, dat zoowel de Egypti
sche vrouw uit de betere standen, als de
volksvrouw een sluier draagt. De eerste ziet
men weinig op straat, de tweede is gewoon
lijk geheel in het zwart gekleed, de bloote
voeten in een soort sandalen gestoken.
Egypte wil vooruit. Het land wil in den on-
derlingen vreedzamen kamp naar hoogere
ontwikkeling niet achterblijven. Van regee-
ringswege zit men niet stil. Vele vrouwelijke
en mannelijke jongelieden worden aan Euro-
peesche universiteiten gedetacheerd, waarbij
het Egyptische gouvernement financiëelen
steun verleent. Geleidelijk wordt ook het on
derwijs in eigen land in betere banen geleid.
Kortgeleden heeft men den leerplicht inge
voerd en wordt dus een einde gemaakt aan
kinderarbeid in de fabrieken. Buitenlandsche
hulp kan bij de totstandkoming van dezen
opbloei niet gemist worden. Van Fransche zij
de wordt de waterleiding geëxploiteerd, een
Italiaansche maatschappij heeft de conces
sie voor het telefoonbedrijf, Engelsche inge
nieurs werken aan de verbetering van het
wegennet. Maar alles overheerschend is de
strijd, welke in dit land wordt gevoerd tegen
de droogte. Dat is een cultureel belang van
de eerste orde. Daarover mag ik niet zwijgen.
Nog altijd treft men in Egypte hier en daar
het „ophalen" van water aan, met de hulp
van het „schip der woestijn". Het deed mij te
rugdenken aan de tafereeltjes, die ik eenige
jaren geleden mocht aanschouwen, geduren
de een autorit van Madrid naar het schilder
achtige Toledo, waar men ezeltje I aan het
waterrad verbonden ziet, om gedurende vele
uren in dezen tredmolen rond te wandelen,
om eindelijk afgelost te worden door ezeltje
II. dat een schaduwrijk plekje heeft gevonden
onder een daarvoor speciaal opgestelde para-
pluie. Het waren in Egypte geen ezeltjes,
doch kameelen.
De groote vooruitgang van Egypte is afhan
kelijk van de bevloeiïng. Deze is kortgeleden
ten zeerste gediend geworden door de tot
standkoming van een geweldigen stuwdam,
het z.g. waterwerk van Nag Hammadi. gele
gen c.a. 150 K.M. ten Noorden van Luxor. De
bevloeiïng van boven-Egypte is daardoor een
feit geworden. Dit meesterwerk heeft oen
lengte van 822 Meter. Niet minder dan 100
kanalen, stuk voor stuk 6 Meter breed, regu-
leeren het afvloeien. De kosten aan den
bouw van dit werk verbonden bedroegen 24
millioen gulden.
Naast dit geweldige werk van ingenieurs
vernuft noem ik nog den stuwdam van As-
suan, met een lengte van niet minder dan 2
K.M.. met 180 sluisdeuren, die in de vloed-
periode negen millioen ton water doorlaten.
De beteekenis dezer waterwerken is voor
;ypte een vraagstuk van de allereerste orde.
I-Iet Nijlwater is het levenselixer van dit land
en al naarmate Egypte onafhankelijker zal
worden van politieke machtswellustelingen,
des te sneller zal het doel bereikt worden:
vruchtbaarmaking van groote woestijngebie
den.
Het hart van Egypte klopt in Caïro. Men
denke niet min over deze stad met haar ruim
1 millioen inwoners. Het was er ontzettend
warm, maar wanneer men dat nu maar ver
geet, dan treft het vroolijke aspect van deze
Afrikaansche stad. Toch begrijpt men in Caïro
op een soort scheidingslijn te verkeeren; het
Oostersche en het Westersche element haspelt
er dooreen. De stad zelf kent in haar bouw
ook dat verschil tussehen het Oosten en het
Westen.
Hooge huizencomplexen, flatwoningen enor
me warenhuizen, fraaie boulevards en mooie
parken geven het Westersche cachet, maar
daarnaast en hier en daar er zelfs tusschenin.
vallen de vieze, smoorwarme steegjes op, mot
niet onderhouden huizen en weinige lucht-
ververschingsmogelijkheden. De scheiding
tussehen het Oostersch- en Westerseh gedeel
te is daar feitelijk niet te vinden. Het drukke
leven is er uiterst vermoeiend. Het automo
biel- en tramverkeer is zeer sterk ontwik
keld. De kleine Arabische paardjes voor de
diverse victoria's vormen een prettige afwis
seling.
Plotseling staat men blijkbaar in een ge
heel ander milieu. Geen of weinig Europea
nen, typische Oostersche winkeltjes, doorkijk
jes, afgesloten door prachtige moskeeën, volks
types in hun eigenaardige Oostersche klee
derdracht, daarnaast weder hotelaccommoda
tie, waarvan men verbaasd opkijkt. Mooie ho
tels, Continental en Shephard, luisterrijke
boulevards.
Het bekende gepantoffel van vrouwen-tou-
risten, die of zich zelf, of hun nieuwe cos-
tuum-aanwinsten willen laten bezichtigen.
Dragomannen (gidsen) bicden hun diensten
aan. Zij vergezellen U zelfs tot in de winkels
en zijn menigmaal intermediair bij aankoo-
pen. Of daarbij ook van tijd tot tijd nog niet
iets aan den strijkstok blijft hangen zou ik
niet durven ontkennen. De gidsen zijn nog
maar in kiemen getale aanwezig, vergeleken
bij de slenterende kooplieden. "Wat dat be
treft kan men beter aan een der Par ij sche
boulevards voor een café zitten, dan in Caïro.
Hier zijn de voorste rijen stoelen, wat dat be
treft, feitelijk onbruikbaar. Zeer opdringerige
lieden komen U letterlijk van alles offreeren.
De schoenpoetser ontbreekt niet. een gewoon
te die ook Spanje kenmerkt, allerhande vij
gen, dadels, bananen, leerwerk, sigaretten,
typisch gekleurde doeken, dassen en wat al
meer, gaan aan Uw oog voorbij. Toch heeft
dat soort straatleven zijn bekoring. Trouwens
men kan beter op straat vertoeven in een
schaduwplekje, dan in de meeste cafés. Daar
gelaten dat zij bijna alle ieder comfort mis
sen, zijn ze aan den smerigen kant. Het daar
verblijvend publiek is ook van een bijzonder
slag. Meestal zijn het Egyptenaren en Arabie
ren. Zij toonen weinig zin voor netheid. Waar
ik het heb kunnen waarnemen, was het al
tijd rommel om hun stoelen en een geweldige
hoeveelheid kringetjes.
De binnenstad is van uitstekend plaveisel
voorz-ien. De verkeersagenten zijn in lange,
witte jassen gekleed. Li een plas, die te vin
den is in een uitgehold gedeelte van de straat,
zijn kinderen bezig hun voeten te wasschen.
De straatvegers in lompen gehuld, verga
ren hun schraapsel in een soort vijgenmand.
In de „bazar" een der meest schilderachtige
steegjes in het Arabische gedeelte der stad,
heb ik meer dan een uur zitten keuvelen in
het winkeltje van Mahmoud Soliman Son.
Ik krijg een heele reeks brieven onder oogen
van landgenooten, die hem vóór dien reeds
bezochten en koop ambar-sigaretten en ge
concentreerde parfum.
Caïro is een uiterst interessante stad, die
als touristencentrum een groote toekomst
heeft. Wij hebben er te kort vertoeft om ons
van alles voldoende op de hoogte te kunnen
stellen.
Een lange trip, op 30 April, staat ons te
wachten, van Cairo over Gaza naar Bagdad,
al meer naar het Oosten.
MOLLERUS
FEUILLETON
ROMAN
UIT DE PARIJSCHE ONDERWERELD
DOOR H. LUCAS.
(Geautoriseerde vertaling van H. Houben.)
29)
„Maar waarom tobt u daarover tante Julia?
Kan uw nichtje dan niet hier bij u ko
men?"
Het gezicht van mevrouw Lawaon helderde
heelemaal op. „Dat zou Priscilla juist wen-
schen", zeide zij, „maar denk je dat de
anderen dat goed zouden vinden?"
„Welzeker, natuurlijk, waarom niet? Ik zou
het heel prettig vinden, haar hier te hebben
en vader ook, dat weet ik zeker".
„Het zou een pak van mijn hart zijn.
Dénise verlangde zoo van school thuis te
komen, 't was in ieder geval haar laatste
jaar en nu ze achttien is, zou het hard zijn
als ze daar moest blijven. Ik ben zeker dat
jullie best zult kunnen opschieten samen".
„Ik ook", zei Greta verstrooid. „Tob er
nu maar niet meer over, tante Julia, schrijf
nu maar gauw aan uw zuster en zeg dat alles
in orde is".
„Ik moet eerst nog met je vader er over
spreken, maar zoodra hij thuis komt. zal ik
het hem vertellen en dan direct schrijven".
Cornelia knikte en ging naar haar eigen
kamer, waar zij diep in gedachten verzon
ken naar het stukje blauwe lucht buiten haar
raam bleef kijken. Juist werd er op haar
deur geklopt en op haar „entrez" kwam de
piccolo binnen met een blad.
„Een pakje, Madame", kondigde hij aan
en wees op een klein vierkant pakje, mid
den op het blaadje.
Cornelia nam het aan en de jongen ver
dween. Toen ze het geopend had zag ze twee
stalen moeren vol stof, de schroefdraden nog
glimmend van de olie, ze legde ze in haar
handpalm en bekeek ze, dan begon ze zacht
jes te lachen: „Hendrik en Klaas", fluisterde
ze; dan sprong ze plotseling op en liep nog
glimlachend naar de bel.
„Wie heeft dit pakje gebracht?" voeg ze
een oogenblik later aan den jongen.
„Een heer, Madame, hij gaf geen naam
op".
„Hoe zag die heer er uit?"
„Heel groot, mevrouw, in een lange, grijze
overjas".
„O, best", antwoordde Cornelia en de jon
gen verdween weer.
Ze legde de moeren heel voorzichtig in een
geëmailleerd doosje, sloot dit in een lade en
ging naar beneden voo'* de lunch.
En Dénise kwam, tot Cornelia's verlichting.
Nu zou Royle misschien niet meer alleen aan
haar denken, overwoog ze.
Ze was sierlijk en klein, met groote, bruine
oogen in haar smal, ovaal gezichtje. Ze had
fijne handen en aantrekkelijke, verlegen en
toch zelfbewuste manieren.
Cornelia mocht haar werkelijk graag; ze
vond haar een pikante tegenstelling met
haar Amerikaansehe vriendinnen en Wild
nam gewillig de rol van ooin op zich, deels
uit aangeboren vriendelijkheid, deels ook,
omdat hij het zeer vermakelijk vond door
Dénise's fijn stemmetje als „mon oncle" te
worden aangesproken. Kortom, Dénise redde,
hoewel onbewust, den toestand van meer aan
één Md van het gezelschap.
Royle had de uitbreiding van hun kring
zonder vroolijkheid opgenomen. SJfids het
plan, dat „den avonturier" van den aard
bodem moest doen verdwijnen, gefaald had
leek het leven voor hem stof en asch en de
toekomst even leeg als het verleden teleur
stellend was geweest. Van den Prefect had
hij het verhaal van den overval gehoord,
tenminste zooveel als deze los wilde laten.
Hij had vernomen, dat de eigenaar van het
speelhuis gearresteerd was en waarschijnlijk
gedeponeerd zou worden en nog verschillende
andere feiten, die het krachtig optreden der
Süreté tot eer strekten, maar over de ar
restatie der „invallers" had de Préfect niet
gewaagd.
Toen hij bemerkte, dat Royle er van wist,
gaf hij toe, dat er een poging was gedaan
maar de politie was op het critieke oogenblik
tussehen beide gekomen. Neen, het speet hem,
dat er niet meer waren aangehouden, maar
ongetwijfeld zouden die dieven spoedig achter
slot en grendel zitten. In ieder geval waren
de verliezen van Monsieur nu gewroken, de
havik zou geen duiven meer plukken.
Maar Royle had de Süreté verlaten met een
zekere bitterheid en een onvoldaan geweten.
HOOFDSTUK XI.
Yvonne sluit vriendschap.
Graaf Francois Deligny had het land. Het
officieele diner, dat hij had meegemaakt,
had hij erg vervelend gevonden en de toe
spraken waren nog langdradiger geweest dan
hij had verwacht. Hij was zoo vroeg wegge
gaan als hij beleefdheidshalve kon doen en
nu stond hij op het trottoir van de Champs
Elysées te overdenken of hij naar huis zou
gaan of op een andere manier verstrooiing
zou zoeken. Er woei een koele wind en boven
zijn hoofd flikkerden de sterren in een lucht,
waaruit het daglicht met tegenzin scheen te
wijken.
Hij liep langzaam verder, een tengere,
nogal beduidende figuur, zijn donker haar
begon te grijzen, er lag een onbesliste trek
op zijn glad geschoren, nog al cynisch gelaat
en als hij liep, trok hij lichtelijk met zijn
rechterbeen. Hij had afleiding noodig en het
kon hem vandaag niet veel schelen, waar hij
die vond. Zijn gezicht helderde langzaam op,
toen hij zich een zekere dansgelegenheid
herinnerde, die grootendeels door aardige
fabrieksmeisjes met hun vrienden werd be
zocht. Daar zou beweging, licht en lachen te
vinden zijn; zijn eigen wereld was het lachen
vergeten sinds den oorlog. De Comte zelf
had die kunst al lang verleerd. Daar zou
hij heen gaan, niemand zou hem daar ken
nen en het zou hem misschien gelukken voor
een paar uur zijn eigen persoonlijkheid en
omgeving te vergeten. Hij riep een voorbij
gaande taxi aan, gaf het adres op en reed
naar de helder verlichte gelegenheid. Hij
betaalde een kleinen toegangsprijs en eenige
minuten later was hij binnen. De zaal was
vol. Parijsche fabrieksmeisjes en haar gelij
ken dansten daar vroolijk met hun danseurs,
wendden, draaiden, schoven en zwierden,
met een bevalligheid en rybhme en een
genot in de beweging zelf, die men tevergeefs
zoekt in de deftige dancings of balzalen.