De Mysterieuse Apache. PER K.L.M. KIST NAAR INDIE BEVERWIJK rjMUIDER COURANT. MAANDAG 31 JUL! '1933 TWEEDE BLAD. NAAR BELGIë. Het reisbureau H.A.B.O. gevestigd te Alk maar, welbekend om zijn populaire reizen in autocars naar het buitenland, heeft thans voor Katholieken een drie-daagsch uitstapje georganiseerd naar Beauraing, het veelbesproken plaatsje in de Ardennen, waar de maagd Maria aan kinderen eenige malen zou zijn verschenen. Het plaatsje heeft daardoor den bijnaam van „het Bel gische Lourdes" verkregen. De reis begint op 5 Augustus. Deelnemers uit Beverwijk en omgeving kunnen in onze gemeente instappen en behoeven dus niet eerst naar elders te reizen. CONCERT ACCORDEON-GEZELSCHAP. Het concert van het Amsterdamsche Ac cordeongezelschap, dat onlangs in café „Oud Meerenstein werd gegeven, moch zich in groote belangstelling verheugen, zelfs in die mate, dat velen, die het concert wilden bijwonen, eleurgesteld moesten worden. (Het concert zal daarom op Zondag 6 Augustus in de bovenzaal van „Oud Meeren stein" worden herhaald, waarvoor ook weel een populair programma is samengesteld. Het gezelschap bestaat uit vijf en twintig accordeon-bespelers onder directie van den heer G. Rijff. Na afloop van het concert bestaat gelegenheid tot dansen, waarvoor een band, uit de orkestleden samengesteld, de dansmuziek zal leveren. VAN DEN WIJKERTOREN. '„PLAATJES-LIEF-EN-LEED". Het gehate rijwielplaatje Heeft dit jaar weer afgedaan, Onze knaak is weer voor eeuwig Foetsie, naar de fiscus-maan. 't Oude plaatje heeft z'n arbeid Twalef maanden trouw gedaan, Als 't tenminste in dien tijd niet In de lommerd heeft gestaan. 't Plaatje was een bron van tranen Als je zónder werd gesnapt, Of als het voor de negotie Van je rijwiel werd gegapt! 't Is een permanent gesukkel, Want we zijn er niet mee klaar, Dezer dagen dokken w' allen Vast weer voor het nieuwe jaar. En we schroeven onze riksen Netjes op de fietsen vast, Twee-en-vijftig lange weken Voor twee-vijftig, afgepast. Dan begint weer de controle Op ons fietsend Nederland, Overal loert onze fiscus Op een wanbetalingsklant. Met en zonder uniformen Is de fiscus weer paraat, En hij onderzoekt bij voorkeur In de drukste winkelstraat. Neen, het leed is niet geleden, 't Plaatjes-vraagstuk blijft urgent, Gappen vinden en vergeten Plaatjes-drama zonder-end! Ieder jaar, in de maanden Juli eri Augus tus verovert de Staat der Nederlanden weer een nieuwe zilvervloot. Veroveren is eigenlijk het woord niet. Dat duidt op tegenstand en die is er in dit geval niet. Hoogstens een beetje aarzeling. Maar als lammeren rennen we dezer dagen allemaal naar het postkan toor. laten onzen rijksdaalder rinkelen, de ambtenaar laat hem nog eens over rinkelen en dan krijgen we het koperen embleem van offervaardigheid in ons bezit. Een jaar lang kunnen we weer zonder bonzend hart, voor zoover het overige verkeer ons dat ten minste permitteert, onze fietsen berijden, zonder dat wij „wegens het niet hebben van een geldig belastingmerk" worden opgepikt en onze rijwielen ingepikt. In bovenstaande dichtregelen is een zwakke poging niet te miskennen, om een en ander van het leed der koperen dingen te vertellen. Daarin werd dan nog niet eens gesproken van het gevang, waarin lieden zuchten, die met een schier grenzelooze liefhebberij deze plaatjes plegen te verzamelen. Te uwen en te mijnen nadeele, want een knaak blijft een knaak en zoo'n verzamelwoede, toegepast op onze plaatjes, kost nu eenmaal nieuws rijks daalders. Zoo zijn er lieden, die per kwartaal een nieuw plaatje moeten koopen en het ligt voor de hand, dat dit kostbaar is. Van daar dat zij uitgaan naar de sloppen en stegen en een „tweede handsch" op den kop trachten te tikken. De grootste denkbare ergernis is in deze achterbaksche transactie de mogelijkheid, dat een mensch z'n eigen plaatje terugkoopt. Ik ben met het leed be gonnen, omdat het plezierig is nog iets goeds achter de hand te houden. Tenslotte heeft ook een doodgewoon rijwielplaatje een glan zende keerzijde, n.l. die. welke een jaar lang aan den binnenkant heeft gezeten. En nu we het toch over het verzamelen van de plaatjes hadden, er bestaat een veel sympathiekere manier, dan de wijze waarop de „gappers" hun bedrijf uitoefenen. De plaatjes worden voor 1 Augustus vervangen door nieuwe. Voor de oude plaatjes is nu nog de mooiste taak te verrichten, die voor hun kortstondig leven is weggelegd. We gaan ze verzamelen, liefst een paar millioen, ter wille van het koper. Dat kan een aardige hoeveel heid worden, als iedere fietsende Nederlan der aan deze eervolle inzameling nu eens mee zou doen. De opbrengst van dezen koperen berg wordt bestemd voor de vereeniging tot bevordering der gezondheid der t.b.c.-patienten. Mooier doel kunt u zich niet indenken. Laat dus ditmaal uw rijwielplaatje, anders een bron van ergernis voor velen, nu nuttig werk ver richten. Doet allen mede aan deze verzamel woede en levert uw gebruikt rijwielplaatje in bij de adressen, die in verscheidene ge meenten daarvoor zijn aangewezen. Dan heeft uw plaatje, dat u een jaarf lang uit de handen der Justitie moest houden 't is werkelijk waar, al hebt u een lelie-blank strafregister bijgedragen aan de leniging van veel leed, dat geleden wordt door degenen die eenmaal werden aangeroerd door den killen adem van den gevreesden „witten dood". Neem dus van uw plaatje afscheid, Juist als van een goeden vrind, Die te lang is blijven wachten En dan aan een mop begint, Wees dus langer niet baloorig 't Geld komt niet meer in uw zak, Word op 31 Juli Nu eens plaatjes-maniak. Laat het maar een kerkhof worden Vol cadavers van metaal, Dat is beter, dan één groeve Voor een lijder aan „de" kwaal. Brave plaatjes-fietsgenooten Strijkt de handen over 't hart. Uw rijksdaalder is toch fluiten Smart gedeeld, is halve smart. 'n Offertje van naastenliefde Is in dezen tijd wat waard. 't Volgend jaar komt onze fiscus Toch weer even onvervaard. DE TORENWACHTER. DE WERKLOOSHEID STIJGT. In de afgeloopen week is het aantal werk- loozen, dat bij den gemeentelijken dienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbe middeling stond ingeschreven, weer in niet onbelangrijke mate gestegen en kwam van 424 op 458. De werkloosheid deed zich voornamelijk gelden in de onderstaande vakgroepen: Beverwijk: Drukkers 1, betonvlechters 2, betonwerkers 6, marmerbewerkers 5, mar merpolijsters 2X" grondwerkers 43, metselaars 10, opperlieden 8, schilders 2, spoorleggers 1 timmerlieden 13, meubelmakers 1. kleer makers» 1, bankwerkers 5, carrosseriema kers 1, electriciens 6, gas- en waterfitters 1, handlangers 1, koper- en blikslagers 4. las- schers 3, loodgieters 1, machinisten 4, monteurs 3, plaatwerkers 1, soldeerders 1, sokers 5, voroslaanders 1, vuurwerkers 1, bakkers 1, sigarenmakers 11, sorteerders 1, landarbeiders 9, agenturen 1, teekenaars 2. chauffeurs 8, kellners 1, winkelbedienden 1, schippers 4, voerlieden 1, incasseerders 2, diensboden 1, werksters 4, pakhuisknechts 1, voegers 1, totaal 257 (vorige week 248). Wijk aan Duin: Betonvlechters 1, beton werkers 2, grondwerkers 34, metselaars 5, opperlieden 10. schilders4, stucadoors 3 tim merlieden 12, houtbewerkers 1, bankwerkers 9, carrosseriemakers 1, electriciens 1, hand langers 3, klinkers 1. koper- en blikslagers 3, lasschers 1, machinisten 2, metaalbewer kers, monteurs 1, plaatwerkers 1, smeden 1, stokers 2, sigarenmakers 2, landarbeiders 12, teekenaars 2, chauffeurs 4, lijnwerkers 1, winkelbedienden 1, incasseerders 1, kan toorbedienden 5, losse arbeiders 30, dienst boden 2, werksters 2, kuipers 1, reizigers 1, totaal 165 (142). HeemskerkBetonwerkers 3, grondwer kers 5, opperlieden 2, schilders 1, timmer lieden 4, monteurs 1, landarbeiders 2, chauf feurs 2, kantoorbedienden 1, losse arbeiders 13, dienstboden 2, totaal 36 (34). MANNENKOOR „ZANGLUST" Het Mannenkoor „Zanglust" zal op Zon dag 13 Augustus een tocht maken na'ar Hil versum en daar concerten geven voor de verpleegden in eenige sanatoria. Op dien dag zingt „Zanglust" tijdens het lunchcon cert ook voor de A.VJt.O.-microfoon. N. C. R. V. LANDDAG. Men schrijft ons: Begunstigd door het sclioone weer, werd Donderdag 1.1. de door het plaatselijk Pro paganda Comité der N.C.R.V. voor Bever wijk en omstreken georganiseerde tocht naar Apeldoorn gehouden. Om kwart voor 7 waren de 5 autobussen bij de Pont, bij elkander en begon de tocht Er waren 150 personen. De reis werd ge maakt via Haarlem, Amsterdam, Diemen, Bussum, Hilversum, en ais eerste stopplaats vonden wij Soetdijk, waar de koffie ge reed stond, aangeboden door het plaatselijk comité. Dit was een aardige verrassing. Nu werd de reis voortgezet over Amersfoort, Ou-j-Millingen naar Apeldoorn. Prachtig natuurschoon werd hier aanschouwd. Om 11 uur arriveerde men in Apeldoorn. Welk een geweldige indruk 60.000 personen bij elkaar in Berg en Bosch, waar de landdag gehouden werd. Na afloop hiervan werd de terugreis aan vaard. Deze ging via Amersfoort over de Leusder hei naar de pvramide van Auster- litz, waar men nog gezellig bij elkander was. Te 12 uur arriveerde het gezelschap bij de pont te Velsen. AtheneCairo. hi de woestijnen van Egypte. Het is nog donker, als wij op 29 April' 's ochtends heel vroeg het hotel Grand Bre- tagne verlaten. In vliegende vaart wordt het lange traject naar Tatoï afgelegd waar men blijkt bezig te zijn benzine uit te pompen, in plaats van in te laden. De ruim 170 K G. film, welke wij te vervoeren krijgen naar Karachi, is daarvan de oorzaak. Maar weldra wordt een begin gemaakt met het 817 K.M. lange traject naar de Afrikaansche kust. Wij pas- seeren Kreta, waar een noodlandingsterrein voor vliegtuigen is en geven ons rekenschap van de groote bergcomplexen, die op dit eiland te vinden zijn. Slechts hier en daar ontwaart men een grooter of kleiner dorpje, terwijl aan de kusten vissehersvaartuigen te herkennen zijn. Daarna volgt het traject over de Middellandsche zee. Het is wateren niets dan water. In menig opzicht eentonig. Groote stoomschepen komen wij niet tegen, eilanden of groepen van eilanden treffen wij op dezen weg niet aan, de oppervlakte dei- zee is als een spiegel en wij verwerken het eene tiental kilometers na het andere, om ten slotte de Afrikaansche kust in zicht te krijgen. Na de zee-periode komt de zand-periode: de uitloopers van de Sahara. De kameelen, de negerbevolking, een collectie armoedige hut ten en een eenvoudig loodsje, de Shell-berg plaats. vormen bij elkander het vliegveld van Mersamatruh, waar wij dalen om benzine in te nemen. Onder een tropische temperatuur zoeken wij dekking in de schaduw van de vleugels van de Rijstvogel. Het is er smorend en wij zijn blij, als wij ten slotte weer opstij gen en Caïro tegemoet gaan. Wij vliegen over de pyramiden van Gizeh, ontvangen een ra diotelegram met de juiste uitslagen der Hol- landsche Kamerverkiezingen en zien kort daarna het vliegveld Almaza, in de onmiddel lijke omgeving van Caïro. Van Athene naar Mersamatruh bedraagt de lucht-afstand 817 KM. en van Mersamatruh naar Caïro 460 K.M. Men krijgt een kijkje in het Egyptische woestijngebied, het Nijldal en De Australische Oceaanvlieger TJlm is bij tuig in zee terecht gekomen. De machine liep zijn start aan de Iersche kust met zijn vlieg- zware schade op. de Nijl-Delta. Een van mijn beste vrinden een Delftsch mijningenieur, op dit oogenblik werkzaam bij de bauxietontginningen in Su riname, heeft van Aganda in Midden Afrika uit per vliegmachine dit Nijlgebied van den oorsprong af kunnen bewonderen en mi, herhaaldelijk van het imposante van dit lanc verteld. Hij heeft zeker niet overdreven. Grie kenland en met name Athene gaf reeds een niet-Europeeschen indruk; thans, Egypte, staat men te midden van het Ooster- sche leven. Het is warm, de zon schijnt fel, maar wie New York heeft bezocht in een zo merperiode, met een temperatuur van om en nabij de 100 graden, wie aan den lijve daar heeft gevoeld, dat een Europeesch heerenvest ginds een overbodig kleedingstuk is, heeft een waarschuwing gehad. Egypte, dertig maal zoo groot als Nederland, het derde katoen- land der wereld, door zijn uienexport een ge vaarlijk concurrent voor onze Nederlandsche tuinbouwers, heeft door het Suezkanaal, ge graven onder directie van Ferdinand de Les- seps, met een lengte van 160 K.M., aan af stand van den Helder tot Rozendaal, als doortocht-mogelijkheid voor onze Oost-Indië- vaarders, groote beteekenis voor ons land. De Egyptische bevolking heeft zich vrijwel geheel geconcentreerd in de Nijldelta en het Nijldal. Het woestijngebied is uit den aard der zaak zeer dun bevolkt. De hoofdstad van Egypte, Caïro, is de grootste stad van Afrika. Welk een Oostersche pracht! Het Shephard hotel, de Moskee van Kaïed Bey, de Moskee van Mohamed Ali Pacha, de Pyramiden van Gizeh, in de onmiddellijke omgeving van Caïro, het vormt slechts een gedeelte van alles wat Caïro biedt. Gidsen meestal Ara bieren in hun typische zijden kleedij, met een kleurige shawl, welke over den schouder wordt gedragen, en een lichtere doek om het hoofd geknoopt, staan op de hoeken der stra ten. Zij vormen een gedeelte van een bont mengelmoes van de verschillendste types. De fez is het meest voorkomende hoofddeksel; de gesluierde vrouw ontbreekt niet. Mijn gids maakt mij duidelijk, dat zoowel de Egypti sche vrouw uit de betere standen, als de volksvrouw een sluier draagt. De eerste ziet men weinig op straat, de tweede is gewoon lijk geheel in het zwart gekleed, de bloote voeten in een soort sandalen gestoken. Egypte wil vooruit. Het land wil in den on- derlingen vreedzamen kamp naar hoogere ontwikkeling niet achterblijven. Van regee- ringswege zit men niet stil. Vele vrouwelijke en mannelijke jongelieden worden aan Euro- peesche universiteiten gedetacheerd, waarbij het Egyptische gouvernement financiëelen steun verleent. Geleidelijk wordt ook het on derwijs in eigen land in betere banen geleid. Kortgeleden heeft men den leerplicht inge voerd en wordt dus een einde gemaakt aan kinderarbeid in de fabrieken. Buitenlandsche hulp kan bij de totstandkoming van dezen opbloei niet gemist worden. Van Fransche zij de wordt de waterleiding geëxploiteerd, een Italiaansche maatschappij heeft de conces sie voor het telefoonbedrijf, Engelsche inge nieurs werken aan de verbetering van het wegennet. Maar alles overheerschend is de strijd, welke in dit land wordt gevoerd tegen de droogte. Dat is een cultureel belang van de eerste orde. Daarover mag ik niet zwijgen. Nog altijd treft men in Egypte hier en daar het „ophalen" van water aan, met de hulp van het „schip der woestijn". Het deed mij te rugdenken aan de tafereeltjes, die ik eenige jaren geleden mocht aanschouwen, geduren de een autorit van Madrid naar het schilder achtige Toledo, waar men ezeltje I aan het waterrad verbonden ziet, om gedurende vele uren in dezen tredmolen rond te wandelen, om eindelijk afgelost te worden door ezeltje II. dat een schaduwrijk plekje heeft gevonden onder een daarvoor speciaal opgestelde para- pluie. Het waren in Egypte geen ezeltjes, doch kameelen. De groote vooruitgang van Egypte is afhan kelijk van de bevloeiïng. Deze is kortgeleden ten zeerste gediend geworden door de tot standkoming van een geweldigen stuwdam, het z.g. waterwerk van Nag Hammadi. gele gen c.a. 150 K.M. ten Noorden van Luxor. De bevloeiïng van boven-Egypte is daardoor een feit geworden. Dit meesterwerk heeft oen lengte van 822 Meter. Niet minder dan 100 kanalen, stuk voor stuk 6 Meter breed, regu- leeren het afvloeien. De kosten aan den bouw van dit werk verbonden bedroegen 24 millioen gulden. Naast dit geweldige werk van ingenieurs vernuft noem ik nog den stuwdam van As- suan, met een lengte van niet minder dan 2 K.M.. met 180 sluisdeuren, die in de vloed- periode negen millioen ton water doorlaten. De beteekenis dezer waterwerken is voor ;ypte een vraagstuk van de allereerste orde. I-Iet Nijlwater is het levenselixer van dit land en al naarmate Egypte onafhankelijker zal worden van politieke machtswellustelingen, des te sneller zal het doel bereikt worden: vruchtbaarmaking van groote woestijngebie den. Het hart van Egypte klopt in Caïro. Men denke niet min over deze stad met haar ruim 1 millioen inwoners. Het was er ontzettend warm, maar wanneer men dat nu maar ver geet, dan treft het vroolijke aspect van deze Afrikaansche stad. Toch begrijpt men in Caïro op een soort scheidingslijn te verkeeren; het Oostersche en het Westersche element haspelt er dooreen. De stad zelf kent in haar bouw ook dat verschil tussehen het Oosten en het Westen. Hooge huizencomplexen, flatwoningen enor me warenhuizen, fraaie boulevards en mooie parken geven het Westersche cachet, maar daarnaast en hier en daar er zelfs tusschenin. vallen de vieze, smoorwarme steegjes op, mot niet onderhouden huizen en weinige lucht- ververschingsmogelijkheden. De scheiding tussehen het Oostersch- en Westerseh gedeel te is daar feitelijk niet te vinden. Het drukke leven is er uiterst vermoeiend. Het automo biel- en tramverkeer is zeer sterk ontwik keld. De kleine Arabische paardjes voor de diverse victoria's vormen een prettige afwis seling. Plotseling staat men blijkbaar in een ge heel ander milieu. Geen of weinig Europea nen, typische Oostersche winkeltjes, doorkijk jes, afgesloten door prachtige moskeeën, volks types in hun eigenaardige Oostersche klee derdracht, daarnaast weder hotelaccommoda tie, waarvan men verbaasd opkijkt. Mooie ho tels, Continental en Shephard, luisterrijke boulevards. Het bekende gepantoffel van vrouwen-tou- risten, die of zich zelf, of hun nieuwe cos- tuum-aanwinsten willen laten bezichtigen. Dragomannen (gidsen) bicden hun diensten aan. Zij vergezellen U zelfs tot in de winkels en zijn menigmaal intermediair bij aankoo- pen. Of daarbij ook van tijd tot tijd nog niet iets aan den strijkstok blijft hangen zou ik niet durven ontkennen. De gidsen zijn nog maar in kiemen getale aanwezig, vergeleken bij de slenterende kooplieden. "Wat dat be treft kan men beter aan een der Par ij sche boulevards voor een café zitten, dan in Caïro. Hier zijn de voorste rijen stoelen, wat dat be treft, feitelijk onbruikbaar. Zeer opdringerige lieden komen U letterlijk van alles offreeren. De schoenpoetser ontbreekt niet. een gewoon te die ook Spanje kenmerkt, allerhande vij gen, dadels, bananen, leerwerk, sigaretten, typisch gekleurde doeken, dassen en wat al meer, gaan aan Uw oog voorbij. Toch heeft dat soort straatleven zijn bekoring. Trouwens men kan beter op straat vertoeven in een schaduwplekje, dan in de meeste cafés. Daar gelaten dat zij bijna alle ieder comfort mis sen, zijn ze aan den smerigen kant. Het daar verblijvend publiek is ook van een bijzonder slag. Meestal zijn het Egyptenaren en Arabie ren. Zij toonen weinig zin voor netheid. Waar ik het heb kunnen waarnemen, was het al tijd rommel om hun stoelen en een geweldige hoeveelheid kringetjes. De binnenstad is van uitstekend plaveisel voorz-ien. De verkeersagenten zijn in lange, witte jassen gekleed. Li een plas, die te vin den is in een uitgehold gedeelte van de straat, zijn kinderen bezig hun voeten te wasschen. De straatvegers in lompen gehuld, verga ren hun schraapsel in een soort vijgenmand. In de „bazar" een der meest schilderachtige steegjes in het Arabische gedeelte der stad, heb ik meer dan een uur zitten keuvelen in het winkeltje van Mahmoud Soliman Son. Ik krijg een heele reeks brieven onder oogen van landgenooten, die hem vóór dien reeds bezochten en koop ambar-sigaretten en ge concentreerde parfum. Caïro is een uiterst interessante stad, die als touristencentrum een groote toekomst heeft. Wij hebben er te kort vertoeft om ons van alles voldoende op de hoogte te kunnen stellen. Een lange trip, op 30 April, staat ons te wachten, van Cairo over Gaza naar Bagdad, al meer naar het Oosten. MOLLERUS FEUILLETON ROMAN UIT DE PARIJSCHE ONDERWERELD DOOR H. LUCAS. (Geautoriseerde vertaling van H. Houben.) 29) „Maar waarom tobt u daarover tante Julia? Kan uw nichtje dan niet hier bij u ko men?" Het gezicht van mevrouw Lawaon helderde heelemaal op. „Dat zou Priscilla juist wen- schen", zeide zij, „maar denk je dat de anderen dat goed zouden vinden?" „Welzeker, natuurlijk, waarom niet? Ik zou het heel prettig vinden, haar hier te hebben en vader ook, dat weet ik zeker". „Het zou een pak van mijn hart zijn. Dénise verlangde zoo van school thuis te komen, 't was in ieder geval haar laatste jaar en nu ze achttien is, zou het hard zijn als ze daar moest blijven. Ik ben zeker dat jullie best zult kunnen opschieten samen". „Ik ook", zei Greta verstrooid. „Tob er nu maar niet meer over, tante Julia, schrijf nu maar gauw aan uw zuster en zeg dat alles in orde is". „Ik moet eerst nog met je vader er over spreken, maar zoodra hij thuis komt. zal ik het hem vertellen en dan direct schrijven". Cornelia knikte en ging naar haar eigen kamer, waar zij diep in gedachten verzon ken naar het stukje blauwe lucht buiten haar raam bleef kijken. Juist werd er op haar deur geklopt en op haar „entrez" kwam de piccolo binnen met een blad. „Een pakje, Madame", kondigde hij aan en wees op een klein vierkant pakje, mid den op het blaadje. Cornelia nam het aan en de jongen ver dween. Toen ze het geopend had zag ze twee stalen moeren vol stof, de schroefdraden nog glimmend van de olie, ze legde ze in haar handpalm en bekeek ze, dan begon ze zacht jes te lachen: „Hendrik en Klaas", fluisterde ze; dan sprong ze plotseling op en liep nog glimlachend naar de bel. „Wie heeft dit pakje gebracht?" voeg ze een oogenblik later aan den jongen. „Een heer, Madame, hij gaf geen naam op". „Hoe zag die heer er uit?" „Heel groot, mevrouw, in een lange, grijze overjas". „O, best", antwoordde Cornelia en de jon gen verdween weer. Ze legde de moeren heel voorzichtig in een geëmailleerd doosje, sloot dit in een lade en ging naar beneden voo'* de lunch. En Dénise kwam, tot Cornelia's verlichting. Nu zou Royle misschien niet meer alleen aan haar denken, overwoog ze. Ze was sierlijk en klein, met groote, bruine oogen in haar smal, ovaal gezichtje. Ze had fijne handen en aantrekkelijke, verlegen en toch zelfbewuste manieren. Cornelia mocht haar werkelijk graag; ze vond haar een pikante tegenstelling met haar Amerikaansehe vriendinnen en Wild nam gewillig de rol van ooin op zich, deels uit aangeboren vriendelijkheid, deels ook, omdat hij het zeer vermakelijk vond door Dénise's fijn stemmetje als „mon oncle" te worden aangesproken. Kortom, Dénise redde, hoewel onbewust, den toestand van meer aan één Md van het gezelschap. Royle had de uitbreiding van hun kring zonder vroolijkheid opgenomen. SJfids het plan, dat „den avonturier" van den aard bodem moest doen verdwijnen, gefaald had leek het leven voor hem stof en asch en de toekomst even leeg als het verleden teleur stellend was geweest. Van den Prefect had hij het verhaal van den overval gehoord, tenminste zooveel als deze los wilde laten. Hij had vernomen, dat de eigenaar van het speelhuis gearresteerd was en waarschijnlijk gedeponeerd zou worden en nog verschillende andere feiten, die het krachtig optreden der Süreté tot eer strekten, maar over de ar restatie der „invallers" had de Préfect niet gewaagd. Toen hij bemerkte, dat Royle er van wist, gaf hij toe, dat er een poging was gedaan maar de politie was op het critieke oogenblik tussehen beide gekomen. Neen, het speet hem, dat er niet meer waren aangehouden, maar ongetwijfeld zouden die dieven spoedig achter slot en grendel zitten. In ieder geval waren de verliezen van Monsieur nu gewroken, de havik zou geen duiven meer plukken. Maar Royle had de Süreté verlaten met een zekere bitterheid en een onvoldaan geweten. HOOFDSTUK XI. Yvonne sluit vriendschap. Graaf Francois Deligny had het land. Het officieele diner, dat hij had meegemaakt, had hij erg vervelend gevonden en de toe spraken waren nog langdradiger geweest dan hij had verwacht. Hij was zoo vroeg wegge gaan als hij beleefdheidshalve kon doen en nu stond hij op het trottoir van de Champs Elysées te overdenken of hij naar huis zou gaan of op een andere manier verstrooiing zou zoeken. Er woei een koele wind en boven zijn hoofd flikkerden de sterren in een lucht, waaruit het daglicht met tegenzin scheen te wijken. Hij liep langzaam verder, een tengere, nogal beduidende figuur, zijn donker haar begon te grijzen, er lag een onbesliste trek op zijn glad geschoren, nog al cynisch gelaat en als hij liep, trok hij lichtelijk met zijn rechterbeen. Hij had afleiding noodig en het kon hem vandaag niet veel schelen, waar hij die vond. Zijn gezicht helderde langzaam op, toen hij zich een zekere dansgelegenheid herinnerde, die grootendeels door aardige fabrieksmeisjes met hun vrienden werd be zocht. Daar zou beweging, licht en lachen te vinden zijn; zijn eigen wereld was het lachen vergeten sinds den oorlog. De Comte zelf had die kunst al lang verleerd. Daar zou hij heen gaan, niemand zou hem daar ken nen en het zou hem misschien gelukken voor een paar uur zijn eigen persoonlijkheid en omgeving te vergeten. Hij riep een voorbij gaande taxi aan, gaf het adres op en reed naar de helder verlichte gelegenheid. Hij betaalde een kleinen toegangsprijs en eenige minuten later was hij binnen. De zaal was vol. Parijsche fabrieksmeisjes en haar gelij ken dansten daar vroolijk met hun danseurs, wendden, draaiden, schoven en zwierden, met een bevalligheid en rybhme en een genot in de beweging zelf, die men tevergeefs zoekt in de deftige dancings of balzalen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 5