De Koningin in de hoofdstad gehuldigd. Luisterrijk défilé in het Stadion atobüi4\. if ló Een plechtig begin en een hartelijke betooging. De schat in 't oude Holland Revue van Nederlandsche folklore. Zeldzaam enthousiaste stemming in de stad. Het feest volledig geslaagd. (Van ©en onzer redacteuren). T)e kleuren van dezen huldedag zijn het tgere lichtblauw van den strakken hemel Ên het klare oranje. Eh betere kleuren waren er niet te kie zen geweest. In hen is de goede vriendelijkheid van dezen dag weerspiegeld. Hoe moeten deze kleuren een koningin die schilderes is tref fen.. De ijle rand van het steenen stadion tee kent een ovalen kring af in het effen hemel- viak. Hoe grootseh is deze arena, hoe im mens dit schouwtooneel, dat open is naar boven. Wat zou het geweest zijn als een dak van grijze wolken dit alles had afgedekt? Hoever kan men zien door een gordijn van regen? Is er één maand van een stemmiger liefelijkheid dan September? Onder het blauw is het oranje. Er is een krans van internationale vlaggen op den bo vensten steenrand van het stadion en onze vlag is de mooiste. Een eenvoudige, klare en fiere vlag, en vooral als het de Princevlag is zoo harmonisch van toon. En zoo uiter mate vriendelijk. Even duizendvoudig als het volk van een zoo beminde koningin gekomen is om haar te vieren, zoo vele duizenden malen heeft het zich getooid met het oranje. Men zegt, dat er dertig duizend mensehen nu wach ten op hun koningin. Wie zal het tellen? Er js een breede band van bewegelijkheid ge legd rondom een stil groen grasveld in de 'zon, cascaden en amphiteaters van men schen, mensehen, menschen. Het stadion is vol en het lijkt er te grootscher door. En tusschen en boven en naast deze menschen steekt oranje en nog eens oranje, en rood, vut, blauw. Het was een goede gedachte, om isier bezoeker een vlaggetje te geven De klok boven de Marathonpoort wijst twee EAlle tribunes zijn nu vol. De zon legt de ^schaduw van de groote eere-tribune over ^segment van 't veld. Een vliegmachine' .«huift langs het vlak van de lucht. Het Sta- dloii;.wacht,„het. Stadion bereidt,zich voor. En hét is een gespannen verwachting en ©en geëmotioneerde voorbereiding. Niemand ont komt er aan ontroerd te zijn. Wind doet de pluimen wapperen op de ste ken van diplomaten en hoogwaardigheidsbe kleders. „Er is veel goud," zegt men tegen elkaar, „zeer veel goud". Prachtige gouden kragen, zware epauletten en overdadig rijke tressen. Misschien is het uit den tijd, maar in elk geval is het uiterst decoratief. Dit grand- gala plachten wij ons voor te stellen, wanneer wij heel plezierige gedachten had den in onze jeugd. Hoe genoegelijk dan is dezen middag een schouwspel, gelijk de meesten onzer altijd droomden, maar nim mer zagen. Een donkerblauw troepje wordt door de onzichtbare hand, die organisatie heet, en die hier alles te bestieren schijnt, het gera seerde veld opgeschoven. Er blinken wijde trompen van de allerzwaarste bombardons en er vallen klare tonen van trompetten. Mi litaire muziek. Links de Koninklijke Militaire Kapel, rechts de Marinekapel uit Den Helder En het duurt niet lang of de menschen zingen van Piet Hein en de Zilvervloot en de andere nimmer vergeten wijzen. De span ning is nu wat gebroken, de vlaggetjes gaan op en neer op de maat; een ongemeen joyeus gezicht is dat en een eigenaardig ge ritsel. Dan komt de Koningin. Als de koningin komt luiden er klokken en steken herauten de trompetten en wordt door de luidsprekers het verzoek herhaald, dat in de kranten heeft- gestaan: Niet te juichen. De koninklijke familie komt per rij tuig, en het gevaar van op hol slaan van paarden is niet denkbeeldig. Zoo is het stil, als de koningin komt, want men volgt het parool precies op, al is het moeilijk. Alleen ritselen de vlaggetjes. Waarlijk, het is moeilijk, het bezwaar is voelbaar, maar deze stilte is daarom des te treffender. De menigte der duizendtallen heeft een stille en gezamenlijke zorg op zich genomen. Dat haar koningin geen enkel in cident overkome. En zoo onder hun stille en ontroerde aandacht rijdt de koningin den kring van Nederlanders binnen, met wie zij dezen middag zeer verbonden en zeer ver knocht zal zijn. Zoo vriéndelijk eigen en zoo onopgesmukt oprecht als men zich nau welijks voorstellen kon, dat het ooit zijn zou. Daartoe is deze stille inkomst zonder ge juich een waardige inzet. Voorop gaan ruiters van de Amsterdam - sche politie, een rijtuig met politie-autori teiten, de burgemeester van Amsterdam in groot ornaat, dan komt een rijtuig, dat met vier paarden bespannen is, die twee aan twee gereden worden door een rooden jockey. Ko zijn op de achterste bank twee vrouwenfi guren in blauwe zijde. De Koningin en prin ses Juliana dragen het hemelsblauw, dat dezen middag zulk een vriendelijken glans geeft. Op de voorste bank zit Prins Hendrik in de admiraalsüniform. In de.volgende rij tuigen zijn dames en heeren van het gevolg. Aller aandacht voelt het gemis van nog een lid der vorstelijke familie, en eerst wat later wordt bekend, dat de Koningin-Moeder zich al op de tribune bevindt. Zij is langs een an deren weg gekomen. Welk een eenvoudige intocht is dit, het ko ninklijk gezin in slechts luttele en sobere rij tuigen, met wat lakeien en een escorte van Amsterdamsehe bereden agenten! Hoe wei- Dan begint het tweede gedeelte, het défilé. Gewapend met een groene vlag rent de heer F. J. Thoolen, de jeugdig© algemeen technisch leider der betooging heen en weer, om laatste aanwijzingen te geven. Het is nog geen half vier, het grasveld ligt in volle zon. Nu komen de paarden. De Koningin, die in ditzelfde stadion in 1928 de Olympische ruiterfeesten bijwoonde, houdt van paarden. Voor haar moet dit Rui- terdéfilé van vereenigingen, aangesloten bij den Bond van Landelijke Ruitervereenigingen een bijzondere voldoening zijn. Voor velen is het een openbaring. Het ge lijkt een schuttersfeest met witte en grijze en kleurige uniformen. En op de maat der muziek dansen de paarden sierlijk. Na hen komt de bereden militaire politie onder luitenant Heken, minder kleurrijk en strammer, met de sabel aan den schouder. Een uitstekend geoefend corps. Dan weer boerenzonen te paard: De Bond van Landelijke Ruiters van den Noord-Bra- bantschen Christelijken Boerenbond, witte rijders, met een oranje sjerp om. Het publiek toont zijn ingenomenheid ten duidelijkste. Nu is het groote défilé eerst recht op gang. Het begint bij de Marathonpoort en eindigt bij een gat in den grond, waar een trap naai de onderste gangen van het stadion voert. Daartusschen ligt de af te leggen weg, de ge- heele sïntelbaan, het groote ovaal rond, en aan de lange zijde langs de koninklijke loge. De deelnemers verdwijnen in den grond, de vaandeldragers blijven. Die stellen zich op links en rechts aan de uiteinden van het veld. Padvinders zorgen voor een vlotte orga nisatie. Er komen officieren van het Indische le ger, die in strammen pas voorbij marcheeren met lange sleepsabels aan het groot tenue. Er komen ridders Militaire Willemsorde in civiel. Zij. dragen witte knevels en baarden en maken den indruk zeer kras te zijn. En dat zijn ze ook. Ziet ze marcheeren! Het défilé is afwisselend en verrassend. De Marathonpoort ontrolt een langen stoet van vrouwen, vrouwen, die zoo gekomen zijn uit haar dagelijksche doening om een groet te brengen aan haar Koningin. De Nederland sche Christelijke Vrouwenbond. Ze wuiven met de hand ten groet en het is alles van een prettige en allerminst stuitende gemoe delijkheid. Velen harer kunnen het beeld niet loslaten, en blijven omkijken lang nadat zij voorbij gegaan zijn. Anderen blijven staan. Maar een padvinder of een militair maant tot doorloopen. Dit défilé kan geen stremmingen lijden. En de stoet van vrouwen maakt plaats voor een andere, die der Rijksveldwachters. Het blijkt, dat de ietwat slobberige uniform der Rijksveldwacht zeer kranig kan zijn met de fraaie koppel en riem, die deze ge helmde Rijksveldwachters dragen. De toe schouwers zijn er enthousiast over. Op de Rijksveldwachters volgen de ver pleegsters, zusters uit alle Amsterdamsehe ziekenhuizen ,in proper blauw en wit. Zij mar cheeren in flinken pas voorbij, maar er ko men er steeds meer, zooveel, dat eindelijk de nig vertoon, maar hoe sympathiek, voor de meesten juist daardoor. De koningin gaat door dezelfde eerewacht als in 1898. Toen waren het cadetten en adel borsten, nu zijn het meest gepensionneerden en actief dienende hooge officieren van le ger en vloot. De Koninklijke loge is zóó omringd door bloemen, dat niet iedereen Koningin en Prin ses ontwaard heeft, als zij er hebben plaats genomen. En doordat ook de paarden nog niet alle weg zijn komt het, dat het gejuich in den beginne wat aarzelend doorbreekt, zóó nauwgezet houdt het publiek zich aan het gegeven parool. Maar als dan een dui zendtal zangers op de Marathiontrifoune on der leiding van Theo van der Bijl het Konin- ginnelied van 1898, „Wees begroet met jubel tonen" heeft gezongen, dan is het sein gege ven en dan komt van alle tribunes de jubel „leve de Koningin, Hoera." De stilte valt eerst, als ds. A. G. H. van Hoogenhuyze, de voorzitter van de commissie van advies, gevormd uit het Eerecomité aan gekondigd is als spreker en hij het woord richt tot de koningin, zeer duidelijk ver staanbaar in het heele stadion. Terwijl over al de menschen opstaan en de hoeden afne men, antwoordt hem de Koningin. De Koningin spreekt en er is een licht vibrato in deze heldere stem. Er trilt al de ontroering in van dit innige oogenblik, als zij het volk dank zegt voor den steun, haar nu in vijf en dertig jaar geschonken. Als zij zich tot de jongeren richt, die het initiatief namen tot deze huldiging, heeft de stem een waarlijk moederlijke genegenheid. En als zij tenslotte uitroept „Leve het Vaderland" „Hoezee", dan ontspannen zich al deze strak gesloten monden en de voelbare emotie vindt een uitweg in de daverende drievoudige her haling van dit woord uit dertig duizend monden. De Koningin sprak, en de innerlijke be wogenheid die er .is, wanneer de zuivere stem van één vrouw opklinkt over gansch een volk, is nauwelijks te schetsen, maar ieder kan haar voelen. En het is voor ieder een on vergetelijke indruk geweest. Het Wilhelmus besluit dit eerste plechtige gedeelte. Ieder zingt de zware gedragen me lodie van het prachtige volkslied mee. De enkele fascisten onder het publiek houden den rechterarm gedurende het zingen ge- I heele sintelbaan met zusters gevuld is. Haar strekt. Een novum tijdens plechtigheden als I valt een ovatie ten deel. deze. I Allen, groeten zij de koninklijke loge in het oorbij gaan en allen groet de koningin terug. Schier voor ieder heeft het koninklijk gezin een gracieuse handbeweging, een vriendelijke limlaeh. De velen, die van tijd tot tijd een "ik werpen naar de plaats waar de beide blauwe figuren zichtbaar zijn tusschen een schat van bloemen, ontwaren hoe onophou delijk de Koningin knikt, de Prinses nijgt met het hoofd, de Prins salueert. De Ko ningin Moeder aanvaardt de hulde met har telijke dankbaarheid. Een merkwaardige groep ter zijde van de eeetribune is die der burgemeesters. Er zitten honderden burgemeesters met den ambtske ten om, burgervaders, meest van het platte land, dat velen gebruind en verweerd heeft met zijn zon en zijn wind. Zij zijn een spre kende vertegenwoordiging van alle deelen an het Koninkijk. Na de hoofdgroepen komen de provincies en het is zelfs niet aan te duiden, wat er alles voorbij gaat. Christelijke oranjevereeni- 'ingen, jongelingsvereenigingen en vrouwen- jonden, meisjesclubs en vakorganisaties, schietvereenigingen en zangkoren, muziek- vereenigingen en geheelonthoudersbonden, vrijwel al deze op protestantsch-christelijken irondsiag en enkele katholieke en Joodsche, Roode Kruiscolonnes en landstormkorpsen, alles volgt elkaar op met de vaandels, die voor de eeretribuné ten groet nijgen, met trom mels en pijpers en muziek. Provinciegewijs komen zij in de volgorde Friesland, Gro ningen, Drente, Overijsel, Gelderland, Lim burg, Noord-Brabant, Zeeland, Utrecht, Zuid- Holland, Noord-Holland en dan nog afzon derlijk de steden Den Haag, Utrecht, Rotter dam en tenslotte Amsterdam, bij welke laat ste groep zich vele bonden uit het geheele land hebben aangesloten. Vijf en veertig duizend menschen defilee- ren volgens de officieel© 'opgave, maar als de uren vergaan en er komt geen eind aan, twijfelt niemand of het zijn er meer en ten slotte blijken er tweemaal zooveel deelnemers te zijn. De menigte in en buiten het Stadion moge verwacht hebben dat de betooging inderdaad te zes uur -beëindigd zou zijn, de leiding zal hieraan wel meer dan getwijfeld hebben. Het geweldigste, dat Was in elk geval het aantal; en het charmantste, innigste, ja, wa ren het de vijf oude menschen met hun vlag, die de oranjevereeniging Woubrugge verte genwoordigden, of de oude boeren uit Axel, de zijden petjes op de eerbiedwaardige witte hoofden? Of waren het de vrouwen uit Kat wijk, die wel zeer in het bijzonder prinses Juliana hartelijk groetten, of andere mannen en vrouwen in hun monumentale kleeder- dachten, de Markers of de Scheveningers? Of de vele hoog bejaarden of gedeeltelijk inva liden, die steunend op stokken en moeilijk gaande, toch meegekomen waren en toch mee liepen, gansch het groote stadion rond na uren gewacht te hebben op het IJsclubter- rein? Het moet de Koningin alles wel zeer ge troffen hebben. De grootste belangstelling blijkt uit te gaan naar hen, die in uniform zijn. De leden van de burgerwachten, de leerlingen van de kweekschool voor de Zeevaart te Delfzijl, de vele vertegenwoordigers van politiecorpsen en de politiemuziekv-ereenigingenVolgen cadetten der Koninklijke Militaire Academie, uit Breda, ©n het groote contingent, dat Den Helder leverde, de officieren en adel borsten van Willemsoord, de Jantjes en mari niers van 't Nieuwediep. Het défilé marcheert op de muziek van de Marinekapel en de Koninklijke Militaire Kapel en daartusschen mengt zich bij wijlen de muziek van eigen korpsen. De Amsterdamsehe bereden politie blijkt een bijzonder groote populariteit te bezitten, de Koninklijke Militaire Invaliden, bewoners van Bronbeek, ontvangen hartelijk gejuich. In de rij der provincies komen onder Gel derland verpleegden van de Chr. inrichtingen te Ermelo, onder Harderwijk de Trommelver- eeniging, waarbij jongen zijn, die nauwelijks zelf hooger zijn dan een groote trom, en die in de aardigste pakjes steken. Onder al de vendel-zwaa.iers, die de aandacht trekken, zijn het in 't bijzonder die van het Heilige Bloeds- gilde té Boxmeer, welke bewondering af- Op deze foto van het défilé ziet men hoe vol hel was in het Stadion. (Adv. Ingez. Med.) FEUILLETON (Een geval uit de practijk van Wil J. Sanders, detective). door UDO VAN EWOUD. 12) (Nadruk verboden. Ga jij nu", hoorde ik Sanders fluisteren en zonder nog een oogenblik te aarzelen, spoedde ik mij nu haastig als een reiziger, die zich wat verlaat heeft, naar den slaap wagen, welke ik zonder incidenten bereikte. Een minuut later volgde van Dobben en nauwelijks had deze de deur achter zich ge sloten, of Sanders betrad den slaapwagen door de harmonicadeur, welke toegang gaf tot den volgenden wagon. „Het leek me toch niet verstandig alle drie dezelfde richting uit te gaan", lichtte hij in, blijkbaar als antwoord op onze vragende blik ken. „ik heb niets verdachts kunnen ontdek ken, zoodat wij er maar het beste van zullen hopen". Wij vertrouwden ons nu toe aan de goede zorgen van de juffrouw, die hier den scepter zwaaide en die ons spoedig in de gereser veerde coupé's had ondergebracht. Zooals overeengekomen was, had ik het rijk alleen en na een laatste waarschuwing van mijn vriend om mij niet te verslapen en aan het eerste sein tot opstaan gevolg te geven (een dergelijk advies was ik moet het tot mijn schande erkennen voor mij lang niet_ al tijd overbodig) trok ik mij terug in m'n étui, met het ernstige voornemen mij niet door noodelooze overpeinzingen uit de slaap te laten houden. Edoch, zooals dat zoo vaak 'gebeurt, bleef het ook nu bij een ernstig voornemen. Hoe ik ook trachtte mij hiertegen te verzetten, telkens weer drongen de merkwaardige ge beurtenissen van deze dag zich aan mij op, moest ik mij zelf afvragen, wie de, man kon zijn, die zich dusdanig voor deze verborgen schat interesseerde, dat hij niet voor een misdrijf -terugdeinsde om haar in zijn bezit te krijgen en zocht ik tevergeefs naar een enkele aanwijzing, waardoor ik in staat zou zijn althans eenig inzicht te krijgen in de motieven, welke onze belager of belagers tot deze handelwijze dreven. Ik moest tenslotte toegeven, dat het zonder die aanwijzing on mogelijk was zelfs maar eenige verdenking te koesteren jegens een bepaald persoon. Honderden, neen duizenden menschen had den van het bestaan van de verborgen schat kennis genomen en al waren de bijzonder heden later dan ook zooveel mogelijk geheim gehouden, voor iemand, die zich in hooge mate voor het geval interesseerde,, zou het zeker niet onmogelijk geweest zijn zich van die bijzonderheden op de hoogte -te stellen. Oppervlakkig beschouwd, mocht uit de in braak in het kantoor van de heeren Nieuwen- huis en van Dobben misschien de conclusie worden getrokken, dat hier geen vreemde ling de hand in het spel had, de zeker*heid, waarmede de man met de geruite pet was ■opgetreden, wees er op, dat deze met de in richting van het kantoor bekend was, maar daartegenover stond, dat hij ook reeds en kele dagen lang de situatie had opgenomen. Voor iemand uit de naaste omgeving der beide firmanten zou dat spionneeren in de avonduren niet noodig zijn geweest. Dus wel een vreemdeling, die zijn voorbereidingen grondig had getroffen Men ziet het: mijn gedachten draaiden, zoo men dat noemt, in een kringetje rond en ik schaamde me tenslotte voor mezelf, dat ik mij, als assistent van Sanders, tot deze totaal nuttelooze wijze van speuren liet verleiden. „Ook de beste misdadiger laat wel eens een steek vallen", had Sanders met een variant op een bekend spreekwoord, mij in een van onze vertrouwelijke gesprekken eöns verze kerd. „De taak van den detective bestaat nu hierin, dat hij die steek ontdekt vóór de fout kan worden hersteld. Is hem dat gelukt,, dan is opheldering van de geheele misdaad en ar restatie van den dader gewoonlijk slechts een kwestie van tijd". De vraag was nu maar, of de man, die ons bedreigde, reeds een faux pas had gemaakt. Zoo ja, dan kon ik alle hoop aan de opheide-, ring van dit mysterie te kunnen meewerken, wel opgeven, want op dit oogenblik zou ik waarlijk niet kunnen zeggen bij welke gele genheid dat dan gebeurd moest zijn. Tijdens de inbraak in het kantoor te Haarlem of bij den aanslag op van Dobben en mij in Wann- see? Hoe was de mail er in 's hemelsnaam achter gekomen, dat wij tot dit uitstapje be sloten hadden? Was hij ons gevolgd, of was hij bij de afspraak tegenwoordig geweest...? En plotseling schoot het mij door het hoofd: die oude heer, die, achter de „Mer- cuur" verscholen, in onze onmiddellijke na bijheid op het terras van café Bauer aan Unter den Linden had'gezeten! Zou het mo gelijk zijn, dat dieHet klonk absurd, maar toch liet de gedachte mij niet meer los en ik besloot den volgenden morgen Sanders onmiddellijk van mijn vermoeden in kennis te stellen. Wanneer deze man zich ook in den'trein bevond, zou er nog meer reden zijn om hem te verdenken Een oogenblik voelde ik de lust in mij op komen de slaapcoupé te verlaten en een on derzoek in den trein te gaan instellen, maar gelukkig zag ik tijdig het nuttelooze van een dergelijken ontdekkingstocht in. Op dit uur zouden zeker de meeste coupé's in duisternis gehuld zijn en bovendien strookte het zeker niet met onze belangen mij thans op een der gelijke wijze bloot te geven. Ik sliep eindelijk in, in het gelukkige besef een belangrijke ontdekking te hebben gedaan en in mijn eerste droom verscheen het oude heertje met een geruite pet op om mij, cy nisch lachend, te verzekeren, dat ik verstan dig zou doen de schat van Preussisch Holland op haar plaats te laten Ik werd wakker door een dringend klop pen op de deur van mijn slaapcoupé en voor het goed en wel tot mij doordrong, waar ik mij eigenlijk bevond, werd de deur open ge worpen en zag ik van mijn kooi uit een licht schijnsel, dat bedenkelijk veel gelijkenis ver toonde met het walmende oliepitje, zooals de brievenbestellers dat 's winters bij ons te lande op hun mannelijke borst plegen mee te torsen. Hoewel dezen avond reeds op eenigs zins zonderlinge wijze een brief in mijn bezit was gekomen, begreep ik, dat ik nu toch geen epistel te verwachten had en de man, die aan het dansende lantaarntje bevestigd was, ver sterkte mij in die meening door mij op niet bepaald minzamen toon om mijn pas te ver zoeken. Plet lag mij op den tong den man te vragen hoe hij het ter wereld in zijn hoofd haalde mij midden in den nacht om mijn nationaliteitsbewijs lastig te vallen, maar ge lukkig bedacht ik bijtijds, dat er nog zooiets als een Poolsche corridor bestond, waarin we ons op dit oogenblik wel konden bevinden. Ik knipte dus het licht aan en zag nu inder daad een Poolsche douane-ambtenaar, die, na een critiscben blik op mijn niet bepaald representabele verschijning te hebben ge worpen met een onverschillig gebaar mijn paspoort door bladerde om het mij daarna met een nauwelijks verstaanbare dankbe tuiging terug te geven. Toen hij vertrokken was, keek ik op mijn horloge. Het was half twee. Ik constateerde met genoegen, dat ik nog bijna vijf uur van mijn nachtrust zou kunnen genieten, maar ook ditmaal bleek 't noodlot het anders met mij voor te hebben. Juist wilde ik het licht weer uitdraaien, toen een lichte kreet in den doorgang mij daarvan weerhield. Met één sprong was ik op den grond en in de volgende seconde had ik. de schuifdeur van m'n coupé opengerukt. Wat ik zag. was zeker niet in staat mij m'n kalmte te doen herwinnen. Uit'de aangren zende coupé, waarin Sanders en van Dobben vertoefden, werd het lichaam van laatstge noemde door twee Poolsche douane-ambte naren naar buiten gedragen. De juffrouw van den slaapwagen keek handenwringend toe, terwijl aan het einde van de gang een conducteur toesnelde, die reeds van verre een vraag riep, welke ook mij op de lippen brand de?" „Wat is hier aan de hand?" „Gas", antwoordde een der ambtenaren kort en aanvullend, voegde de andere hier aan toe: „Bij het binnentreden vond ik de coupé vol gas. De beide heeren gaven geen teeken van leven, maar ik geloof, dat wij ze wel weer tot bewustzijn zullen kunnen bren gen. Snel de ramen open en vooral geen vuur. Gaat u eens zien, of er een arts in den trein is!" Dit laatste bevel was gericht tot den con ducteur, die zich reeds omkeerde om aan den opdracht gevolg te geven, toen de an dere douane-ambtenaar hem tegenhield. „Laat mij maar gaan. Ik heb bij de pas- sencohtrole een dokter gehad en ik weet pre cies, waar hij zit". De man snelde weg en van deze gelegen heid maakte ik gebruik mij over mijn beide reisgenooten men had nu ook Sanders naar buiten gedragen heen te buigen. Onmiddellijk werd ik daarin echter verhin derd door den achtergebleven douane-amb tenaar, die mij bij den schouder terugduwde. „Laat u dat nu! Die menschen hebben in de eerste plaats frissche lucht noodig!" zei hij, op een toon van gezag en daar nu uit alle 1 coupés de reizigers zich in de nauwe gang verdrongen, wendde hij zich tot dezen met het dringende verzoek zich in hun afdeelingen terug te trekken en hem met de belde pa tiënten alleen te laten. Slechts aarzelend werd hieraan voldaan, en hier en daar zag men meer reizigers in nachtgewaad één coupé binnengaan om de 'meeningen over dit even raadselachtige als geheimzinnige geval uit te wisselen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 5