HETKRAA Wat is eigenlijk Electriciteit m. ellCHIHRirCCIHri-IICI» Niemand weet het precies. De Geleerden zijn het er nog niet over eens. -OQO- -oq°- ELECTRONEN ALS DRAGERS VAN ELECTRISCHE LADING draaien (hier als zwarte kor/els voor gesteld) in onophou delijke beweging rond den eigenlijken atoomkern, waaraan z\j door electrostati- sche krachten ge bonden zijn. De electriciteit, die thans zulk een groote populariteit geniet wegens haar tallooze belangrijke toepassingen op allerlei gebied heeft zich in ons leven een vaste plaats veroverdna hierin een alge- heele omwenteling te hebben teweeggebracht. In de industrie en in huishouding wordt steeds meer werk door electriciteit verricht. Sedert lang is het electrische licht geen luxe meeris het, inte gendeel een noodzakelijkheid geworden. „De electriciteitsrekening is deze maand negen gulden 45 cent!" Met een zucht brengt moeder dit punt in den familiekring ter sprake. „Zoo gaat het niet langer", bromt vader. „Wij mogen niet zooveel stroom meer ver bruiken". Frits, de H.B.S.-er, glimlacht een beetje eigenaardig. „Jij schijnt den ernst van mijn woorden niet voldoende te beseffen, geloof ik!" Vader is slecht gehumeurd. „Ja, zeker wel, vader", antwoordt Frits, „maar er is hier een kleine vergissing. Wij verbruiken n.L in het geheel geen stroom, maar Hier wordt hü door z-ijn zuster Marie onder broken. „Dat moet jij noodig zeggen; nog pa: geleden heb je vergeten het licht in de bad kamer uit te draaien, zoodat het den geheelen nacht gebrand heeft". „Klikspaan!" De H.B.S.-er beijvert zich zoo snel mogelijk op theoretisch gebied te komen. „U heeft toch wel eens van den stroomkring loop gehoord, nietwaar? Als ik b.v. het knopje van het electrisch licht omdraai en wij plot seling in het donker zitten, dan komt dit. doordat de stroomkringloop plotseling werd -Verval v/h water =VOLTAGE ^.-Hoeveelheid water =STR OOMSTERKTE -3-*- (Ampère) Capaciteit v/h rad WATT VOLT, AMPèRE, EN WATT ZIJN GEEN LEEGE WOORDEN, als de leek zich eens duidelijker een beeld maakt van hun beteekenis, door van het waterrad de werking eens goed na te gaan. onderbroken. Ik moet den schakelaar nog eens omdraaien, als ik licht wil hebben, d.w.z. de electrische stroom, die van de electrische centrale komt en door de leiding gaat, kan thans weer over de brug van het schakelaar contact tot de lamp geraken, treedt daar in de peer, doorloopt de kooldraden, die daar door gaan gloeien, komt daaruit en gaat weer terug naar de bron van oorsprong, n.l. de electrische centrale. Anders was het immers ook geen kringloop. Dat door de leiding achter de lamp altijd nog stroom gaat, kan men ge makkelijk constateeren, als men niet bang is voor den electrischen schok". „Maar de rekening?" valt moeder hem in de rede. „Heeft geen betrekking op den ver bruikten stroom, maar op kilowatt-uren" „Nu ja, dat is toch maar een maat-aandui- ding?" „Een maat, zeker; intusschen geeft die niet de hoeveelheid aan van de verbruikte electri citeit, maar heeft zij betrekking op den om vang der arbeidsprestatie, die wij door middel van den stroom laten verrichten". „Dat onderscheid begrijp ik niet", bekent de dochter. „Daarvoor moet je ook eerst nog wat wijzer worden" antwoord Frits. „Overigens is de 'jaak zeer eenvoudig. Denken wij aan een Jvaterval. Met behulp daarvan kan men even- Tens bepaalde arbeidsprestaties verrichten: jnen kan b.v. een molenrad of een turbine 1 drijven, zonder dat de stroom, in dit geval de waterstroom, verbruikt wordt. Indien iemand zich het werk wilde getroosten het water weer omhoog te pompen en opnieuw langs het molenrad of de turbine wilde leiden, dan zou, afgezien natuurlijk van het verlies door verdamping, deze kringloop zoo lang als men wilde kunnen worden voortgezet. Wat in dit geval voor het water het pompwerk i: voor den stroomkringloop de electrische cen trale". „Betalen moet ik toch". De wetenschappe lijke uitleggingen schijnen vader in het minst niet milder te stemmen. „Het is alles bijeen genomen toch maar een spel met woorden. Overigens, uit niets komt alleen niets, mijn heer de Hoogere Burgerscholier, dat leerden wij reeds in onze jeugd. Als arbeid of energie moet worden gewonnen, moet ook ergens energie tot dit doel gebruikt zijn. Je verge lijking met den waterval lijkt mij niet heele- maal op te gaan. Er wordt weliswaar bij het aandrijven van het molenrad geen water ver bruikt, maar toch wel waterdruk, n.L de kracht van het verval". „Precies als bij de electriciteit, vader. Ook die heeft immers een verval'" „Wou je ons misschien wijs maken, dat de electriciteit van boven naar beneden stroomt?" merkt Marie schamper op. Dan zou men dus de lampen practisch op den grond moeten aanbrengen." „Kleine meisjes zouden moeten gaan slapen of met poppen spelen, als verstandige men- schen met elkaar redeneeren", antwoordt Frits, minachtend. „Dit verva-l is werkelijk aanwezig. Alleen stroomt de electriciteit niet van boven naar beneden. ,maar van beneden naar boven", valt Marie hem in de rede. Moeder werpt haar een bestraffenden blik toe. „Houd- nu toch eens o.p met je gekibbel. Laat Frits toch uitspreken. Ik vind het wel eens goed op dit onderwerp een beetje dieper in te gaan, da&r men dagelijks met stof zuigers, strijkijzers en zooveel andere electri sche apparaten te doen heeft. Vertel verder Frits „Dus, van boven of beneden is bij den electrischen stroom geen sprake, maar wel van een plus en een min of liever een positieve en negatieve pool, zooals wij die ook van onze accumulator voor de radio kennen. En tusschen deze beide polen is er om zoo te zeggen een hoogte-verschil, n.l. het potentiaal verschil". „Frits, waarom zulke vreemde woorden?" waarschuwt vader. „Nu, men kan ook krachtsverschil zeggen. De positieve pluspool is met electriciteit vol geladen, die met alle geweld naar de nega tieve, de minpool, wil. Er heerscht dus een streven naar evenwicht, naar vereffening, of, zooals men zegt; er is een electrische span ning. Zij is oorzaak, dat de electriciteit stroomt en arbeid kan presteeren, als men den stroom een bepaald ingerichte hindernis in den weg stelt". „Dan is dus spanning niet hetzelfde als stroomsterkte?" Moeder is één en al oor. „Dat zeer zeker niet, moeder! Laten wij ons een oogenblik met den electriciteitsmeter bezig houden. Aan de hand van zijn aan- bij zingen laat de zaak zich misschien nog het best verklaren. Men gaat naar de gang. „220 Volt. 5 Amp." leest Marie voor. ,Ziet u: 220 volt bedraagt de stroomspan- Centrale steeds op gelijke hoogte gehouden. Als men electrische apparaten koopt, moet men er steeds op letten, dat het bij de span ning past, welke de getallen op het plaatje aan den meter (bij gloeilampen op de kope ren schroef) vermelden. De stroomsterkte daarentegen wordt bepaald door de hoeveel heid electriciteit, die in een bepaald tijds bestek, door welk deel ook der leiding, stroomt. Zij wordt gemeten in ampères van daar de afkorting „Amp." Onze meter nu laat slechts een stroom van 5 ampère door". „Is de stroomsterkte dan niet voor het ge- heele leidingsnet gelijk, evenals de spanning?" „Neen. Want de één moet een motor aan drijven en zou met 5 ampères lang niet uit komen, terwijl een ander, die slechts een paar bescheiden lampen wil aansluiten, nog niet eens 5 ampères noodig heeft. Daarom moet men er ook op letten, dat men niet meer apparaten gelijktijdig onder stroom houdt dan het aangegeven ampèrecijfer aanwijst". „Hoe moet men dat dan berekenen?" infor meert moeder. „Daarvoor is een eenvoudige formule. Als ik het Watt-getal van een apparaat of een lamp door het spanningsgetal deel, krijg ik de ampères. Hier, op deze lamp b.v., staat 220 Volt, 75. 75 is het getal Watts, dat dus het energie-verbruik voor een bepaald tijds bestek aangeeft. 75 gedeeld door 220 is 0.34 ampère. Op deze wijze kan men ook het aantal ampères der andere lampen en appa raten te weten komen. Ik heb uitgerekend, dat onze verschillende lampen tezamen 4.8 am père hebben. Indien ze alle gelijktijdig zouden den branden en nu ook nog het straalka cheltje en het strijkijzer met resp. 500 en 400 watt zouden worden ingeschakeld, zoo zou ten gevolge van deze overbelasting .„Om 's hemels wilj-tooh niet zoo iets als kortsluiting intreden?'" ,Zoo erg zal het niet dadelijk worden, maar de zekering aan den meter zou zeker door branden, want zij is slechts voor 6 ampères ingelicht." „Zoo even sprak je van Watt en tevoren van kilowatturen. Hoe zit dat?' „Watt en Kilowatt zijn eenheden voor het meten van pi-estaties; een watt is het dui zendste deel van een Kilowatt. Een Kilowat tuur is die arbeidshoeveelheid, die voor een 1-urige werking van het apparaat met de prestatie van 1 Kilowatt noodig is; dit zou b.v. bij een kookplaat het geval kunnen zijn. Het straalkacheltje van 500 Watt-prestatie verbruikt eerst in 2 uur een Kilowattuur, of, afgekort K.w.u." „Het is in elk geval met die electriciteit een heel gekke geschiedenis", merkt vader op en daarbij weten de geleerden nog niet eens, wat electriciteit eigenlijk is." „O, ho!" Frits meent voor de eer der we tenschap te moeten opkomen. „Wij weten wél degelijk er alles van. Electriciteit is een kracht." „En wat voor een?" „Nudat wil zeggen,als men ,Dat herinnert mij" zegt vader „aan de klassieke definitie: puimsteen isals men het niet heeft, neemt men een nagelborstel". Het gesprek wordt door de komst van oom Robert onderbroken. Oom Robei*t is een uni cum in de familie, weet alles en is altijd ge neigd tot scheids. Onmiddellijk wordt hem om zijn meening gevraagd. En hij laat zich niet lang smeeken. „Jullie vader heeft volkomen gelijk. Wat electriciteit eigenlijk is? Daarover zijn de ge leerden het nog steeds niet eens. Wij kennen een groote massa apparaten en machines, waarvan wij weten, dat deze geheimzinnige kracht op de een of andere manier in het spel is. Al deze dingen zijn door menschen uitge vonden en door menschenhanden gemaakt. Maai- ook in de natuur treedt electriciteit op, b.v. bij onweer en het Noordei-licht; in de DE BLIKSEM, IN DE OOGEN VAN TWEE GEHEEL VER SCHILLENDE EEUWEN. Links: Oud-Grieksche weer gave van den bliksem als ge vleugelde donderkeil van Zeus. Rechts: kunstmatige labora- toriumbliksem, welks stroom spanning die van den natuur lijken bliksem aanmerkelijk overtreffen kan. ZOO BEHOOREN UW LEIDINGSNOEREN ER NIE7 UIT TE ZIEN. Niettegenstaande alle slordig heid, waarmee de electrische apparaten tn de huishouding dikioijls behandeld worden, be- hooren electriciteitsongevallen tot de zeldzaamheden. ZOO ONTZETTEND SNEL PLANT ZICH DE STROOM VOORT, dat hij in staat is, in één seconde zeven en een half keer \ond de aarde te snellen. ning in ons leidingnet. Zij wordt door de electr. schokken, die sidderroggen en sid deraal ons kunnen geven en zelfs de mensch is electrisch geladen. Onze spierai'beid werkt vermoedelijk als krachtbron hiei-voor en zelfs de hersenen moeten electriciteit uitstralen." „Maide, zal ik eens met den voltmeter ko men?" vraagt Frits veelbeteekenend. „Uitstralen, zei ik daar juist", gaat oom Robei*t voort. „Misschien komt men daardoor reeds dichter bij de waarheid. Er zijn n.l. geleerden, die de electi-iciteit als de werking van een stralenprocedé beschouwen. Wij spre ken immers ook van electi-ische golven zooals van licht of warmtebronnen." „Hoe zouden deze golven ontstaan?' „Dat komt waarschijnlijk door de electroon. Dat is ook al weer iets raadselachtigs. Men neemt aan, dat de electriciteit wellicht een zeer fijne stof met soortgelijke eigenschappen als het gas is, welks kleinste deeltjes in an dere lichamen, bij voorkeur in metalen, zich bewegen als water in een spons. Zulk een electroom moet 0,000.000.000.000.000.000.000.001 gram wegen. Een atoom moet een geweldig aantal daarvan bevatten. Zij draaien met een niet voor te stellen snelheid om den vermoe delijk steeds uit waterstof bestaande atoom kern, evenals planeten om een ster draaien, in zekei-e mate een kopie van het groote cos- mische gebeuren, maar dan in oneindig ver kleinde mate.' „Welke kracht beweegt dan de electro- nen?" .Daarop kan ik slechts met een tegenvraag antwoorden" antwoordt oom Robert, ditmaal niet zoo opgeruimd als anders. „Welke kracht beweegt zon, maan en ster ren?" Allen zwijgen. „Over bepaalde grenzen kunnen wij nooit komen", besluit oom Robei*t. „Het is echter toch wel eens goed, dat men zich een dui delijk voor oogen stelt, welke oerkrachten men eigenlijk aan het werk zet, als men zoo gemakkelijkweg het knopje- van het elec trisch licht omdraait." DE EENHEIDSMAAT VOOR ELECTRISCHE ARBEID IS HET KILOWATTUUR. Zij komt ongeveer overeen met de „brandkracht" van 3 liter petroleum of het loarmtegehalte van 100 gram houtskool. DE BLIKSEMINSLAG ENHET GEVOLG. IN EEN RING VAN KOPERDRAAD WORDT STROOM OPGEWEKT, r men een magneet in de onmiddellijke nabijheid voortbeweegt. Op dit feit berust de electro-dynamo, die bijna alle, voor de wereldhuishouding benoodigde stroomlevert.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 8