Naar uniformiteit in overheidssalarissen.
Het rapport
der Commissie-Schouten verschenen.
Zij wenscht Wijziging der huidige Ung van art. 36, vierde lid, der Pensioenwet
1922 werd gewijzigd in een imperatief voor
regelingen.
Wering van excessengeen starheid.
Ingrijpen is niet altijd noodig.
Verschenen is thans het rapport der com
missie, belast met het adviseeren omtrent
toetsingsnormen voor de beoordeeling van
de bezoldiging van het personeel in diens
van provinciën, gemeenten enz., de z.g. com
missie Schouten, waarin zitting hadden de
heeren J. Schouten, W. Drees, C. M. E. J. F.
Goseling, D. Kooiman, H. W. Tilanus en I.
H. J. Vos, leden en W. M. Palm en A. Mas
tenbroek, advisee rende leden, en waarvan
als secretaris optrad de heer W. M. Palm.
De commissie komt tot de volgende con
clusies:
1. Uit het verzamelde materiaal is ge-
Ibleken, dat tusschen de bezoldigingsregelin
gen van de onderscheidene publiekrechte
lijke lichamen groote verschillen bestaan,
welke zeker in de tegenwoordige tijdsom
standigheden niet gerechtvaardigd zijn te
achten.
2. Het krachtens de artikelen 125 en 126
der Ambtenarenwet 1929 uit te oefenen toe
zicht dient niet te worden gebruikt om
starre uniformiteit in de regelingen van de
onderscheidene publiekrechtelijke lichamen
te brengen, doch behoort zich te beperken
tot het weren van excessen.
Geen algemeene formule.
3. Bij het toetsen en het vergelijken van
het salarispeil behoort volledig rekening
te worden gehouden met alle in de bij de
vergelijking betrokken regelingen voorko
mende factoren zooals bijv. pensioensver-
haal, crisiskiortingen, standplaatsaftrek, on-
gehuwdenaftrek, huwelijksbijslag, kinder
bijslag, enz. Ter bepaling van het salaris
peil eener bezoldigingsregel is geenerlei
algemeene formule te geven.
4. de volle aan het anubt verbonden aan-
vangswedde dient te worden toegekend aan
de ambtenaren op 21-jarigen leeftijd en aan
de werklieden op 23-jarigen leeftijd.
Loonstandaard
belangrijk factor.
5. De bezoldiging der jeugdige werkkrach
ten. zoowel werklieden als ambtenaren moet
in overeenstemming zijn met den plaatse
lijken loonstandaard. De regeling dient
voorts zoodanig te zijn, dat zij aansluit aan
het minimum voor de volwassenen.
6. De werklieden behooren in 5 of, over
eenkomstig de regeling van het Rijk, in 6
loongroepen te worden gerangschikt. Slechts
voor een publiekrechtelijk lichaam met
weinig werklieden in een gering aantal
functies ka-n een indeeling in 4 of minder
loongroepen voldoende worden geacht. De
indeeling der werkliedenfuncties moet in
overeenstemming zijn met de algemeene
gedachte, welke aan de onderverdeeling in
loongroepen ten grondslag ligt.
7. Voor vrouwelijke werkkrachten dient een
afzonderlijke loonregeling te worden getrof
fen indien de werkzaamheden, waarmede zij
belast zijn, normaliter uitsluitend of zeer
overwegend door vrouwen plegen te worden
verricht. Een dergelijke afzonderlijke rege
ling kan ook voor de verpleegsters worden
aanvaard.
Geen toetsingsnorm voor
toelagen.
8. Het verdient aanbeveling de bezoldiging,
ook der werklieden, te doen geschieden naar
het systeem van salarisschalen met periodieke
verhoogingen, waarbij er op valt te letten,
dat de maximumwedde niet binnen te korten
tijd wordt bereikt. Deze verhoogingen behoo
ren niet automatisch toegekend te worden,
doch slechts bij gebleken bekwaamheid, ge
schiktheid en dienstijver.
9. Ten aanzien van voorschriften, welke
het mogelijk maken den ambtenaar buiten
gewone verhoogingen dan wel toelagen boven
zijn wedde toe te kennen, acht de Commissie
het geven van toetsingsnormen niet wel mo
gelijk. Wat de toelagen voor het bezit van
diploma's betreft, merkt zij op, dat deze al
leen gegeven behooren te worden, indien het.
bezit van het diploma geen vereischte is of
behoort te zijn voor de benoembaarheid tot
het ambt. doch niettemin voor de vervulling
daarvan van bijzonder belang is te achten.
10. Op den ongehuwdenaftrek, de huwe
lijkstoelage en deu kinderbijslag zijn van toe
passing de conclusiën, vermeld onder 3, 15 en
16. Overigens dient de regeering van haar
bevoegdheid krachtens de Ambtenarenwet
niet een zoodanig gebruik te maken, dat zij
deze in haar eigen regeling opgenomen ele
menten, samenhangende met den status van
den ambtenaar, aan de lagere publiekrechte
lijke organen oplegt.
11. Provinciale bezoldigingsregelen, o.a.
voor het waterstaatspersoneel, behooren re
kening te houden met het verschil in loon- en
levensstandaard in de verschillende stand
plaatsen. In de daarvoor in aanmerking ko
mende gevallen ware daarbij aan te sturen
op een grootere differentiatie dan de Rijks
regeling in den standplaatsenaftrek kent.
12. Bij de toetsing der salarisregelingen
voor het bewaarschoolpersoneel en voor de
vakonderwijzers bij het lager onderwijs treedt
als norm op den voorgrond de bezoldigings-
regeling voor het personeel, werkzaam bij het
gewoon lager onderwijs. Het bewaarschool-
onderwijs is iets lager te waardeeren dan het
gewoon lager onderwijs. Het vakonderwijs
bij het lager onderwijs is aan het gewoon
lager onderwijs gelijk te stellen, behoudens
in het geval een middelbare bevoegdheid
wordt geëischt, in welk geval dit vakonder
wijs ware te waardeeren als gelegen tus
schen het gewoon lager onderwijs en het
m.ddelb^ar onderwijs
schrift en het percentage van dit verhaal
eenigszins werd verhoogd, opdat de ambte
naar voor zijn pensioenrechten grootendeels
zelf betale. Bij een zoodanige wijziging zou
den overgangsregelen vastgesteld behooren
te worden om de lagere publiekrechtelijke
organen tijd en gelegenheid te geven haar
bezoldigingsregelen aan het gewijzigd pen-
sioensverhaal aan te passen.
Zoolang de Pensioenwet op dit punt nog
ongewijzigd blijft, zal de regeering van haar
bevoegdheid krachtens de Ambtenarenwet
geen gebruik mogen maken tot het in
strijd met de in de Pensioenwet daaromtrent
verleende vrijheid opleggen aan de lagere
organen van een uniform pensioensverhaal.
Indien de regeering echter in de salaris
regeling van een lager publiekrechtelijk li
chaam ingrijpt, dient zij in de eerste plaats
het oog te richten op een nog mogelijke op
voering van het pensioensverhaal alvorens
tot verdere salarisverlaging worde overge
gaan.
Geen normen voor bij
verdiensten.
14. Het aangeven van toetsingsnormen met
betrekking tot bijkomstige regelingen, zooals
die voor: de doorbetaling der bezoldiging van
den ambtenaar bij zijn benoeming tot lid
van de Sta ten-Generaal, van Ged. Staten of
tot wethouder; het gelijktijdig genot van
burgerlijke en militaire belooning; de beloo
ning voor overwerk; de vacantie en den va-
cantiebijslag; de uitkeering bij ziekte; de uit-
keering bij overlijden; de toekenning van
wachtgeld enz. acht de Commissie overbodig,
al kan zij zich voorstellen, dat de regeerm;
hetzij uit overwegingen, ontleend aan 's Rijks
belang, hetzij om andere redenen bij de toet
sing van een bepaald onderdeel wèl van één
of meer normen zal uitgaan. Wat den vacan
tiebijslag betreft, deze nog slechts sporadisch
voorkomende bijslag', waartegen in beginsel
geen bezwaar behoeft te worden gemaakt,
zal bij bezuiniging op de loonen wel in de
eerste plaats in aanmerking komen voor ver
mindering of afschaffing.
15. Niet elke afwijking van de normen be
treffende de in de conclusiën 3 t.m. 14 be
handelde onderdeelen van de bezoldiging be
hoeft voor de regeering aanleiding te zijn
om in de salarisregeling van een lager pu
bliekrechtelijk orgaan in te grijpen. Heeft de
regeering echter eenmaal besloten om in te
grijpen, dan verdient het aanbeveling, dat zij
ook voor deze onderdeelen de totstandkoming
der gewenschte regeling bevordert.
16. Indien het ingrijpen der regeering, we
gens het in gebreke blijven van het lager
publiekrechtelijk orgaan, leidt tot het vast
stellen der regeling door de Kroon, behoort
rekening te worden gehouden met de samen
stellende deelen van de Rijksregeling en kan
de regeering aan deze, ook voor zooveel zij
den status van den ambtenaar betreffen, ge
heel of ten deele een plaats geven in de door
haar vast te stellen regeling.
17. Ten aanzien van het personeel op ar
beidscontract acht de Commissie het natuur
lijk, dat de lagere publiekrechtelijke organen
met een even summiere regeling mogen vol
staan als voor het Rijk in het Arbeidsover-
eenkomstenbesluit is getroffen.
Bij toetsing' der bezoldiging zal in den re
gel contractant met contractant en ambte
naar met ambtenaar behooren te worden
vergeleken. Aanbeveling verdient het daar
om, dat regelingen omtrent de gevallen, waar
in indienstneming op arbeidsovereenkomst
naar burgerlijk recht kan plaats vinden, zoo
veel mogelijk aansluiten aan die, neergelegd
in art. 2 van het Arbeidsovereenkomstenbe-
sluit.
18. De vaststelling van algemeen geldende
salarisschalen voor burgemeesters, secreta
rissen en ontvangers komt voorshands nog on-
gewenscht voor. Wel dient naar mindere di
vergentie in de bestaande bezoldigingsrege-
lingen van deze functionarissen te worden ge
streefd, o.a. door het bevorderen van gelijke
voorschriften over pensioensverhaal en cumu
latie. Deze laatste ware in haar werking zoo
danig te beperken, dat zij geen ongewenschte
afmetingen aanneemt in de combinatie van
het aantal functies, noch in de totale beloo
ning van de gecombineerde fucties.
Verhof>°':ng van nenrioem
verhaal.
13. Aangaande het pensioensverhaal zou
het, naar het oordeel van de grootst moge
lijke meerderheid der Commissie, aanbeve
ling verdienen, indien de facultatieve bepa-
Bepalingen voor huwende
ambtenaressen.
19. Vaststelling ook door de lagere publiek
rechtelijke corporaties van bepalingen, als
vervat in art. 97 van het Algemeen Rijksamb
tenarenreglement, betreffende het ontslag
van de huwende ambtenares en in art. 96 twee
de lid van dat reglement aangaande het voor
rang geven bij personeelsafvloeiing aan de
gehuwde ambtenares, geen kostwinster van
een gezin zijnde, zou aan de thans in breede
kringen gevoelde bezwaren tegen het in
dienst zijn van gehuwde vrouwen en tegen
het genieten van dubbel inkomen uit de pu
blieke kas door man en vrouw beiden, in be
langrijke mate tegemoet komen. Ook voor
het vrouwelijk personeel bij het onderwijs
ware het tot stand komen van eenzelfde re
geling te bevorderen.
Cumulatie moet worden tegengegaan
20. De cumulate van inkomens of van inko
men met pensioen behoort, voor zoover het
publiek belang zich daartegen niet verzet, te
worden tegengegaan.
21. Voor de regeering behooren de navol
gende omstandigheden aanleiding te zijn in
salarisregelingen van lagere publiekrechtelij
ke lichamen wijzigingen te bevorderen, c. q.
deze zelf vast te stellen:
a. het bestaan van klaarblijkelijk onjuiste
salarisverhoudingen binnen het kader eener
regeling, of van excessen op bepaalde pun
ten bij vergelijking met de daarvoor in aan
merking komende regelingen;
b. de aanwezigheid van een wanverhouding
tusschen het salarispeil van een bepaald pu
bliekrechtelijk lichaam en dat van soortgelij
ke. in ongeveer gelijke omstandigheden ver-
keerende organen, of tusschen dat van een
zoodanig orgaan en het salarispeil van
het Rijk;
c. de aanwezigheid van een wanverhouding
tusschen het salarispeil van een lager publiek
rechtelijk orgaan en den loon- en levens
tandaard in dezelfde streek of plaats, blij
kende o.a. uit de daar geldende loonen vol
gens de collectieve arbeidsovereenkomsten
voor verschillende bedrijven of ondernemin
gen.
22. De bezoldiging van de werklieden en
van de overige meer plaatselijk gerecruteerde
krachten in dienst van de publiekrechtelijke
organisaties zal in de allereerste plaats in
overeenstemming moeten zijn met den plaat
selijken loon- en levensstandaard en daar
aan moeten worden getoetst. De belooning
van het middelbaar en hooger personeel,
waarvan de band met het plaatselijk milieu
veel losser is, zal behoudens de vereischte
aansluiting aan die van het lager personeel
meer in overeenstemming dienen te zijn
met de bezoldigmg van gelijkwaardige Rijks
ambtenaren.
23. De vergelijking met de bezoldigings-
regelingen van gelijksoortige publiekrechte
lijke lichamen zal vooral als correctief gebe
zigd moeten worden ten einde een te eenzij
dige waardeering van bepaalde werkzaam
heden door het Rijk te voorkomen.
24. Er is geen voldoende grond
aanwezig om bij het gebruik ma
ken van de bevoegdheid krachtens de
Ambtenarenwet de bezoldiging van de hoo-
gere en hoogste ambtenaren in dienst van
de lagere publiekrechtelijke organen buiten
beschouwing te laten.
25. Of omstandigheden, als in conclusie 21
genoemd, aanwezig zijn, houdt mede verband
met de financieele omstandigheden van de
daarbij betrokken lagere publiekrechtelijke
organen.
Geen voorzieningen voor het G. O.
26. Het tot stand komen van de wijziging
der Ambtenarenwet 1929 geeft aan het oor
deel van de grootst mogelijke meerderheid
der commissie geen aanleiding tot het treffen
van nadere voorzieningen ten aanzien van 't
georganiseerd overleg.
Gezien de mogelijke gevolgen van het in
grijpen der regeering in de bezoldigingsrege-
iingen der lagere publiekrechtelijke organen
en de wijze waarop de regeering' haar be
voegdheid tot toetsing van die regelingen
dient te gebruiken en de wenschelijkheid van
meer definitieve salarisherzieningen geeft de
commissie nog het volgende in overweginj
27. Indien uit de toetsing volgt, dat een
bezoldigingsregeling van een lagere publiek
rechtelijke corporatie wijziging behoeft, zal
het daarheen geleid moeten worden, dat
excessen door die wijziging, eventueel door
het vaststellen van een nieuwe regeling, vol
ledig worden weggenomen. Het verdient daar
bij aanbeveling, de gewijzigde of nieuwe rege
ling onmiddellijk in werking te doen treden.
Voor nieuw in dienst komend personeel levert
zulks geen bezwaar op. Doch ook ten aanzien
van de reeds in dienst zijnde ambtenaren
ware de gecorrigeerde regeling aanstonds toe
te passen. Daarbij dient echter een te groote
en te plotselinge vermindering van levenspeil
van deze ambtenaren te worden voorkomen.
IJMUIDEN
CONTINGENTEERING
ZEEVISCH.
VAN
HET KON. BESLUIT BINNENKORT TE
VERWACHTEN.
Overgang bij salaris
vermindering.
Naar het oordeel der Commissie bestaat
aanleiding tot het treffen van een overgangs
bepaling, indien door de inwerkingtreding-
van de gecorrigeerde regeling de netto-wedde
van den in dienst zijnden ambtenaar, die
gehuwd of kostwinner van een gezin is, meer
dan 10 pet. of van den ongehuwden amb
tenaar, niet-kostwinner zijnde, meer dan 15
pet. ineens zou achteruit gaan. In dat ge
val ware den ambtenaar bij wijze van over
gangsmaatregel een persoonlijke toelage toe
te kennen, in dier voege, dat zijn inkomen
per jaar met niet meer dan 10 resp. 15 pet.
vermindert.
In geval ten gevolge van het ingrijpen der
regeering de salarissen van bepaalde ambte
naren of bepaalde groepen van ambtenaren
met meer dan 20 pet. voor gehuwden en 30
pet. voor ongehuwden teruggaan, ware te
overwegen, of voor deze ambtenaren niet een
afzonderlijke overgangsregeling in het leven
behoort te worden geroepen, ten einde den
overgang voor het meerdere meer geleidelijk
te doen plaats hebben.
Het vorenstaande geeft uiteraard slechts
algemeene richtlijnen aan, waarvan, indien
de omstandigheden daartoe aanleiding ge
ven, kan worden afgeweken. Indien bijv. op
de salarissen na 1 Januari 1932 reeds min of
meer belangrijke kortingen hebben plaats
;ehad, zal er wellicht reden zijn om bij de
inwerkingtreding van een gecorrigeerde re
geling, als hiervoren bedoeld, mildere over
gangsbepalingen te treffen, dan het geval
behoeft te zijn, indien de betrokken ambte
naren na 1 Januari 1932 nog weinig of geen
salariskorting hebben ondergaan.
Het spreekt van zelf, dat bij de groote
aantallen regelingen (11 provinciën, 1076 ge
meenten en enkele duizenden waterschappen
enz.) het aanbeveling verdient, ook ten aan
zien van de volgorde, waarin deze regelingen
waren na te gaan en te beoordeelen, systema
tisch te werk te gaan, ten einde willekeurij
ingrijpen te voorkomen.
Derhalve adviseert de Commissie het eerst
de regelingen te toetsen van de groote ste
den en in aansluiting daaraan die der ge
meenten boven 40.000 zielen. De provinciale
egelingen waren alle gelijktijdig te toetsen.
Mocht zulks niet mogelijk blijken, dan ware
met de regelingen van de provinciën Noord
en Zuid-Holland te beginnen. Daarna komen
successievelijk de regelingen van de gemeen
ten beneden 40.000 zielen aan de orde en ver
volgens die der waterschappen, enz.
De mogelijkheid bestaat, dat wegens fi
nancieele moeilijkheden van een bepaald la
ger publiekrechtelijk orgaan, aan de toetsini
van diens bezoldigingsregeling voorrang moet
29. De tijd schijnt gekomen, om te overwe
gen, of niet met het stelsel van tijdelijke
kortingen dient te worden gebroken en tot
hetopnieuw vaststellen van de salarissen
moet worden overgegaan
Een nota-Drees.
Het lid der Commissie de heer W. Drees
heeft een afzonderlijke nota ter kennis van
den minister gebracht. Zijn nota is als bij
lage aan het rapport toegevoegd.
De heer Drees vestigt er in het algemeen
de aandacht op, dat de Commissie, alles sa-
ijiengen ^nen, het begrip „exces" zeer ruim
opvat en dat, wordt haar gedachtengang ge
volgd, het ingrijpen der regeering zeer ver
kan gaan.
Dit gaf hem te meer aanleiding uitvoerig
op twee door de Commissie behandelde pun
ten van algemeen karakter, het georgani
seerd overleg en de te treffen overgangsbe
palingen, van zijn afwijkende meening ge
motiveerd te doen blijken.
(De hier en daar Duitsche uitdrukkings
wijze der commissie (germanismen) is door
ons vervangen door de Nederlandsche ver
taling.
DE IJMUIDER IJSFABRIEKEN.
We lezen in de Memorie van Antwoord
van minister Verschuur betr. zijn begrooting,
dat zich in de omstandigheden voor de
IJmuider ijsfabrieken de laatste maanden
wijzigingen hebben voorgedaan, die voor den
minister aanleiding zijn geweest het vraag
stuk van de con tingen teering van ijs opnieuw
aan de orde te stellen.
Minister Verschuur deelt in de Memorie
van Antwoord op zijn begrooting mee, dat
een regeling, waarbij de invoer van vreemde
zeevisch en de aanvoer van zeevisch recht
streeks uit zee door vreemde vaartuigen zul
len worden gecontingenteerd, binnenkort in
werking zal kunnen treden. Het vertrouwen
mag worden uitgesproken, dat deze contin-
genteering er toe zal kunnen bijdragen, dat
verdere prijsdrukking van deze visch voor de
IJmuider visscherij voor de toekomst zal wor
den voorkomen.
De klachten, welke geuit werden over het
feit, dat visch, aangevoerd door vreemde
schepen, als Nederlandsche visch op onze
contingententen weder worden uitgevoerd,
hebben naar de meening van den minister
zeker hun grond verloren, voor zoover betreft
den uitvoer naar België en Frankrijk. De
met deze landen getroffen regelingen met
betrekking tot de door Nederland afgegeven
uitvoercertificaten en de bij het afgeven van
die certificaten uitgeoefende strenge con
trole, bieden den noodigen waarborg, dat al
leen Nederlandsche visch op rekening van de
aan Nederland toegestane contingenten wordt
gebracht. Ook de uitvoer van zeevisch naar
Engeland is sedert korten tijd gebonden aan
een uitvoercertificaat. Deze certificaten wor
den, evenals die voor den uitvoer naar Frank
rijk en België, uitsluitend afgegeven voor
visch, welke met Nederlandsche visschers-
schepen gevangen en rechtstreeks uit zee
aangevoerd is. Door dezen maatregel wordt
voorkomen, dat uit ons land vreemde zee
visch als Nederlandsche visch naar Engeland
wordt uitgevoei'd.
Intusschen wordt getracht met Engeland
een regeling te treffen, waarbij de zekerheid
verkregen wordt, dat vreemde visch, die in
transito over ons land naar Engeland wordt
doorgevoerd, daar te lande niet als Nederland
sche visch zal worden beschouwd en op reke
ning gebracht van het aan Nederland toege
kende contingent.
In antwoord op de vraag, of de Regeering
geen stappen kan doen bij de Belgische auto
riteiten, welke tot verbetering leiden, wat
betreft de hoeveelheid en de soort van visch,
die naar België mag worden uitgevoerd, kan
de minister mededeelen, dat deze zaak
voortdurende aandacht heeft van de Regee
ring en dat reeds herhaaldelijk stappen, als
in de vraag bedoeld, bij de Belgische autori
teiten zijn gedaan, welke tot dusverre echter
geen gunstig gevolg hebben gehad. In dit vel
band moge er op worden gewezen, dat de
vischsoorten, waarvan de invoer in België ver
boden is. juist die soorten zijn, welke in het
bijzonder worden geleverd door de Belgische
visscherij, voornamelijk die te Oostende, in
welker belang de contingenteering in het le
ven geroepen is. De ondergeteekende kan
verklaren, dat de Regeering te dier zake dili
gent blijft.
NED. EMIGRATIE "VER. „NIEUW GUINEA".
Donderdag 23 November a.s. zal de heer
Van Millingen, adviseur der Ned. Emigratie-
Vereeniging „Nieuw Guinea" en leider van
expedities naar de binnenlanden van Nieuw
Guinea in „Kennemerhof" alhier een lezing
houden over land en volk van Nieuw Guinea.
Deze vergadering is bedoeld als een pro-
paganda-vergadering voor de vestiging van
Nederlanders op Nieuw-Guinea.
DE GEVOLGEN TE BOVEN GEKOMEN.
Men zal zich herinneren, dat eenige maan
den geleden twee jongens Verhey en Beek
tengevolge van een aanrijding op de Wilhel
minakade zeer ernstig gewond werden. De
kleine Verhey was er zoo ernstig aan toe. dat
voor zijn leven werd gevreesd.
Beck is inmiddels genezen uit het Anto-
nius-ziekenhuis ontslagen en naar wij ver
nemen is thans ook zijn kameraadje zoover
hersteld, dat deze a.s. Zaterdag het zieken
huis zal verlaten. Ook hij kan als geheel ge
nezen worden beschouwd.
STUKGOEDEREN GELOST.
Gisteren meerde alhier aan den toeristen-
steiger het Duitsche motorpassagiersschip
Magdalena van Hamburg. Na een 100 ton
stukgoederen voor Amsterdam te hebben ge
lost, vertrok het schip onder de tonen der
scheepskapel naar de plaats van bestemming.
DE NUTSAVOND.
Ru Mulder.
Uit het programma van den op a.s. Don
derdag te houden voordrachtavond van het
Nu blijkt, dat een aantal bekende kunste
naars hunne medewerking aan dezen avond
zullen verleenen. Behalve de voordrachtkun
stenaar Ru Mulder treden op Car. Lankhout
voor de muzikale begeleiding, de danseres
Rudi Mees, de sopraanzangeres Ré Koster en
N.N. die de inleidingen zal houden.
Zooals men weet, zal Ru Mulder een voor
dracht-uitbeelding geven van Peer Gynt van
Henric Ibsen.
Van den inhoud van dit meesterwerk van
den Noorschen dichter bevatte ons blad eeni-
gen tijd geleden reeds een korte beschrijving.
Het werk wordt gegeven in 5 bedrijven die
elk van een inleiding worden voorafgegaan
en worden af gewisse1 d door muziek en dans
In het vierde bedrijf treedt in de scène va~
Peer Gynt en Anitra de danseres op, die den
Arabischen dans en Anitra's dans zal uitvoe
ren. In dit bedrijf wordt ook het bekende
INSTITUUT VOOR ARBEIDERS
ONTWIKKELING.
Dinsdagavond heeft in Hotel „Parkzicht"
een vergadering van bovengenoemd instituut
plaats gehad. Nadat de heer Brits een kort
inleidend woord had gesproken besprak <je
heer Levenbach uit Amsterdam het onder
werp „De Arbeidersbeweging in Amerika".
De heer Levenbach begon er op te wijzen
dat Amerika een land is van onbegrensde
mogelijkheden, een land en volk dat door ons
evenmin begrepen wordt.
Ofschoon dit land ver van ons verwijderd
is, daarom is het toch wel eens goed om ook
daar eens, vooral bij de arbeidersbeweging te
kijken. Spreker wil over de Amerikaansche
arbeders eenige vragen bespreken.
Hoe komt het n.l. dat er in Amerika bijna
geen socialisme wordt gevonden? Een socia
listische arbeidersbeweging zoo wij die kennen
is daar feitelijk niet. Hoe dit komt heeft spre
ker duidelijk gemaakt door in het kort de
wordingsgeschiedenis, zooals wij die thans
kennen, uiteen, te zetten. Er is volgens
spreker daar geen klasse-bewustzijn. Een
strijd der arbeiders voor hun rechten, zooals
die in de West-Europeesche landen gevoerd is
een dergelijken strijd heeft men ginds nooit ge
voerd. De bevolking, n.l. het blanke ras. be
staat uit of stamt, af van emigranten. Deze
hebben ieder op zich zelf hun eigen taal en
traditie, hetgeen een tot dusver onoverkomen-
lijk bezwaar was om te komen tot een goede
organisatie. De heer Levenbach besprak eenige
der bestaande organisaties, waaraan hij voor
beelden ontleent om het door hem gezégde te
staven.
Vervolgens besprak hij de problemen, die
er in de bestaande organisaties zijn, die wel
z.g. arbeiders-vereenigingen, maar toch geen
politiek-sociale organisaties zijn. Dit komt
omdat aldus spreker de intellectueelen in,
de Amerikaansche arbeidersbeweging' ontbre
ken. En omdat deze daarin ontbreken en men
alleen maar oog heeft voor hoog loon en niets
anders, daarom is men wars van alle politiek.
Over sociale aangelegenheden maakt men zich
minder druk dan om: „hoe krijg ik het hoog
ste loon".
Vervolgens stond spreker een oogenblik stil
bij de Pan Amerikaansche federatie van ar
beiders-organisaties, om vervolgens na te
gaan wat er door de arbeiders-organisatie in
Amerika bereikt is. Over dit laatste kan kort
weg gezegd worden: niets, omdat men door
het oog te sluiten voor elkanders belangen, en
men slechts leefde voor individueele, niets
bereikt kon worden. Vervolgens releveerde
spreker het feit, dat men thans tracht te
komen door het Code-stelsel tot organisatie
van het bedrijfsleven. Spreker die geruimen
tijd in Amerika geweest is en een speciale
studie heeft gemaakt van de Amerikaansche
arbeiders-toestanden, verwacht van dit laat
ste dan ook niets.
Het luide applaus, dat sprekers deel was
bij het eindigen van zijn onderhoudend refe
raat, was een bewijs dat de aanwezigen het
gehoorde zeer op prijs stelden. De heer Brits
was ongetwijfeld de tolk van al de aanwezigen,
toen hij tot den heer Levenbach een woord
van dank sprak voor den leerzamen avond.
CONTINGENTEERING
NETTEN.
VAN VISCH-
In de Memorie van Antwoord van minis
ter Verschuur lezen we dat het verzoek om-
contingenteering, dat indertijd tot den mi
nister werd gericht, bezwaarlijk op grond
van de toenmalige invoersituatie kon wórden
ingewilligd. Eerst enkele dagen geleden be
reikte het Departement een nieuw verzoek,
dat spoedig in behandeling zal worden geno
men.
VERGADERING N.S.B.
In Thalia hield de N.S.B. een propaganda-
vergadering, welke goed bezocht was.
Alvorens de vergadering een aanvang nam,
werd een gestorven kameraad herdacht.
Na het Wilhelmus gezongen te hebben, nam
Kringleider Tusenius het woord, welke wees,
op het goede burgerschap van de fascisten, en
de terreur als minderwaardig wapen van de
hand wees. Het geloof in den partij enstaat is
voor hen verloren. Wegjagen zal men hen niet,
omdat de N.S.B. langs zuiver legalen weg haar
doel te bereiken tracht. Fascisme is vrede: het
maakt soldaten en wapenen overbodig!
Vervolgens nam de spreker uit Amsterdam,
P. van Kampen het woord. Een buiten
gewone lafheid noemde deze de actie van de
vrijheidsridders", welke de N.S.B.-colportage
met geweld trachten te verhinderen. Ook de
pers kenmerkt hij als een verdichtselen pro-
duceerend instituut.
De Hollandsche burger past niet in een
dwangbuis; hij is vrijheidslievend, en ten
nauwste aan z'n historie verbonden.... ook
het beeld van den grondlegger van onze onaf
hankelijkheid wordt bezoedeld, als te zijn een
bestrijder van het fascisme. De figuur van
Oranje wordt door de democratische partijen
als karikatuur van de democratie gebruikt.
Ook de eerbied voor ons Volkslied is ver te
zoeken.
De tot in het uiterste doorgevoerde demo
cratie moet leiden tot tyrannic en- slavernij.
Het Marxistische evangelie van den haat
brengt die slavernij. Niet de haat, maar de uit
het innerlijke voortkomende waarheid is de
apostel der vrijheid. „Het socialisme zal niet
tegengehouden kunnen worden", zeide Albar-
da. Inderdaad, maar door het fascisme zal het
in veilige haven belanden. De christelijke vrij
heid is het dogma der naastenliefde. De Ka
tholieke Staatspartij weet thans wat lapwerk
is: de roode draad der Marxisten heeft ook
haar bereikt, gezien de talrijke scheuringen.
De Democratie kent geen verantwoordelijk
heid. Die wordt slechts uitgeoefend door een
kleinen kring, die uit naam dier democratie
bekeuringen toedient op het dragen van
zwarte broeken en het streng Calvinistische
Urk aan z'n lot overlaat. Democratie stelt
slechts de phrase, niet de daad. Zij kan schim
pen en verguizen. Zij kan de Zuiderzee droog
leggen, maar kan niet logisch zijn. Met een
variant op het Vlaamsche volkslied: „Zij zul
len het niet hebben, de Goden dezer Eeuw",
eindigde de spreker zijn met hartelijk applaus
beloonde rede.
Na de pauze verkrijgt de heer J. F. Over-
wijn, Kringleider van Rotterdam, het woord.
Het fascisme is de natuurlijke reactie tegen
een verworden stelsel, waarin leugen en bedrog
hun beste troeven voorspelen. De S.D.A.P.
stuiptrekt, hetgeen haar legio aantal brochu
res bewijzen. De goed gesalarieerden zullen
hun machtspositie moeten verliezen. Ook de
vrijheid lijdt aan ziekten. Men eischt vrijheid
voor al 't mogelijke..Niet hiervoor, maar voor
't goede alleen bestaat bij 't fascisme de vrij
heid.
Ook het politieke onderonsje van Genève
kan in spr.'s oogen geen genade vinden. Het
kost het rijk millioenen. waarvoor niets be
reikt wordt. Hoe laag op Nederland neerge
zien wordt bewijst wel de verhouding der
toegestane militaire krachten voor België en
ons land, n.l. 60.000 30.000. De kanai11" ""rie
met Belsië, deed de Kamer huiveren k-
kig heeft rf* Eerste Kamer haar ge "g
er aan onthouden. België heeft er ge eht
op, zelfs niet op een sloot of een grepp u. De
natie kenne haar plicht naar buiten, d.w.z.
als één ondeelbaar volk. Kringleider Tusenius
ge vfl 1 dankte ook dezen spreker in" hartelijke bewoor-
w v wacht den bezoekers een dingen, waarna de avond op de gebruikelijke
avond van hoogstaand kunstgenot. wijze gesloten werd.