Naar uniformiteit in overheidssalarissen. Het rapport der Commissie-Schouten verschenen. Zij wenscht Wijziging der huidige Ung van art. 36, vierde lid, der Pensioenwet 1922 werd gewijzigd in een imperatief voor regelingen. Wering van excessengeen starheid. Ingrijpen is niet altijd noodig. Verschenen is thans het rapport der com missie, belast met het adviseeren omtrent toetsingsnormen voor de beoordeeling van de bezoldiging van het personeel in diens van provinciën, gemeenten enz., de z.g. com missie Schouten, waarin zitting hadden de heeren J. Schouten, W. Drees, C. M. E. J. F. Goseling, D. Kooiman, H. W. Tilanus en I. H. J. Vos, leden en W. M. Palm en A. Mas tenbroek, advisee rende leden, en waarvan als secretaris optrad de heer W. M. Palm. De commissie komt tot de volgende con clusies: 1. Uit het verzamelde materiaal is ge- Ibleken, dat tusschen de bezoldigingsregelin gen van de onderscheidene publiekrechte lijke lichamen groote verschillen bestaan, welke zeker in de tegenwoordige tijdsom standigheden niet gerechtvaardigd zijn te achten. 2. Het krachtens de artikelen 125 en 126 der Ambtenarenwet 1929 uit te oefenen toe zicht dient niet te worden gebruikt om starre uniformiteit in de regelingen van de onderscheidene publiekrechtelijke lichamen te brengen, doch behoort zich te beperken tot het weren van excessen. Geen algemeene formule. 3. Bij het toetsen en het vergelijken van het salarispeil behoort volledig rekening te worden gehouden met alle in de bij de vergelijking betrokken regelingen voorko mende factoren zooals bijv. pensioensver- haal, crisiskiortingen, standplaatsaftrek, on- gehuwdenaftrek, huwelijksbijslag, kinder bijslag, enz. Ter bepaling van het salaris peil eener bezoldigingsregel is geenerlei algemeene formule te geven. 4. de volle aan het anubt verbonden aan- vangswedde dient te worden toegekend aan de ambtenaren op 21-jarigen leeftijd en aan de werklieden op 23-jarigen leeftijd. Loonstandaard belangrijk factor. 5. De bezoldiging der jeugdige werkkrach ten. zoowel werklieden als ambtenaren moet in overeenstemming zijn met den plaatse lijken loonstandaard. De regeling dient voorts zoodanig te zijn, dat zij aansluit aan het minimum voor de volwassenen. 6. De werklieden behooren in 5 of, over eenkomstig de regeling van het Rijk, in 6 loongroepen te worden gerangschikt. Slechts voor een publiekrechtelijk lichaam met weinig werklieden in een gering aantal functies ka-n een indeeling in 4 of minder loongroepen voldoende worden geacht. De indeeling der werkliedenfuncties moet in overeenstemming zijn met de algemeene gedachte, welke aan de onderverdeeling in loongroepen ten grondslag ligt. 7. Voor vrouwelijke werkkrachten dient een afzonderlijke loonregeling te worden getrof fen indien de werkzaamheden, waarmede zij belast zijn, normaliter uitsluitend of zeer overwegend door vrouwen plegen te worden verricht. Een dergelijke afzonderlijke rege ling kan ook voor de verpleegsters worden aanvaard. Geen toetsingsnorm voor toelagen. 8. Het verdient aanbeveling de bezoldiging, ook der werklieden, te doen geschieden naar het systeem van salarisschalen met periodieke verhoogingen, waarbij er op valt te letten, dat de maximumwedde niet binnen te korten tijd wordt bereikt. Deze verhoogingen behoo ren niet automatisch toegekend te worden, doch slechts bij gebleken bekwaamheid, ge schiktheid en dienstijver. 9. Ten aanzien van voorschriften, welke het mogelijk maken den ambtenaar buiten gewone verhoogingen dan wel toelagen boven zijn wedde toe te kennen, acht de Commissie het geven van toetsingsnormen niet wel mo gelijk. Wat de toelagen voor het bezit van diploma's betreft, merkt zij op, dat deze al leen gegeven behooren te worden, indien het. bezit van het diploma geen vereischte is of behoort te zijn voor de benoembaarheid tot het ambt. doch niettemin voor de vervulling daarvan van bijzonder belang is te achten. 10. Op den ongehuwdenaftrek, de huwe lijkstoelage en deu kinderbijslag zijn van toe passing de conclusiën, vermeld onder 3, 15 en 16. Overigens dient de regeering van haar bevoegdheid krachtens de Ambtenarenwet niet een zoodanig gebruik te maken, dat zij deze in haar eigen regeling opgenomen ele menten, samenhangende met den status van den ambtenaar, aan de lagere publiekrechte lijke organen oplegt. 11. Provinciale bezoldigingsregelen, o.a. voor het waterstaatspersoneel, behooren re kening te houden met het verschil in loon- en levensstandaard in de verschillende stand plaatsen. In de daarvoor in aanmerking ko mende gevallen ware daarbij aan te sturen op een grootere differentiatie dan de Rijks regeling in den standplaatsenaftrek kent. 12. Bij de toetsing der salarisregelingen voor het bewaarschoolpersoneel en voor de vakonderwijzers bij het lager onderwijs treedt als norm op den voorgrond de bezoldigings- regeling voor het personeel, werkzaam bij het gewoon lager onderwijs. Het bewaarschool- onderwijs is iets lager te waardeeren dan het gewoon lager onderwijs. Het vakonderwijs bij het lager onderwijs is aan het gewoon lager onderwijs gelijk te stellen, behoudens in het geval een middelbare bevoegdheid wordt geëischt, in welk geval dit vakonder wijs ware te waardeeren als gelegen tus schen het gewoon lager onderwijs en het m.ddelb^ar onderwijs schrift en het percentage van dit verhaal eenigszins werd verhoogd, opdat de ambte naar voor zijn pensioenrechten grootendeels zelf betale. Bij een zoodanige wijziging zou den overgangsregelen vastgesteld behooren te worden om de lagere publiekrechtelijke organen tijd en gelegenheid te geven haar bezoldigingsregelen aan het gewijzigd pen- sioensverhaal aan te passen. Zoolang de Pensioenwet op dit punt nog ongewijzigd blijft, zal de regeering van haar bevoegdheid krachtens de Ambtenarenwet geen gebruik mogen maken tot het in strijd met de in de Pensioenwet daaromtrent verleende vrijheid opleggen aan de lagere organen van een uniform pensioensverhaal. Indien de regeering echter in de salaris regeling van een lager publiekrechtelijk li chaam ingrijpt, dient zij in de eerste plaats het oog te richten op een nog mogelijke op voering van het pensioensverhaal alvorens tot verdere salarisverlaging worde overge gaan. Geen normen voor bij verdiensten. 14. Het aangeven van toetsingsnormen met betrekking tot bijkomstige regelingen, zooals die voor: de doorbetaling der bezoldiging van den ambtenaar bij zijn benoeming tot lid van de Sta ten-Generaal, van Ged. Staten of tot wethouder; het gelijktijdig genot van burgerlijke en militaire belooning; de beloo ning voor overwerk; de vacantie en den va- cantiebijslag; de uitkeering bij ziekte; de uit- keering bij overlijden; de toekenning van wachtgeld enz. acht de Commissie overbodig, al kan zij zich voorstellen, dat de regeerm; hetzij uit overwegingen, ontleend aan 's Rijks belang, hetzij om andere redenen bij de toet sing van een bepaald onderdeel wèl van één of meer normen zal uitgaan. Wat den vacan tiebijslag betreft, deze nog slechts sporadisch voorkomende bijslag', waartegen in beginsel geen bezwaar behoeft te worden gemaakt, zal bij bezuiniging op de loonen wel in de eerste plaats in aanmerking komen voor ver mindering of afschaffing. 15. Niet elke afwijking van de normen be treffende de in de conclusiën 3 t.m. 14 be handelde onderdeelen van de bezoldiging be hoeft voor de regeering aanleiding te zijn om in de salarisregeling van een lager pu bliekrechtelijk orgaan in te grijpen. Heeft de regeering echter eenmaal besloten om in te grijpen, dan verdient het aanbeveling, dat zij ook voor deze onderdeelen de totstandkoming der gewenschte regeling bevordert. 16. Indien het ingrijpen der regeering, we gens het in gebreke blijven van het lager publiekrechtelijk orgaan, leidt tot het vast stellen der regeling door de Kroon, behoort rekening te worden gehouden met de samen stellende deelen van de Rijksregeling en kan de regeering aan deze, ook voor zooveel zij den status van den ambtenaar betreffen, ge heel of ten deele een plaats geven in de door haar vast te stellen regeling. 17. Ten aanzien van het personeel op ar beidscontract acht de Commissie het natuur lijk, dat de lagere publiekrechtelijke organen met een even summiere regeling mogen vol staan als voor het Rijk in het Arbeidsover- eenkomstenbesluit is getroffen. Bij toetsing' der bezoldiging zal in den re gel contractant met contractant en ambte naar met ambtenaar behooren te worden vergeleken. Aanbeveling verdient het daar om, dat regelingen omtrent de gevallen, waar in indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht kan plaats vinden, zoo veel mogelijk aansluiten aan die, neergelegd in art. 2 van het Arbeidsovereenkomstenbe- sluit. 18. De vaststelling van algemeen geldende salarisschalen voor burgemeesters, secreta rissen en ontvangers komt voorshands nog on- gewenscht voor. Wel dient naar mindere di vergentie in de bestaande bezoldigingsrege- lingen van deze functionarissen te worden ge streefd, o.a. door het bevorderen van gelijke voorschriften over pensioensverhaal en cumu latie. Deze laatste ware in haar werking zoo danig te beperken, dat zij geen ongewenschte afmetingen aanneemt in de combinatie van het aantal functies, noch in de totale beloo ning van de gecombineerde fucties. Verhof>°':ng van nenrioem verhaal. 13. Aangaande het pensioensverhaal zou het, naar het oordeel van de grootst moge lijke meerderheid der Commissie, aanbeve ling verdienen, indien de facultatieve bepa- Bepalingen voor huwende ambtenaressen. 19. Vaststelling ook door de lagere publiek rechtelijke corporaties van bepalingen, als vervat in art. 97 van het Algemeen Rijksamb tenarenreglement, betreffende het ontslag van de huwende ambtenares en in art. 96 twee de lid van dat reglement aangaande het voor rang geven bij personeelsafvloeiing aan de gehuwde ambtenares, geen kostwinster van een gezin zijnde, zou aan de thans in breede kringen gevoelde bezwaren tegen het in dienst zijn van gehuwde vrouwen en tegen het genieten van dubbel inkomen uit de pu blieke kas door man en vrouw beiden, in be langrijke mate tegemoet komen. Ook voor het vrouwelijk personeel bij het onderwijs ware het tot stand komen van eenzelfde re geling te bevorderen. Cumulatie moet worden tegengegaan 20. De cumulate van inkomens of van inko men met pensioen behoort, voor zoover het publiek belang zich daartegen niet verzet, te worden tegengegaan. 21. Voor de regeering behooren de navol gende omstandigheden aanleiding te zijn in salarisregelingen van lagere publiekrechtelij ke lichamen wijzigingen te bevorderen, c. q. deze zelf vast te stellen: a. het bestaan van klaarblijkelijk onjuiste salarisverhoudingen binnen het kader eener regeling, of van excessen op bepaalde pun ten bij vergelijking met de daarvoor in aan merking komende regelingen; b. de aanwezigheid van een wanverhouding tusschen het salarispeil van een bepaald pu bliekrechtelijk lichaam en dat van soortgelij ke. in ongeveer gelijke omstandigheden ver- keerende organen, of tusschen dat van een zoodanig orgaan en het salarispeil van het Rijk; c. de aanwezigheid van een wanverhouding tusschen het salarispeil van een lager publiek rechtelijk orgaan en den loon- en levens tandaard in dezelfde streek of plaats, blij kende o.a. uit de daar geldende loonen vol gens de collectieve arbeidsovereenkomsten voor verschillende bedrijven of ondernemin gen. 22. De bezoldiging van de werklieden en van de overige meer plaatselijk gerecruteerde krachten in dienst van de publiekrechtelijke organisaties zal in de allereerste plaats in overeenstemming moeten zijn met den plaat selijken loon- en levensstandaard en daar aan moeten worden getoetst. De belooning van het middelbaar en hooger personeel, waarvan de band met het plaatselijk milieu veel losser is, zal behoudens de vereischte aansluiting aan die van het lager personeel meer in overeenstemming dienen te zijn met de bezoldigmg van gelijkwaardige Rijks ambtenaren. 23. De vergelijking met de bezoldigings- regelingen van gelijksoortige publiekrechte lijke lichamen zal vooral als correctief gebe zigd moeten worden ten einde een te eenzij dige waardeering van bepaalde werkzaam heden door het Rijk te voorkomen. 24. Er is geen voldoende grond aanwezig om bij het gebruik ma ken van de bevoegdheid krachtens de Ambtenarenwet de bezoldiging van de hoo- gere en hoogste ambtenaren in dienst van de lagere publiekrechtelijke organen buiten beschouwing te laten. 25. Of omstandigheden, als in conclusie 21 genoemd, aanwezig zijn, houdt mede verband met de financieele omstandigheden van de daarbij betrokken lagere publiekrechtelijke organen. Geen voorzieningen voor het G. O. 26. Het tot stand komen van de wijziging der Ambtenarenwet 1929 geeft aan het oor deel van de grootst mogelijke meerderheid der commissie geen aanleiding tot het treffen van nadere voorzieningen ten aanzien van 't georganiseerd overleg. Gezien de mogelijke gevolgen van het in grijpen der regeering in de bezoldigingsrege- iingen der lagere publiekrechtelijke organen en de wijze waarop de regeering' haar be voegdheid tot toetsing van die regelingen dient te gebruiken en de wenschelijkheid van meer definitieve salarisherzieningen geeft de commissie nog het volgende in overweginj 27. Indien uit de toetsing volgt, dat een bezoldigingsregeling van een lagere publiek rechtelijke corporatie wijziging behoeft, zal het daarheen geleid moeten worden, dat excessen door die wijziging, eventueel door het vaststellen van een nieuwe regeling, vol ledig worden weggenomen. Het verdient daar bij aanbeveling, de gewijzigde of nieuwe rege ling onmiddellijk in werking te doen treden. Voor nieuw in dienst komend personeel levert zulks geen bezwaar op. Doch ook ten aanzien van de reeds in dienst zijnde ambtenaren ware de gecorrigeerde regeling aanstonds toe te passen. Daarbij dient echter een te groote en te plotselinge vermindering van levenspeil van deze ambtenaren te worden voorkomen. IJMUIDEN CONTINGENTEERING ZEEVISCH. VAN HET KON. BESLUIT BINNENKORT TE VERWACHTEN. Overgang bij salaris vermindering. Naar het oordeel der Commissie bestaat aanleiding tot het treffen van een overgangs bepaling, indien door de inwerkingtreding- van de gecorrigeerde regeling de netto-wedde van den in dienst zijnden ambtenaar, die gehuwd of kostwinner van een gezin is, meer dan 10 pet. of van den ongehuwden amb tenaar, niet-kostwinner zijnde, meer dan 15 pet. ineens zou achteruit gaan. In dat ge val ware den ambtenaar bij wijze van over gangsmaatregel een persoonlijke toelage toe te kennen, in dier voege, dat zijn inkomen per jaar met niet meer dan 10 resp. 15 pet. vermindert. In geval ten gevolge van het ingrijpen der regeering de salarissen van bepaalde ambte naren of bepaalde groepen van ambtenaren met meer dan 20 pet. voor gehuwden en 30 pet. voor ongehuwden teruggaan, ware te overwegen, of voor deze ambtenaren niet een afzonderlijke overgangsregeling in het leven behoort te worden geroepen, ten einde den overgang voor het meerdere meer geleidelijk te doen plaats hebben. Het vorenstaande geeft uiteraard slechts algemeene richtlijnen aan, waarvan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding ge ven, kan worden afgeweken. Indien bijv. op de salarissen na 1 Januari 1932 reeds min of meer belangrijke kortingen hebben plaats ;ehad, zal er wellicht reden zijn om bij de inwerkingtreding van een gecorrigeerde re geling, als hiervoren bedoeld, mildere over gangsbepalingen te treffen, dan het geval behoeft te zijn, indien de betrokken ambte naren na 1 Januari 1932 nog weinig of geen salariskorting hebben ondergaan. Het spreekt van zelf, dat bij de groote aantallen regelingen (11 provinciën, 1076 ge meenten en enkele duizenden waterschappen enz.) het aanbeveling verdient, ook ten aan zien van de volgorde, waarin deze regelingen waren na te gaan en te beoordeelen, systema tisch te werk te gaan, ten einde willekeurij ingrijpen te voorkomen. Derhalve adviseert de Commissie het eerst de regelingen te toetsen van de groote ste den en in aansluiting daaraan die der ge meenten boven 40.000 zielen. De provinciale egelingen waren alle gelijktijdig te toetsen. Mocht zulks niet mogelijk blijken, dan ware met de regelingen van de provinciën Noord en Zuid-Holland te beginnen. Daarna komen successievelijk de regelingen van de gemeen ten beneden 40.000 zielen aan de orde en ver volgens die der waterschappen, enz. De mogelijkheid bestaat, dat wegens fi nancieele moeilijkheden van een bepaald la ger publiekrechtelijk orgaan, aan de toetsini van diens bezoldigingsregeling voorrang moet 29. De tijd schijnt gekomen, om te overwe gen, of niet met het stelsel van tijdelijke kortingen dient te worden gebroken en tot hetopnieuw vaststellen van de salarissen moet worden overgegaan Een nota-Drees. Het lid der Commissie de heer W. Drees heeft een afzonderlijke nota ter kennis van den minister gebracht. Zijn nota is als bij lage aan het rapport toegevoegd. De heer Drees vestigt er in het algemeen de aandacht op, dat de Commissie, alles sa- ijiengen ^nen, het begrip „exces" zeer ruim opvat en dat, wordt haar gedachtengang ge volgd, het ingrijpen der regeering zeer ver kan gaan. Dit gaf hem te meer aanleiding uitvoerig op twee door de Commissie behandelde pun ten van algemeen karakter, het georgani seerd overleg en de te treffen overgangsbe palingen, van zijn afwijkende meening ge motiveerd te doen blijken. (De hier en daar Duitsche uitdrukkings wijze der commissie (germanismen) is door ons vervangen door de Nederlandsche ver taling. DE IJMUIDER IJSFABRIEKEN. We lezen in de Memorie van Antwoord van minister Verschuur betr. zijn begrooting, dat zich in de omstandigheden voor de IJmuider ijsfabrieken de laatste maanden wijzigingen hebben voorgedaan, die voor den minister aanleiding zijn geweest het vraag stuk van de con tingen teering van ijs opnieuw aan de orde te stellen. Minister Verschuur deelt in de Memorie van Antwoord op zijn begrooting mee, dat een regeling, waarbij de invoer van vreemde zeevisch en de aanvoer van zeevisch recht streeks uit zee door vreemde vaartuigen zul len worden gecontingenteerd, binnenkort in werking zal kunnen treden. Het vertrouwen mag worden uitgesproken, dat deze contin- genteering er toe zal kunnen bijdragen, dat verdere prijsdrukking van deze visch voor de IJmuider visscherij voor de toekomst zal wor den voorkomen. De klachten, welke geuit werden over het feit, dat visch, aangevoerd door vreemde schepen, als Nederlandsche visch op onze contingententen weder worden uitgevoerd, hebben naar de meening van den minister zeker hun grond verloren, voor zoover betreft den uitvoer naar België en Frankrijk. De met deze landen getroffen regelingen met betrekking tot de door Nederland afgegeven uitvoercertificaten en de bij het afgeven van die certificaten uitgeoefende strenge con trole, bieden den noodigen waarborg, dat al leen Nederlandsche visch op rekening van de aan Nederland toegestane contingenten wordt gebracht. Ook de uitvoer van zeevisch naar Engeland is sedert korten tijd gebonden aan een uitvoercertificaat. Deze certificaten wor den, evenals die voor den uitvoer naar Frank rijk en België, uitsluitend afgegeven voor visch, welke met Nederlandsche visschers- schepen gevangen en rechtstreeks uit zee aangevoerd is. Door dezen maatregel wordt voorkomen, dat uit ons land vreemde zee visch als Nederlandsche visch naar Engeland wordt uitgevoei'd. Intusschen wordt getracht met Engeland een regeling te treffen, waarbij de zekerheid verkregen wordt, dat vreemde visch, die in transito over ons land naar Engeland wordt doorgevoerd, daar te lande niet als Nederland sche visch zal worden beschouwd en op reke ning gebracht van het aan Nederland toege kende contingent. In antwoord op de vraag, of de Regeering geen stappen kan doen bij de Belgische auto riteiten, welke tot verbetering leiden, wat betreft de hoeveelheid en de soort van visch, die naar België mag worden uitgevoerd, kan de minister mededeelen, dat deze zaak voortdurende aandacht heeft van de Regee ring en dat reeds herhaaldelijk stappen, als in de vraag bedoeld, bij de Belgische autori teiten zijn gedaan, welke tot dusverre echter geen gunstig gevolg hebben gehad. In dit vel band moge er op worden gewezen, dat de vischsoorten, waarvan de invoer in België ver boden is. juist die soorten zijn, welke in het bijzonder worden geleverd door de Belgische visscherij, voornamelijk die te Oostende, in welker belang de contingenteering in het le ven geroepen is. De ondergeteekende kan verklaren, dat de Regeering te dier zake dili gent blijft. NED. EMIGRATIE "VER. „NIEUW GUINEA". Donderdag 23 November a.s. zal de heer Van Millingen, adviseur der Ned. Emigratie- Vereeniging „Nieuw Guinea" en leider van expedities naar de binnenlanden van Nieuw Guinea in „Kennemerhof" alhier een lezing houden over land en volk van Nieuw Guinea. Deze vergadering is bedoeld als een pro- paganda-vergadering voor de vestiging van Nederlanders op Nieuw-Guinea. DE GEVOLGEN TE BOVEN GEKOMEN. Men zal zich herinneren, dat eenige maan den geleden twee jongens Verhey en Beek tengevolge van een aanrijding op de Wilhel minakade zeer ernstig gewond werden. De kleine Verhey was er zoo ernstig aan toe. dat voor zijn leven werd gevreesd. Beck is inmiddels genezen uit het Anto- nius-ziekenhuis ontslagen en naar wij ver nemen is thans ook zijn kameraadje zoover hersteld, dat deze a.s. Zaterdag het zieken huis zal verlaten. Ook hij kan als geheel ge nezen worden beschouwd. STUKGOEDEREN GELOST. Gisteren meerde alhier aan den toeristen- steiger het Duitsche motorpassagiersschip Magdalena van Hamburg. Na een 100 ton stukgoederen voor Amsterdam te hebben ge lost, vertrok het schip onder de tonen der scheepskapel naar de plaats van bestemming. DE NUTSAVOND. Ru Mulder. Uit het programma van den op a.s. Don derdag te houden voordrachtavond van het Nu blijkt, dat een aantal bekende kunste naars hunne medewerking aan dezen avond zullen verleenen. Behalve de voordrachtkun stenaar Ru Mulder treden op Car. Lankhout voor de muzikale begeleiding, de danseres Rudi Mees, de sopraanzangeres Ré Koster en N.N. die de inleidingen zal houden. Zooals men weet, zal Ru Mulder een voor dracht-uitbeelding geven van Peer Gynt van Henric Ibsen. Van den inhoud van dit meesterwerk van den Noorschen dichter bevatte ons blad eeni- gen tijd geleden reeds een korte beschrijving. Het werk wordt gegeven in 5 bedrijven die elk van een inleiding worden voorafgegaan en worden af gewisse1 d door muziek en dans In het vierde bedrijf treedt in de scène va~ Peer Gynt en Anitra de danseres op, die den Arabischen dans en Anitra's dans zal uitvoe ren. In dit bedrijf wordt ook het bekende INSTITUUT VOOR ARBEIDERS ONTWIKKELING. Dinsdagavond heeft in Hotel „Parkzicht" een vergadering van bovengenoemd instituut plaats gehad. Nadat de heer Brits een kort inleidend woord had gesproken besprak <je heer Levenbach uit Amsterdam het onder werp „De Arbeidersbeweging in Amerika". De heer Levenbach begon er op te wijzen dat Amerika een land is van onbegrensde mogelijkheden, een land en volk dat door ons evenmin begrepen wordt. Ofschoon dit land ver van ons verwijderd is, daarom is het toch wel eens goed om ook daar eens, vooral bij de arbeidersbeweging te kijken. Spreker wil over de Amerikaansche arbeders eenige vragen bespreken. Hoe komt het n.l. dat er in Amerika bijna geen socialisme wordt gevonden? Een socia listische arbeidersbeweging zoo wij die kennen is daar feitelijk niet. Hoe dit komt heeft spre ker duidelijk gemaakt door in het kort de wordingsgeschiedenis, zooals wij die thans kennen, uiteen, te zetten. Er is volgens spreker daar geen klasse-bewustzijn. Een strijd der arbeiders voor hun rechten, zooals die in de West-Europeesche landen gevoerd is een dergelijken strijd heeft men ginds nooit ge voerd. De bevolking, n.l. het blanke ras. be staat uit of stamt, af van emigranten. Deze hebben ieder op zich zelf hun eigen taal en traditie, hetgeen een tot dusver onoverkomen- lijk bezwaar was om te komen tot een goede organisatie. De heer Levenbach besprak eenige der bestaande organisaties, waaraan hij voor beelden ontleent om het door hem gezégde te staven. Vervolgens besprak hij de problemen, die er in de bestaande organisaties zijn, die wel z.g. arbeiders-vereenigingen, maar toch geen politiek-sociale organisaties zijn. Dit komt omdat aldus spreker de intellectueelen in, de Amerikaansche arbeidersbeweging' ontbre ken. En omdat deze daarin ontbreken en men alleen maar oog heeft voor hoog loon en niets anders, daarom is men wars van alle politiek. Over sociale aangelegenheden maakt men zich minder druk dan om: „hoe krijg ik het hoog ste loon". Vervolgens stond spreker een oogenblik stil bij de Pan Amerikaansche federatie van ar beiders-organisaties, om vervolgens na te gaan wat er door de arbeiders-organisatie in Amerika bereikt is. Over dit laatste kan kort weg gezegd worden: niets, omdat men door het oog te sluiten voor elkanders belangen, en men slechts leefde voor individueele, niets bereikt kon worden. Vervolgens releveerde spreker het feit, dat men thans tracht te komen door het Code-stelsel tot organisatie van het bedrijfsleven. Spreker die geruimen tijd in Amerika geweest is en een speciale studie heeft gemaakt van de Amerikaansche arbeiders-toestanden, verwacht van dit laat ste dan ook niets. Het luide applaus, dat sprekers deel was bij het eindigen van zijn onderhoudend refe raat, was een bewijs dat de aanwezigen het gehoorde zeer op prijs stelden. De heer Brits was ongetwijfeld de tolk van al de aanwezigen, toen hij tot den heer Levenbach een woord van dank sprak voor den leerzamen avond. CONTINGENTEERING NETTEN. VAN VISCH- In de Memorie van Antwoord van minis ter Verschuur lezen we dat het verzoek om- contingenteering, dat indertijd tot den mi nister werd gericht, bezwaarlijk op grond van de toenmalige invoersituatie kon wórden ingewilligd. Eerst enkele dagen geleden be reikte het Departement een nieuw verzoek, dat spoedig in behandeling zal worden geno men. VERGADERING N.S.B. In Thalia hield de N.S.B. een propaganda- vergadering, welke goed bezocht was. Alvorens de vergadering een aanvang nam, werd een gestorven kameraad herdacht. Na het Wilhelmus gezongen te hebben, nam Kringleider Tusenius het woord, welke wees, op het goede burgerschap van de fascisten, en de terreur als minderwaardig wapen van de hand wees. Het geloof in den partij enstaat is voor hen verloren. Wegjagen zal men hen niet, omdat de N.S.B. langs zuiver legalen weg haar doel te bereiken tracht. Fascisme is vrede: het maakt soldaten en wapenen overbodig! Vervolgens nam de spreker uit Amsterdam, P. van Kampen het woord. Een buiten gewone lafheid noemde deze de actie van de vrijheidsridders", welke de N.S.B.-colportage met geweld trachten te verhinderen. Ook de pers kenmerkt hij als een verdichtselen pro- duceerend instituut. De Hollandsche burger past niet in een dwangbuis; hij is vrijheidslievend, en ten nauwste aan z'n historie verbonden.... ook het beeld van den grondlegger van onze onaf hankelijkheid wordt bezoedeld, als te zijn een bestrijder van het fascisme. De figuur van Oranje wordt door de democratische partijen als karikatuur van de democratie gebruikt. Ook de eerbied voor ons Volkslied is ver te zoeken. De tot in het uiterste doorgevoerde demo cratie moet leiden tot tyrannic en- slavernij. Het Marxistische evangelie van den haat brengt die slavernij. Niet de haat, maar de uit het innerlijke voortkomende waarheid is de apostel der vrijheid. „Het socialisme zal niet tegengehouden kunnen worden", zeide Albar- da. Inderdaad, maar door het fascisme zal het in veilige haven belanden. De christelijke vrij heid is het dogma der naastenliefde. De Ka tholieke Staatspartij weet thans wat lapwerk is: de roode draad der Marxisten heeft ook haar bereikt, gezien de talrijke scheuringen. De Democratie kent geen verantwoordelijk heid. Die wordt slechts uitgeoefend door een kleinen kring, die uit naam dier democratie bekeuringen toedient op het dragen van zwarte broeken en het streng Calvinistische Urk aan z'n lot overlaat. Democratie stelt slechts de phrase, niet de daad. Zij kan schim pen en verguizen. Zij kan de Zuiderzee droog leggen, maar kan niet logisch zijn. Met een variant op het Vlaamsche volkslied: „Zij zul len het niet hebben, de Goden dezer Eeuw", eindigde de spreker zijn met hartelijk applaus beloonde rede. Na de pauze verkrijgt de heer J. F. Over- wijn, Kringleider van Rotterdam, het woord. Het fascisme is de natuurlijke reactie tegen een verworden stelsel, waarin leugen en bedrog hun beste troeven voorspelen. De S.D.A.P. stuiptrekt, hetgeen haar legio aantal brochu res bewijzen. De goed gesalarieerden zullen hun machtspositie moeten verliezen. Ook de vrijheid lijdt aan ziekten. Men eischt vrijheid voor al 't mogelijke..Niet hiervoor, maar voor 't goede alleen bestaat bij 't fascisme de vrij heid. Ook het politieke onderonsje van Genève kan in spr.'s oogen geen genade vinden. Het kost het rijk millioenen. waarvoor niets be reikt wordt. Hoe laag op Nederland neerge zien wordt bewijst wel de verhouding der toegestane militaire krachten voor België en ons land, n.l. 60.000 30.000. De kanai11" ""rie met Belsië, deed de Kamer huiveren k- kig heeft rf* Eerste Kamer haar ge "g er aan onthouden. België heeft er ge eht op, zelfs niet op een sloot of een grepp u. De natie kenne haar plicht naar buiten, d.w.z. als één ondeelbaar volk. Kringleider Tusenius ge vfl 1 dankte ook dezen spreker in" hartelijke bewoor- w v wacht den bezoekers een dingen, waarna de avond op de gebruikelijke avond van hoogstaand kunstgenot. wijze gesloten werd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1933 | | pagina 2