EEN EERESCHULD Er zat spanning in de traditioneele schoolvoetbalwedstrijden, welke Vrijdag op een der terreinen in Watergraafs meer (Amsterdam) werden gespeeld Op Waalsdorp te den Haag werden Vrijdag Mixed-Hockeywed strijden gehouden Een moment uit den wedstrijd H.DM.-H.O;C, de belangrijkste ontmoeting van den dag Dr. J. P. van der Stok, oud-directeur van de afdeeling Oceanografie van het Konink lijk Meteorologisch Instituut te de Bilt, is overleden Het eenige maan den oude leeuwtje „Simba", in den Am- sterdamschen dieren tuin wordt met de flesch grootgebracht, Een aardig tafreeltje Het slot Marquette te Heemskerk zal binnenkort voor het publiek toegankelijk worden gesteld De uitreiking der Witte Donderdag penning te Londen. - Aan 68 armen worden bij die gelegenheid speciaal geslagen penningen uitgereikt; één penny voor elk levensjaar van den Koning De .Pelikaan" heeft in verband met het overlijden van H. M de Koningin Moeder een krans meegebracht /an de Vader landsche Club uit Ned Indië, welke krans Vrijdag door een deputatie is afgehaald FEUILLETON ETHEL M. DELL. Vertaling van J. G. H. v. d. BOVENKAMP Jr. 4) „Luister", ging Mj even later op vriende- lijken toon voort. „Ik geloof ook inderdaad, dat u zich hang gemaakt heeft voor niets. Maar ondanks die overtuiging van mij, ga ik even met u mee naar hinnen, om mij zelf ge heel en al te overtuigen. Of, als u dat liever wilt, zal ik wel even alleen naar binnen gaan om te kijken, of er iets aan de hand is. Dan zoudt u hier buiten- kunnen wachten, totdat ik weer terug kom". „Oh neen, neen", zeide Hope vlug. „Als u dan beslist naar binnen wilt gaan, dah moet ik meegaan. Maar wilt u mij dan eerst belo ven, om mij niet uit te lachen, wat er ook mag gebeuren?" Baring maakte een vlug gebaar, doch zij kon niet zeggen, wat hij daarmee bedoelde. Het was te donker, om zijn gelaatsuitdruk king duidelijk te kunnen zien. „Goed", zeide hij een oogenblik later rustig. »Goed, dat beloof ik u". Hope stond nog steeds op het punt, om in tranen uit te barsten. Zij voelde zich vree.ie- lijk beschaamd. Doch met haar hand in de zijne liep zij naast hem voort over het smalle voetpad, dat voerde naar de warande van de bungalow. En toen zij die warande tot op een paar meter genaderd'waren, voelde zij diep in'haar hart den wensch, dat de aarde zich zou openen om haar te verzwelgen. HOOFDSTUK IV. Haar natuurlijke beschermer. Hand in hand liepen zij het trapje van de warande op en zagen, dat die geheel verlaten was. Baring liep, zonder een oogenblik te aar zelen, door, totdat hij bij de twee rieten stoe len kwam, tegenover het raam van de eetka mer. Ook die beide stoelen waren leeg. .Een bediende had juist een lamp aangestoken in de kamer achter hen. „Ga maar vast naar binnen", zeide Baring tot het meisje, dat hem aandachtig had ga degeslagen. „Ik volg zoo dadelijk. Even aarzelde zij, maar dan gehoorzaamde' zij hem. Zij scheen op dat oogenblik niet in staat zich te verzetten tegen den wensch van dien krachtigen man. Rustig liep hij achter haar aan en in de kamer bleef zij met inge houden adem en tot vuisten gebalde handen aandachtig staan luisteren. De seconden gleden weg in de eeuwigheid en weer drong dat schelle gejank van den jakhals tot haar door. Stilte, een drukkende stilte, en dan, plotseling, zijn scherpe, aan bevelen gewende stem, die de stilte ver scheurde'. Het angstzweet brak het meisje uit maar dan begreep zij. dat Majoor Baring- alleen maar het woord had gericht tot den bediende, die een oogenblik later het vertrek binnentrad en den electrischen ventilator in een hoek van het ruime vertrek in werking stelde. Nog een paar seconden van groote spanning verstreken, en dan verscheen de groote figuur van Majoor Baring in den met een gordijn afgesloten ingang. Hij was heelemaal alleen, en Hope slaakte een diepe zucht van verlichting. Tevens be merkte zij, dat zij hevig stond te beven. Rustig keek hij haar aan, waarna hij met een paar stappen verder de kamer inkwam. Al dien tijd had zij geen oog van hem afge wend. Zijn mager, donkerbruin gebrand gelaat, met het groote litteeken van een sabelhouw over den linkerkaak, vertelde haar in het ge heel niets. Alleen meende zij te zien, dat er een strenge lijn lag om zijn dunne lippen, die bijna geheel werden overschaduwd door zijn zwarten snor. Hij trad recht op haar toe, keek haar in de oogen en legde dan zijn beide handen op haar schouders. „Vertel mij eens, wat u angst heeft aange jaagd", zeide hij rustig, en het scheen haar toe. dat zijn helderblauwe, scherpe oogen tot diep in haar ziel keken. Niet in staat, weerstand te bieden aan zijn blik, sloeg zij haar oogen neer en schudde langzaam het hoofd. „Toe", zeide zij op smeekenden toon, „vraagt u mij dat niet. Ik zou het zoo vree selijk vinden, als ik het moest vertellen. Ik weet, dat het kinderachtig van mij is, maar dringt u niet op een antwoord aan". „Ik heb toch beloofd, dat ik u niet zou uit lachen", bracht hij haar in herinnering. „Dat weet ik, dat weet ik, maar werkelijk, het- is mij onmogelijk. Het was zoo dwaas van mij om bang te zijn, en doorgaans ben ik niet zoo gauw bevreesd. Maar vandaag... het was den heelen dag al zoo ontzettend warm geweest, en dan die eenzaamheid". Haar stem begaf haar. Hij nam zijn han den van haar schouders en zij wist, dat, als hij had aangedrongen, zij genoodzaakt was geweest, om hem, ondanks zichzelve,-alles te vertellen. „Maakt u zich maar niet langer ongerust", zeide hij vriendelijk. „Wat het dan ook ge weest is nu is het weg. Gaat u hier maar rustig zitten". Hope liet zich willoos In een rieten stoel neervallen. Barings aanwezigheid stelde haar buitengewoon gerust en het was een veilig idee, te weten, dat er iemand was, die over haar waakte, maar de spanning van het laat ste half uur was zoo ontzettend groot ge weest, dat het meisje het grootste gedeelte van haar kracht daarbij scheen te hebben ingeboet. Baring liep naar het venster en bleef daar een paar minuten staan met 2ijn rug naar haar toegewend. Met een vaag gevoel van blijdschap be wonderde zij zijn breede schouders en zijn groote lengte. Zij had altijd bewondering ge voeld voor dien man bewondering, en ook wel eens vreesJa, vrees. Heel diep in haar ziel voelde zij angst voor hem, hoewel hij altijd het toonbeeld van voorkomendheid voor haar was geweest. Maar op dat oogen blik scheen er aan die vrees geheel een eind gemaakt te zijn. Na eenigen tijd wendde hij zich kalm om en nam plaats in een stoel bij het venster. „Hoe lang is uw oom van plan om weg te blijven?" vroeg hij kort. Zij schudde haar hoofd. „Dat zegt hij nooit. Misschien komt hij morgen al terug, maar het kan ook nog wel wel een heele week duren". Baring fronste de wenkbrauwen. „Waar is hij?" vroeg hij. En weer schudde zij haar hoofd. I-Iij gaf geen antwoord, maar zijn zwijgen was zoo veelzeggend, dat zij het haar plicht achtte, haar oom te verdedigen. „U moet niet vergeten, dat hij alleen hier heen gekomen is, omdat ik het hem zoo drin gend verzocht had. En voor zijn boek moet hij wel verre reizen maken naar de binnen landen. Daar vindt hij zijn beste stof, zooals hij zegt. En dat heb ik allemaal vooruit ge weten, zoodat ik in het geheel geen reden tot klagen heb. Bovendien heb ik bijna nooit last van mijn zenuwen, en wat die eenzaamheid betreft, ik heb Ronnie toch nog altijd bij me". Ronnie!" zeide Baring, en voor den eer sten keer zag zij een minachtenden blik in de oogen van dien man. Hope slaakte een zucht. „Het is "allemaal mijn eigen schuld", zeide - abides. ..Als ik niet...." „Neemt u mij niet kwalijk", viel hij haar vlug in de rede, „maar het is uw schuld hee lemaal niet. Het is gewoon krankzinnig, om een jong meisje als u bent, heelemaal alleen achter te laten in zoo'n ver afgelegen huis als dit is, en dan nog wel zonder eenige be scherming. Hebt u een revolver in huis?" Hope scheen te schrikken en wierp hem dan een verbaasden blik toe. „Oh, neen", antwoordde zij vlug. „En al had ik een revolver, dan zou ik die nog niet durven gebruiken. Ik vind het vreeselijk ge vaarlijke dingen, die al heel wat ongelukken hebben veroorzaakt". Baring bleef haar aanstaren met zijn hard blauwe oogen, die fel schitterden onder zijn donkere, gefronste wenkbrauwen, „Ik had gehoopt, dat u dapperder zoudt zijn", zeide hij eindelijk, en zij begreep zijn bedoeling. Hope kreeg een hoogroode kleur en met een vlugge beweging stond zij uit haar stoel op. „Neen", antwoordde zij, terwijl haar kleur nog dieper werd, „dan heeft u zich vergist, Majoor Baring. Ik ben vreeselijk laf en kin derachtig van natuur. Maar dat weet nie mand, behalve ik zelf, u en dan nog iemand. En ik hoop dan ook maar dat u mij niet zult verraden". Een paar seconden staarde hij haar aan, zonder een antwoord te geven. Dan vroeg hij kort: „Wie is die andere?" Hope bleef hem nu recht in de oogen kij ken. Zij scheen het besluit genomen te heb ben om hem te toonen, dat zij toch ook nog wel sterk kon zijn. „Dat doet er toch niét toe, is 't wel?" vroeg zij op luchtigen toon. Hij gaf haar geen antwoord en weer kreeg zij dat eigenaardige gevoel, dat zij hem be- leedigd had. (Wordt verrvolgdi)'.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 5