Voorjaarsdmkte te Schevemngen EEN EERESCHULD. Op Duindigt nabij den Haag zijn den tweeden Paaschdag de openingscourses gehouden, waarvan hierboven een aardig snapshot Pijnenburg en Sleets ne bun overwinning in de persoonlijke echte*. Op de golflinks ven de Pen nebij Zeist heelt op den eersten Peeschdeg de e.nmoedigingswedstrijd R M de Koni j„ ver|aat Zaterdag na het uitspreken va« KaaP, volging over 5 K Mbij de op den tweeden Paaschdag te iGinne- yan Golfcomité plaats gehad, -r A, van Kerkhoven aan slag ken gehouden wielei wedstrijden radiorede de Groote l\erk te den Maag Het mooie weer op den tweeden Paasch dag was oorzaak dat er te Scheveningen groote drukte heerschte De voetbalwedstrijd Excelsior Hilversum is Maandag te Haarlem gespeeld. Keeper Lindeman van Excelsior in actie Groote athletiekwedstrijden hebben op den tweeden Paaschdag te Ginneken plaats gehad - Moment uit de 1500 meter hard- loopen FEUILLETON door ETHEL M. DELL. V e r t a 1 i n.g van J. G. H. v. d. BOVENKAMP Jr. 5) Het duurde geruimen tijd, voordat hij weer het woord tot haar richtte Het scheen haar toe, dat hij langen tijd noodig had gehad om na te denken over iets, dat hij van het groot ste belang achtte. Maar tenslotte scheen hij niet tot 'n beslissing te kunnen komen, want hij begon met haar te spreken over allerlei onbeteekenende onderwerpen en zij begon Bich meer op haar gemak te gevoelen. Meer dan een uur bleven zij daar samen Bitten praten en toen maakte de komst van haar broer een einde aan hun samenzijn. Zij, die de Carterets goed kenden, beweer den, dat de tweelingen, wat gelaatstrekken betrof, sprekend op elkaar geleken. Zij, die hen heel goed kenden, verklaarden dat de gelijkenis alleen maar betrekking had op vorm van gelaat en huidkleur, en anders niets. En de gezichten van die beide menschen verschilden dan ook inderdaad heel veel var Van elkaar. Ée jongeman miste bijvoorbeeld geheel en al het hooge blanke voorhoofd dat het mei" je die eerlijke, openhartige uitdrukking g Ziin mond was besluiteloos, zijn kin zwak Z|:n oogen dwaalden voortdurend van iemand tot wien hij stond te spreken, af en spraken Van een twijfelachtig karakter. Maar on danks al die tekortkomingen was- hij een jongmensch met een innemend uiterlijk. Hij was altijd hartelijk, vriendelijk, nam ieder een spoedig voor zich in door zijn voorkok mende manieren, was vluchtig maar hartelijk en nam heel gauw aanstoot aan iets, dat ten opzichte van hem gezegd werd. Met vlugge, ietwat zware voetstappen trad hij door het lage venster de kamer binnen en bleef daar staan knipperen met zijn oogen, alsof het licht hem verblindde. Baring wierp een enkelen blik op hem en weer meende Hope in dien blik minachting en afkeer te lezen. Daarna stond Baring vlug uit zijn stoel op en bleef op die plaats staan. De hartelijke woorden van welkom, die zf voor haar broer op de lippen had gehad schenen haar mond niet te kunnen verlaten, nu zij dien blik gezien had in de oogen van den Majoor, en besluiteloos bleef zij staan wachten. Haar broer was het dan ook, die de stilte 't eerst verbrak, en zijn stem klonk een wei nig gedwongen, alsof hij heel hard geloo- pen had. „Hallo!" zeide hij. „Ben je daar? Sta maar niet op. Ik had je wel verwacht". Hij had het woord gericht tot Baring, die hem onmiddellijk en zonder een oogenblik te aarzelen, op eigenaardigen boon ten antwoord gaf: ,Jk ben er van overtuigd, dat je mij heele- maal niet verwacht hebt!" Ronnie scheen te schrikken en sloeg zijn handen voor zijn oogen, alsof hij daardoor het verblindende licht van de lamp wilde te genhouden. „Neem me niet kwalijk", zeide hij een oogenblik later op een beschaafden toon, die Hope heel eigenaardig voorkwam. „Ik dacht, dat het Hyde was. Het schelle licht heeft mij misleid. U bent het toch, nietwaar, Majoor Baring?" Majoor Baring sprak zijn eigen naam met Majoor aBring sprak zijn eigen naam met veel nadruk uit en toen zij haar broer een weinig zag schrikken, meende zij den blik van minachting in de oogen van den Maj ooi- beter te begrijpen dan een oogenblik gele den. Zij bleef als uit steen gehouwen staan. Wel was het haar den laatsten tijd meer dan eens opgevallen, dat Ronnie prikkelbaar en opgewonden was, maar dat had zij altijd toegeschreven aan de een of andere moei lijkheid in zijn dienst. Maar, zooals zij hem nu zag, met dien doezeligen blik in zijn oogen, die onzekere, trillende handen, zoo had zij hem nog nooit gezien. Als iemand haar verteld had, dat haar broer dronk, zou zij hem nooit geloofd hebben, maar nu zag zij het, zag het in zijn geheele optreden en in dien toestand was hij verschenen on der de oogen van een van zijn superieuren! De kamer draaide om haar heen en zij zag niets anders dan het bleeke gelaat van haar broer met zijn verwarde haren en doe zelige oogen. Hulpeloos keek zij om zich heen, vestigde eerst haar blikken op Ronnie, en daarna op Majoor Baring. Hij meende in die oogen een smeekbede te lezen Even aarzelde hij, terwijl hij haar recht in het gelaat bleef kijken, maar dan zeide hij op ernstigen toon, zooals zij dien man nog nooit eerder had hooren spreken: „Miss Carteret, zoudt u zoo goed willen zijn mij in staat te stellen een paar woorden met uw broer te spreken? Toen u mij vertelde, dat u hem ieder oogenblik verwachtte, be sloot ik even op hem te wachten. Ik heb hem het een en ander te vertellen". Zij begreep, dat hij haar eigenlijk een be vel gegeven had om de kamer te verlaten, en- een oogenblik kwam haar geheele wezen daar tegen in opstand. Moest zij Ronnie, die nog zoo'n groot kind was, Ronnie, die altijd haar hulp en bescherming had noodig gehad, nu geheel alleen laten in zijn zwaren strijd? Want dat het een zware strijd zou worden voor Ronnie, dat begreep zij volkomen. Zij opende haar mond om te protesteeren, maar dan trof haar een blik uit de oogen van den Majoor, en in dien blik meende zij te lezen een belofte Aarzelend keek zij hem aan, doch toen zij zag, dat hij op de deur toetrad en het gordijn voor haar terzijde hield, kon zij niet langer weigeren. Na nog een langen blik te hebben gewor pen op haar broer, wendde zij zich om en liep de kamer uit de duisternis in van den tropischen nacht, HOOFDSTUK V. Meer dan een vriend. Twee dagen later ontving Hope een uit- noodiging van Mrs. Latimer, om eenigen tijd bij haar te komen doorbrengen in Hill Sta tion. Eerst aarzelde zij en meende zij die uit- noodiging te moeten afwijzen, ter wille van haar broer, maar hij drong er zoo bij haar op aan, dat zij eindelijk toestemde en de in vitatie aannam. Dat het aandringen van Ronnie eigenlijk niets anders was dan een gevolg van een heel ernstig onderhoud tusschen Majoor Ba ring en Ronnie, wist zij evenwel niet. Hoewel het meisje het uit eigen beweging nooit zou hebben willen bekennen, gevoelde zij een groote behoefte aan eenige afleiding De hitte en de groote eenzaamheid hadden ook op haar sterke natuur hun uitwerking gehad en hadden haar gestel danig onder mijnd. Al had zij dan nog wel geen malaria koortsen, toch zag Mrs Latimer, toen het meisje bij haar kwam. dat haar uitnoodigr- geen week te vroeg gekomen was. Zij schreef Hope dan ook een langen rusttijd voor en de week, die volgde, was de rustigste, vreed zaamste en gelukkigste, die het meisje sinds langen tijd gekend had. In gezelschap van Mrs. Latimer voelde zij zich trouwens altijd gelukkig, en dan scheen zij in het geheel geen behoefte te hebben aan vroolijk gezelschap. Alleen al de omstan digheid, dat zij daar nu eens voor niemand behoefde te zorgen, zich over niets ongerust behoefde te maken, werkte al genezend op haar en het duurde dan ook niet lang, of zij was weer geheel zichzelf geworden. De vrouw van den kolonel sloeg het meisje gade, zonder dat echter te laten be>- merken. Zij was in het bezit van een brief van een man, een duidelijke, eenvoudige brief gesteld in openhartige bewoordingen, en als Mrs. Latimer alleen was, las zij dien brief dikwijls over, alsof zij tusschen de regels door iets wilde lezen, dat, ondanks de groote open hartigheid van den schrijver, daarin niet rechtstreeks vermeld stond. En het gevolg van dat idee was, dat, toeca Hope op den tweeden Zondag sinds haar aan* komst bij Mrs. Latimer, per rickshaw terug keerde van de kleine Engelsche kerk aan het andere einde van het dal, een groote in wit linnen gestoken figuur opstond uit een der charpoys op de warande en haar blootshoofds tegemoet trad. Toen Hope haar verwonderde oogen richtte op het gelaat van dien man, kreeg zij een kleur van verwarring, die zoo groot was, dat zij haar oogen verlegen neersloeg en naar de punten van haar schoenen ging staan staren. De man scheen haar verwarring op te merken, want- hij richtte onmiddellijk het woord tot haar en stelde haar op die manier weer heelemaal gerust. Na een paar minuten gevoelde zij zich werkelijk weer op haar ge mak en was nu ook in staat, kalm te luiste ren naar wat Majoor Baring haar te vertel len had. „U ziet er vandaag veel beter uit", ver klaarde hij waardeerend, en uit zijn woor den scheen men te moeten opmaken, dat hij haar den vorigen dag nog gezien had. „Ik was eerst bevreesd, dat u op 't ziekenrapport zoudt komen, maar ik zie met genoegen, dat u van gedachten veranderd bent. Dat is heel verstandig van u geweest, hoogst verstandig". >Wordt Veryoigékr;-j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 5