de Beste Jongens en Meisjes Ziezoo, de Paaschdagen zijn weer achter den rug en bijna ook weer de Paaschvacantie. Wel kinderen, wat hebben jullie toch mooi weer getroffen. De wind was nu en dan wel wat koud, maar in het zonnetje was het heer lijk, Heel veel kinderen hebben al aan het strand gespeeld, maar daarvoor was het wel wat frisch. Maar het is toch heerlijk, dat we weer lente hebben. Alles begint nu weer zoo mooi groen te worden. De kinderen, die in hun vacantiedagen in Velserbeek zijn ge weest, zullen wel gemerkt hebben, dat je daar in dezen tijd van het jaar niets dan blijde gezichten ziet, niet alleen bij de men- schen, maar ook bij de dieren. Zelfs de hoo rnen en de heesters zien er vroolijk uit. Zal ik jullie eens iets vreemds vertellen? Er is één rubriekertje, dat blij is, dat de vacantie. gauw weer voorbij is. Het is haast niet te gelooven, maar het is toch waar; lees briefjes maar eens na. Welkom Adam. Zoo. heb jij den naam PE LIKAAN gekozen. Dat vind ik uitstekend. Leuk dat je een koekerkoeduif hebt; dat is toch een tortelduif? Wat een gevlieg zal dat bij je thuis zijn, jij als Pelikaan, die duif en dan nag die vlieger. Pas maar op, dat je niet hoog vliegt. Fijn dat je op Olympia bent. Als jullie een uitvoering geeft kom ik wel eens kijken. Maar dan moet je maar een roode das om doen. anders ken ik je niet. Ook KLEIN DUIMPJE hartelijk welkom. Natuurlijk kom je in de krant als je me een briefje schrijft. Je zusje Nelly is al te Sro°t om aan de rubriek mee te doen en je broer Rines maakt al lekkere worst, dus die is heelemaal te groot. Zoo. zit jij al m de dei de klas? En op welke school ga je? Dat moet je me maar eens vertellen. ZUS weet heel weinig te vertellen, alleen dat haar zusje Zaterdag jarig is geweest. Nu dan moet je de volgende week maar eens wat meer vertellen. Ik zou gaarne eens ko men kijken, maar ik heb het nu erg diuk. PIETJE PELLE zegt, dat de ronde hona (een ziekte) geen huis kan bewaken en een boer die in zeepwater valt wordt nat. Pracn- tig hoor! Wel. zijn jullie naar de haven en het kanaal geweest. Mooi is het daar, vind je niet. Je houdt zeker net als ik, veel van wa ter Daar houd ik meer van dan m een tent wonen. Maar dat is meer voor kinderen die spelen dan natuurlijk altijd Indiaantje. Wel, wel, wat is je moeder nieuwsgierig. Ik woon bij je in de buurt. Maar zoek maar met want je kunt me toch niet vinden. B-LIKOORTJE schreef me weer een ^eu- rigen brief. Zeker zijn er nu, al veel rui kertjes en er komen steeds meer bij Dat ei nu wat minder briefjes zijn komt zeker dooi de Paaschdagen. Wat dom van mij te vergeten, dat je ~en Jongen benj. En wat knap van jou te weten dat Torricelli een natuurkundige was. Maai waardoor werd hij zoo beroemd, dat ze in IJmuiden drie straten naar hem noemden. Weet je dat ook? Ik heet „de juffrouw van de Kinderru briek"'. De raadseltjes komen wel eens in de krant Misschien maak ik daar wel eens een wedstrijd van. Natuurlijk mag je zelf een verhaaltje of een gedichtje schrijven maar als het in de krant moet mag er niets aan mankeeren MOEDERSHULP. Bedankt voor je raadsel. Heerlijk is het daar in Velserbeek als het voorjaar wordt. Jammer dat er nog zooveel kinderen en ook groote mensehen zijn, die niet weten, wat ze in zulk een mooi park wel en wat ze er niet mogen doen. Je raadsel is niet gemakkelijk. Ik geef het wel eens op. En hier is het jongetje dat zoo ^at de vacantie gauw voorbij is. Het is ipLBüu- TERTJE Die verveelt zich zoo omdat zijn vriendje uit is. Kaboutertje wilde ook wel eens uitgaan. Dat geloof ik best, maar je moet maar denken dat je nog jong bent. Wie weet v/aar je nog overal naar toe gaat. Tvnccchlen wel op een schip naar Indië of Amerika. En dan denk je: ik wou ik eens even bij mijn ouders thuis kon zien- KEUKENPRINSESJE is ook in Velserbeek geweest en heeft bovendien een dubbeltje ge vonden. Wat ben jij gelukkig. Ja, ik heb ook prettige feestdagen gehad. Jammer dat liet nog al koud was. Prettig dat de speeltuin „De Moerberg" zoo dicht bij je huis is. FRANS. Een verhaaltje kan ik wel eens ge bruiken. maar lees eerst wat ik aan Bl'.koor- tje geschréven heb. Het was een leelijke fout, maar ik geloof dat de meeste kinderen wel begrepen hebben, dat de tweede hond „huis" moest zijn. Voor je teekeningetje krijg je een 6 en oom Kees zal ik je verzoek over brengen DE KOMIEK zit eiken Zaterdag te wachten op de IJmuider Courant. Gelukkig maar, dat, de krant op Zaterdag zoo vroeg komt. Zoo heb je je moeder op 1 April er zoo fijn tus- schen genomen? Ondeugende jongen. HET NIKKERTJE heeft dit ook gedaan. Nu, ze zal er wel niet boos om geworden zijn. Zoo zijn jullie voorzichtig op den Zeeweg. Mooi zoo! Het is een heele wandeling die jullie moeten maken om het briefje naar het kantoor te brengen. Dat doen jullie in het vervolg zeker Woensdagsmiddags? ZONNESTRAALTJE, ROBBEDOES. WILD ZANG en het- hieuwelingetje MOELOËROES stuurden me ook nog een aardig briefje maar jammer genoeg te laat om ze nog te kunnen beantwoorden. Willen de rubrieker- tjes er aan denken, dat de briefjes uiterlijk Donderdagmorgen 9 uur op het kantoor van de krant bezorgd moeten zijn. Zonnestraal tje, Robbedoes, Wildzang en Moeloeroes moe ten nu maar denken: deze week niets, de volgende week dubbel. Dag. Dag jongens en meisjes. DE JUFFROUW VAN DE KINDERRUBRIEK. AAN ALLEN! Eigenaardige bedelaarster. Onlangs is te Sofia gestorven een 70-jarige vrouw, die gedurende 30 jaar in haar woonplaats gebe deld had. Na haar dood vond men in haar woning een bedrag van ongeveer f 80.000 dat ze bij testamentaire beschikking bestemd heeft voor het bouwen van een tehuis voor bedelaars. Ze zijn er weer onze gevleugelde zangers. Misschien hebben ze je 's morgens al wak ker ge tjilpt. Onwillekeurig is dan deze ge dachte door je heen gegaan: Hoe wisten jullie kleine vogels toch, dat 't bij ons voorjaar was? En ze wisten het vaak op den dag af. Dat is het wonderlijke. De groote dieren- kenner en dieren-bestudeerder Brehm ver telt, dat de muurzwaluw b.v. 1 Mei bij ons arriveert en 1 Augustus vertrekt. Je spreekt wel eens van menschen van de klok. Welnu, zoo zijn er ook dieren van de klok. En ze hebben geen tijdsein of wekker noodig. Kanarievogels worden altijd op een vast uur wakker. Wie een kanarievogel heeft moet er maar eens de proef van nemen. Marmotten zullen op een bepaalden tijd hun winterslaap gaan doen, al plaatst men ze in een verwarmd hok en al geeft men ze een grooten voorraad voedsel. Men kan dieren evenals menschen ook wennen aan tijd. Als je -altijd om 7 uur op staat, zul je in de vacantie ook op dien tijd wakker worden. Bijen heeft men b.v. zoo gedresseeid, dat ze op vaste uren naar de voederplek vlo gen. Met mieren heeft men dit eveneens met succes geprobeerd. Wie in Artis is geweest, weet ook wel, dat de roofdieren onrustig gaan worden tegen voedertijd. De walrussen gaan uit het bassin en kijken den weg af. of de verzorger nog niet komt. Menschen en dieren wennen dus aan regelmaat. Voor alles is die regelmaat uitstekend. Men kan de planten er zelfs ook bij betrekken. De groote plant kundige Linnaeus heeft zelfs een plantenklok samengesteld. Het borstelgras meldde zich het eerst aan, nl. 's morgens om 3 uur. Ook het slapen controleerde hij. Boonen gaan op denzelfden tijd slapen. Ze nemen dan ook de slaaphouding aan. Bracht men de boonen in een donkeren kelder of in een verlichte ruimte, ze gingen toch op een vasten tijd ter rust Men heeft ook oesters, zoo afgericht, dat ze tijdens vervoer de schelpen gesloten hielden. Verschillende geleerden hebben zich be zig gehouden om het verschijnsel van tijdsin- stinct bij levende wezens te verklaren. Vast staat, dat. het eene dier gemakkelijk in zich opneemt, dan het andere. Mieren zijn al heel schrandere dieren, veel schranderder dan bijen. Men neemt aan, dat de zetel van het tijds- instinct zich bevindt in de cellen van het stofwisselingsproces. Heel eigenaardige proe ven zijn er dienaangaande genomen. Mieren werden blootgesteld aan een hooge tempera tuur) b.v... 3q gi^ ,C. Men dresseerde ze op een bepaalden voedertijd en liet dan de.' tempe ratuur tot dé helft dalen. Dan dresseerde men weer en liet de temperatuur weer stij gen tot 30 gr. In het eerste geval kwamen ze 41/2 uur te laat, in het laatste geval 8 uur te vroeg op de voederplek. Met bijen wer den ook proeven genomen, de resultaten wa ren ongeveer dezelfde. De Duitsche professor, 'die dit alles waar nam, vroeg zich af: hoe zou een mensch hierop reageeren? De omstandigheden deden zich voor, dat hij zichzelf als proefkonijntje kon gebruiken. Hij kreeg griep en had flinke koorts., wel 39 gr- Hij liet om 12 uur een van zijn huisgenooten een boodschap doen. Ze kon er met een kwartier weer zijn, maar het geleek den patiënt wel uren voor ze ver scheen. Toen ze terugkwam bleek werkelijk, dat ze maar één kwartier was uitgebleven. Door de koorts was de stofwisseling in de cellen grooter geworden, de tijd scheen nu ook langer dan hij in werkelijkheid was. De professor is ervan overtuigd, dat het tijdsinstinct bij mensch en dier hetzelfde is. Als je in dez-e dingen belang stelt, kun je straks zelf een tijdsklok voor dieren en plan- te .maken. Het wakker-worden ls voor een menschenkind moeilijk te controleeren, want dier en plant zijn vroeger dan wij. Maar het slapen-gaan kun je bij veel planten gemak kelijk nagaan, vooral bij de planten, die haar blaadjes dichtvouwen. Wie kippen heeft of een volière kan dit ook gemakkelijk contro leeren. Als je dit alles nagaat, wordt al het geschapene nog grooter wonder voor je. Al tijd weer zul je iets nieuws waarnemen en je zult zeker ervaren, dat er ook in de natuur vaste wetten en vaste, tijden zijn. W. B—Z. HOE MIENTJE HAAR VERDRIET VERGAT. De gehoorzame Lucifers Gisteravond was Oom Paul bij ons op vi site en die gaf een mooi tooverkunstje ten beste. Hij liet zich een bakje water geven en legde acht lucifers in stervorm op het water oppervlak. Toen Oom Paul nu een zwart tooverstokje in het water stak, vlogen de lucifers naar alle richtingen uit elkaar; en toen Oom op nieuw zijn stokje in het water doopte, kwa men ze weer naar het midden van het bakje terug. We hebben Oom net zoo lang gevraagd, tot hij ons het geheim van zijn tooverkunstje vertelde. We hoorden toen, dat het toover stokje hol was, en dat in de eene holle zijde een stukje zeep gedaan was, terwijl in den anderen kant een stukje suiker bevestigd was. Ging men nu in het water met het einde, waar de zeep zat, dan vormde zich een dun zeephuidje op het water, waardoor de luci fers naar alle kanten verspreid werden. Stak men integendösl de ,jsuiker''-kant in het water, dan veroorzaakte het oplossen der suiker, dat de lucifers weer naar het midden getrokken werden. Toen Mieneke dien ochtend haar oogen open deed. begon ze meteen te zingen; want vandaag zou Vader komen, om haar te halen. Niet, dat ze geen heerlijke vacantie had gehad bij tante Miephet was juist fijn geweest; maar thuis waren Mammie en kleine Kees en de poppen! Mieneke had haar Kerstvacantie doorge bracht in het kleine dorpje bij oom Hein en tante Miep; maar het naar huis gaan, was het heerlijkst van al. Toen ze zich aangekleed had en naar be neden ging, vond ze tante Miep al in de huiskamer. Ze stond een brief te lezen. „Mieneke, ik heb net een brief van je huis gekregen, dat je Vader vandaag niet kan komen om je te halen. Je mag nog blijven tot overmorgen. Nu, hoe vind je dat?" Mieneke stond heel stil, ineens was het of de zon niet meer scheen, of de heele ka mer donker was gewordenOvermorgen kwam Vader pas; dat beteekende dus. dat zij nog twee nachten moest slapen in het groote logeerbed van tante Miep, dat het nog twee dagen zou duren voor ze kleinen Kees weer zou zien En zonder dat ze het wilde liep er een nare traan langs haar neusje. „Kom, kom," zei tante Miep glimlachend. ,Wil ons Mièneke zoo graag naar huis? Heeft ze zoo'n nare vacantie gehad?" „Nee," schudde Mieneke heftig en ze boen de met haar vuistjes, langs haar oogen. „Nee. dat niet" 'en er kl'onk eën""Héusch'e snik in haar' stem, „maar twee dagen "duurt nog' zoo lang". Toen lachte tante hardop. Aan het ontbijt met oom en tante is Mie neke erg stil. zelfs de grappen van oom Hein kunnen haar niet aan het lachen krijgen. Na het ontbijt vraagt tante haar mee te gaan boodschappen doen in het dorp. Dat is leuk; iedereen kent Mieneke nu in het dorp. waar oom dokter is, en overal krijgt ze wat. Het eerst naar den kruidenierswinkel van vrouw Smit; het is niet alleen een kruide nierswinkel; vrouw Smit verkoopt van alles: linnengoed, boeken, sigaren. Zoo ook nu; als vrouw Smit tantes bood schappen heeft klaar gemaakt, bukt ze zich achter de toonbank en haalt een prenten boek te voorschijn. „Dat is voor de jonge juffrouw!" Mieneke krijgt een kleur van plezier. Zoo blij is ze. dat zij bijna vergeet vrouw Smit te bedanken Het is een heel mooi prentenboek met alle maal kleine gekleurde plhatjes, groen en rood en goud. Omdat Mieneke niet goed lezen kan. leest tante den titel: „Tobie, de geschiedenis van een witten olifant." „Oh" zucht Mieneke, „dat zal wel een prachtig verhaal zijn." En dan gaat tante Miep naar huis en Mie neke ook. Niemand, die op straat loopt, kan weten, welke wonderen het kleine prenten boek. dat Mieneke onder haar arm geklemd heeft, inhoudt. Maar Mieneke weet het! Thuis kan ze niet aan tante vragen, of ze haar het verhaal wil voorlezen; want tante heeft wel andere dingen te doen; allereerst gaat ze Anna helpen in de keuken, dan de bloemen en planten in huis verzorge. en dat zijn er heel wat, en dan is het zoo langzamer hand weer tijd om de koffietafel klaar te maken. In den tusschentijd vermaakt Mieneke zich, in een laag stoeltje- gezeten, met plaat jes van haar prentenboek bekijken. Op de eerste bladzij, temidden van een woud met palmen, ziet ze een groote witte olifant met een kleintje ernaast, ook wit. Dat zal Tobie wel zijn, de held van de geschiede- ns.i Op ieder volgend plaatje is Tobie te zien, telkens een beetje grooter. „Mieneke lust geen eten!" klinkt plagend de stem van oom Hein. Ze schrikt op, is het al zoo laat? De koffietafel staat al gedekt. „Tot direct Tobie!" denkt Mieneke. Na het eten vraagt tante Miep: „En heeft mijn kleine nicht me niets te vragen?" „Oh ja, tante!" roept het meisje opgeto gen. „Lees me alstublieft het verhaal van Tobie voor." En dan begint tante. Mieneke had goed geraden: het kleine olifantje was Tobie. To bie heeft een heeleboel goede eigenschap pen; maar één heel slechte; die alles be derft; hij is ongehoorzaam. Door zijn ongehoorzaamheid (doordat hij niet luisterde naar den raad van zijn moeder) wordt hij gevangen door mannen met bruine gezichten en witte tulbanden op het hoofd. „Nu zie je, wat er van ongehoorzaamheid kan komen," zegt tante Miep. Tobie wordt in het paleis van den sultan gebracht, tenminste in de stallen Daar is een oude olifant, die jaloerscli is en Tobie het leven zuur maakt- Eindelijk wordt hij opgesloten in een groote kooi en Tobie krijgt rust. Het kleine olifantje is ondertussehen een groote olifant geworden en de lievelings olifant van Sultan Braboeldoer. In het naburige rijk woont prinses Mane schijn; de sultan'zou- graag met haar trou wen maar tot nu toé heeft-zé telkens- gewei gerd zijn vrouw te worden en de geschen ken ter,~ 'uurd. Sultan Braboeldoer besluit nog één laatste poging te doen; Tobie wordt uit zijn stal ge haald, opgetuigd met' goud, zilver en edel steen en, en als geschenk naar prinses Mane schijn gestuurd. Als die Tobie ziet, vindt ze hem zoo mooi, dat ze besluit toe te geven aan de wenschen van den Sultan en zijn vrouw te worden. En op het laatste plaatje ziet men, hoe ze, mooi en stralend, op den rug van Tobie het rijk van Sultan Braboeldoer binnen komt. Tante zwijgt. „Uit!" zucht Mieneke. „Jammer". De beide volgende dagen doet 'Mieneke niets anders dan over witte olifantjes bab belen. „En veel leuker dan een automobiel ZWANEN Oom Kees wandelde met zijn veertienjarigen neef Kees en de twaalfjarige Anneke door het park. Toen ze over het bruggetje van den vijver liepen, bleef Anneke staan om naar de mooie witte zwanen te kijken, die er net onder door zwemmen. „Wat weten jullie eigenlijk van zwanen?" vroeg Oom Kees plotseling. Verbaasd keken Kees en Anneke elkaar aan. „Ze zijn wit en ze kunnen zwemmen enzei Kees ten slotte, „Envroeg Oom. „Meer weet ik niet," zei Kees verlegen. „Dan zal ik er jullie meer van vertellen. Zwaan is de naam van een vogelgeslacht uit de orde der gansvogels. Het omvat groote vogels met een slank lichaam, een zeer lan gen hals, een middelmatig grooten kop, een rechten, overal even breeden snavel. Verder hebben ze lage, dikke, ver naar achteren ge plaatste pooten en groote zwemvliezen. Men vindt deze dieren in alle werelddee- len, vooral in het Noorden, in meren, rivieren en moerassen. In de gewesten tussehen de keerkringen komen ze niet voor. Het zijn trek vogels, maar de soorten, welke in de gematig de streken leven, doen in den winter verre reizen. Ze nestelen gaarne bij zoet water; maar begeven zich na den tijd van het broe den naar zee. Ze loopen niet gemakkelijk, het opvliegen kost hun veel moeite. Gewoonlijk doen ze dit van uit het water en strijken ook liefst weer op het water neer. Wanneer ze een zekere hoogte bereikt hebben, vliegen ze snel voort. Zij zwemmen uitstekend met be vallige en toch krachtige slagen. Hun voed sel bestaat uit allerlei plantenstoffen. in secten. wormen, schelpdieren, vissehen enz De mannetjes- en wijfjeszwaan zijn zeer aan elkaar gehecht; ook zijn zij bezorgd voor hun jongen. Zwanen zijn schrander, leven dig, schuw en dikwijls boosaardig. Het wijfje legt 4 tot 8 eieren, die door haar alleen worden uitgebroed. Men beweert, dat zwanen zeer oud worden. Een bijzondere soort is de zingende of wilde zwaan, die een korte ge drongen gestalte heeft, een korteren en dik keren hals, een gelen aan de punten zwarten snavel zonder bulten en zuiver wit van kleur is- Zij bewoont het noorden van Europa en Azië, blijft het geheele jaar in Griekenland, trekt 's winters zuidwaarts tot in Noord-Airi- ka; vertoont zich in October aan de Oostzee, vliegt in November en Maart terug. In ons land komt zij geregeld als wintergast voor aan de kusten en op onderge-loopen vlakten; zij is hier algemeen bekend onder den naam Deen"; terwijl ze in Groningen hoelzwaan en in Friesland kloekswan wordt 'genoemd. Zij heeft een heldere, welluidende stem, die zij vooral in tijden van gebrek, bijvoor beeld in den winter, als zij uit de bevroren plassen geen voedsel kan halen, voortdurend doet hooren. Ze nestelt ver in het noorden en in Griekenland, bouwt groote vaste en ook wel drijvende nesten. Heel bijzonder is verder de zwarte zwaan. Deze soort is iets kleiner dan de gewone zwaan; zij is geheel zwart- en heeft een roo- den snavel; komt in Australië voor; maar werd in het begin der 19e eeuw naar Europa overgebracht"'. „Wat een boel weet U daarvan, Oom," zei Anneke bewonderend, toen Oom eindslijk zweeg. „Nu hoop ik maar, dat mijn neef en nicht er ook iets van weten," antwoordde Oom lachend, „l^ant dat is toch de bedoe ling!" „Zóó vind ik dierkunde veel leuker dan op ^chool!" riep Kees. „Daar slaap ik bijna bij in. Maar als we nu de zwanen gaan behan delen weet ik er tenminste een heeleboel van af!" tante, en lang niet zoo gevaarlijk." Als eindelijk vader komt, om Mieneke te halen en haar mee te nemen, geeft tante op het perron een pakje. „Er zit iets in, Mieneke, ter herinnering aan je „nare vacantie bij oom Hein en tante Miep!" roept ze lachend, als de trein zich in beweging zet. En als Mieneke het pakje open maakt, zit er een snoezig wit olifantje in van wollen stof, met een kaartje om zijn hals waarop staat: Tobie. D v. z. WAT ONZE BELANGSTELLING WEKT. Concerten in de lucht. Deze worden af en toe boven Peking gegeven en wel door duiven, die men aan den staart een fluit ge bonden heeft van bamboe en slechts 8 gram weegt. Europeesche vulkanen. Behalve de nu nog af en toe werkende vulkanen Hekla, Ve suvius, Etna, Stromboli en Santorin zijn er vroeger in Europa nog veel meer vulkanen geweest en volgens sommigen zou de laatste vulkanische uitbarsting in Duitschland ge weest zijn ongeveer 4000 j. v. Chr. en wel in de buurt van 't plaatsje Marburg aan de Lahn Hoe sterk is een aap? Men heeft te New-York proeven genomen om de kracht van de apen te bepalen en men vond dat een aap 4 x zooveel gewicht kan trekken als een normale man. Een vrouwelijke Michïel de Ruyter. Te Canterbury in Engeland klom een 15 jarig meisje naar den bovenrand van een 43,5 m! hoogen fabrieksschoorsteen, ze wilde niét minder wezen dan een Amerikaansche te Chicago, die iets dergelijks gedaan had. Toen onze Engelsche De Ruyter beneden kwam, vertelde ze, dat het daar boven erg winderig was, maar ze had een prachtig vergezicht gehad. UIT DE NATUUR. SCHUILPLAATSEN EN NESTEN VAN WATERDIEREN R nvAic-p cfkffiixd'ejp J Wie van jullie een aquarium over heeft moet eens eenige stekeltjes daarin nemen, maar denk er aan om er dan geen andere vissehen bij te doen, want dan zai er niet veel .van hen overblijven; je weet dat stekel baarzen tot de roovers behooren. Maar het is zoo aardig ze gade te slaan, als ze in het voorjaar hun nestje gaan bou wen. In onze slooten wonen twee soorten stekelbaarzen, met drie- en negen stekels op den rug. Het beste is een mannetje en eenige vrouw tjes van dezelfde soort bij elkaar In een bak te doen. De mannetjes worden in het voor jaar prachtig rood en blauwachtig van kleur en je zou niet denken, dat het een heel ge wone stekelbaars is. Als we zorgen voor voldoende planten en wat vezels, zien we weldra het mannetje druk in de weer om zand te happen en dit een eindje verder weer uit te spuwen, om zoodoende een kuiltje te maken. Van plan- tendeelen en vezeltjes maakt hij' hierin een tonvormig nestje met twee openingen, de eene iets nauwer, dan de andere. De vrouw tjes, bleeker van kleur en ronder, door de eitjes, die ze bij zich dragen, worden nu door het mannetje achterna gerend en ze vluchten tenslotte ook door het tonnetje, waar zij de eitjes achterlaten. Daarna probeert het- man netje een tweede vrouwtje te lokken, totdat hij naar zijn meening voldoende eitjes in het nest' heeft. De moeders hebben nu rust, want zij bekommeren zich nu verder niet om de eitjes. De vader heeft het nu druk hoor, duldt niet dat de vrouwtjes in de buurt van het nest komen, want zij zien er niet tegenop de eitjes op te eten. maar vader Stekelbaars weet ze te weren. Krachtig met de borstvin nen waaiend stuwt hij versch water door het nest. Eindelijk komen de eitjes uit en de klein tjes blijven voorloopig nog wel in het nest, maar als ze grooter worden willen ze na tuurlijk op verkenning uit, doch worden door Pa Stekelbaars weer spoedig naar hun schuil plaats gejaagd, of wel, hij gaat met het ge heele stel door het water, maar moet dan goed opletten, dat de vrouwtjes niet te dicht het troepje naderen. De kleintjes groeien snel en zorgen al gauw voor zich zelf. De taak van den vader is dan afgeloopen en hij verliest weer zijn mooie kleuren. De rivierd-onderpad, een geweldige naam voor een vischje van hoogstens 15 c.M. heeft een grooten, breeden kop. met een vinnigen stekel op de kiewdeksels. Hij zorgt minstens even goed zijn eieren en kleintjes, al maakt hij er ook niet zoo'n fraai nestje voor. Onder een paar steenen zoekt hij een ge schikt holletje, waar het wijfje de eieren legt- en er zich verder ook niet meer om be kommert. Weldra komen de kleine larfjes uit de eitjes, die trouw worden bewaakt door den vader, want als moeder er eenige te pakken kan krijgen, zal ze dit niet nalaten, want- ook de donderpadden behooren tot de roofvis- schen. Ze gebruiken alleen dierlijk en levend voedsel, maar dat moeten we hen maar ver geven, want ze weten niet beter.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8