de
Beste Jongens en Meisjes
Ziezoo, de Paaschdagen zijn weer achter
den rug en bijna ook weer de Paaschvacantie.
Wel kinderen, wat hebben jullie toch mooi
weer getroffen. De wind was nu en dan wel
wat koud, maar in het zonnetje was het heer
lijk, Heel veel kinderen hebben al aan het
strand gespeeld, maar daarvoor was het wel
wat frisch. Maar het is toch heerlijk, dat we
weer lente hebben. Alles begint nu weer zoo
mooi groen te worden. De kinderen, die in
hun vacantiedagen in Velserbeek zijn ge
weest, zullen wel gemerkt hebben, dat je
daar in dezen tijd van het jaar niets dan
blijde gezichten ziet, niet alleen bij de men-
schen, maar ook bij de dieren. Zelfs de hoo
rnen en de heesters zien er vroolijk uit. Zal
ik jullie eens iets vreemds vertellen? Er is
één rubriekertje, dat blij is, dat de vacantie.
gauw weer voorbij is. Het is haast niet te
gelooven, maar het is toch waar; lees
briefjes maar eens na.
Welkom Adam. Zoo. heb jij den naam PE
LIKAAN gekozen. Dat vind ik uitstekend.
Leuk dat je een koekerkoeduif hebt; dat is
toch een tortelduif? Wat een gevlieg zal dat
bij je thuis zijn, jij als Pelikaan, die duif en
dan nag die vlieger. Pas maar op, dat je niet
hoog vliegt. Fijn dat je op Olympia bent.
Als jullie een uitvoering geeft kom ik wel
eens kijken. Maar dan moet je maar een
roode das om doen. anders ken ik je niet.
Ook KLEIN DUIMPJE hartelijk welkom.
Natuurlijk kom je in de krant als je me een
briefje schrijft. Je zusje Nelly is al te Sro°t
om aan de rubriek mee te doen en je broer
Rines maakt al lekkere worst, dus die is
heelemaal te groot. Zoo. zit jij al m de dei de
klas? En op welke school ga je? Dat moet je
me maar eens vertellen.
ZUS weet heel weinig te vertellen, alleen
dat haar zusje Zaterdag jarig is geweest. Nu
dan moet je de volgende week maar eens
wat meer vertellen. Ik zou gaarne eens ko
men kijken, maar ik heb het nu erg diuk.
PIETJE PELLE zegt, dat de ronde hona
(een ziekte) geen huis kan bewaken en een
boer die in zeepwater valt wordt nat. Pracn-
tig hoor! Wel. zijn jullie naar de haven en
het kanaal geweest. Mooi is het daar, vind je
niet. Je houdt zeker net als ik, veel van wa
ter Daar houd ik meer van dan m een tent
wonen. Maar dat is meer voor kinderen die
spelen dan natuurlijk altijd Indiaantje. Wel,
wel, wat is je moeder nieuwsgierig. Ik woon
bij je in de buurt. Maar zoek maar met want
je kunt me toch niet vinden.
B-LIKOORTJE schreef me weer een ^eu-
rigen brief. Zeker zijn er nu, al veel rui
kertjes en er komen steeds meer bij Dat ei
nu wat minder briefjes zijn komt zeker dooi
de Paaschdagen.
Wat dom van mij te vergeten, dat je ~en
Jongen benj. En wat knap van jou te weten
dat Torricelli een natuurkundige was. Maai
waardoor werd hij zoo beroemd, dat ze in
IJmuiden drie straten naar hem noemden.
Weet je dat ook?
Ik heet „de juffrouw van de Kinderru
briek"'. De raadseltjes komen wel eens in de
krant Misschien maak ik daar wel eens een
wedstrijd van. Natuurlijk mag je zelf een
verhaaltje of een gedichtje schrijven maar
als het in de krant moet mag er niets aan
mankeeren MOEDERSHULP. Bedankt voor
je raadsel. Heerlijk is het daar in Velserbeek
als het voorjaar wordt. Jammer dat er nog
zooveel kinderen en ook groote mensehen
zijn, die niet weten, wat ze in zulk een mooi
park wel en wat ze er niet mogen doen. Je
raadsel is niet gemakkelijk. Ik geef het wel
eens op.
En hier is het jongetje dat zoo ^at
de vacantie gauw voorbij is. Het is ipLBüu-
TERTJE Die verveelt zich zoo omdat zijn
vriendje uit is. Kaboutertje wilde ook wel
eens uitgaan. Dat geloof ik best, maar je moet
maar denken dat je nog jong bent. Wie weet
v/aar je nog overal naar toe gaat. Tvnccchlen
wel op een schip naar Indië of Amerika. En
dan denk je: ik wou ik eens even bij mijn
ouders thuis kon zien-
KEUKENPRINSESJE is ook in Velserbeek
geweest en heeft bovendien een dubbeltje ge
vonden. Wat ben jij gelukkig. Ja, ik heb ook
prettige feestdagen gehad. Jammer dat liet
nog al koud was. Prettig dat de speeltuin „De
Moerberg" zoo dicht bij je huis is.
FRANS. Een verhaaltje kan ik wel eens ge
bruiken. maar lees eerst wat ik aan Bl'.koor-
tje geschréven heb. Het was een leelijke fout,
maar ik geloof dat de meeste kinderen wel
begrepen hebben, dat de tweede hond „huis"
moest zijn. Voor je teekeningetje krijg je
een 6 en oom Kees zal ik je verzoek over
brengen
DE KOMIEK zit eiken Zaterdag te wachten
op de IJmuider Courant. Gelukkig maar, dat,
de krant op Zaterdag zoo vroeg komt. Zoo
heb je je moeder op 1 April er zoo fijn tus-
schen genomen? Ondeugende jongen.
HET NIKKERTJE heeft dit ook gedaan.
Nu, ze zal er wel niet boos om geworden zijn.
Zoo zijn jullie voorzichtig op den Zeeweg.
Mooi zoo! Het is een heele wandeling die
jullie moeten maken om het briefje naar het
kantoor te brengen. Dat doen jullie in het
vervolg zeker Woensdagsmiddags?
ZONNESTRAALTJE, ROBBEDOES. WILD
ZANG en het- hieuwelingetje MOELOËROES
stuurden me ook nog een aardig briefje
maar jammer genoeg te laat om ze nog te
kunnen beantwoorden. Willen de rubrieker-
tjes er aan denken, dat de briefjes uiterlijk
Donderdagmorgen 9 uur op het kantoor van
de krant bezorgd moeten zijn. Zonnestraal
tje, Robbedoes, Wildzang en Moeloeroes moe
ten nu maar denken: deze week niets, de
volgende week dubbel.
Dag.
Dag jongens en meisjes.
DE JUFFROUW VAN DE
KINDERRUBRIEK.
AAN ALLEN!
Eigenaardige bedelaarster. Onlangs is
te Sofia gestorven een 70-jarige vrouw, die
gedurende 30 jaar in haar woonplaats gebe
deld had. Na haar dood vond men in haar
woning een bedrag van ongeveer f 80.000 dat
ze bij testamentaire beschikking bestemd
heeft voor het bouwen van een tehuis voor
bedelaars.
Ze zijn er weer onze gevleugelde zangers.
Misschien hebben ze je 's morgens al wak
ker ge tjilpt. Onwillekeurig is dan deze ge
dachte door je heen gegaan: Hoe wisten jullie
kleine vogels toch, dat 't bij ons voorjaar
was? En ze wisten het vaak op den dag af.
Dat is het wonderlijke. De groote dieren-
kenner en dieren-bestudeerder Brehm ver
telt, dat de muurzwaluw b.v. 1 Mei bij ons
arriveert en 1 Augustus vertrekt.
Je spreekt wel eens van menschen van de
klok. Welnu, zoo zijn er ook dieren van de
klok. En ze hebben geen tijdsein of wekker
noodig. Kanarievogels worden altijd op een
vast uur wakker. Wie een kanarievogel heeft
moet er maar eens de proef van nemen.
Marmotten zullen op een bepaalden tijd hun
winterslaap gaan doen, al plaatst men ze in
een verwarmd hok en al geeft men ze een
grooten voorraad voedsel.
Men kan dieren evenals menschen ook
wennen aan tijd. Als je -altijd om 7 uur op
staat, zul je in de vacantie ook op dien tijd
wakker worden.
Bijen heeft men b.v. zoo gedresseeid, dat
ze op vaste uren naar de voederplek vlo
gen. Met mieren heeft men dit eveneens met
succes geprobeerd. Wie in Artis is geweest,
weet ook wel, dat de roofdieren onrustig gaan
worden tegen voedertijd. De walrussen gaan
uit het bassin en kijken den weg af. of de
verzorger nog niet komt. Menschen en dieren
wennen dus aan regelmaat. Voor alles is die
regelmaat uitstekend. Men kan de planten
er zelfs ook bij betrekken. De groote plant
kundige Linnaeus heeft zelfs een plantenklok
samengesteld. Het borstelgras meldde zich
het eerst aan, nl. 's morgens om 3 uur. Ook
het slapen controleerde hij. Boonen gaan op
denzelfden tijd slapen. Ze nemen dan ook
de slaaphouding aan. Bracht men de boonen
in een donkeren kelder of in een verlichte
ruimte, ze gingen toch op een vasten tijd ter
rust Men heeft ook oesters, zoo afgericht,
dat ze tijdens vervoer de schelpen gesloten
hielden.
Verschillende geleerden hebben zich be
zig gehouden om het verschijnsel van tijdsin-
stinct bij levende wezens te verklaren. Vast
staat, dat. het eene dier gemakkelijk in zich
opneemt, dan het andere. Mieren zijn al heel
schrandere dieren, veel schranderder dan
bijen.
Men neemt aan, dat de zetel van het tijds-
instinct zich bevindt in de cellen van het
stofwisselingsproces. Heel eigenaardige proe
ven zijn er dienaangaande genomen. Mieren
werden blootgesteld aan een hooge tempera
tuur) b.v... 3q gi^ ,C. Men dresseerde ze op een
bepaalden voedertijd en liet dan de.' tempe
ratuur tot dé helft dalen. Dan dresseerde men
weer en liet de temperatuur weer stij
gen tot 30 gr. In het eerste geval kwamen
ze 41/2 uur te laat, in het laatste geval 8
uur te vroeg op de voederplek. Met bijen wer
den ook proeven genomen, de resultaten wa
ren ongeveer dezelfde.
De Duitsche professor, 'die dit alles waar
nam, vroeg zich af: hoe zou een mensch
hierop reageeren? De omstandigheden deden
zich voor, dat hij zichzelf als proefkonijntje
kon gebruiken. Hij kreeg griep en had flinke
koorts., wel 39 gr- Hij liet om 12 uur een van
zijn huisgenooten een boodschap doen. Ze
kon er met een kwartier weer zijn, maar het
geleek den patiënt wel uren voor ze ver
scheen. Toen ze terugkwam bleek werkelijk,
dat ze maar één kwartier was uitgebleven.
Door de koorts was de stofwisseling in de
cellen grooter geworden, de tijd scheen nu
ook langer dan hij in werkelijkheid was.
De professor is ervan overtuigd, dat het
tijdsinstinct bij mensch en dier hetzelfde is.
Als je in dez-e dingen belang stelt, kun je
straks zelf een tijdsklok voor dieren en plan-
te .maken. Het wakker-worden ls voor een
menschenkind moeilijk te controleeren, want
dier en plant zijn vroeger dan wij. Maar het
slapen-gaan kun je bij veel planten gemak
kelijk nagaan, vooral bij de planten, die haar
blaadjes dichtvouwen. Wie kippen heeft of
een volière kan dit ook gemakkelijk contro
leeren. Als je dit alles nagaat, wordt al het
geschapene nog grooter wonder voor je. Al
tijd weer zul je iets nieuws waarnemen en je
zult zeker ervaren, dat er ook in de natuur
vaste wetten en vaste, tijden zijn.
W. B—Z.
HOE MIENTJE HAAR
VERDRIET VERGAT.
De gehoorzame Lucifers
Gisteravond was Oom Paul bij ons op vi
site en die gaf een mooi tooverkunstje ten
beste. Hij liet zich een bakje water geven en
legde acht lucifers in stervorm op het water
oppervlak.
Toen Oom Paul nu een zwart tooverstokje
in het water stak, vlogen de lucifers naar
alle richtingen uit elkaar; en toen Oom op
nieuw zijn stokje in het water doopte, kwa
men ze weer naar het midden van het bakje
terug.
We hebben Oom net zoo lang gevraagd, tot
hij ons het geheim van zijn tooverkunstje
vertelde. We hoorden toen, dat het toover
stokje hol was, en dat in de eene holle zijde
een stukje zeep gedaan was, terwijl in den
anderen kant een stukje suiker bevestigd was.
Ging men nu in het water met het einde,
waar de zeep zat, dan vormde zich een dun
zeephuidje op het water, waardoor de luci
fers naar alle kanten verspreid werden. Stak
men integendösl de ,jsuiker''-kant in het
water, dan veroorzaakte het oplossen der
suiker, dat de lucifers weer naar het midden
getrokken werden.
Toen Mieneke dien ochtend haar oogen
open deed. begon ze meteen te zingen; want
vandaag zou Vader komen, om haar te
halen. Niet, dat ze geen heerlijke vacantie
had gehad bij tante Miephet was juist
fijn geweest; maar thuis waren Mammie en
kleine Kees en de poppen!
Mieneke had haar Kerstvacantie doorge
bracht in het kleine dorpje bij oom Hein en
tante Miep; maar het naar huis gaan, was
het heerlijkst van al.
Toen ze zich aangekleed had en naar be
neden ging, vond ze tante Miep al in de
huiskamer. Ze stond een brief te lezen.
„Mieneke, ik heb net een brief van je
huis gekregen, dat je Vader vandaag niet
kan komen om je te halen. Je mag nog
blijven tot overmorgen. Nu, hoe vind je dat?"
Mieneke stond heel stil, ineens was het
of de zon niet meer scheen, of de heele ka
mer donker was gewordenOvermorgen
kwam Vader pas; dat beteekende dus. dat
zij nog twee nachten moest slapen in het
groote logeerbed van tante Miep, dat het
nog twee dagen zou duren voor ze kleinen
Kees weer zou zien En zonder dat ze het
wilde liep er een nare traan langs haar
neusje.
„Kom, kom," zei tante Miep glimlachend.
,Wil ons Mièneke zoo graag naar huis?
Heeft ze zoo'n nare vacantie gehad?"
„Nee," schudde Mieneke heftig en ze boen
de met haar vuistjes, langs haar oogen. „Nee.
dat niet" 'en er kl'onk eën""Héusch'e snik in
haar' stem, „maar twee dagen "duurt nog'
zoo lang".
Toen lachte tante hardop.
Aan het ontbijt met oom en tante is Mie
neke erg stil. zelfs de grappen van oom Hein
kunnen haar niet aan het lachen krijgen.
Na het ontbijt vraagt tante haar mee te
gaan boodschappen doen in het dorp. Dat is
leuk; iedereen kent Mieneke nu in het dorp.
waar oom dokter is, en overal krijgt ze wat.
Het eerst naar den kruidenierswinkel van
vrouw Smit; het is niet alleen een kruide
nierswinkel; vrouw Smit verkoopt van alles:
linnengoed, boeken, sigaren.
Zoo ook nu; als vrouw Smit tantes bood
schappen heeft klaar gemaakt, bukt ze zich
achter de toonbank en haalt een prenten
boek te voorschijn.
„Dat is voor de jonge juffrouw!" Mieneke
krijgt een kleur van plezier. Zoo blij is ze.
dat zij bijna vergeet vrouw Smit te bedanken
Het is een heel mooi prentenboek met alle
maal kleine gekleurde plhatjes, groen en
rood en goud.
Omdat Mieneke niet goed lezen kan. leest
tante den titel: „Tobie, de geschiedenis van
een witten olifant."
„Oh" zucht Mieneke, „dat zal wel een
prachtig verhaal zijn."
En dan gaat tante Miep naar huis en Mie
neke ook. Niemand, die op straat loopt, kan
weten, welke wonderen het kleine prenten
boek. dat Mieneke onder haar arm geklemd
heeft, inhoudt. Maar Mieneke weet het!
Thuis kan ze niet aan tante vragen, of ze
haar het verhaal wil voorlezen; want tante
heeft wel andere dingen te doen; allereerst
gaat ze Anna helpen in de keuken, dan de
bloemen en planten in huis verzorge. en dat
zijn er heel wat, en dan is het zoo langzamer
hand weer tijd om de koffietafel klaar te
maken.
In den tusschentijd vermaakt Mieneke
zich, in een laag stoeltje- gezeten, met plaat
jes van haar prentenboek bekijken.
Op de eerste bladzij, temidden van een
woud met palmen, ziet ze een groote witte
olifant met een kleintje ernaast, ook wit. Dat
zal Tobie wel zijn, de held van de geschiede-
ns.i Op ieder volgend plaatje is Tobie te zien,
telkens een beetje grooter.
„Mieneke lust geen eten!" klinkt plagend
de stem van oom Hein. Ze schrikt op, is het
al zoo laat? De koffietafel staat al gedekt.
„Tot direct Tobie!" denkt Mieneke.
Na het eten vraagt tante Miep:
„En heeft mijn kleine nicht me niets te
vragen?"
„Oh ja, tante!" roept het meisje opgeto
gen. „Lees me alstublieft het verhaal van
Tobie voor."
En dan begint tante. Mieneke had goed
geraden: het kleine olifantje was Tobie. To
bie heeft een heeleboel goede eigenschap
pen; maar één heel slechte; die alles be
derft; hij is ongehoorzaam.
Door zijn ongehoorzaamheid (doordat hij
niet luisterde naar den raad van zijn moeder)
wordt hij gevangen door mannen met bruine
gezichten en witte tulbanden op het hoofd.
„Nu zie je, wat er van ongehoorzaamheid
kan komen," zegt tante Miep.
Tobie wordt in het paleis van den sultan
gebracht, tenminste in de stallen
Daar is een oude olifant, die jaloerscli is
en Tobie het leven zuur maakt- Eindelijk
wordt hij opgesloten in een groote kooi en
Tobie krijgt rust.
Het kleine olifantje is ondertussehen een
groote olifant geworden en de lievelings
olifant van Sultan Braboeldoer.
In het naburige rijk woont prinses Mane
schijn; de sultan'zou- graag met haar trou
wen maar tot nu toé heeft-zé telkens- gewei
gerd zijn vrouw te worden en de geschen
ken ter,~ 'uurd.
Sultan Braboeldoer besluit nog één laatste
poging te doen; Tobie wordt uit zijn stal ge
haald, opgetuigd met' goud, zilver en edel
steen en, en als geschenk naar prinses Mane
schijn gestuurd.
Als die Tobie ziet, vindt ze hem zoo mooi,
dat ze besluit toe te geven aan de wenschen
van den Sultan en zijn vrouw te worden.
En op het laatste plaatje ziet men, hoe
ze, mooi en stralend, op den rug van Tobie
het rijk van Sultan Braboeldoer binnen
komt.
Tante zwijgt.
„Uit!" zucht Mieneke. „Jammer".
De beide volgende dagen doet 'Mieneke
niets anders dan over witte olifantjes bab
belen. „En veel leuker dan een automobiel
ZWANEN
Oom Kees wandelde met zijn veertienjarigen
neef Kees en de twaalfjarige Anneke door het
park. Toen ze over het bruggetje van den
vijver liepen, bleef Anneke staan om naar
de mooie witte zwanen te kijken, die er net
onder door zwemmen.
„Wat weten jullie eigenlijk van zwanen?"
vroeg Oom Kees plotseling.
Verbaasd keken Kees en Anneke elkaar
aan. „Ze zijn wit en ze kunnen zwemmen
enzei Kees ten slotte,
„Envroeg Oom.
„Meer weet ik niet," zei Kees verlegen.
„Dan zal ik er jullie meer van vertellen.
Zwaan is de naam van een vogelgeslacht uit
de orde der gansvogels. Het omvat groote
vogels met een slank lichaam, een zeer lan
gen hals, een middelmatig grooten kop, een
rechten, overal even breeden snavel. Verder
hebben ze lage, dikke, ver naar achteren ge
plaatste pooten en groote zwemvliezen.
Men vindt deze dieren in alle werelddee-
len, vooral in het Noorden, in meren, rivieren
en moerassen. In de gewesten tussehen de
keerkringen komen ze niet voor. Het zijn trek
vogels, maar de soorten, welke in de gematig
de streken leven, doen in den winter verre
reizen. Ze nestelen gaarne bij zoet water;
maar begeven zich na den tijd van het broe
den naar zee. Ze loopen niet gemakkelijk, het
opvliegen kost hun veel moeite. Gewoonlijk
doen ze dit van uit het water en strijken ook
liefst weer op het water neer. Wanneer ze
een zekere hoogte bereikt hebben, vliegen ze
snel voort. Zij zwemmen uitstekend met be
vallige en toch krachtige slagen. Hun voed
sel bestaat uit allerlei plantenstoffen. in
secten. wormen, schelpdieren, vissehen enz
De mannetjes- en wijfjeszwaan zijn zeer
aan elkaar gehecht; ook zijn zij bezorgd voor
hun jongen. Zwanen zijn schrander, leven
dig, schuw en dikwijls boosaardig. Het wijfje
legt 4 tot 8 eieren, die door haar alleen
worden uitgebroed. Men beweert, dat zwanen
zeer oud worden. Een bijzondere soort is de
zingende of wilde zwaan, die een korte ge
drongen gestalte heeft, een korteren en dik
keren hals, een gelen aan de punten zwarten
snavel zonder bulten en zuiver wit van kleur
is- Zij bewoont het noorden van Europa en
Azië, blijft het geheele jaar in Griekenland,
trekt 's winters zuidwaarts tot in Noord-Airi-
ka; vertoont zich in October aan de Oostzee,
vliegt in November en Maart terug. In ons
land komt zij geregeld als wintergast voor
aan de kusten en op onderge-loopen vlakten;
zij is hier algemeen bekend onder den naam
Deen"; terwijl ze in Groningen hoelzwaan en
in Friesland kloekswan wordt 'genoemd.
Zij heeft een heldere, welluidende stem,
die zij vooral in tijden van gebrek, bijvoor
beeld in den winter, als zij uit de bevroren
plassen geen voedsel kan halen, voortdurend
doet hooren. Ze nestelt ver in het noorden
en in Griekenland, bouwt groote vaste en
ook wel drijvende nesten.
Heel bijzonder is verder de zwarte zwaan.
Deze soort is iets kleiner dan de gewone
zwaan; zij is geheel zwart- en heeft een roo-
den snavel; komt in Australië voor; maar
werd in het begin der 19e eeuw naar Europa
overgebracht"'.
„Wat een boel weet U daarvan, Oom," zei
Anneke bewonderend, toen Oom eindslijk
zweeg. „Nu hoop ik maar, dat mijn neef en
nicht er ook iets van weten," antwoordde
Oom lachend, „l^ant dat is toch de bedoe
ling!"
„Zóó vind ik dierkunde veel leuker dan op
^chool!" riep Kees. „Daar slaap ik bijna bij
in. Maar als we nu de zwanen gaan behan
delen weet ik er tenminste een heeleboel
van af!"
tante, en lang niet zoo gevaarlijk."
Als eindelijk vader komt, om Mieneke te
halen en haar mee te nemen, geeft tante op
het perron een pakje.
„Er zit iets in, Mieneke, ter herinnering
aan je „nare vacantie bij oom Hein en tante
Miep!" roept ze lachend, als de trein zich
in beweging zet.
En als Mieneke het pakje open maakt, zit
er een snoezig wit olifantje in van wollen
stof, met een kaartje om zijn hals waarop
staat: Tobie.
D v. z.
WAT ONZE BELANGSTELLING
WEKT.
Concerten in de lucht. Deze worden af
en toe boven Peking gegeven en wel door
duiven, die men aan den staart een fluit ge
bonden heeft van bamboe en slechts 8 gram
weegt.
Europeesche vulkanen. Behalve de nu
nog af en toe werkende vulkanen Hekla, Ve
suvius, Etna, Stromboli en Santorin zijn er
vroeger in Europa nog veel meer vulkanen
geweest en volgens sommigen zou de laatste
vulkanische uitbarsting in Duitschland ge
weest zijn ongeveer 4000 j. v. Chr. en wel in
de buurt van 't plaatsje Marburg aan de
Lahn
Hoe sterk is een aap? Men heeft te
New-York proeven genomen om de kracht
van de apen te bepalen en men vond dat een
aap 4 x zooveel gewicht kan trekken als een
normale man.
Een vrouwelijke Michïel de Ruyter. Te
Canterbury in Engeland klom een 15 jarig
meisje naar den bovenrand van een 43,5 m!
hoogen fabrieksschoorsteen, ze wilde niét
minder wezen dan een Amerikaansche te
Chicago, die iets dergelijks gedaan had. Toen
onze Engelsche De Ruyter beneden kwam,
vertelde ze, dat het daar boven erg winderig
was, maar ze had een prachtig vergezicht
gehad.
UIT DE NATUUR.
SCHUILPLAATSEN EN NESTEN VAN
WATERDIEREN
R nvAic-p cfkffiixd'ejp J
Wie van jullie een aquarium over heeft
moet eens eenige stekeltjes daarin nemen,
maar denk er aan om er dan geen andere
vissehen bij te doen, want dan zai er niet
veel .van hen overblijven; je weet dat stekel
baarzen tot de roovers behooren.
Maar het is zoo aardig ze gade te slaan,
als ze in het voorjaar hun nestje gaan bou
wen. In onze slooten wonen twee soorten
stekelbaarzen, met drie- en negen stekels op
den rug.
Het beste is een mannetje en eenige vrouw
tjes van dezelfde soort bij elkaar In een bak
te doen. De mannetjes worden in het voor
jaar prachtig rood en blauwachtig van kleur
en je zou niet denken, dat het een heel ge
wone stekelbaars is.
Als we zorgen voor voldoende planten en
wat vezels, zien we weldra het mannetje
druk in de weer om zand te happen en dit
een eindje verder weer uit te spuwen, om
zoodoende een kuiltje te maken. Van plan-
tendeelen en vezeltjes maakt hij' hierin een
tonvormig nestje met twee openingen, de
eene iets nauwer, dan de andere. De vrouw
tjes, bleeker van kleur en ronder, door de
eitjes, die ze bij zich dragen, worden nu door
het mannetje achterna gerend en ze vluchten
tenslotte ook door het tonnetje, waar zij de
eitjes achterlaten. Daarna probeert het- man
netje een tweede vrouwtje te lokken, totdat
hij naar zijn meening voldoende eitjes in het
nest' heeft. De moeders hebben nu rust, want
zij bekommeren zich nu verder niet om de
eitjes. De vader heeft het nu druk hoor,
duldt niet dat de vrouwtjes in de buurt van
het nest komen, want zij zien er niet tegenop
de eitjes op te eten. maar vader Stekelbaars
weet ze te weren. Krachtig met de borstvin
nen waaiend stuwt hij versch water door
het nest.
Eindelijk komen de eitjes uit en de klein
tjes blijven voorloopig nog wel in het nest,
maar als ze grooter worden willen ze na
tuurlijk op verkenning uit, doch worden door
Pa Stekelbaars weer spoedig naar hun schuil
plaats gejaagd, of wel, hij gaat met het ge
heele stel door het water, maar moet dan
goed opletten, dat de vrouwtjes niet te dicht
het troepje naderen.
De kleintjes groeien snel en zorgen al gauw
voor zich zelf. De taak van den vader is dan
afgeloopen en hij verliest weer zijn mooie
kleuren.
De rivierd-onderpad, een geweldige naam
voor een vischje van hoogstens 15 c.M. heeft
een grooten, breeden kop. met een vinnigen
stekel op de kiewdeksels. Hij zorgt minstens
even goed zijn eieren en kleintjes, al
maakt hij er ook niet zoo'n fraai nestje voor.
Onder een paar steenen zoekt hij een ge
schikt holletje, waar het wijfje de eieren
legt- en er zich verder ook niet meer om be
kommert. Weldra komen de kleine larfjes uit
de eitjes, die trouw worden bewaakt door den
vader, want als moeder er eenige te pakken
kan krijgen, zal ze dit niet nalaten, want- ook
de donderpadden behooren tot de roofvis-
schen. Ze gebruiken alleen dierlijk en levend
voedsel, maar dat moeten we hen maar ver
geven, want ze weten niet beter.