HET NIEUWE AVONDBLAD
Burgemeester Rambonnet weer op de
bres voor IJmuiden.
-
Visscherij-Snufjes
19e JAARGANG No. 143
ZATERDAG 21 APRIL 1934
IJMUIDER COURANT
ABONNEMENTEN: per week 10 ets.,per maand
40 cents plus 2 cents incasso, per kwartaal 1.20
plus 5 cents incasso, losse nummers 3 cents.
Kantoor: Kennemerlaan 42 - IJmuiden Telef. 521
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Uitgave Lourens Coster, Maatschappij voor Courantuitgaven en Algemeene Drukkerij N.V.
Directie: P. W. PEEREBOOM en ROBERT PEEREBOOM
ADVERTENTIEN: 15 regels f 0.75. Elke regel meer
15 ct. Bij abonnement belangrijke korting. Adverten
ties van Vraag en Aanbod 1-3 regels 25 ct., elke regel
meer 10 ct. Ingezonden mededeelingen dubbele prijs.
ALLE ADVERTENTIëN, OPGEGEVEN VOOR DIT BLAD WORDEN KOSTELOOS OPGENOMEN IN DE NEVEN-EDITIE HET NIEUWE AVONDBLAD DE KENNEMER COURANT.
Alle abonnes van dit blad zijn, zoodra zij 14 dagen als zoodanig in de registers
zijn Ingeschreven en verder op voorwaarden, die van tijd tot tijd gepubliceerd
en ten kantore van dit blad gratis verkrijgbaar zijn. kosteloos verzekerd tegen
de gevolgen van ongevallen voor de navolgende bedragen:
f 2000.bij algeheele invaliditeit; 600.bij overlijden; 400.— bij verlies van
een hand, voet of oog; 250.bij verlies van een duim; 150.— bij verlies van
een wijsvinger*, 100.— bij breuk van boven- en/of onderarm; 100.— bij breuk
van boven- en/of onderbeen; 50.bij verlies van een anderen vinger. Tenge
volge van spoor-, tram- of autobusongeval; 5000.bij overlijden van man en
vrouw beiden; 3000.bij overlijden van den man alleen; 2000.— bij over
lijden van de vrouw alleen Opvarenden van visschers-, marine-vaartuigen
enz. 400.bij verdrinkingsdood door ongeval tijdens de vaart, tot een
maximum van 2000.—, indien hetzelfde ongeval den dood van vijf of meer
abonnés mocht tengevolge hebben.
Alleen de abonné(e) zelf is verzekerd, behoudens het vermelde omtrent spoor-,
tram- of autobusongevallen. Polis is niet noodig. Uitkeeringen krachtens
deze verzekering worden gewaarborgd door de Nieuwe H.A.V.-Bank ter
Schiedam.
IJMUIDEN.
Nieuwe voorstellen ter verbetering van den
noodtoestand van het visscherybedrijf.
IJmuiden zal en moet
geholpen worden!
Burgemeester Rambonnet heeft in den kor
ten tijd dat hij Velsen's eerste burger is, meer
malen op ondubbelzinnige wijze getoond, dat
hij met hart en ziel de belangen onzer ge
meente is toegedaan. Bij meer dan één gele
genheid heeft hij er blijk van gegeven, dat
geen moeite, geen werk hem te veel is, waar
het geldt de behrtiging der belangen van Vel-
sen in het algemeen en het visscherijbedrijf,
dat van alle bedrijven onzer gemeente wel het
meest door den nood der tijden getroffen is,
in het bijzonder.
Het had een dankbare taak kunnen zijn, die
hij met zijn denkbeelden en zijn voorstellen op
de schouders nam. Immers, ware zijn streven
met succes bekroond, dan zou hij den dank
hebben geoogst van de duizenden ingezetenen,
wier wel en wee zoo nauw samenhangt met
den gang van zaken in het visscherijbedrijf.
Helaas mocht burgemeester Rambonnet het
genoegen niet smaken, dat hem de traditio-
neele kroon op het hoofd werd gezet. Tegen
werking, verdachtmaking zelfs ontmoette hij
in rijke mate bij zijn pogingen, iets te doen in
liet belang van IJmuiden. En alles, althans
bijna alles wat hij had gedaan was tever-
geefsch.
Opnieuw op de bres.
Het visscherijbedrijf dreigt ten onder te
gaan; en met het bedrijf ook IJmuiden. De
plaats, die eens ten voorbeeld gesteld werd
aan heel het land wegens zijn energie, zijn on
dernemingsgeest, de plaats die eens kon wor
den genoemd de grootste visschershaven van
het vasteland van Europa staat vóór een af
grond.
Deze noodtoestand is voor den burgemeester
aanleiding geweest, alles wat er gebeurd is
met zijn eerder gedane pogingen te vergeten.
Opnieuw heeft burgemeester Rambonnet
zich op het pad begeven, dat hem tot zooveel
onaangename ervaringen heeft geleid.
Een zeer uitvoerige beschouwing betreffende
voorziening in den nood van het visscherijbe
drijf met daaraan als voorloopige voorstellen
te beschouwen conclusies heeft hij doen toe
komen aan den Minister-President, de minis
ters van Economische Zaken, Sociale Zaken,
Justitie, Defensie, Waterstaat en Buitenland-
sche Zaken, aan de besturen van de Reeders-
vereeniging, de Vischhandelvereeniging, de
IJmuider Federatie, den Christel. Bond van
Transportarbeiders en de Vischhandel Ver.
„De Eendracht".
In deze beschouwing herinnert de burge
meester aan de door hem in Augustus 1932,
na ampel overleg met de Vereeniging van Ree
ders van Visschersvaartuigen en die voor den
Vischhandel bij de Regeering ingediende voor
stellen, beoogende het brengen van verbetering
in den toestand van het visscherijbedrijf.
Deze voorstellen bevatten hoofdzakelijk: a.
het bij wijze van werkverschaffing survey-
klaar maken van opgelegde en achteruitge
gane visschersvaartuigen en b. het treffen
door de Regeering van enkele maatregelen om
tot verbetering van het eigenlijke bedrijf te
geraken, voornamelijk door aanmerkelijke
vermeerdering van het vischgebruik in het
binnenland en door contingenteering van den
invoer van uit het buitenland in te voeren
visch.
Op hét plan sub. a. is nooit eenig antwoord
of beslissing ontvangen.
En dan vervolgt de beschouwing:
Ten aanzien van dit punt b wil ik consta-
teeren, dat einde 1933 door het met eenige
Rijkssubsidie in werking stellen van het in
stituut der vischpropagandatentoonstelhngen
in diverse plaatsen in ons land te houden en
door het invoeren van een zeer ruime contin
genteering (veel ruimer dan het door de sa
menwerkende organisatie van Reeders en
Vischhandel in overeenstemming vastgestelde
plan inhield) na ruim een jaar overwegen al
thans iets van Regeeringszijde in den zin van
hetgeen verzocht werd, is gedaan, waartegen
over staat, dat van het gevraagde verplichte
vischgebruik door de zoo talrijke Rijks- en
openbare instellingen niets is terechtgekomen,
terwijl de uitwerking van het oorspronkelijk
coningenteeringsbesluit door recente verrui
mingen van het contingfent weder werd ver
zwakt.
Ik voeg aan dit alles nog toe, dat het vraag
stuk der certificaten van oorsprong nog altijd
om een juiste oplossing vraagt. Door al deze
feiten heen loopt het droeve verloop van de
groote visscherij staking te IJmuiden van Ja
nuari tot Juli 1933, die de meeste maatregelen
tot verbetering van het bedrijf onmogelijk
maakte en ten slotte last not least het ver
schijnen van het rapport der Departementale
Commisie-Rijkens, behelzende veel wetens
waardigs, zeer veel juiste beschouwingen en
behartenswaardige wenken.
Toen viel vast testellen, zoo lezen we verder
dat het resultaat van mijn pogen nihil was,
uitgezonderd een hoonende opmerking van
zeer hooggeplaatste zijde in één onzer verte
genwoordigende lichamen betreffende den
ernst van den nood in het bedrijf, in dienst
waarvan ik mijn krachten had gesteld, toen
heb ik mij in het openbaar enkele zeer scherpe
en persoonlijke uitlatingen veroorloofd, waa?;5
toe ik alleszins recht had en waarbij alle „in
siders" mij gelijk gaven. Maar de zaak kwam
daarmede niet verder. Al was mij reeds door
het bovenvermelde verloop van zaken grooten
deels de lust ontvallen om mij nogmaals met
een groot voorstel tot de bevoegde instanties
te wenden, de staking en het rapport der
Commissie-Rij kens maakten elk optreden mij
nerzijds onmogelijk en praematuur. Toen er
dan eindelijk iets werd gedaan, was het ook
zaak deze pogingen een faire kans te geven.
Nu echter, nu de maanden verloopen en juist
wel de goede visscherijmaanden, nu het on
gunstige visscherij-seizoen voor de deur staat,
nu is 't plicht om zich af te vragen, is er iets
bereikt, heeft de loondaling na de stakingen
van Januari 1933 de bedrijfsvoering gemak
kelijker gemaakt, doen de voordeelen der con
tingenteering zich gevoelen, gebruikt het Ne-
derlandsche volk al meer visch? En in groote
trekken, bijna zonder uitzondering moeten wij
al deze vragen met een pertinent „neen" be
antwoorden De geschiedenis van het IJmuider
visscherijbedrijf in het nu bijna afgeloopen
hoogseizoen is een relaas van doorloopend
vallen, weer opstaan, vallen en bij velen van
blijven liggen. Natuurlijk staan al deze lotge
vallen in het nauwste verband met de markt
prijzen der visch, en het is een feit, dat elke
lang verwachte „hausse" onmiddellijk weer
door een „baisse" werd gevolgd, met als on
vermijdelijk gevolg opleggen van booten en
werkloos worden van bemanningen. Vooral
voor de platvischvisscherij der kustbooten was
het afgeloopen seizoen buitengewoon slecht.
Zijn de cijfers der werkloosheid in de gemeen
te Velsen over de afgeloopen weken in het
algemeen eenigszins bemoedigend, een uit
zondering daarop vormen die van de tot het
visscherijbedrijf behoorende vakken, zij waren
stationnair, dan weer schommelend, ten slotte
vrij stijgend. En nu kan in een geval als het
onderhavige worden aangevoerd, dat, gelijk
zoo vele bedrijven, ook het visscherijbedrijf,
steeds zijn ups. en downs heeft gekend, dat na
deze groote inzinking ongetwijfeld een periode
van opleving moet volgen, dat 't nooit anders
is geweest, maar dan vergeet men, dat deze
inzinking het gevolg is van een wereldcrisis,
dat men het er ngenoeg in de geheele wereld
over eens is dat, zbal er nog eenmaal een ver
betering in den economischen toestand intre
den, dit eerst in de zeer verre toekomst zal
kunnen plaats vinden, en dan moet de vraag
„is het visscherijbedrijf nog zoo gezond, heeft
het nog zooveel weerstand en reserves in zich
zelf dat het zulk een langdurige depressie het
hoofd kan bieden?" met een absoluut „neen"
beantwoord worden. De afgeloopen maanden
hebben voor den aandachtigen beschouwer
van het visscherijbedrijf geheel en al het
beeld vertoond van een steeds verder afglijden,
een steeds dieper zinken, niettegenstaande
alle opofferingen en energie, die meestal ein
digde in een, bij gebrek aan alle perspectief en
middelen, stilleggen van het bedrijf en opleg
gen van booten. Zoo vertoonde in de afgeloo
pen maanden, niettegenstaande vele schom
melingen de lijn der opgelegde bloten een
steeds stijgende curve. Daarmede is wel het
doorslaande bewijs geleverd van de ongenoeg
zaamheid van alle tot nu toe toegepaste ge
neesmiddelen.
Na dan uitvoerig te hebben stilgestaan bij
de verschillende feiten, die als de oorzaak van
den crisistoestand in het visscherijbedrijf be
schouwd moeten worden, feiten die den mees
ten onzer lezers bekend zijn en als bewijs van
den verregaanden staat van uitputting, waarin
zich zoo goed als alle visscherijbedrijven be
vinden, een overzicht te hebben gegeven van
den financieelen toestand van een der best-
geleide geëxploiteerde en geadministreérde
visscherij-maatschappijen, komt de burgemees
ter aan het slot van zijn van een ernstigen
arbeid en niet minder ernstige studie getui
gende beschouwing tot het ontvouwen zijner
voorloopige voorstellen.
Kan er nog wat gedaan worden?
Na deze belangrijke uiteenzetting van de
oorzaken van de hevige crisis in het visscherij
bedrijf, vervolgt'de burgemeester als volgt:
Ik meen in het bovenstaande te hebben
aangetoond, wat zonder de middellijke oor
zaken uit te schakelen, de onmiddellijke oor
zaken tot de inzinking in het visscherijbedrij:
zijn geweest en tot hoe groote diepte die inzin
king heeft plaats gehad. In zou hiermede kun
nen volstaan en de saamgebundelde feiten.
argumenten en cijfers middels publicatie of
pers als verwijt slingeren naar de hoofden
van organen of personen terecht of ten on
rechte aansprakelijk te stellen voor het feit,
dat het zóóver is gekomen. Ik wil dit echter
niet doen maar liever als conclusie op het bo
venstaande de vragen stellen:
I. Kan er nog wat gedaan worden?
II. Wat moet er gedaan worden?
III. Hoe moet het dan gedaan worden?
Ad. I. Zeer zeker kan er nog wat gedaan wor
den. Er zijn te IJmuiden nog reeders, die niets
liever wenschen dan met hun volle energie
hun bedrijf voort te zetten, er zijn nog vele
en goede schepen, die kunnen varen, er is een
groot personeel aan visschers en anderen, die
liever vandaag dan morgen weer aan den slag
gaan, er is een vischhandel, die visch kan en
wil koopen. Alles, als er de gelegenheid toe is.
Nu weet ik, dat er een redeneering is, die
inhoudt, dat men dit bedrijf met zijn vele
fouten en gebreken maar zijn natuurlijken
dood moet laten sterven in de hoop, dat er
misschien mettertijd op de puinhoopen van
het oude een nieuw bedrijf kan verrijzen. Af
gezien van het gevaarlijke en onverant
woordelijke, gelegen in zulk een theorie, die
een veroordeeling tot „la mort sans frase"
voor een geheel groot bedrijf zou inhouden,
gepaard aan het verloren gaan van toch al
tijd zeer groote materieele belangen, moet het
feit, dat IJmuiden toch nog altijd ongeveer
192 vischtrawlers bezit (goed en zeer slecht,
alles bijeen genomen) waarvoor echter nog de
complete bemanningen (te rekenen gemiddeld
op iO personen per boot) aanwezig (hoofd
zakelijk verdeeld over de woongemeenten
Velsen, Katwijk en Egmond) m.i. den doorslag
geven. Dit feit beteekent bij eezr gemiddeld
naar zee gaan van 50 trawlers een gemiddeld
werkloos blijven van 1400 opvarenden! Een
toch werkelijk ontstellend cijfer. Maar daar
blijft het niet bij. Voor de complete zeegaande
vloot is ook walpersoneel en los personeel
aanwezig, zijn werkplaatsen, machinefabrie
ken, stores, vischmeel-ijsfabrieken, enz. enz.
aanwezig. De werkloosheid van het aan al deze
instellingen en inrichtingen verbonden perso
neel zal ongeveer in overeenstemming zijn met
het percentage van de niet zeegaande trawler-
vloot. Bij gemiddeld zeegaan van 50 trawlers
kan de werkloosheid dus zoowel van het vloot-
als van het walpersoneel op pl.ni. 75 pet. wor
den geschat.
Ik voeg daar nog een ander feit aan toe. Het
is mij het laatste jaar zeer herhaaldelijk
voorgekomen, dat eenvoudige maar goed des
kundige trawlerschippers mijn hulp inriepen
omdat zij hetzij van een reederij, hetzij van
een bank een trawler om niet in bruikleen
konden krijgen. Zij wren allen overtuigd, mits
zij deeerste maal aan de 3 a 4000 gulden bedra
gende onkosten voor eerste uitrusting, ijs en
approviandeering werden geholpen, zij deze
binnen zeer korten tijd zouden kunnen resti-
tueeren en loonend zouden kunnen varen. Op
het ontbreken van de mogelij keid deze meii-
schcn aan het benoodigde geld te helpëh is
de zaak steeds weer afgestuit. Ligt ook hier
misschien niet een tijdelijk perspectief voor
het bedrijf?
Ik acht de vraag of er nog iets voor het vis
scherijbedrijf kan gedaan worden hiermede
beantwoord.
Wat moet er gedaan worden?
Ad. II. De vraag „wat moet er gedaan wor
den" is niet zoo eenvoudig te beantwoorden en
ik zal ook niet trachten om deze volledig te
beantwoorden, ik zal volstaan met denkbeel
den aan de hand te doen, sommige, voor en
kelen aanvaardbaar en aantrekkelijk, in de
oogen van anderen misschien hoogst verwer
pelijk en omgekeerd. In mijn beantwoording
van vraag III zal ik aangeven hoe ik deze on
geordende materie denk te verwerken. Hier
volgt dan een lijst van maatregelen, in over
weging te nemen om te geraken tot betere
bedrijfsmogelijkheden in het visscherijbedrij:
en ter oogenblikkelijke voorziening in de in
dat bedrijf heerschende werkloosheid.
1. Doorvoering van mij in Augustus 1932
aan den Minister van Binnenlandsche Zaken
gedaan voorstel tot het survey-klaarmaken
van de nog geschikte opgelegde trawlers bij
wijze van werkverschaffing. Dit plan werd in
dertijd door de interdepartementale com
missie terzijde gelegd als zijnde ingericht
volgens het z.g. stelsel Dietricht en
strijd met de toenmaal heerschende prin
cipes betreffende werkverschaffing. Sedert is
er veel veranderd in de denkbeelden dienaan
gaande en vindt het principe „werk als contra
prestatie voor steun" meer en meer ingang.
2. Werkverruiming door het naar zee zenden
van trawlers in bruikleen afgestaan aan de
bemanning met overheidssteun of garantie in
loon of besomming (interesse daarbij van den
ereder?); oprichting eener vischconserven-
fabriek; tot standkoming eener onderlinge
scheepsassurantieregeling, het maken van een
Burgemeester Rambonnet.
regeling, waaronder tegelijk niet te veel sche
pen binnenkomen; verbetering van het distri
butie-apparaat in het binenland (organisatie
van kleine vischhandelaren en vischventers):
het instellen van toezicht op het in beteren
staat brengen van de vischruimen; rationeele
doorvoering der Nederlandsche contigentee-
ring; verbetering der certificatenregeling, enz.
Ik geef direct toe, dat vele dezer punten van
verschillend standpunt aanvechtbaar zijn en
dat misschien lang niet alle voor verwezenlij
king vatbaar zijn. Laat er echter de gelegen
heid zijn, dat ze elk naar hun merites kunnen
worden beoordeeld en dat de organen, die in
elk punt beschikkings- en beslissings-bevoegd
zijn, er zich over uitspreken. Zoodoende kom ik
tegelijk aan mijn antwoord op de vraag
En hoe?
Ad. III. „Hoe moet het gedaan worden?"
Ik vlei mij niet met de hoop, dat nieuwe uit
gebreide en eindelooze conferenties met als
eindresultaat weloverwogen conclusies en rap
porten nu het resultaat zullen hebben, dat ze
vroeger nooit hebben gehad. De oorzaak van
het niet tot een resultaat komen van vroegere
conferenties en commissie was m.i. daarin ge
legen, dat ze uitgingen van één partij, meestal
de „bedrijfspartij" of een onderdeel of meer
dere onderdeelen daarvan. Het gevolg daarvan
was, dat de andere partij, meestal in de eerste
plaats de „Regeeringspartij" tot aan het uit
brengen van het rapport grootendeels buiten
alles bleef staan, daarna de conclusies incas
seerde en uit hoofde van aan die zijde bestaan
de of bevonden bezwaren niet verder op de
zaak inging. Deze fout moet m.i. verder worden
vermeden. Van den beginne af aan moeten
alle partijen in het conferentiewerk worden
betrokken. Hierbij dient echter hoofdconditie
te zijn, dat alle partijen werkelijk meewerken
en niet een partij zich beperkt tot „waarne
men" om later vrijheid te hebben de bereikte
conclusies te bestrijden of in den doofpot te
stoppen. Het spreekt vanzelf, dat ik bij dit
laatste voornameleijk het oog heb op de „Re
geeringspartij", die bij de uitvoering der con
clusies uit hoofde van macht en bevoegdheid
boven de andere partijen staat. Deze partij
moet evenals de andere partijen ter conferen
tie zitting nemende volledig gevolmachtigd
zijn (desnoods in voorkomende gevallen
ruggespraak met haar committenten)zij moet
gerechtigd zijn te verklaren wat volgens de
meening der Regeering kan en wat niet toe
laatbaar is, zij moet de conferentie kunnen in
lichten over het hoe en waarom en medewer
ken om in bevonden moeilijkheden tot oplos
sing te geraken. Wanneer de eindconclusie,
hóe die dan ook moge luiden, eenmaal bereikt
zal zijn, moet tevens vaststaan, dat de Regee
ring er zich mede kan vereenigen en haar
doel er in zal verwezenlijken. Tot deze confe
rentie, waartoe ik zoo noodig het initiatief ter
ÉI
-
mm
bij eenroeping wil nemen, stel ik mij voor uit
te noodigen: 1
Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi
nister van Economische Zaken (afd. Vissche
rij en). --■■«'SSWHgSm
b. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi
nister van Sociale Zaken (afd. Werkverschaf
fing en Steunverleening)
c. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi
nister van Waterstaat (v/h. Staatsvisschersha-
venbedrijf).
d. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi
nister van Justitie en een vertegenwoordiger
van Z.E. den Minister van Defensie (vischge
bruik in kazernes en gevangenissen, enz.).
e. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi
nister van Buitenlandsche Zaken (contingen-
teeringen e. d.).
f. Een vertegenwoordiger van het gemeente
bestuur van Velsen.
g. 2 vertegenwoordigers van de Vereeniging
van Reeders v. Visschersvaartuigen.
h. 2. vertegenwoordigers van de IJmuider
Federatie v. Transportarbeiders.
i. 2 vertegenwoordigers van den Chr. Bond
v. Transportarbeiders.
j. 2 vertegenwoordigers van de IJmuider
Vischhandelvereeniging.
k. 2 vertegenwoordigers van den Bond van
kleine vischhandelaren en vischventers.
Bedoeling dezer conferenties zou dan zijn op
korten termijn voorstellen te formuleeren om
te komen tot direct te verwezenlijken maat
regelen tot hulp en steun aan het IJmuider
visscherijbedrijf. In de eerste samenkomst zul
len alle leden worden uitgenoodigd voorloo
pige voorstellen of denkbeelden in te dienen,
welke daarna door een kleine, daartoe door de
vergadering aan te wijzen sub-commissie
naarmate hunner belangrijkheid en urgentie
op een agenda te rangschikken.
Bij de behandeling der achtereenvolgende
punten kan het rapport der departementale
commissie-Rij kens zooveel mogelijk als lei
draad en richtsnoer worden gevolgd, waarbij
echter vooral in den aanvang directe moge
lijkheid van uitvoering op den voorgrond moet
staan. Zoo noodig en zoo mogelijk zullen dan
ook reeds partieele en incidentieele conclu
sies, waarover overeenstemming werd bereikt,
ter kennis der Regeering en belanghebbende
partijen worden gebracht, zoodat uitvoering
daarvan niet op de afhandeling der overige
agendapunten zal behoeven te wachten. Uit
den aard der zaak zal in de eindconclusie der
meeste agendapunten niet door elke partij de
volle 100 pet. harer desiderata zijn bereikt,
hoofdzaak zij, dat bereikt worde wat mogelijk
is en wat tevens de volle instemming der be
trokken Regeeringsorganen heeft. Het zal in
het geheel niet noodzakelijk zijn, dat steeds
bij behandeling van alle punten alle vertegen
woordigers aanwezig zijn, door de zorg van het
bureau zullen steeds diegenen worden gewaar
schuwd en opgeroepen, die bij de betrokken
agendapunten onmiddellijk of middellijk be
trokken zijn.
VELSEN, 18 April 1934.
De Burgemeester van Velsen,
TH. J. RAMBONNET.
IJMUIDER REDDINGSBRIGADE.
Ter kennis van de leden wordt gebracht,
dat er op Dinsdag 24 dezer geen cursus in
E. H. B. O. wordt gegeven daar het schoollo
kaal voor andere doeleinden noodig is.
Blijkens meldingen uit de arktische wateren zal het scheepvaartverkeer op den
Atlantischen Oceaan in de komende' ihaanden ernstig rekening moeten houden
met gevaar der ijsbergen. Ongeveer 630 ijsbergen hebben zich van het poolijs
losgemaakt en drijven naar het Zuiden. Op onze foto een ontmoeting van een
patrouilleschip met een dezer gevreesde obstakels.
OLXIX.
„Het wordt nu toch hoog tijd, dat er van
overheidswege eens iets voor IJmuiden ge
daan wordt. Er zijn nu voldoende rapporten
over den toestand in het visscherijbedrijf uit
gebracht. Heb wachten is nu op daadwerke
lijken steun, die wel spoedig mag komen,
want anders kon het wel eens te laat zijn."
Aldus schreef ik in mijn vorig snufje.
Het is een week later, En andermaal gaat er
door de pers van heel ons land de tij ding, dat
burgemeester Rambonnet opnieuw de hoofden
bij elkaar geroepen heeft om krijgsraad te
houden voor een gem-eenschappelijken aanval
op het monster van de crisis. Men ziet op een
der pagina's van deze krant uitvoerige mede-
deelingen over den stap van den burgemees
ter.
Ik heb allen eerbied voor deze poging van
onzen burgervader, om iets voor IJmuiden te
doen. Het is niet de eerste maal, dat hij zulks
doet. Integendeel, bij elke gelegenheid heeft
Mr, Rambonnet óf zelf het initiatief tot een
reddingspoging genomen, óf heeft hij, waar
zulks van andere zijde kwam, zijn schouders
daaronder gezet. Maar alles wat hij tot nu toe
in het belang van het bedrijf heeft gedaan,
bracht hem als eenig resultaat, bittere teleur
stelling. Dat hij desondanks nogmaals en
dat op zulk een gedegen wijize de verdediging
van IJmuiden op zich neemt, mogen wij, in
gezeten van IJmuiden wel buitengewoon op
prijs stellen. De beschouwing, die hij aan de
verschillende autoriteiten en vereenigingen
heeft verzonden, met de daaraan vastge
knoopte voorstellen, getuigt van een grooten
ernst en van een groote kennis van zaken,
die men niet verwacht had te kunnen vinden
bij iemand, die neg slechts twee jaren in
onze gemeente vertoeft.
Ik heb het zeer uitvoerige stuk met aan
dacht gelezen. Vooral de beschouwingen over
de oorzaken van de crisis zijn zeer belangwek
kend en interessant. Zij zijn door de redactie
van de IJmuider Courant nog niet aan de
openbaarheid prijs gegeven, maar ik twijfel
er niet aan, of dit zal alsnog geschieden.
Van ganscher harte hoop ik, dat het werk
van onzen burgemeester ditmaal met succes
bekroond wordt. En dat het hem spoedig
gegeven mag zijn, resultaten van zijn werk
te zien,
PIETERMAN, j,