HET NIEUWE AVONDBLAD Burgemeester Rambonnet weer op de bres voor IJmuiden. - Visscherij-Snufjes 19e JAARGANG No. 143 ZATERDAG 21 APRIL 1934 IJMUIDER COURANT ABONNEMENTEN: per week 10 ets.,per maand 40 cents plus 2 cents incasso, per kwartaal 1.20 plus 5 cents incasso, losse nummers 3 cents. Kantoor: Kennemerlaan 42 - IJmuiden Telef. 521 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Uitgave Lourens Coster, Maatschappij voor Courantuitgaven en Algemeene Drukkerij N.V. Directie: P. W. PEEREBOOM en ROBERT PEEREBOOM ADVERTENTIEN: 15 regels f 0.75. Elke regel meer 15 ct. Bij abonnement belangrijke korting. Adverten ties van Vraag en Aanbod 1-3 regels 25 ct., elke regel meer 10 ct. Ingezonden mededeelingen dubbele prijs. ALLE ADVERTENTIëN, OPGEGEVEN VOOR DIT BLAD WORDEN KOSTELOOS OPGENOMEN IN DE NEVEN-EDITIE HET NIEUWE AVONDBLAD DE KENNEMER COURANT. Alle abonnes van dit blad zijn, zoodra zij 14 dagen als zoodanig in de registers zijn Ingeschreven en verder op voorwaarden, die van tijd tot tijd gepubliceerd en ten kantore van dit blad gratis verkrijgbaar zijn. kosteloos verzekerd tegen de gevolgen van ongevallen voor de navolgende bedragen: f 2000.bij algeheele invaliditeit; 600.bij overlijden; 400.— bij verlies van een hand, voet of oog; 250.bij verlies van een duim; 150.— bij verlies van een wijsvinger*, 100.— bij breuk van boven- en/of onderarm; 100.— bij breuk van boven- en/of onderbeen; 50.bij verlies van een anderen vinger. Tenge volge van spoor-, tram- of autobusongeval; 5000.bij overlijden van man en vrouw beiden; 3000.bij overlijden van den man alleen; 2000.— bij over lijden van de vrouw alleen Opvarenden van visschers-, marine-vaartuigen enz. 400.bij verdrinkingsdood door ongeval tijdens de vaart, tot een maximum van 2000.—, indien hetzelfde ongeval den dood van vijf of meer abonnés mocht tengevolge hebben. Alleen de abonné(e) zelf is verzekerd, behoudens het vermelde omtrent spoor-, tram- of autobusongevallen. Polis is niet noodig. Uitkeeringen krachtens deze verzekering worden gewaarborgd door de Nieuwe H.A.V.-Bank ter Schiedam. IJMUIDEN. Nieuwe voorstellen ter verbetering van den noodtoestand van het visscherybedrijf. IJmuiden zal en moet geholpen worden! Burgemeester Rambonnet heeft in den kor ten tijd dat hij Velsen's eerste burger is, meer malen op ondubbelzinnige wijze getoond, dat hij met hart en ziel de belangen onzer ge meente is toegedaan. Bij meer dan één gele genheid heeft hij er blijk van gegeven, dat geen moeite, geen werk hem te veel is, waar het geldt de behrtiging der belangen van Vel- sen in het algemeen en het visscherijbedrijf, dat van alle bedrijven onzer gemeente wel het meest door den nood der tijden getroffen is, in het bijzonder. Het had een dankbare taak kunnen zijn, die hij met zijn denkbeelden en zijn voorstellen op de schouders nam. Immers, ware zijn streven met succes bekroond, dan zou hij den dank hebben geoogst van de duizenden ingezetenen, wier wel en wee zoo nauw samenhangt met den gang van zaken in het visscherijbedrijf. Helaas mocht burgemeester Rambonnet het genoegen niet smaken, dat hem de traditio- neele kroon op het hoofd werd gezet. Tegen werking, verdachtmaking zelfs ontmoette hij in rijke mate bij zijn pogingen, iets te doen in liet belang van IJmuiden. En alles, althans bijna alles wat hij had gedaan was tever- geefsch. Opnieuw op de bres. Het visscherijbedrijf dreigt ten onder te gaan; en met het bedrijf ook IJmuiden. De plaats, die eens ten voorbeeld gesteld werd aan heel het land wegens zijn energie, zijn on dernemingsgeest, de plaats die eens kon wor den genoemd de grootste visschershaven van het vasteland van Europa staat vóór een af grond. Deze noodtoestand is voor den burgemeester aanleiding geweest, alles wat er gebeurd is met zijn eerder gedane pogingen te vergeten. Opnieuw heeft burgemeester Rambonnet zich op het pad begeven, dat hem tot zooveel onaangename ervaringen heeft geleid. Een zeer uitvoerige beschouwing betreffende voorziening in den nood van het visscherijbe drijf met daaraan als voorloopige voorstellen te beschouwen conclusies heeft hij doen toe komen aan den Minister-President, de minis ters van Economische Zaken, Sociale Zaken, Justitie, Defensie, Waterstaat en Buitenland- sche Zaken, aan de besturen van de Reeders- vereeniging, de Vischhandelvereeniging, de IJmuider Federatie, den Christel. Bond van Transportarbeiders en de Vischhandel Ver. „De Eendracht". In deze beschouwing herinnert de burge meester aan de door hem in Augustus 1932, na ampel overleg met de Vereeniging van Ree ders van Visschersvaartuigen en die voor den Vischhandel bij de Regeering ingediende voor stellen, beoogende het brengen van verbetering in den toestand van het visscherijbedrijf. Deze voorstellen bevatten hoofdzakelijk: a. het bij wijze van werkverschaffing survey- klaar maken van opgelegde en achteruitge gane visschersvaartuigen en b. het treffen door de Regeering van enkele maatregelen om tot verbetering van het eigenlijke bedrijf te geraken, voornamelijk door aanmerkelijke vermeerdering van het vischgebruik in het binnenland en door contingenteering van den invoer van uit het buitenland in te voeren visch. Op hét plan sub. a. is nooit eenig antwoord of beslissing ontvangen. En dan vervolgt de beschouwing: Ten aanzien van dit punt b wil ik consta- teeren, dat einde 1933 door het met eenige Rijkssubsidie in werking stellen van het in stituut der vischpropagandatentoonstelhngen in diverse plaatsen in ons land te houden en door het invoeren van een zeer ruime contin genteering (veel ruimer dan het door de sa menwerkende organisatie van Reeders en Vischhandel in overeenstemming vastgestelde plan inhield) na ruim een jaar overwegen al thans iets van Regeeringszijde in den zin van hetgeen verzocht werd, is gedaan, waartegen over staat, dat van het gevraagde verplichte vischgebruik door de zoo talrijke Rijks- en openbare instellingen niets is terechtgekomen, terwijl de uitwerking van het oorspronkelijk coningenteeringsbesluit door recente verrui mingen van het contingfent weder werd ver zwakt. Ik voeg aan dit alles nog toe, dat het vraag stuk der certificaten van oorsprong nog altijd om een juiste oplossing vraagt. Door al deze feiten heen loopt het droeve verloop van de groote visscherij staking te IJmuiden van Ja nuari tot Juli 1933, die de meeste maatregelen tot verbetering van het bedrijf onmogelijk maakte en ten slotte last not least het ver schijnen van het rapport der Departementale Commisie-Rijkens, behelzende veel wetens waardigs, zeer veel juiste beschouwingen en behartenswaardige wenken. Toen viel vast testellen, zoo lezen we verder dat het resultaat van mijn pogen nihil was, uitgezonderd een hoonende opmerking van zeer hooggeplaatste zijde in één onzer verte genwoordigende lichamen betreffende den ernst van den nood in het bedrijf, in dienst waarvan ik mijn krachten had gesteld, toen heb ik mij in het openbaar enkele zeer scherpe en persoonlijke uitlatingen veroorloofd, waa?;5 toe ik alleszins recht had en waarbij alle „in siders" mij gelijk gaven. Maar de zaak kwam daarmede niet verder. Al was mij reeds door het bovenvermelde verloop van zaken grooten deels de lust ontvallen om mij nogmaals met een groot voorstel tot de bevoegde instanties te wenden, de staking en het rapport der Commissie-Rij kens maakten elk optreden mij nerzijds onmogelijk en praematuur. Toen er dan eindelijk iets werd gedaan, was het ook zaak deze pogingen een faire kans te geven. Nu echter, nu de maanden verloopen en juist wel de goede visscherijmaanden, nu het on gunstige visscherij-seizoen voor de deur staat, nu is 't plicht om zich af te vragen, is er iets bereikt, heeft de loondaling na de stakingen van Januari 1933 de bedrijfsvoering gemak kelijker gemaakt, doen de voordeelen der con tingenteering zich gevoelen, gebruikt het Ne- derlandsche volk al meer visch? En in groote trekken, bijna zonder uitzondering moeten wij al deze vragen met een pertinent „neen" be antwoorden De geschiedenis van het IJmuider visscherijbedrijf in het nu bijna afgeloopen hoogseizoen is een relaas van doorloopend vallen, weer opstaan, vallen en bij velen van blijven liggen. Natuurlijk staan al deze lotge vallen in het nauwste verband met de markt prijzen der visch, en het is een feit, dat elke lang verwachte „hausse" onmiddellijk weer door een „baisse" werd gevolgd, met als on vermijdelijk gevolg opleggen van booten en werkloos worden van bemanningen. Vooral voor de platvischvisscherij der kustbooten was het afgeloopen seizoen buitengewoon slecht. Zijn de cijfers der werkloosheid in de gemeen te Velsen over de afgeloopen weken in het algemeen eenigszins bemoedigend, een uit zondering daarop vormen die van de tot het visscherijbedrijf behoorende vakken, zij waren stationnair, dan weer schommelend, ten slotte vrij stijgend. En nu kan in een geval als het onderhavige worden aangevoerd, dat, gelijk zoo vele bedrijven, ook het visscherijbedrijf, steeds zijn ups. en downs heeft gekend, dat na deze groote inzinking ongetwijfeld een periode van opleving moet volgen, dat 't nooit anders is geweest, maar dan vergeet men, dat deze inzinking het gevolg is van een wereldcrisis, dat men het er ngenoeg in de geheele wereld over eens is dat, zbal er nog eenmaal een ver betering in den economischen toestand intre den, dit eerst in de zeer verre toekomst zal kunnen plaats vinden, en dan moet de vraag „is het visscherijbedrijf nog zoo gezond, heeft het nog zooveel weerstand en reserves in zich zelf dat het zulk een langdurige depressie het hoofd kan bieden?" met een absoluut „neen" beantwoord worden. De afgeloopen maanden hebben voor den aandachtigen beschouwer van het visscherijbedrijf geheel en al het beeld vertoond van een steeds verder afglijden, een steeds dieper zinken, niettegenstaande alle opofferingen en energie, die meestal ein digde in een, bij gebrek aan alle perspectief en middelen, stilleggen van het bedrijf en opleg gen van booten. Zoo vertoonde in de afgeloo pen maanden, niettegenstaande vele schom melingen de lijn der opgelegde bloten een steeds stijgende curve. Daarmede is wel het doorslaande bewijs geleverd van de ongenoeg zaamheid van alle tot nu toe toegepaste ge neesmiddelen. Na dan uitvoerig te hebben stilgestaan bij de verschillende feiten, die als de oorzaak van den crisistoestand in het visscherijbedrijf be schouwd moeten worden, feiten die den mees ten onzer lezers bekend zijn en als bewijs van den verregaanden staat van uitputting, waarin zich zoo goed als alle visscherijbedrijven be vinden, een overzicht te hebben gegeven van den financieelen toestand van een der best- geleide geëxploiteerde en geadministreérde visscherij-maatschappijen, komt de burgemees ter aan het slot van zijn van een ernstigen arbeid en niet minder ernstige studie getui gende beschouwing tot het ontvouwen zijner voorloopige voorstellen. Kan er nog wat gedaan worden? Na deze belangrijke uiteenzetting van de oorzaken van de hevige crisis in het visscherij bedrijf, vervolgt'de burgemeester als volgt: Ik meen in het bovenstaande te hebben aangetoond, wat zonder de middellijke oor zaken uit te schakelen, de onmiddellijke oor zaken tot de inzinking in het visscherijbedrij: zijn geweest en tot hoe groote diepte die inzin king heeft plaats gehad. In zou hiermede kun nen volstaan en de saamgebundelde feiten. argumenten en cijfers middels publicatie of pers als verwijt slingeren naar de hoofden van organen of personen terecht of ten on rechte aansprakelijk te stellen voor het feit, dat het zóóver is gekomen. Ik wil dit echter niet doen maar liever als conclusie op het bo venstaande de vragen stellen: I. Kan er nog wat gedaan worden? II. Wat moet er gedaan worden? III. Hoe moet het dan gedaan worden? Ad. I. Zeer zeker kan er nog wat gedaan wor den. Er zijn te IJmuiden nog reeders, die niets liever wenschen dan met hun volle energie hun bedrijf voort te zetten, er zijn nog vele en goede schepen, die kunnen varen, er is een groot personeel aan visschers en anderen, die liever vandaag dan morgen weer aan den slag gaan, er is een vischhandel, die visch kan en wil koopen. Alles, als er de gelegenheid toe is. Nu weet ik, dat er een redeneering is, die inhoudt, dat men dit bedrijf met zijn vele fouten en gebreken maar zijn natuurlijken dood moet laten sterven in de hoop, dat er misschien mettertijd op de puinhoopen van het oude een nieuw bedrijf kan verrijzen. Af gezien van het gevaarlijke en onverant woordelijke, gelegen in zulk een theorie, die een veroordeeling tot „la mort sans frase" voor een geheel groot bedrijf zou inhouden, gepaard aan het verloren gaan van toch al tijd zeer groote materieele belangen, moet het feit, dat IJmuiden toch nog altijd ongeveer 192 vischtrawlers bezit (goed en zeer slecht, alles bijeen genomen) waarvoor echter nog de complete bemanningen (te rekenen gemiddeld op iO personen per boot) aanwezig (hoofd zakelijk verdeeld over de woongemeenten Velsen, Katwijk en Egmond) m.i. den doorslag geven. Dit feit beteekent bij eezr gemiddeld naar zee gaan van 50 trawlers een gemiddeld werkloos blijven van 1400 opvarenden! Een toch werkelijk ontstellend cijfer. Maar daar blijft het niet bij. Voor de complete zeegaande vloot is ook walpersoneel en los personeel aanwezig, zijn werkplaatsen, machinefabrie ken, stores, vischmeel-ijsfabrieken, enz. enz. aanwezig. De werkloosheid van het aan al deze instellingen en inrichtingen verbonden perso neel zal ongeveer in overeenstemming zijn met het percentage van de niet zeegaande trawler- vloot. Bij gemiddeld zeegaan van 50 trawlers kan de werkloosheid dus zoowel van het vloot- als van het walpersoneel op pl.ni. 75 pet. wor den geschat. Ik voeg daar nog een ander feit aan toe. Het is mij het laatste jaar zeer herhaaldelijk voorgekomen, dat eenvoudige maar goed des kundige trawlerschippers mijn hulp inriepen omdat zij hetzij van een reederij, hetzij van een bank een trawler om niet in bruikleen konden krijgen. Zij wren allen overtuigd, mits zij deeerste maal aan de 3 a 4000 gulden bedra gende onkosten voor eerste uitrusting, ijs en approviandeering werden geholpen, zij deze binnen zeer korten tijd zouden kunnen resti- tueeren en loonend zouden kunnen varen. Op het ontbreken van de mogelij keid deze meii- schcn aan het benoodigde geld te helpëh is de zaak steeds weer afgestuit. Ligt ook hier misschien niet een tijdelijk perspectief voor het bedrijf? Ik acht de vraag of er nog iets voor het vis scherijbedrijf kan gedaan worden hiermede beantwoord. Wat moet er gedaan worden? Ad. II. De vraag „wat moet er gedaan wor den" is niet zoo eenvoudig te beantwoorden en ik zal ook niet trachten om deze volledig te beantwoorden, ik zal volstaan met denkbeel den aan de hand te doen, sommige, voor en kelen aanvaardbaar en aantrekkelijk, in de oogen van anderen misschien hoogst verwer pelijk en omgekeerd. In mijn beantwoording van vraag III zal ik aangeven hoe ik deze on geordende materie denk te verwerken. Hier volgt dan een lijst van maatregelen, in over weging te nemen om te geraken tot betere bedrijfsmogelijkheden in het visscherijbedrij: en ter oogenblikkelijke voorziening in de in dat bedrijf heerschende werkloosheid. 1. Doorvoering van mij in Augustus 1932 aan den Minister van Binnenlandsche Zaken gedaan voorstel tot het survey-klaarmaken van de nog geschikte opgelegde trawlers bij wijze van werkverschaffing. Dit plan werd in dertijd door de interdepartementale com missie terzijde gelegd als zijnde ingericht volgens het z.g. stelsel Dietricht en strijd met de toenmaal heerschende prin cipes betreffende werkverschaffing. Sedert is er veel veranderd in de denkbeelden dienaan gaande en vindt het principe „werk als contra prestatie voor steun" meer en meer ingang. 2. Werkverruiming door het naar zee zenden van trawlers in bruikleen afgestaan aan de bemanning met overheidssteun of garantie in loon of besomming (interesse daarbij van den ereder?); oprichting eener vischconserven- fabriek; tot standkoming eener onderlinge scheepsassurantieregeling, het maken van een Burgemeester Rambonnet. regeling, waaronder tegelijk niet te veel sche pen binnenkomen; verbetering van het distri butie-apparaat in het binenland (organisatie van kleine vischhandelaren en vischventers): het instellen van toezicht op het in beteren staat brengen van de vischruimen; rationeele doorvoering der Nederlandsche contigentee- ring; verbetering der certificatenregeling, enz. Ik geef direct toe, dat vele dezer punten van verschillend standpunt aanvechtbaar zijn en dat misschien lang niet alle voor verwezenlij king vatbaar zijn. Laat er echter de gelegen heid zijn, dat ze elk naar hun merites kunnen worden beoordeeld en dat de organen, die in elk punt beschikkings- en beslissings-bevoegd zijn, er zich over uitspreken. Zoodoende kom ik tegelijk aan mijn antwoord op de vraag En hoe? Ad. III. „Hoe moet het gedaan worden?" Ik vlei mij niet met de hoop, dat nieuwe uit gebreide en eindelooze conferenties met als eindresultaat weloverwogen conclusies en rap porten nu het resultaat zullen hebben, dat ze vroeger nooit hebben gehad. De oorzaak van het niet tot een resultaat komen van vroegere conferenties en commissie was m.i. daarin ge legen, dat ze uitgingen van één partij, meestal de „bedrijfspartij" of een onderdeel of meer dere onderdeelen daarvan. Het gevolg daarvan was, dat de andere partij, meestal in de eerste plaats de „Regeeringspartij" tot aan het uit brengen van het rapport grootendeels buiten alles bleef staan, daarna de conclusies incas seerde en uit hoofde van aan die zijde bestaan de of bevonden bezwaren niet verder op de zaak inging. Deze fout moet m.i. verder worden vermeden. Van den beginne af aan moeten alle partijen in het conferentiewerk worden betrokken. Hierbij dient echter hoofdconditie te zijn, dat alle partijen werkelijk meewerken en niet een partij zich beperkt tot „waarne men" om later vrijheid te hebben de bereikte conclusies te bestrijden of in den doofpot te stoppen. Het spreekt vanzelf, dat ik bij dit laatste voornameleijk het oog heb op de „Re geeringspartij", die bij de uitvoering der con clusies uit hoofde van macht en bevoegdheid boven de andere partijen staat. Deze partij moet evenals de andere partijen ter conferen tie zitting nemende volledig gevolmachtigd zijn (desnoods in voorkomende gevallen ruggespraak met haar committenten)zij moet gerechtigd zijn te verklaren wat volgens de meening der Regeering kan en wat niet toe laatbaar is, zij moet de conferentie kunnen in lichten over het hoe en waarom en medewer ken om in bevonden moeilijkheden tot oplos sing te geraken. Wanneer de eindconclusie, hóe die dan ook moge luiden, eenmaal bereikt zal zijn, moet tevens vaststaan, dat de Regee ring er zich mede kan vereenigen en haar doel er in zal verwezenlijken. Tot deze confe rentie, waartoe ik zoo noodig het initiatief ter ÉI - mm bij eenroeping wil nemen, stel ik mij voor uit te noodigen: 1 Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi nister van Economische Zaken (afd. Vissche rij en). --■■«'SSWHgSm b. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi nister van Sociale Zaken (afd. Werkverschaf fing en Steunverleening) c. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi nister van Waterstaat (v/h. Staatsvisschersha- venbedrijf). d. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi nister van Justitie en een vertegenwoordiger van Z.E. den Minister van Defensie (vischge bruik in kazernes en gevangenissen, enz.). e. Een vertegenwoordiger van Z.E. den Mi nister van Buitenlandsche Zaken (contingen- teeringen e. d.). f. Een vertegenwoordiger van het gemeente bestuur van Velsen. g. 2 vertegenwoordigers van de Vereeniging van Reeders v. Visschersvaartuigen. h. 2. vertegenwoordigers van de IJmuider Federatie v. Transportarbeiders. i. 2 vertegenwoordigers van den Chr. Bond v. Transportarbeiders. j. 2 vertegenwoordigers van de IJmuider Vischhandelvereeniging. k. 2 vertegenwoordigers van den Bond van kleine vischhandelaren en vischventers. Bedoeling dezer conferenties zou dan zijn op korten termijn voorstellen te formuleeren om te komen tot direct te verwezenlijken maat regelen tot hulp en steun aan het IJmuider visscherijbedrijf. In de eerste samenkomst zul len alle leden worden uitgenoodigd voorloo pige voorstellen of denkbeelden in te dienen, welke daarna door een kleine, daartoe door de vergadering aan te wijzen sub-commissie naarmate hunner belangrijkheid en urgentie op een agenda te rangschikken. Bij de behandeling der achtereenvolgende punten kan het rapport der departementale commissie-Rij kens zooveel mogelijk als lei draad en richtsnoer worden gevolgd, waarbij echter vooral in den aanvang directe moge lijkheid van uitvoering op den voorgrond moet staan. Zoo noodig en zoo mogelijk zullen dan ook reeds partieele en incidentieele conclu sies, waarover overeenstemming werd bereikt, ter kennis der Regeering en belanghebbende partijen worden gebracht, zoodat uitvoering daarvan niet op de afhandeling der overige agendapunten zal behoeven te wachten. Uit den aard der zaak zal in de eindconclusie der meeste agendapunten niet door elke partij de volle 100 pet. harer desiderata zijn bereikt, hoofdzaak zij, dat bereikt worde wat mogelijk is en wat tevens de volle instemming der be trokken Regeeringsorganen heeft. Het zal in het geheel niet noodzakelijk zijn, dat steeds bij behandeling van alle punten alle vertegen woordigers aanwezig zijn, door de zorg van het bureau zullen steeds diegenen worden gewaar schuwd en opgeroepen, die bij de betrokken agendapunten onmiddellijk of middellijk be trokken zijn. VELSEN, 18 April 1934. De Burgemeester van Velsen, TH. J. RAMBONNET. IJMUIDER REDDINGSBRIGADE. Ter kennis van de leden wordt gebracht, dat er op Dinsdag 24 dezer geen cursus in E. H. B. O. wordt gegeven daar het schoollo kaal voor andere doeleinden noodig is. Blijkens meldingen uit de arktische wateren zal het scheepvaartverkeer op den Atlantischen Oceaan in de komende' ihaanden ernstig rekening moeten houden met gevaar der ijsbergen. Ongeveer 630 ijsbergen hebben zich van het poolijs losgemaakt en drijven naar het Zuiden. Op onze foto een ontmoeting van een patrouilleschip met een dezer gevreesde obstakels. OLXIX. „Het wordt nu toch hoog tijd, dat er van overheidswege eens iets voor IJmuiden ge daan wordt. Er zijn nu voldoende rapporten over den toestand in het visscherijbedrijf uit gebracht. Heb wachten is nu op daadwerke lijken steun, die wel spoedig mag komen, want anders kon het wel eens te laat zijn." Aldus schreef ik in mijn vorig snufje. Het is een week later, En andermaal gaat er door de pers van heel ons land de tij ding, dat burgemeester Rambonnet opnieuw de hoofden bij elkaar geroepen heeft om krijgsraad te houden voor een gem-eenschappelijken aanval op het monster van de crisis. Men ziet op een der pagina's van deze krant uitvoerige mede- deelingen over den stap van den burgemees ter. Ik heb allen eerbied voor deze poging van onzen burgervader, om iets voor IJmuiden te doen. Het is niet de eerste maal, dat hij zulks doet. Integendeel, bij elke gelegenheid heeft Mr, Rambonnet óf zelf het initiatief tot een reddingspoging genomen, óf heeft hij, waar zulks van andere zijde kwam, zijn schouders daaronder gezet. Maar alles wat hij tot nu toe in het belang van het bedrijf heeft gedaan, bracht hem als eenig resultaat, bittere teleur stelling. Dat hij desondanks nogmaals en dat op zulk een gedegen wijize de verdediging van IJmuiden op zich neemt, mogen wij, in gezeten van IJmuiden wel buitengewoon op prijs stellen. De beschouwing, die hij aan de verschillende autoriteiten en vereenigingen heeft verzonden, met de daaraan vastge knoopte voorstellen, getuigt van een grooten ernst en van een groote kennis van zaken, die men niet verwacht had te kunnen vinden bij iemand, die neg slechts twee jaren in onze gemeente vertoeft. Ik heb het zeer uitvoerige stuk met aan dacht gelezen. Vooral de beschouwingen over de oorzaken van de crisis zijn zeer belangwek kend en interessant. Zij zijn door de redactie van de IJmuider Courant nog niet aan de openbaarheid prijs gegeven, maar ik twijfel er niet aan, of dit zal alsnog geschieden. Van ganscher harte hoop ik, dat het werk van onzen burgemeester ditmaal met succes bekroond wordt. En dat het hem spoedig gegeven mag zijn, resultaten van zijn werk te zien, PIETERMAN, j,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 1