DE SPITSBOEF EN DE MOLENAAR. BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Wat heb ik dit keer weinig brieven onfcvan gen. Jullie vergeten me toch niet? Is het mis schien wat moeilijk om iedere week een to laad je papier en couvert te koopen? Dat kan ik begrijpen en heb ik voor die vriend in netji en vriendjes naar een oplossing gezocht en haar gevonden. Ieder van jullie krijgt, ondanks de slechte tijdsomstandigheden, toch wel eens één of meer centen. Deze centen worden op gespaard tot dat er vijf bij elkander zijn. Voor deze vijf centen wordt een schrift gekocht Het schrift wordt voorzichtig los gemaakt, zoodat het kaft er afgehaald kan worden. Met een scherp mes worden de blaadjes nu langs de vouw doorgesneden en in 't kaft bewaard. Ieder schrift geeft minstens 24 velletjes, dus papier voor 24 briefjes. Is dat niet prettig? Tegen dat de velletjes opraken, gaat men weer aan 't sparen. Nu hebben we wel blaadjes om te schrijven, maar nog geen couverts om de briefjes in te doen" hoor ik al zeggen. Ook daar weet ik iets op. Het blaadje wordt aan één zijde beschreven en vervolgens opgevou wen op de volgende manier. Men legt het blaadje met den beschreven kant naar boven en de lange zijde naar zich toe. De voorkant vouwt men op den achter' kant'. Men krijgt nu een lang, smal blaadje. Nu vouwt men de smalle kanten op elkander en herhaalt deze handeling nog een keer. De buitenzijden van het opgevouwen blaadje zijn onbeschreven. Men schrijft op één van deze zijden het adres. Wanneer de blaadjes net jes gesneden en precies gevouwen zijn, geven ze een keurigen indruk. Nu ben ik erg be nieuwd, wie m'n raad opvolgen. IETS OVER WEDSTRIJDEN ENZ. In één mijner briefjes schreef ik dat d< kinderrubriek een heele „kinderschat in de toekomst bevat." Ik mocht toen nog niet alles verklappen. Nu mag ik jullie echter wat meer mededee- len en vertellen wat de rubriek wil geven. 1. Verhaaltjes, versjes, zoekplaatjes, spel letjes en kunstjes, plaatjes om na te teeke nen, enz. 2. Het maken van eenvoudige knutselwerk jes. handwerkjes enz. 3. Het uitschrijven van verschillende wed strijden. Nu kan het ook voorkomen dat één van jullie graag moeder of vader of één der an dere familieleden met een zelf gemaakt ca deautje wil verrassen. Alleen, zonder hulp, gaat het niet. Zelfs het bedenken van iets is reeds moeilijk. Het vrien dinnetje of vriendje richt zich dan in het briefje tot mij. Ik stel daarna uur en dag vast waarop het rubriekertje bij me mag komen om hulp of raad. Jullie begrijpt dat ik mij dan eerst bekend moet maken. Maar jullie moeten eerst raden en werken. Wanneer jullie zorgt dat ik voor as. Donderdagmorgen van ieder persoonlijk een briefje ontvangen heb, dan schrijf ik den wedstrijd uit. Zij, die dan goed geraden heb- hebben, ontvangen een reep chocolade. Ik hoop maar, dat ik veel reepen moet uitdeelen. Jullie zeker ook of houden jullie niet van chocolade? Eens in het loopende jaar wordt een ten toonstelling gehouden waarop jullie de ge imaakte werkjes een plaatsje mag geven. Er is echter aan al dit prettigs één voorwaarde verbonden n-1.: men moet een trouw vrien dinnetje of vriendje van mij zijn en mij gere geld schrijven. Voorloopig heb ik genoeg medegedeeld. Er zijn echter nog meer plannen, maar die meld ik later. TEEKENWEDSTRIJD Voor deze week schrijf ik een teekenwed- strijd uit onder de volgende voorwaarden: 1. Alle vriendinnetjes en vriendjes van 8—14 jaar mogen een teekening inzenden. 2. Het werk moet er netjes uitzien. 3. Men behoeft niet op speciaal teekenpa pier te teekenen, het papier mag zelfs getint zijn. ('k Heb wel eens teekeningen ontvangen die geteekend waren op den binnenkant van een open gesneden zak (zoutzak, suikerzak, enz.) Wanneer men geen teekenpapier heeft, behoeft men dus niet achter te blijven. Aan een zak is wel te komen. 4. Men mag teekenen wat men wil en ook kleuren. 5. De teekening moet voorzien worden van naam, leeftijd en adres. 6. De teekening moet beslist eigen werk zijn. 7. De ingezonden teekeningen worden voor loopig niet terug gegeven, maar bewaard tot na de eerst te houden tentoonstelling. 8. Er is voor iederen leeftijd één prijsje be schikbaar. In totaal dus zes prijsjes. Jullie doen natuurlijk allemaal mede. Wie zullen de prijsjes winnen? De rubriek zal de gelukkigen vermelden. Teekent prettig. Dag. Veel succes. BEST KEEPERTJE. Wil je zoo graag een versje voor je zus? Ik zal er voor zorgen. Voortaan moet je echter minstens 14 dagen van te voren aanvragen. Ik heb het nu maai bij je in de brievenbus gestopt, opdat je het 28 April kent Ik hoop dat je goed geleerd hebt en me meldt hoe je zus je verrassing gevon den heeft. Het versje plaat-s ik toch ook nog in je briefje. De andere vriendinnetjes en vriendjes kunnen het over nemen en bewaren om bij gelegenheid te gebruiken. „Heden is mijn zuster jarig O. wat ben ik in m'n schik 'k Sprong reeds vroeg uit de veeren. 'k Schoot toen heel vlug in de kleeren, Om U. mijn zuster te feliciteeren En met dit versje te vereeren. Lieve zus. 'k wensch je nog vele, vele jaren, Vrij van ziekten, smart, gevaren. Dit is de wensch van Frans, die je voor je ziet En je hierbij deez' bloemen biedt." Heet het zusje dat 28 April jarig is, Ma- rietje? Ik heb Marietje gekend toen ze een klein meisje van 4 jaar was. Hoe oud is Marie nu al? Veel plezier, Zaterdag. Dag Keepertje. Goeden middag KLEIN DUIMPJE. Ik heb het dus mis gehad. Je bent lid van „Vrij en 'ÉS&i. Op zekeren dag zat een spitsboef, Hein van Zundel genaamd, in een herberg, en dacht er over na, hoe hij door iedereen, zelfs door zijn eigen broer in den steek was gelaten. Hij voel de zich erg eenzaam en verlaten. „Nee," dacht hij, „tegenwoordig kun je nie mand meer vertrouwen. Hoe eerlijker iemand er uit ziet, hoe grooter deugniet het is." Intusschen zijn er meer menschen in de herberg aangekomen en zij babbelen opge wonden met elkaar. „Heb je al gehoord," zegt er een, „dat Hein van Zundel weer in het land is. Morgen wordt er een drijfjacht tegen hem op touw gezet. De burgemeester en de notaris zijn ook van de partij." Als Hein van Zundel dat hoort, wordt het hem groen en geel voor de oogen van schrik. Hij denkt, dat iemand hem herkend heeft en dat hij verraden is. Even later komt, gezeten op een weidoor- voeden schimmel, de molenaar van het dorp aanrijden. Hij heeft bolle roode wangen en kleine goedige oogjes. Wanneer hij de gelag kamer binnenstapt, goedendag zegt en hoort, dat zij het over Hein van Zundel hebben, zegt hij„Ik heb al zooveel van dien man gehoord, dat ik wou, dat ik hem maar eens zag". Iemand antwoordt: „Pas maar op, dat je hem niet te vroeg te zien krijgt, Ze zeggen dat hij weer in het land is!" De molenaar zegt echter: „Ach wat, ik kom bij daglicht door het bosch. Dan ben ik op den grooten weg. En gebeurt er iets, dan geef ik mijn paard de sporen." Toen Hein van Zundel dat hoorde, stond hij op. vroeg aan de waardin: „Hoeveel is het?" en verdween in de richting van het bosch. Onderweg ontmoette hij een kreupelen bedelaar. „Geef mij die kruk voor een daal der," zei hij tegen den bedelaar. „Ik heb mijn linkerbeen bezeerd, als ik het op den grond zet, kan ik wel gillen van de pijn." De bede laar stond hem de kruk af en Hein van Zundel trok verder. Een eindje verder kwam hij langs twee soldaten, die aan het zingen waren. Toen hij het bosch had bereikt, hing hij de kruk op aan een hoogen tak, ging een eind van den boom af aan den kant van den weg zitten en hield zijn been, alsof hij het erg bezeerd had. Het duurde niet lang, of de molenaar, geze ten op zijn st-atigen schimmel kwam aanzet ten in gestrekten draf, met een gezicht, als wilde hij zeggen: „Ben ik niet de rijke mole naar?" Maar toen hij de plek naderde, waar Hein van Zundel lag, riep deze met klaaglijke stem: „Wilt U een armen kreupelen bedelaar geen barmhartigheid bewijzen? Twee soldaten heb ben mij mijn bij elkaar gebedeld geld afgeno men en uit kwaadheid, dat het zoo weinig was, hebben ze mijn kruk in een boom geslin gerd en nu is hij aan een tak blijven hangen Misschien hebt U ze wel gezien? Ach, wees astublief zoo goed, om die kruk met uw zweep naar beneden te halen Daar de molenaar om bij den boom te ko men over een smal bruggetje zou moeten rij den, dat over een sloot lag, steeg hij van zijn paard, teneinde den armen man zijn kruk te rug te bezorgen. Toen hij evenwel onder den boom stond en naar boven keek, zag hij, dat hij er wel in zou moeten klimmen. Nauwelijks was hij boven, of Hein van Zundel stortte zich snel als een adelaar op den mooien schimmel en galoppeerde weg. „Veel heil en zegen", riep hij den verbluften molenaar toe, „en als je thuiskomt, geef je vrouw dan de groeten van Hein van Zundel". Toen hij een kwartiertje later bij den mo len kwam, waarvan de wieken klapperden, zoo dat niemand hem kon hooren, snrong hij van het. paard af, bond den schimmel aan de knop van de huisdeur vast en ging te voet verder. E. W. Blij" en niét van „In Veilige Haven". Ja men zou ook haast in de war komen met al die speeltuinen. Ik kan me begrijpen dat je weer naar zoo'n uitstapje verlangt. Natuurlijk mag je mede raden naar m'n naam. 'k Hoop zelfs dat je dan een reep chocolade als prijs ont vangt. Zeg plaag jij je zusje nooit? In den ■egel zegt men „waar twee oneenigheid heb ben, hebben beiden schuld". Je moet niet' haat dragend zijn maar vergevensgezind. Je bent nu nog jong. Als je groot bent, zal je heel vaak tot de ontdekking komen, dat je heel veel zal moeten vergeven en moeten verdra gen en lang niet alle handelingen van de menschen met gelijke munt mag betalen. Je moet je zusje alles vergeven en haar met haar verjaardag verrassen. Dat is voor haar pret tig, maar niet minder voor je zelf. Afgesproken? Best Klein Duimpje- Ik hoor nog wel waarmede je je zusje verrast hebt. Dag. ROODKAPJE. Je bent er dus nog niet achter wie ik ben. Ik zal je een beetje helpen. Jullie hebt gewoond in de Frogerstraat in IJmuiden (West). Het best van jullie ken ik Kees, Coba en Mimi. Denk nu nog maar eens goed na. Misschien herinner je me nu wel. Wat zal dat een fijne les zijn, die schilderles. Ik houd ook veel van teekenen, schilderen, enz. In m'n klas heb ik altijd een mooie tee kening op het bord staan. Toch heb ik niet veel tijd om thuis zooiets voor me zelf te doen. Zeg. wat is gimmen en wat doet de gïmmees- ter? Wil je me het in je volgend briefje mel den? Dag. Veel groeten ook aan Kees, Plona, Coba. Mimi, Neeltje, Gerrit en Nico. BEST ROOD ELSJE. Zou jij ook zoo graag naar de kolonie willen? Dat kan wel, maar het is gelukkig voor je, dat de dokter het niet noodig vindt. Jij behoort dus tot de kinderen die gezond zijn en een extra buitenverblijf met extra voeding niet noodig hebben. Dat is voorwaar een groot voorrecht. Je bent nu nog te jong om het te waardeeren Zeg wat fijn dat je in de groote vacantie in Wijk aan Duin" mag logeeren. Welke zaad jes heb je in je tuintje gestopt? Komt er al iets boven den grond? Het was heel verstan dig van jullie m'n raad op te volgen en twee briefjes in een couvert te doen. Dag Rood Elsje. ROBBEDOES. Jij hebt het zeker erg druk en bent door je drukte mij heelemaal verge ten. Het is wel mogelijk dat je met mij echt "'in gespeeld hebt, toen je nog op de groote school was. Waar speelde je toen met mij? Ik heb van m'n leven al met heel wat kinderen gespeeld op verschillende scholen en in ver- eenigingen. Ik vind het heel flink van je, dat met je briefjes schrijven doorgaat. Natuur- ijk ben ik altijd bereid je te helpen en zoo- noodig iets te leeren. Dag Robbedoes. Doe m'n groeten aan je moeder en zusjes. Heeft je moeder op den ouderavond van den speeltuin .Centrum" genoten? Ik denk van wel. Alle ouders waren ten minste erg tevreden. FILMSTERRETJE. Wat is „Molly" knap. .Mitzi" moet Jiet natuurlijk bij „Molly" afleg gen. Hondjes zijn altijd knapper dan poesjes. Gaat het visschen je niet vervelen? Ik zal je een beetje helpen. Je hebt een aardig klein zusje. Dat zusje heet Maartje. Ik ken Maartje heel goed- Je vader en groote zus heb ik ook wel eens gesproken. De letterzetter had de vo rige maal de schoolletter verkeerd overgeno men. Ik bedoelde school C. Toch hoop ik dat je, wanneer je raden mag naar m'n naam, je goed raden zal. Je tante heeft wel veel cho- coladereepen in haar winkel, maar toch ge loof ik dat je het wel leuk zal vinden er één te winnen. Dag Filmsterretje. Al m'n vriendinnetjes en vriendjes groet ik en verzoek ik mij voor a.s. Donderdag te schrijven. Zorg dat de raadpartij kan door gaan. Dag. DE OPVOEDING VAN JONGE VOSSEN. „Laatst heb ik jullie al iets verteld over den vos zelf; maar nu wilde ik jullie wat verhalen van de opvoeding der jonge vos sen," zei Oom Kees tegen Anneke en haar broer. Deze zetten zich tot luisteren en Oom begon: „Burcht Malpertuis heet de woning van Reintje de Vos in de fabel; maar dat neemt toch niet weg, dat het maar een gewoon hol is, bestaande uit een hoofdhol met ver schillende .in alle richtingen loopende gan gen. Soms doet ook een holle boom dienst als vossehol. Naar rozen en viooltjes ruikt het er nu be paald niet en vooral niet in de weken, dat de jonge vossen zelf eten. Want de door de ouders overvloedig aangesleepte buit ver spreidde 'n ondraaglijken stank, die ver in den omtrek bespeurbaar is Begin April worden de vier tot zeven blinde jongen geboren. Die zien er in het eerst lomp uit in hun eerste grijze wollige pelsje. Maar na vier weken krijgen ze een gelige kleur Tegen dien tijd mogen ze ook al af en toe in de buitenwereld komen om zich te koes teren in het zonnetje. Daar pakken ze elkaar beet met hun kleine vlijmscherpe tandjes en bijten elkander in de ooren, in den nek, in de staart, stoeien en ravotten, rollen van een klein heuveltje af. gaan weer staan, omar men elkaar en halen allerlei gekke streken uit. Of ze jagen elkander na. Toch is al deze uitgelatenheid voorbereiding voor den ko menden ernst des levens. Het is de oefen ings- tijd voor al de dingen, die het jonge dier te wachten staan als het onder de hoede der ouders vandaan is en zelfstandig is geworden. Onder leiding der moeder leeren de vosjes aan jagen, doordat zij kleine levende diertjes voor hen meebrengt, zooals een muis. een ke ver, een kikvorsch of een vogel. Daar laat ze hen mee spelen. Als de kleintjes zich te on handig of te dom gedragen, straft ze hen met een vermanenden, doch niet te-scherpen beet. Bij het scjiemeren van den ochtend trekt de heele familie zich terug in het hol. Komen er menschen of grootere roofdieren in de buurt, dan verlaat de moeder vos den- zelfden nacht het hol, waarbij ze de kleine vosjes, die nog te zwak zijn voor verre tochten, beurt voor beurt in haar bek draagt." SPREKEN IS ZILVER, ZWIJGEN IS GOUD. „En, Muetto, dan zullen we het er in den herberg „De Vergulde Fazant" eens lekker van gaan nemen. Wat zeg je daarvan, jongen?" „Goed, Heer Ridder." „Goed Heer Ridder! Goed, Heer Ridder!? Is dat alles wat. je antwoorden kunt? Daar heb ik nu een pracht erfenis gehad van zoo veel duizenden goudstukken, ik bied je aan om mijn knecht te worden tegen een goed loon, en in plaats van te dansen en te sprin gen van vreugde weet je op alles wat ik zeg niets anders te antwoorden, dan: Goed Heer Ridder! Heb je dan geen gevoel?" „Heer Ridder, zwijgen is goud!" „Oh jee. wie heeft je die gekheid nu weer geleerd? Spreken is goud! Door te spreken kun je immers je medemenschen begrijpen. Maar, hier is „De Vergulde Fazant". Ik denk dat een goed glas wijn je tong wel los zal maken. Misschien heb ik straks wel de groot ste moeite om je te doen zwijgen." De herbergier, die aan de deur stond, zag de twee mannen naderen en daar Ridder Goudbeurs gekleed was in het fijnste laken, trad hij naar voren, boog en zei: „Wil de Ridder mij de eer niet aandoen om bij mijn herberg stil te houden?" „Ja, op voorwaarde, dat je je best doet. Ik kijk niet op geld; maar dan moet je ook de beste wijnen voorzetten en de beste spijzen. Dek voor twee personen, want mijn knecht eet bij mij aan tafel. Ik heb namelijk een reuze buitenkansje gehad!" De herbergier boog; Muetto bracht de paar den naar den stal. Heer Goudbeurs betrad de gelagkamer, waar nog drie of vier andere gasten zaten. Vlak bij den open haard werd de tafel gedekt. Ridder Goudbeurs en Muetto namen plaats. Muetto at en dronk slechts weinig van de voorgezette gerechten, maar de Ridder had flinken eetlust. Zoodra zijn glas leeg was, vulde de herbergier het weer. En hoe meer wijn de ridder dronk, hoe spraakzamer hij werd, Hij vertelde duizend en één geschiedenis; de één waar, de ander min der waar. Hij vertelde den herbergier, dat zijn vrouw wel erg blij zou zijn, over den afloop van zijn reis. Eén voor één waren de andere gasten ver dwenen; één slechts was gebleven. Hij zat eveneens voor den haard, vlak bij den ridder en zijn knecht. De eerste sloeg juist den her bergier op den schouder en zei: „Ja, ja, en zooveel goud heb ik gekregen, dat mijn paard ja, dat draagt mijn paard in de zadeltasch het bijna niet dragen kan. Stel je voor, dat ik eens overvallen zou cvorden en beroofd. Dan zouden de bandieten mij alleen mijn beurs af kunnen nemen; maar de rest zouden ze niet kunnen vinden-" En te vreden over zijn eigen list, lachte Ridder Goudbeurs, dat het schaterde, Muetto stond op. „Waar ga je heen?" „Kijken of onze dieren te eten en te drin ken hebben"! Nu moest Ridder Goudbeurs zoo lachen, dat hij bijna niet- meer op kon houden Heb je wel eens iemand gezien, die zijn wijn laat staan, om naar de paarden te kij ken?" vroeg hij aan den herbergier. Maar Muetto stoorde er zich niet aan en ging naar de stallen. Even later was hij te rug. Niet lang daarna stond de laatste gast op, betaalde en ging weg. Ridder Goudbeurs en Muetto waren de eenige gasten in de ge lagkamer. Eindelijk vo- - -,Q - drier dat het tijd was om weer op te stappen; het was nog een heel eind rijden, voor hij weer op zijn kasteel was. Hij stond dus op, betaalde de rekening, gaf een groote fooi aan den herbergier en vroeg de paarden te laten voorkomen. De waard zelf ging naar de stallen om de paarden voor te leiden. Maar even later kwam hij hijgend en bleek terughollen: „Heer RidderUw paardhet is niet te gelooven „Spreek wat is er met mijn paard?" „Heer, Heer, het isweg!" „Weg? Met al mijn geld? Waar is het?" „Heer Ridder, ik weet het niet! Alleen het paard van Uw knecht is er nog maar!" Buiten zichzelf, wierp Ridder Goudbeurs zich op den herbergier en hield hem zoo stevig vast, dat deze haast geen adem meer kon halen. „Dief, jij hebt natuurlijk mijn goud gesto len en om de verdenking van je af te wentelen mijn paard weg laten loopen. Geef me mijn geld terug, bandiet." „Heer, ik verzeker Ulaat mij los „Beken d an. Vertel mij, waar je het geld gelaten hebt." „Ik heb het niet gestolen. Doorzoek mijn huis en mij." Plotseling mengde Muetto zich in het ge- .,Heer Ridder, laat mij iets zeggen!" „Wat?" schreeuwde deze woedend. „Wilde jij dezen bandiet misschien nog gelijk geven?" „Zeker, want het geld is niet gestolen. Maar terwijl gij aan het praten waart, zag ik de oogen van den anderen gast verdacht schit teren. Ik ben toen naar den stal gegaan om het geld uit de zadeltasch van uw paard te halen. Hier is het. U bent nu alleen uw paard kwijt. Dat is eigenlijk ook nog te veel. Ik heb U onder het eten allerlei teekens probeeren te geven, maar U praatte zóó druk, dat U niets hoorde. In ieder geval ziet U nu wel, dat zwijgen toch goud is!" „Je hebt gelijk beste jongen," antwoordde de Ridder, "terwijl hij zijn knecht op den schouder sloeg. Ik heb nu aan den lijve on dervonden, dat spreken niet altijd goed is!" EDUARD W. AAN ALLEN! Zeg jongens en meisjes, 't is nu echt de tijd om weer eens aan je aquarium te denken. Wie nog een aquarium moet koopen of er een voor zijn verjaardag vraagt, raad ik aan een vier kanten bak te vragen. De ronde aquariums hebben het bezwaar, dat je door de eigenaar dige straalbreking de diertjes niet in hum juiste afmeting kunt zien. Als je begint met het inrichten van je aquarium, moet je aan verschillende dingen denken. lo. Er zijn vischsoorten, die niet met elkaar kunnen leven. Roof visschen breng je nooit bij andere visschen. Ook geen baars bij voorn. 2o. De eene vischsoort eischt vaak een an= dere plantensoort dan de andere. 3o. Op den bodem moet je ter hoogte van 2 c.M. grof rivierzand aanbrengen om aan de drijvende planten stevigheid te geven. Is het zand niet schoon, wasch het dan net zoo lang, tot het water geheel helder is. Denk er aan, dat gezuiverd zand geen voedsel meer bevat. Je mooiste planten halen voedsel uit den bo dem. Daarom moet je als voedselbodem er veenaarde aan toevoegen. Je kunt in een aquariumwinkel veenaarde verkrijgen in den vorm van een turf plaat van 2 c.M. dikte. Laat zoo'n plaat eerst een paar dagen weken en leg hem dan op de zandlaag. De opening tus- schen turf plaat en wand maak je dicht met natte klei. Nu nog een laag zand van 2 c34. en! je bodembedekking is klaar. Zet nu in 't mid den van den bodem een glas, vul dit lang zaam met water. Als het water over den rand van het glas loopt in het zand, zal het zand niet opdwarrelen. Giet zoolang, tot het water 1 d.M. boven 't zand staat. Nu neem je het glas weg en zet er een rotsje voor in de plaats. Vooral niet te groot nemen. Een kleine rots met een aardige doorgang is een versiering van je aquarium. Een enkele mooie schelp staat ook aardig. Zet die dan in een hoek, dan kan deze schelp als vuilnisbakje dienst doen, want schelpen verzamelen bij voorkeur vuil. 4o. Nu komt de beurt aan de planten. In de Aprilmaand kun je allerlei jonge plantjes krijgen. Ten eerste drijvende waterplanten. Deze hebben geen wortels, zijn dus gemak kelijk mee te nemen en gemakkelijk over te brengen. Ten tweede ondergedoken waterplanten. Ze staan in den bodem. Stengels en bladeren zijn onder water. Als je eens aan 't varen bent, kun je ze het best grijpen. Je drukt ze dan in je aquarium in de veenaarde. Vooral voorzichtig, dat de zandlaag boven de turf- plaat blijft. Ten derde kun je waterplanten neanen, waarvan de bladen op de oppervlakte drij ven, maar die in den bodem wortelen. Deze zijn 't minst makkelijk te verkrijgen. Ze zijn wei de moeite van 't overbrengen waard, omdat ze zoo sterk en mooi zijn. Natuurlijk moeten ze door het zand heen in de veenaarde ge drukt worden en weer heel voorzichtig zonder de bovenste zandlaag te bederven. In Mei kun je ook nog wel planten zoeken. Maar na Mei zijn ze in den regel al te groot. Bij een aquariumhandelaar kun je tegenwoordig ook voor weinig geld veel buitenlandsche water planten koopen waarin ook buitenlandsche diertjes kunnen huizen. Je zult altijd weer be merken, dat er toch 3 soorten waterplanten zijn. En 't is aardig, als van alle soorten zich een exemplaar in je aquarium bevindt. Uit onze slooten kun je om te beginnen eenden kroos halen. Vooral weer niet te veel. Weet je hoe het aan dien naam komt? Als je 't goed bekijkt, zul je zien, dat het uit een massa kleine blaadjes bestaat. Onder ieder blaadje is een fijn worteltje. Tusschen die worteltjes krioelt het van larven. Welnu een den en ganzen zijn verzot op die larven. Dus eendenkroos is eendenspijs. Als je meer plant jes in je aquarium gaat brengen, zul je mis schien het eendenkroos er weer gauw uitvis- schen. Dit is te begrijpen. Eendenkroos mag dan al wat voedsel in zich bergen, 't ontrei nigt spoedig het water en de planten, die in zijn nabijheid staan. Dat komt, omdat de plantjes gauw afsterven en de witte schijfjes overal den bodem bedekken. Wie weinig plantjes heeft, vergenoegt zich met eenden kroos, wie er veel heeft, moet van eendenkroos niets hebben. W. B.—Z. i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 10