DE SPITSBOEF EN DE MOLENAAR.
BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES
Wat heb ik dit keer weinig brieven onfcvan
gen. Jullie vergeten me toch niet? Is het mis
schien wat moeilijk om iedere week een
to laad je papier en couvert te koopen? Dat kan
ik begrijpen en heb ik voor die vriend in netji
en vriendjes naar een oplossing gezocht en
haar gevonden. Ieder van jullie krijgt, ondanks
de slechte tijdsomstandigheden, toch wel eens
één of meer centen. Deze centen worden op
gespaard tot dat er vijf bij elkander zijn. Voor
deze vijf centen wordt een schrift gekocht
Het schrift wordt voorzichtig los gemaakt,
zoodat het kaft er afgehaald kan worden. Met
een scherp mes worden de blaadjes nu langs
de vouw doorgesneden en in 't kaft bewaard.
Ieder schrift geeft minstens 24 velletjes, dus
papier voor 24 briefjes. Is dat niet prettig?
Tegen dat de velletjes opraken, gaat men weer
aan 't sparen. Nu hebben we wel blaadjes om
te schrijven, maar nog geen couverts om de
briefjes in te doen" hoor ik al zeggen. Ook
daar weet ik iets op. Het blaadje wordt aan
één zijde beschreven en vervolgens opgevou
wen op de volgende manier.
Men legt het blaadje met den beschreven
kant naar boven en de lange zijde naar zich
toe. De voorkant vouwt men op den achter'
kant'. Men krijgt nu een lang, smal blaadje.
Nu vouwt men de smalle kanten op elkander
en herhaalt deze handeling nog een keer. De
buitenzijden van het opgevouwen blaadje zijn
onbeschreven. Men schrijft op één van deze
zijden het adres. Wanneer de blaadjes net
jes gesneden en precies gevouwen zijn, geven
ze een keurigen indruk. Nu ben ik erg be
nieuwd, wie m'n raad opvolgen.
IETS OVER WEDSTRIJDEN ENZ.
In één mijner briefjes schreef ik dat d<
kinderrubriek een heele „kinderschat in de
toekomst bevat." Ik mocht toen nog niet alles
verklappen.
Nu mag ik jullie echter wat meer mededee-
len en vertellen wat de rubriek wil geven.
1. Verhaaltjes, versjes, zoekplaatjes, spel
letjes en kunstjes, plaatjes om na te teeke
nen, enz.
2. Het maken van eenvoudige knutselwerk
jes. handwerkjes enz.
3. Het uitschrijven van verschillende wed
strijden.
Nu kan het ook voorkomen dat één van
jullie graag moeder of vader of één der an
dere familieleden met een zelf gemaakt ca
deautje wil verrassen.
Alleen, zonder hulp, gaat het niet. Zelfs het
bedenken van iets is reeds moeilijk. Het vrien
dinnetje of vriendje richt zich dan in het
briefje tot mij. Ik stel daarna uur en dag vast
waarop het rubriekertje bij me mag komen
om hulp of raad.
Jullie begrijpt dat ik mij dan eerst bekend
moet maken. Maar jullie moeten eerst raden
en werken. Wanneer jullie zorgt dat ik voor
as. Donderdagmorgen van ieder persoonlijk
een briefje ontvangen heb, dan schrijf ik den
wedstrijd uit. Zij, die dan goed geraden heb-
hebben, ontvangen een reep chocolade. Ik
hoop maar, dat ik veel reepen moet uitdeelen.
Jullie zeker ook of houden jullie niet van
chocolade?
Eens in het loopende jaar wordt een ten
toonstelling gehouden waarop jullie de ge
imaakte werkjes een plaatsje mag geven. Er
is echter aan al dit prettigs één voorwaarde
verbonden n-1.: men moet een trouw vrien
dinnetje of vriendje van mij zijn en mij gere
geld schrijven.
Voorloopig heb ik genoeg medegedeeld. Er
zijn echter nog meer plannen, maar die meld
ik later.
TEEKENWEDSTRIJD
Voor deze week schrijf ik een teekenwed-
strijd uit onder de volgende voorwaarden:
1. Alle vriendinnetjes en vriendjes van
8—14 jaar mogen een teekening inzenden.
2. Het werk moet er netjes uitzien.
3. Men behoeft niet op speciaal teekenpa
pier te teekenen, het papier mag zelfs getint
zijn. ('k Heb wel eens teekeningen ontvangen
die geteekend waren op den binnenkant van
een open gesneden zak (zoutzak, suikerzak,
enz.) Wanneer men geen teekenpapier heeft,
behoeft men dus niet achter te blijven. Aan
een zak is wel te komen.
4. Men mag teekenen wat men wil en ook
kleuren.
5. De teekening moet voorzien worden van
naam, leeftijd en adres.
6. De teekening moet beslist eigen werk zijn.
7. De ingezonden teekeningen worden voor
loopig niet terug gegeven, maar bewaard tot
na de eerst te houden tentoonstelling.
8. Er is voor iederen leeftijd één prijsje be
schikbaar. In totaal dus zes prijsjes.
Jullie doen natuurlijk allemaal mede. Wie
zullen de prijsjes winnen?
De rubriek zal de gelukkigen vermelden.
Teekent prettig. Dag. Veel succes.
BEST KEEPERTJE. Wil je zoo graag een
versje voor je zus? Ik zal er voor zorgen.
Voortaan moet je echter minstens 14 dagen
van te voren aanvragen. Ik heb het nu maai
bij je in de brievenbus gestopt, opdat je het 28
April kent Ik hoop dat je goed geleerd hebt
en me meldt hoe je zus je verrassing gevon
den heeft. Het versje plaat-s ik toch ook nog
in je briefje. De andere vriendinnetjes en
vriendjes kunnen het over nemen en bewaren
om bij gelegenheid te gebruiken.
„Heden is mijn zuster jarig
O. wat ben ik in m'n schik
'k Sprong reeds vroeg uit de veeren.
'k Schoot toen heel vlug in de kleeren,
Om U. mijn zuster te feliciteeren
En met dit versje te vereeren.
Lieve zus. 'k wensch je nog vele, vele jaren,
Vrij van ziekten, smart, gevaren.
Dit is de wensch van Frans, die je voor
je ziet
En je hierbij deez' bloemen biedt."
Heet het zusje dat 28 April jarig is, Ma-
rietje? Ik heb Marietje gekend toen ze een
klein meisje van 4 jaar was. Hoe oud is Marie
nu al? Veel plezier, Zaterdag. Dag Keepertje.
Goeden middag KLEIN DUIMPJE. Ik heb
het dus mis gehad. Je bent lid van „Vrij en
'ÉS&i.
Op zekeren dag zat een spitsboef, Hein van
Zundel genaamd, in een herberg, en dacht er
over na, hoe hij door iedereen, zelfs door zijn
eigen broer in den steek was gelaten. Hij voel
de zich erg eenzaam en verlaten.
„Nee," dacht hij, „tegenwoordig kun je nie
mand meer vertrouwen. Hoe eerlijker iemand
er uit ziet, hoe grooter deugniet het is."
Intusschen zijn er meer menschen in de
herberg aangekomen en zij babbelen opge
wonden met elkaar.
„Heb je al gehoord," zegt er een, „dat Hein
van Zundel weer in het land is. Morgen wordt
er een drijfjacht tegen hem op touw gezet. De
burgemeester en de notaris zijn ook van de
partij."
Als Hein van Zundel dat hoort, wordt het
hem groen en geel voor de oogen van schrik.
Hij denkt, dat iemand hem herkend heeft en
dat hij verraden is.
Even later komt, gezeten op een weidoor-
voeden schimmel, de molenaar van het dorp
aanrijden. Hij heeft bolle roode wangen en
kleine goedige oogjes. Wanneer hij de gelag
kamer binnenstapt, goedendag zegt en hoort,
dat zij het over Hein van Zundel hebben, zegt
hij„Ik heb al zooveel van dien man gehoord,
dat ik wou, dat ik hem maar eens zag".
Iemand antwoordt: „Pas maar op, dat je
hem niet te vroeg te zien krijgt, Ze zeggen
dat hij weer in het land is!"
De molenaar zegt echter: „Ach wat, ik kom
bij daglicht door het bosch. Dan ben ik op
den grooten weg. En gebeurt er iets, dan geef
ik mijn paard de sporen."
Toen Hein van Zundel dat hoorde, stond
hij op. vroeg aan de waardin: „Hoeveel is
het?" en verdween in de richting van het
bosch. Onderweg ontmoette hij een kreupelen
bedelaar. „Geef mij die kruk voor een daal
der," zei hij tegen den bedelaar. „Ik heb mijn
linkerbeen bezeerd, als ik het op den grond
zet, kan ik wel gillen van de pijn." De bede
laar stond hem de kruk af en Hein van Zundel
trok verder. Een eindje verder kwam hij langs
twee soldaten, die aan het zingen waren. Toen
hij het bosch had bereikt, hing hij de kruk op
aan een hoogen tak, ging een eind van den
boom af aan den kant van den weg zitten
en hield zijn been, alsof hij het erg bezeerd
had.
Het duurde niet lang, of de molenaar, geze
ten op zijn st-atigen schimmel kwam aanzet
ten in gestrekten draf, met een gezicht, als
wilde hij zeggen: „Ben ik niet de rijke mole
naar?"
Maar toen hij de plek naderde, waar Hein
van Zundel lag, riep deze met klaaglijke stem:
„Wilt U een armen kreupelen bedelaar geen
barmhartigheid bewijzen? Twee soldaten heb
ben mij mijn bij elkaar gebedeld geld afgeno
men en uit kwaadheid, dat het zoo weinig
was, hebben ze mijn kruk in een boom geslin
gerd en nu is hij aan een tak blijven hangen
Misschien hebt U ze wel gezien? Ach, wees
astublief zoo goed, om die kruk met uw zweep
naar beneden te halen
Daar de molenaar om bij den boom te ko
men over een smal bruggetje zou moeten rij
den, dat over een sloot lag, steeg hij van zijn
paard, teneinde den armen man zijn kruk te
rug te bezorgen. Toen hij evenwel onder den
boom stond en naar boven keek, zag hij, dat
hij er wel in zou moeten klimmen. Nauwelijks
was hij boven, of Hein van Zundel stortte zich
snel als een adelaar op den mooien schimmel
en galoppeerde weg.
„Veel heil en zegen", riep hij den verbluften
molenaar toe, „en als je thuiskomt, geef je
vrouw dan de groeten van Hein van Zundel".
Toen hij een kwartiertje later bij den mo
len kwam, waarvan de wieken klapperden, zoo
dat niemand hem kon hooren, snrong hij van
het. paard af, bond den schimmel aan de
knop van de huisdeur vast en ging te voet
verder. E. W.
Blij" en niét van „In Veilige Haven". Ja men
zou ook haast in de war komen met al die
speeltuinen. Ik kan me begrijpen dat je weer
naar zoo'n uitstapje verlangt. Natuurlijk mag
je mede raden naar m'n naam. 'k Hoop zelfs
dat je dan een reep chocolade als prijs ont
vangt. Zeg plaag jij je zusje nooit? In den
■egel zegt men „waar twee oneenigheid heb
ben, hebben beiden schuld". Je moet niet' haat
dragend zijn maar vergevensgezind. Je bent
nu nog jong. Als je groot bent, zal je heel
vaak tot de ontdekking komen, dat je heel
veel zal moeten vergeven en moeten verdra
gen en lang niet alle handelingen van de
menschen met gelijke munt mag betalen. Je
moet je zusje alles vergeven en haar met haar
verjaardag verrassen. Dat is voor haar pret
tig, maar niet minder voor je zelf.
Afgesproken? Best Klein Duimpje- Ik hoor
nog wel waarmede je je zusje verrast hebt.
Dag.
ROODKAPJE. Je bent er dus nog niet
achter wie ik ben. Ik zal je een beetje helpen.
Jullie hebt gewoond in de Frogerstraat in
IJmuiden (West). Het best van jullie ken ik
Kees, Coba en Mimi. Denk nu nog maar eens
goed na. Misschien herinner je me nu wel.
Wat zal dat een fijne les zijn, die schilderles.
Ik houd ook veel van teekenen, schilderen,
enz. In m'n klas heb ik altijd een mooie tee
kening op het bord staan. Toch heb ik niet
veel tijd om thuis zooiets voor me zelf te doen.
Zeg. wat is gimmen en wat doet de gïmmees-
ter? Wil je me het in je volgend briefje mel
den? Dag. Veel groeten ook aan Kees, Plona,
Coba. Mimi, Neeltje, Gerrit en Nico.
BEST ROOD ELSJE. Zou jij ook zoo
graag naar de kolonie willen? Dat kan wel,
maar het is gelukkig voor je, dat de dokter
het niet noodig vindt. Jij behoort dus tot
de kinderen die gezond zijn en een extra
buitenverblijf met extra voeding niet noodig
hebben. Dat is voorwaar een groot voorrecht.
Je bent nu nog te jong om het te waardeeren
Zeg wat fijn dat je in de groote vacantie in
Wijk aan Duin" mag logeeren. Welke zaad
jes heb je in je tuintje gestopt? Komt er al
iets boven den grond? Het was heel verstan
dig van jullie m'n raad op te volgen en twee
briefjes in een couvert te doen. Dag Rood
Elsje.
ROBBEDOES. Jij hebt het zeker erg druk
en bent door je drukte mij heelemaal verge
ten. Het is wel mogelijk dat je met mij echt
"'in gespeeld hebt, toen je nog op de groote
school was. Waar speelde je toen met mij? Ik
heb van m'n leven al met heel wat kinderen
gespeeld op verschillende scholen en in ver-
eenigingen. Ik vind het heel flink van je, dat
met je briefjes schrijven doorgaat. Natuur-
ijk ben ik altijd bereid je te helpen en zoo-
noodig iets te leeren. Dag Robbedoes. Doe m'n
groeten aan je moeder en zusjes. Heeft je
moeder op den ouderavond van den speeltuin
.Centrum" genoten? Ik denk van wel. Alle
ouders waren ten minste erg tevreden.
FILMSTERRETJE. Wat is „Molly" knap.
.Mitzi" moet Jiet natuurlijk bij „Molly" afleg
gen. Hondjes zijn altijd knapper dan poesjes.
Gaat het visschen je niet vervelen? Ik zal je
een beetje helpen. Je hebt een aardig klein
zusje. Dat zusje heet Maartje. Ik ken Maartje
heel goed- Je vader en groote zus heb ik ook
wel eens gesproken. De letterzetter had de vo
rige maal de schoolletter verkeerd overgeno
men. Ik bedoelde school C. Toch hoop ik dat
je, wanneer je raden mag naar m'n naam, je
goed raden zal. Je tante heeft wel veel cho-
coladereepen in haar winkel, maar toch ge
loof ik dat je het wel leuk zal vinden er één
te winnen. Dag Filmsterretje.
Al m'n vriendinnetjes en vriendjes groet ik
en verzoek ik mij voor a.s. Donderdag te
schrijven. Zorg dat de raadpartij kan door
gaan. Dag.
DE OPVOEDING VAN JONGE
VOSSEN.
„Laatst heb ik jullie al iets verteld over
den vos zelf; maar nu wilde ik jullie wat
verhalen van de opvoeding der jonge vos
sen," zei Oom Kees tegen Anneke en haar
broer.
Deze zetten zich tot luisteren en Oom
begon:
„Burcht Malpertuis heet de woning van
Reintje de Vos in de fabel; maar dat neemt
toch niet weg, dat het maar een gewoon
hol is, bestaande uit een hoofdhol met ver
schillende .in alle richtingen loopende gan
gen. Soms doet ook een holle boom dienst
als vossehol.
Naar rozen en viooltjes ruikt het er nu be
paald niet en vooral niet in de weken, dat
de jonge vossen zelf eten. Want de door de
ouders overvloedig aangesleepte buit ver
spreidde 'n ondraaglijken stank, die ver in den
omtrek bespeurbaar is
Begin April worden de vier tot zeven blinde
jongen geboren. Die zien er in het eerst lomp
uit in hun eerste grijze wollige pelsje. Maar
na vier weken krijgen ze een gelige kleur
Tegen dien tijd mogen ze ook al af en toe
in de buitenwereld komen om zich te koes
teren in het zonnetje. Daar pakken ze elkaar
beet met hun kleine vlijmscherpe tandjes
en bijten elkander in de ooren, in den nek, in
de staart, stoeien en ravotten, rollen van een
klein heuveltje af. gaan weer staan, omar
men elkaar en halen allerlei gekke streken
uit. Of ze jagen elkander na. Toch is al deze
uitgelatenheid voorbereiding voor den ko
menden ernst des levens. Het is de oefen ings-
tijd voor al de dingen, die het jonge dier te
wachten staan als het onder de hoede der
ouders vandaan is en zelfstandig is geworden.
Onder leiding der moeder leeren de vosjes
aan jagen, doordat zij kleine levende diertjes
voor hen meebrengt, zooals een muis. een ke
ver, een kikvorsch of een vogel. Daar laat ze
hen mee spelen. Als de kleintjes zich te on
handig of te dom gedragen, straft ze hen met
een vermanenden, doch niet te-scherpen beet.
Bij het scjiemeren van den ochtend trekt
de heele familie zich terug in het hol.
Komen er menschen of grootere roofdieren
in de buurt, dan verlaat de moeder vos den-
zelfden nacht het hol, waarbij ze de kleine
vosjes, die nog te zwak zijn voor verre tochten,
beurt voor beurt in haar bek draagt."
SPREKEN IS ZILVER,
ZWIJGEN IS GOUD.
„En, Muetto, dan zullen we het er in den
herberg „De Vergulde Fazant" eens lekker van
gaan nemen. Wat zeg je daarvan, jongen?"
„Goed, Heer Ridder."
„Goed Heer Ridder! Goed, Heer Ridder!?
Is dat alles wat. je antwoorden kunt? Daar
heb ik nu een pracht erfenis gehad van zoo
veel duizenden goudstukken, ik bied je aan
om mijn knecht te worden tegen een goed
loon, en in plaats van te dansen en te sprin
gen van vreugde weet je op alles wat ik zeg
niets anders te antwoorden, dan: Goed
Heer Ridder! Heb je dan geen gevoel?"
„Heer Ridder, zwijgen is goud!"
„Oh jee. wie heeft je die gekheid nu weer
geleerd? Spreken is goud! Door te spreken
kun je immers je medemenschen begrijpen.
Maar, hier is „De Vergulde Fazant". Ik denk
dat een goed glas wijn je tong wel los zal
maken. Misschien heb ik straks wel de groot
ste moeite om je te doen zwijgen."
De herbergier, die aan de deur stond, zag
de twee mannen naderen en daar Ridder
Goudbeurs gekleed was in het fijnste laken,
trad hij naar voren, boog en zei:
„Wil de Ridder mij de eer niet aandoen
om bij mijn herberg stil te houden?"
„Ja, op voorwaarde, dat je je best doet. Ik
kijk niet op geld; maar dan moet je ook de
beste wijnen voorzetten en de beste spijzen.
Dek voor twee personen, want mijn knecht
eet bij mij aan tafel. Ik heb namelijk een
reuze buitenkansje gehad!"
De herbergier boog; Muetto bracht de paar
den naar den stal. Heer Goudbeurs betrad
de gelagkamer, waar nog drie of vier andere
gasten zaten. Vlak bij den open haard werd
de tafel gedekt. Ridder Goudbeurs en Muetto
namen plaats. Muetto at en dronk slechts
weinig van de voorgezette gerechten, maar de
Ridder had flinken eetlust. Zoodra zijn glas
leeg was, vulde de herbergier het weer.
En hoe meer wijn de ridder dronk, hoe
spraakzamer hij werd, Hij vertelde duizend en
één geschiedenis; de één waar, de ander min
der waar. Hij vertelde den herbergier, dat zijn
vrouw wel erg blij zou zijn, over den afloop
van zijn reis.
Eén voor één waren de andere gasten ver
dwenen; één slechts was gebleven. Hij zat
eveneens voor den haard, vlak bij den ridder
en zijn knecht. De eerste sloeg juist den her
bergier op den schouder en zei:
„Ja, ja, en zooveel goud heb ik gekregen,
dat mijn paard ja, dat draagt mijn paard
in de zadeltasch het bijna niet dragen
kan. Stel je voor, dat ik eens overvallen zou
cvorden en beroofd. Dan zouden de bandieten
mij alleen mijn beurs af kunnen nemen; maar
de rest zouden ze niet kunnen vinden-" En te
vreden over zijn eigen list, lachte Ridder
Goudbeurs, dat het schaterde,
Muetto stond op.
„Waar ga je heen?"
„Kijken of onze dieren te eten en te drin
ken hebben"!
Nu moest Ridder Goudbeurs zoo lachen, dat
hij bijna niet- meer op kon houden
Heb je wel eens iemand gezien, die zijn
wijn laat staan, om naar de paarden te kij
ken?" vroeg hij aan den herbergier.
Maar Muetto stoorde er zich niet aan en
ging naar de stallen. Even later was hij te
rug. Niet lang daarna stond de laatste gast
op, betaalde en ging weg. Ridder Goudbeurs
en Muetto waren de eenige gasten in de ge
lagkamer.
Eindelijk vo- - -,Q - drier dat het tijd was
om weer op te stappen; het was nog een heel
eind rijden, voor hij weer op zijn kasteel was.
Hij stond dus op, betaalde de rekening, gaf
een groote fooi aan den herbergier en vroeg
de paarden te laten voorkomen. De waard zelf
ging naar de stallen om de paarden voor te
leiden. Maar even later kwam hij hijgend en
bleek terughollen:
„Heer RidderUw paardhet is niet
te gelooven
„Spreek wat is er met mijn paard?"
„Heer, Heer, het isweg!"
„Weg? Met al mijn geld? Waar is het?"
„Heer Ridder, ik weet het niet! Alleen het
paard van Uw knecht is er nog maar!"
Buiten zichzelf, wierp Ridder Goudbeurs
zich op den herbergier en hield hem zoo
stevig vast, dat deze haast geen adem meer
kon halen.
„Dief, jij hebt natuurlijk mijn goud gesto
len en om de verdenking van je af te wentelen
mijn paard weg laten loopen. Geef me mijn
geld terug, bandiet."
„Heer, ik verzeker Ulaat mij los
„Beken d an. Vertel mij, waar je het geld
gelaten hebt."
„Ik heb het niet gestolen. Doorzoek mijn
huis en mij."
Plotseling mengde Muetto zich in het ge-
.,Heer Ridder, laat mij iets zeggen!"
„Wat?" schreeuwde deze woedend. „Wilde
jij dezen bandiet misschien nog gelijk geven?"
„Zeker, want het geld is niet gestolen. Maar
terwijl gij aan het praten waart, zag ik de
oogen van den anderen gast verdacht schit
teren. Ik ben toen naar den stal gegaan om
het geld uit de zadeltasch van uw paard te
halen. Hier is het. U bent nu alleen uw paard
kwijt. Dat is eigenlijk ook nog te veel. Ik heb
U onder het eten allerlei teekens probeeren
te geven, maar U praatte zóó druk, dat U
niets hoorde. In ieder geval ziet U nu wel,
dat zwijgen toch goud is!"
„Je hebt gelijk beste jongen," antwoordde
de Ridder, "terwijl hij zijn knecht op den
schouder sloeg. Ik heb nu aan den lijve on
dervonden, dat spreken niet altijd goed is!"
EDUARD W.
AAN ALLEN!
Zeg jongens en meisjes, 't is nu echt de tijd
om weer eens aan je aquarium te denken. Wie
nog een aquarium moet koopen of er een voor
zijn verjaardag vraagt, raad ik aan een vier
kanten bak te vragen. De ronde aquariums
hebben het bezwaar, dat je door de eigenaar
dige straalbreking de diertjes niet in hum
juiste afmeting kunt zien. Als je begint met
het inrichten van je aquarium, moet je aan
verschillende dingen denken.
lo. Er zijn vischsoorten, die niet met elkaar
kunnen leven. Roof visschen breng je nooit bij
andere visschen. Ook geen baars bij voorn.
2o. De eene vischsoort eischt vaak een an=
dere plantensoort dan de andere.
3o. Op den bodem moet je ter hoogte van
2 c.M. grof rivierzand aanbrengen om aan de
drijvende planten stevigheid te geven. Is het
zand niet schoon, wasch het dan net zoo lang,
tot het water geheel helder is. Denk er aan,
dat gezuiverd zand geen voedsel meer bevat.
Je mooiste planten halen voedsel uit den bo
dem. Daarom moet je als voedselbodem er
veenaarde aan toevoegen. Je kunt in een
aquariumwinkel veenaarde verkrijgen in den
vorm van een turf plaat van 2 c.M. dikte. Laat
zoo'n plaat eerst een paar dagen weken en
leg hem dan op de zandlaag. De opening tus-
schen turf plaat en wand maak je dicht met
natte klei. Nu nog een laag zand van 2 c34. en!
je bodembedekking is klaar. Zet nu in 't mid
den van den bodem een glas, vul dit lang
zaam met water. Als het water over den rand
van het glas loopt in het zand, zal het zand
niet opdwarrelen. Giet zoolang, tot het water
1 d.M. boven 't zand staat. Nu neem je het
glas weg en zet er een rotsje voor in de plaats.
Vooral niet te groot nemen. Een kleine rots
met een aardige doorgang is een versiering
van je aquarium. Een enkele mooie schelp
staat ook aardig. Zet die dan in een hoek, dan
kan deze schelp als vuilnisbakje dienst doen,
want schelpen verzamelen bij voorkeur vuil.
4o. Nu komt de beurt aan de planten. In de
Aprilmaand kun je allerlei jonge plantjes
krijgen. Ten eerste drijvende waterplanten.
Deze hebben geen wortels, zijn dus gemak
kelijk mee te nemen en gemakkelijk over te
brengen.
Ten tweede ondergedoken waterplanten.
Ze staan in den bodem. Stengels en bladeren
zijn onder water. Als je eens aan 't varen
bent, kun je ze het best grijpen. Je drukt ze
dan in je aquarium in de veenaarde. Vooral
voorzichtig, dat de zandlaag boven de turf-
plaat blijft.
Ten derde kun je waterplanten neanen,
waarvan de bladen op de oppervlakte drij
ven, maar die in den bodem wortelen. Deze zijn
't minst makkelijk te verkrijgen. Ze zijn wei
de moeite van 't overbrengen waard, omdat
ze zoo sterk en mooi zijn. Natuurlijk moeten
ze door het zand heen in de veenaarde ge
drukt worden en weer heel voorzichtig zonder
de bovenste zandlaag te bederven. In Mei
kun je ook nog wel planten zoeken. Maar na
Mei zijn ze in den regel al te groot. Bij een
aquariumhandelaar kun je tegenwoordig ook
voor weinig geld veel buitenlandsche water
planten koopen waarin ook buitenlandsche
diertjes kunnen huizen. Je zult altijd weer be
merken, dat er toch 3 soorten waterplanten
zijn. En 't is aardig, als van alle soorten zich
een exemplaar in je aquarium bevindt. Uit
onze slooten kun je om te beginnen eenden
kroos halen. Vooral weer niet te veel. Weet
je hoe het aan dien naam komt? Als je 't
goed bekijkt, zul je zien, dat het uit een
massa kleine blaadjes bestaat. Onder ieder
blaadje is een fijn worteltje. Tusschen die
worteltjes krioelt het van larven. Welnu een
den en ganzen zijn verzot op die larven. Dus
eendenkroos is eendenspijs. Als je meer plant
jes in je aquarium gaat brengen, zul je mis
schien het eendenkroos er weer gauw uitvis-
schen. Dit is te begrijpen. Eendenkroos mag
dan al wat voedsel in zich bergen, 't ontrei
nigt spoedig het water en de planten, die in
zijn nabijheid staan. Dat komt, omdat de
plantjes gauw afsterven en de witte schijfjes
overal den bodem bedekken. Wie weinig
plantjes heeft, vergenoegt zich met eenden
kroos, wie er veel heeft, moet van eendenkroos
niets hebben.
W. B.—Z.
i