MIDDERNACHT H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana in Limburg. Het nieuwe geologisch instituut aan de Nieuwe Prinsengracht te Amsterdam Jn tegenwoordigheid van de Koninklijke familie zijn Maandag de sluizen te Maasbracht officieel geopend. H. K. H. Prinses i= tans geopend. - De directe^H. A Brouwer, bezichtigt een der Ju|iana verrichtte de openjng door het drukken op een knop, waarna de. eerste schepen de sluis binnenkwamen De jaarlijksche keuring der vier laatste stalionneerende ..aapjes" in de hoofd stad vond Maandag bij de verkeerspolitie plaats. Een aardig snapshot De electrische trein die tusschen Rotterdam en Dordrecht zal komen te loopen maakte Maandag den eersten proefrit. De trein te Dordrecht inister Marchant hield Maandagavond een radiorede over het spellingsvraag- s uk. De minister voor de microfoon in het hoofdgebouw van P.T.T. te den Haag Het s s. «Meerkerk' van de Vereenigde Ned Scheepvaart Mij., dat bij het uitvaren van den Nieuwen Waterweg op het Noorderhoofd stootte en lek raakte Is teruggevaren naar Rotterdam en wordt thans met man en macht gelost De Rotterdamsche diergaarde geeft ook dezen zomer aan de kinderen van haar leden de gelegenheid tot het opkweeken van plantjes. Het afhalen der plantjes aan de kweekerij FEUILLETON Detective Roman uit Donker Amsterdam door PIET KLOPPERS. 3) En zoo was de Dolle uit het rattenhol dat hij zijn thuis noemde, gekropen, en was op het pad gegaan, met het gevoel van een jager die na langen tijd weer achter het wild aanzit. In werkelijkheid was hij zelf het wild dat bejaagd werd, maar dat wist hij nog niet op het oogen- blik, dat hij langs de schitterend verlichte étalages van de Kalverstraat liep. Sinds hij uit de gevangenis was ontslagen, had hij nog geen inbrekerswerktuig aangeraakt. Er zijn. broeders van het gilde die stelen om vooruit te komen en een spaarpotje te maken, maai de meesten leggen er het bijltje bij neer zoo lang zij te eten en vooal te drinken heb ben. Tot deze categorie behoorde ook Dolle Bult, maar bovendien begreep hij dat men hem, den recidivist, voor heel wat jaren zou opsluiten, al hij het ongeluk had opnieuw tegen de lamp te loopen, en dat had hem schuw gemaakt. Maar honger en dorst zijn twee scherpe zwaarden.... en de Dolle had geen keus. Wat hij wel had, was een platte grond van een voornaam heerenhuis op de Keizersgracht, en de zekerheid dat in een brandkast in dat huis juweelen waren, kost bare juweelen, zóó maar voor het grijpen als je de deur kon openkrijgen. Zijn inbrekersgereedschappen onder zijn jas geborgen, liep hij door de Kalverstraat als Iemand die volstrekt geen licht en geen men- schen behoeft te schuwen, maar hoewel hij zich aan den eenen kant yerheugde in het vooruit zicht weer eens een flinken kraak te kunnen volbrengen, voelde hij zich aan $en andereg. kant allesbehalve op zijn gemak. In die jaren die hij in de cel had doorge bracht, waren er rechercheurs bij gekomen die hij niet kende, maar zij kenden hem wel. Zijn loop, zijn gestalte, zijn staat van dienst had den die speurhonden bestudeerd, zooals zij al het doen en laten bestudeeren van de berucht ste typen die in het misdadigersalbum prijken. En dan was er Middernacht, die verwenschte detective die je altijd tegenkwam als je hem uren ver weg waande, en die maar één goede eigenschap had, en dat was zijn malle ge woonte om zelden voor twaalf uur 's avonds uit te gaan. Dolle Bult huiverde in zijn dunne jas. De regen was heviger geworden, de electrische lantarens wiegden heen en weer in den wind, het asfalt glom onder hun kil wit licht. De in breker liep wat steviger door en schuifelde haastig het Muntplein over om de Vijzelstraat in te slaan. Op de brug van de Keizersgracht stond hij stil en aarzelde, en zooals een aar zeling zooveel anderen noodlottig werd, zoo had ook dit dralen van Dolle Bult voor hem gevolgen die hij onmogelijk had kunnen voor zien. Want tegelijk met den inbreker hield een wagen van lijn 16 op de brug stil, en op het achterbalcon van dien wagen stond Midder nacht, de detective. Het was tegen diens ge woonte zoo vroeg in den avond iets anders te doen dan thee drinken, zijn avondblad te lezen, en cigaretten rooken, en het was zelfs tegen zijn gewoonte op het achterbalcon, van een tram te staan, waar de onbenullige praat jes van de passagiers die slechte sigaren roo ken hem met afschuw vervulden. Dolle Bult had dus pech, en dankte die pech aan een man van een jaar of vijftig, die er uitzag als een plattelands-dominee' maar die in werke lijkheid de handigste zakkenroller was die ooit de hoofdsctad onveilig had gemaakt. De detective had onder allerlei vermommin gen getracht dezen man op heeterdaad te be trappen, maar het was hem niet gelukt Ook nu weer zat hij achter zijn man aan, maar terwijl de tram stilstond, zag Middernacht de eigenaardige gestalte yan ©eHe Bulfc als een gebogen gorilla in den regen staan. Op zijn gelaat las de detective in die enkele seconden aarzeling en vrees, aan 's mans houding en de manier waarop hij zich, zonder het te weten of te willen, achter het oor krabde, zag de detective dat hij iets in zijn schild voerde, en juist toen gebeurde er iets wat voor den inbreker in den regen van groote beteekenis zou blijken. De zakkenroller sprong eensklaps van de tram, en Midder nacht, die wist in welk hotel de man verbleef, en precies met zijn doen en laten op de hoogte was, achtte het niet verstandig de aandacht op zich te vestigen door even plotseling dat voorbeeld te volgen: die vogel was toch al half in den strik en kon niet meer ontkomen. Dat hij toch ontkwam, dankte hij aan Dolle Bult, die daar in den regen stond en aar zelde, want maanden lang zou Middernacht door die toevallige ontmoeting met den go rilla, achter een moordenaar aanzitten, De tram zette zich weer in beweging en 50 Meter verder stopte Middernacht den con ducteur een dubbeltje in de hand zonder op het biljetje te wachten, en gleed op zijn beurt van het balcon af. Hij liep terug naar de halte, maar hij was te laat: Dolle Bult was nergens meer te bespeuren. De detective was overtuigd dat de man het voorzien had op een perceel waar iets te halen viel, en hij besloot, al had hij dan aan die overtuiging niet veel houvast, op goed geluk één beetje in de buurt te blijven. Inmiddels was de inbreker de Keizersgracht opgeloopen; hij hield angstvallig den hui zenkant, zijn pet nu diep over de felle oogen gedrukt. Nu en dan stond hij stil snoof ais een wild dier, dat zich van zijn veiligheid wil overtuigen voor het verder gaat. De regen kletterde, en in de verte klonken de hoorns van auto's de bellen van trams, maar de gracht was als uitgestorven, en de enkele menschen die hij tegenkwam, spoedden zich voort om zoo gauw mogelijk onder dak te. komen. Niemand herkende de zonderlinge gedaante die over de gracht sloop, niemand bekommerde ach om mm m de Dolle was dankbaar dat het weer zoo met hem mee werkte. Voor het perceel 997bis hield hij stil, en keek naar de onverlichte vensters. Zwij gend en norsch stond het oude voorname huis in de duisternis, en de inbreker grinnikte zelfvoldaan. Hij wist dat de inlichtingen die hij verkregen had, betrouwbaar waren, dat in het huis niemand was dan een oude huis knecht, Hendrik Bosman, al jaren in dienst van de familie Heeringa. Die oude man had Dirk Heeringa, den ban kier, gekend toen deze nog een schooljongen was, hij had hem zien trouwen op een lente dag, liij had meegemaakt hoe de jonge vrouw die zijn meester twee kinderen, een jongen en een meisje, had geschonken, bij een auto ongeluk in de buurt van Heemstede, om het leven was gekomen, hij had de twee weezen, Annie en Jan, zien opgroeien onder de hoede van een gouvernante, en hij was op zijn be scheiden, eerbiedige manier misschien meer vader voor de kinderen geweest dan de heer Heeringa zelf, die het altijd te druk had met zijn zaken, en met zijn vermaken, niet te vergeten, om zich veel met zijn kinderen te bemoeien. De familie had, behalve het fraaie huis op de Keizersgracht ook een villa in Baam, waar zij gewoonlijk ieder jaar van Juni tot eind September woonde, min of meer tegen den zin van Annie en Jan Hee ringa, nu twintig en twee en twintig jaar oud. Dit tweetal had al den levenslust, en nog iets meer, van papa geërfd, en vond Baam 'n verlaten oord, maar weinig te beleven viel. Maar Dirk Heeringa mocht dan geen model- vader zijn, zijn wil was in vele opzichten wet, en als hij verkoos tot het najaar in Baam te blijven viel er niets aan te veranderen. Veel van dit alles was Dolle Bult medegedeeld, maar twee dingen wist hij heel zeker, en wel dat er diamanten van hooge waarde in de brandkast lagen van den bankier, en dat alleen de oude huisknecht in het huis was om toezicht te houden, terwijl de rest van het personeel mee was naar Baam. De inbreker had voor heeter vuren gestaan da» yoor dit karweitje. De oude huisknecht! was een sta-in-den-weg, maar het had erger kunnen zijn. Een oud man slaapt diep, en als het tot een handgemeen mocht komen, ja dan Dolle Bult sloop naar een venster van het sous-terrein, en had met ongeloofelijke han digheid binnen een paar minuten een gat in 't glas gemaakt en het venster open gekregen. Met een sprong, die weer sterk aan een grooten aap deed denken, was hij in de keuken en vond op den tast een deurknop. Hij deed de deur behoedzaam open en luisterde. Geen ge luid was te bekennen, het huis scheen uitge storven. Hendrik, de huisknecht, was gewoon zich zeer vroeg ter ruste te begeven; hij sliep in een kleine zijkamer op de eerste verdieping; en dit alles wist de ongewenschte bezoeker. Bleef de huisknecht doorslapen, des te beter, ontwaakte hij, des te ergervoor hem. Dolle Bult sloop naar het parterre, waar de brandkast, waarop hij het voorzien had, in de groote werkkamer van den bankier aan de gracht zij de, stond. In de verte sloeg de klok van een toren, en die bronzen stem drong tot den inbreker door en herinnerde hem hoe wist hij zelf niet aan Middernacht, den detective. Dat was een kwaad voorteeken, en er was een tijd dat de Dolle zoo vlug zijn beenen hem dragen kon den, uit het huis zou zijn gevlucht. Maar in de gevangenis wordt niemand's hoofd er hel derder op, en Dolle Bult was niet meer zoo op zijn qui vive als voorheen. Hij was er in de cel koppiger op geworden, en verbitterder, en met zijn laatsten rijksdaalder in zijn zak, had hij geen keus: er moest geld komen. Toch deed de gedachte aan Middernacht hem huiveren en een verwensching brommend, ging hij voor zichtig verder tot hij voor de deur stond waar achter hij zijn buit wist, weggesloten in de brandkast. .(Wordt vervolgd), j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 5