BESTE VRIENDJES EN VRIENDINNETJES. EEN GOOCHELTOER. ALTIJD EERLIJK BLIJVEN. ZOEKPLAATJE. SNOEPSTERTJE. Daar ik jullie heel wat heb mede te deelen, begin ik maar tc-rstond aan het beantwoorden van de briefjes en zal de beantwoording niet lang maken. Beste BUFFALO BILL. Met je cijferrede neering ben ik het niet eens. We spreken el kander hoop ik wel eens en dan zal ik je ver- tlleen hoe ik er over denk. Prachtig dat je met schrijven je best zal doen. Je raadselop lossing is fout en met het naamraden ben je ook al niet gelukkig. Wat de plaatjes betreft heb je schitterend opgelet. Flink zoo. Dag. DEUGNIET. Van harte welkom hoor. Flink van Jennie je over te halen mij te schrij ven. Hoe meer vriendinnetjes en vriendjes ik krijg, hoe liever. Jij hebt goed geraden en hebt een reep verdiend. Ik zou de stekels niet bij de dikkoppen doen. Wanneer je de dikkop pen in het leven kunt houden, zal je er plei- zier van hebben. Je ziet dan de geheele ge daanteverwisseling van larve tot kikvorsch. Let maar goed op en schrijf mij later maar wat je al zoo opgemerkt hebt. Veel groeten. VERGEET-MIJ-NIET. Zeg wat heb jij een prettigen verjaardag gehad en wat een massa cadeaux. Zoo is Henk H. zoo'n grapjas" Ik mag zulke jongens wel, als ze ten minste ook liefhebberij voor hun werk hebben. Nog al natuurlijk dat het een drukte bij jullie was. Vijftien druktemaakstertjes op visite is geen kleinigheid. Dag. Goeden middag KOMIEK. Prachtig gera den hoor. Je hebt e enreep verdiend. Ik denk dat „Nikkertje" nog wel spijt zal krijgen van z'n besluit. Krijg ik volgend maal een uitvoe riger schrijven. Veel groeten. Beste WILLEM TELL. Je hebt de raadsel oplossing goed. Je vergist je wel, ik ben nooit op die scvhool geweest. M'n naam heb je ech ter wel goed en dus ook een reep verdiend. Ik dank je voor je wensch en hoop dat je ook een prettigen Zondag gehad hebt. Dag. Schut ter. Beste JENNIE. Je teekening heb ik, je be hoeft dus niet ongerust te zijn. M'n naam heb je goed geraden, 'k Vond het echt leuk, dat ik je niet van je meening af kon brengen. Ja, je nichtje Coba B. zit bij mij in de klas. Een aar dig kindje. Of je een prijs hebt voor je teeke ning? Afwachten maar. De reep chocolade heb je verdiend. Dag. Goeden middag ROBBEDOES. Je hebt goed geraden en e enreep verdiend. Je kent me dus niet alleen door de school, maar ook door het clubwerk. Zoo houd ik dus steeds m'n vroegere bengel bij me. Eerst op de fröbel school, toen bij het clubwerk en nu door de courant. Ik kan je wel zeggen dat ik het heel prettig vind, dat je me zoo trouw blijft. Wordt Aafje nog geen vriendinnetje van mij? Dag Robbedoes, veel groeten aan je moeder en zus ters. BESTE ZUS. Ja meisjelief, je hebt goed geraden en een reep chocolade verdiend. Zeg wat schrijf je altijd keurig. Goed zoo. Er komt ook nog een schrijfwedstrijd, dus het keurige schrijven komt je dan goed te pas. 't Was ze- k rewel prettig- in de draaimolen of werd je duizelig? Doe je m'n groeten aan Moeders Hulp? Dag. Veel plezier in den speeltuin KEEPERTJE. Wou jij zoo graag een reep chocolade. Zulke lekkerbekjes zijn er wel meer. Maar neenlaat ik je maar niet pla gen en je vertellen dat je goed geraden, dus een reep verdiend hebt. Wordt de couranten hanger mooi? Je moet maar gauw beter wor den hoor. Je kunt nu beter buiten spelen, dan thuis zitten. Veel groeten Keepertje ook aan Marie en Catharina. BLIKOORTJE. Zoo, zing jij geen twee liedjes roor een cent maar natuurlijk wel voor een reep chocolade? Als je dan maar goed ge zongen in dit geval goed geraden hebt. De door mij aangegeven manier om je aquarium schoon te maken, is je dus goed bevallen. Neen, vriendlief hoe minder schoonmaak beurten, des te beter. Je verstoort anders steeds opnieuw de bewoners. Je moet echter wel zorgen waterplantjes in je aquarium te hebben zoodat je visschen en plantjes in het produceeren van koolzuur en de ontwikkeling van zuurstof tegen elkaar opwegen. Komen er algen in je aquarium dan moet je die pro- beeren te vernietigen. De groene en bruine aanslag tegen je ruiten veeg je met een kurk of gummispons af zonder het aquarium te le- dgien. Een volgend maal vertel ik je precies hoe je je aquarium zooveel mogelijk algen vrij kunt houden. Dag liedjeszanger, je hebt goed gezongen, dusN.B. Mijnheer Dr. Dikbuik verkeert in uitstekende conditie in pension „Portefeuille". Dag PIETJE PELLE. Je hebt goed gera den. Vindt je dat ik net zoo schrijf als ik spreek? Maar zeg, wat heb je er aan goed ge raden te hebben, jij lust immers tóch geen chocolade. De oplossing van het raadsel was r„aar". Veel pleizier in den draaimolen. Dag Pietje Pelle. ZONNESTRAALTJE. Dat vind ik fijn Zonnestraaltje, dat je ondanks tijdgebrek mij toch niet vergeten hebt. Je hebt goed geraden en zelfs m'n voorletter er bij. De reep choco lade heb je verdiend. Dag oud-leerlingetje. WILDZANG. Je hebt ook al goed geraden en de belooning is je bekend. Je bent wel laat maar nog niet te laat met schrijven. Het versje voor je Vader's verjaardag zal ik je doen toe komen. De bijgevoegde losse plakplaatjes moet je naar eigen verkiezing op het versjes blaadje plakken. Hoe je er verder mede aan moet zal je wel bekend zijn uit het briefje in dertijd aan Kaboutertje geschreven. Toch schrijf ik het ook in dit briefje. Andere ru~ briekertjes kunnen het dan overnemen en wanneer noodig gebruiken. En moge U mij steeds Uw lieve Janna noemni FILMSTERRETJE. Wat ben jij fijn uit geweest, 'k Geloof dat je tante je op dat ge bied een beetje erg verwent. Ja je hebt ook al goed geraden en op de door je bedoelde school ben ik geweest. Maar je houdt niet van chocolade dus ik behoef je niet te ver tellen, hoe je de reep in je bezit kunt krij gen, wel? Zoo'n plagen mag ik ook wel. Dag. MOEDERS HULP. Goed geraden. Je be doelt toch de boottocht van het „Vac. Kin derfeest" naar het bosch Groenendaal, daar was ik bij. Je moeder heeft een goeden ver jaardag gehad. Wel heerlijk zulke huiselijke feestjes. Je hebt een reep verdiend. Dag. KABOUTERTJE. 'k Kan me begrijpen dat je moeder je een dikken zoen gaf, na he'' opzeggen van het versje voor haar verjaar dag. Iets waar men eigen kracht aan gege ven heeft is altijd veel waardevoller voor de persoon die ontvangt, dan iets dat men maar even voorleest of gekocht heeft, 'k Hoop dat je Donderdag een prettigen dag gehad hebt. Je hebt ook al goed geraden en een reep verdiend. Veel groeten. KEUKENPRINSESJE. Alweer een goede naamraadster. 'k Vind het echt grappig dat zooveel vriendinnetjes en vriendjes goed ge raden hebben. 7 Mei was voor jullie een pret tige dag. Ja, bij het strandfeest ben ik ook geweest, 'k Kan me begrijpen dat jullie goed van den draaaimolen gebruik maakt, 't ook maar niet fijn steeds maar rond te draaien. Draai maar lustig, dag. Beste Vriendinnetjes en Vriendjes hier volgt de: UITSLAG VAN HET NAAMRADEN. De volgende vriendinnetjes en vriendjes hebben goed geraden. Er waren er die reeds weken geleden schreven U is Mej. Vijlbrief. Ondanks ik probeerde ze aan het twijfelen te brengen schreven ze terug „ik blijf er bij, dat U Mej. Vijlbrief is". Zelf heb ik veel jleizier van de raadpartij gehad en dank ,'ullie allen voor jullie deelname. A.s. Woens dagmiddag om 3 uur kunnen de volgende rubriekertjes hun reep op het bureau van de courant, Kennemerlaan IJmuiden, in ont vangst nemen. Deugniet, Komiek, Willem Teil, Robbedoes, Zus, Keepertje, Blikoortje, Pietje Pelle, Wild zang, Filmsterretje, Zonnestraaltje, Moeder's hulp, Kaboutertje, Keukenprinsesje. 'k Behoef zeker niet te zeggen dat jullie vooral er aan moet denken te komen en te zorgen op tijd te zijn. Zoo'n opdracht ver geten m'n bengels niet. VERJAARDAGEN—RUBRIEK. Vriendinnetjes en vriendjes alweer iets nieuws. Ieder rubriekertje krijgt voortaan op haar of zijn verjaardag van mij een ansicht kaart. Daarvoor moeten jullie het volgende doen. 14 dagen voor men jarig is schrijft men in het briefje naar mij het volgende: Naam: Schuilnaam Adres en Huisnummer: Geboortedatum: Ik plaats dan onder de rubriek getiteld: WIE ZIJN ER JARIG?' De namen, adressen en datum's van de rubriekertjes, die in de loopende week jarig zijn. Zij of hij krijgt met de post een ansicht van mij, terwijl andere rubriekertjes wanneer zij er aardigheid in hebben ook aan het jarig- vriendinnetje of vriendje een ansicht kunnen zenden. Wanneer men niet zorgt dat ik tijdig de ge gevens heb, kan ik geen kaart zenden en ook van den verjaardag geen melding maken in de courant. Het slagen hangt dus van jullie mede werking af en die zal, naar ik hoop, niets te wenschen overlaten. Veel groeten van Mej. V. DE TEEKENWEDSTRIJD. In totaal heb ik elf teekeningen ontvangen en ik stel het werk zeer op prijs, 'k Hoop dat 'n volgend maal alle rubriekertjes inzenden. Men moet niet denken „teekenen is niets voor mij, die kunst versta ik niet". Waar een wil is, komt wel iets tot stand. De redactie van de courant heeft mij verzocht de teekeningen te expo- seeren. Hierin heb ik volgaarne toegestemd. Alle vriendinnetjes en vriendjes zien de teeke ningen en krijgen daardoor moed om zelf iets te zenden. A.s. Vrijdag en Zaterdag dus 18 en 19 Mei a.s. hangen de ingezonden teeke ningen voor de ramen van het bureau van de courant, Kennemerlaan, IJmuiden. Natuurlijk gaan alle rubriekertjes even kijken. Ingezonden hebben: Grietje Visman (13 jr.), Reindert Visser (13 jr.), Jennie Ras (12 jr.), Jacob Tellier (11 jr.), Maartje Vis (lljr.), Janna Bossché (11 jr>, Jacobus Guijt (11 jr.). Frans Kist de Ruijter (10 jr.), Frida Visser (10 jr.), Corrie Kolle (10 Pietje Pelle (8 jr.). Hoe broertje voor het eerst naar school ging. We nemen een glad en zooveel mogelijk blaasjesvrij stuk glas en zetten dat, zooals duidelijk op onze afbeelding is te zien, verti caal op tafel met behulp van twee stevige dik- boeken. Nu plaatsen we zoowel voor als achter de plaat een speelkaart en naast één der kaarten een brandende kaars. Door heen en weer bewegen van deze kaart, kunnen we door de glasplaat nu twee kaarten zien: de eene die er werkelijk staat en de an dere als spiegelbeeld. Op dit optische trucje berusten een heele- boel goocheltoeren. OOM KEES. Suze weet niet, dat Moeder door de kier zijn rechter kant. Zal hij zoo hard mogelijk van de openstaande deur alles gehoord en I vluchten, de richting van het dorp uit? Maar gezien heeft; maar ze is niet zoo dom of ze begrijpt wel, dat Moeder haar leelijke streek geraden heeft. Ze schaamt zich heel erg en doet het in het vervolg dan ook niet meer. DINA VAN Z. Seppi's ontmoeting met de „wolven". Een verhaal uit de bergen. PRIJZEN. Heden is mijn Vader jarig Dit is voor mij een dag van vreugd. Daar neb ik mij reeds als heel klein kindje Altijd innig in verheugd. „Lieve Vader, leef gelukkig Met Moelief aan Uw zij Met Uw kind'ren om U henen Een lange, lange jaren rij. Ik wensch U veel vreugde en geen smart. Dit is de bede van m'n hart. Bij m'n wensch bied ik U deez' bloemen Prijzen hebben in de groep 13 jarigen: Grietje Visman Ie prijs Reindert Visser 2e prijs de groep 12 jarigen: Jennie Ras 3e prijs de groep 11 jarigen: Jacob Tellier Ie prijs met schriftelijke vermelding Janna Bossché 2 prijs Jacobus Guijt 3e prijs de groep 10 jarigen: Frida Visser troostprijs Frans Kist de Ruijter de groep 8 jarigen: Pietje Pelle troostprijs (overgetrokken teekening) De prijzen kunnen Woensdagmiddag 23 Mei om 3 uur afgehaald worden aan het bureau van de courant, Kennemerlaan. Let s.v.p. goed op den datum. De prijswinnertjes wensch ik van harte geluk en hoop dat ze trouw aan de wedstrijden blijven deelnemen. Mej. V. Binnenkort komt er een teekenwedstrijd voor 68 jarigen. „Vader, waar is Uw hoed?" „Ach, die is afgewaaid en nu kan ik hem nergens meer vinden". EEN KUNSTJE MET LUCIFERS. Voor het vormen van onderstaande fi guur heb je 24 lucifers noodig. De opgave be staat nu daaruit, dat er 4 lucifers weggeno men moeten worden en wel zoo, dat er dan 5 even groote vierkanten overblijven. TANTE TINE. .Lorre, zeg me eens na: vrouwtje geef me wat lekkers. Daar houd ik zooveel van Vrouwtje, geef me wat chocola en wat zuur tjes! Heb je me begrepen, Lorre? Zeg het dan na!" Of Lorre het begrepen heeft; het is een papegaai, die alles nazegt, wat hij hoort. Dien ochtend roept hij voor het eerst, wat Suze hem nu al acht dagen lang, heimelijk leert. „Vrouwtje, lekkers voor Lorre, chocolaad- jes voor Lorre!" Moeder, die zit te naaien, kijkt op; maar maakt geen enkele beweging om aan Lor res verlangen te voldoen. Maar dat is Suzes bedoeling niet en Moeder verwondert er zich over met welke hardnekkigheid Suze de wenschen van de papegaai vervult. „Mama, mag ik hem wat lekkers geven? Mag ik?" Moeder, wier verbazing overgegaan is in de overtuiging, dat haar dochtertje iets in haar schild voert, staat het toe. ,Wel ja, doe jij het maar. Ik heb wel wat anders te doen". En ze verlaat het vertrek. Dat is juist wat Suze wenscht; ze laat geen minuut verloren gaan. Uit het buffet pakt ze een heeleboel bonbons, die ze in haar zak stopt. Zoo vlug ze kan, besmeert ze een groote boterham dik met jam, waar ze dan gretig haar tanden inzet. „Dat is een pracht maniertje", denkt de ondeugende snoepster. „Dat kan ik vaak doen. Moeder twijfelt er geen minuut aan, of Lorre eet al dat lekkers op. Het gaat goed zoo". Toch niet zoo erg goed; want aan de koffietafel geeft Moeder haar een paar droge boterhammen. Als Suze verbaasd kijkt, zegt ze: „Ja, meisje, als Lorre zooveel snoept, kan ik jou niets geven. Dat begrijp je zeker wel." „Leg nog wat hout op het vuur, Seppi. Het is koud!" „Er is niet veel meer," zei de jongen terwijl hij een paar blokken op het vuur gooide. „Ik zal het bosch weer eens ingaan, om nieuw te zoeken." „Hoe wil je dat nu doen, er is overal sneeuw dan zou je in een spleet kunnen vallen." „Ik kan wel merken, dat U al veertien da gen in bed ligt, Moeder, Anders zou U net zooals ik, gezien hebben, dat de sneeuw bijna overal gesmolten is en dat er absoluut geen gevaar meer is om de bergen in te gaan." „Denk je?" „Ik weet het zeker. Ik zal U overtuigen. Morgen mag U een paar minuten opstaan; ik zal Uw stoel bij het raam zetten, dan kunt U zien, dat er al een paar grassprietjes uit den grond komen. En ik wed, als ik goed zoek, dat ik al een enkel madeliefje zal kunnen vinden". „Dus het wordt lente „Ja, Moeder; maar dat wil nog niet zeggen, dat het dan niet meer koud is. Ik zal nog een paar flinke bossen droog hout gaan zoeken. Ik heb er nu nog den tijd voor. Over een paar weken heb ik misschien werk gevonden op een boerderij." „Werkja, kind, dat is noodig; want an ders staat de ellende voor onze deur. „Stil moeder. Ik ben nu bijna veertien jaar en kijk eens hoe groot ik ben en hoe stérk, ik zal probeeren of de boeren me willen gebrui ken bij het poten der aardappelen. Ik zal mijn doen. zorgen, dat ze tevreden over me zijn". „Dat is goed. Seppi. Zoodra ik beter ben, zal ik ook zien, dat ik werk krijg. Maar wm- neer zal d:.t zijn?" „Wees niet ongerust, Moeder, Als ik iets ve: diend heb, koop ik een of twee schapen. Die zijn dan het begin van onze kudde. Dan kunt U daarvoor zorgen, zonder het huis uit te moeten." „Een schaap is duur, kind!" „Ik ga veel geld verdienen, Moeder Morgen ga ik naar boer Witzl om te vragen of hij me gebruiken kan. En Jan zal ik met een een paar flinke takkebossen verzamelen." „Zul je voorzichtig zijn, kind?" „Ja Moeder!" Het was een armoedig hutje in de Alpen, waar Seppi met zijn moeder woonde. Ze woon den er met zijn beiden; de vader was eenige jaren ervoor in een ravijn gestort en Seppi was het eenige kind, dat in leven was geble ven. Toen de vader stierf, was de moeder in de grootste armoede achtergebleven. Nu was Seppi oud genoeg om een beetje geld te gaan verdienen. Helaas was de moeder ziek gewor den en er was het jeugdige vuur en de moed van een veertien jarigen jongen voor noodig om de toekomst zoo blij en verwachtingsvol in te zien, als Seppi het deed. Den volgenden ochtend kwam hij vroolijk thuis. „Moeder, ik ben bij boer Witzl aangeno men voor den heelen zomer. En ik krijg een aardig loon. Bovendien heeft hij me beloofd graankorrels te geven, dan kunnen we een klein korenveldje planten." Sprakeloos van geluk kustte zijn moe der hem. En nu ga ik hout zoeken. Ik zal een heele boel meebrengen, dan hoéft U geen kou meer te lijden. En wees maar niet ongerust; want ik ken de bergen op mijn duimpje". Hij vertrekt; achter hem sleept een licht sleetje, dat met een touw om zijn middel be vestigd is. Dat wordt veel gebruikt in de ber gen. 's Winters over de sneeuw en 's zomers over het droge gras. De jongen heeft een haak bij zich gestoken, om de droge takken naar zich toe te halen en een bijltje om ze als ze te groot zijn, door te hakken. Het bosch begint aan den voet van den berg en strekt zich uit tot daar waar de kale rotsen beginnen. Men kan merken, dat de lente begint; er ligt alleen nog sneeuw op plaatsen, die niet door de zon beschenen worden. Het bosch is altijd donker. Seppi begint vol ijver. Het is niet moeilijk om kleine dorre takjes te vinden; maar Seppi wil groote stukken droog hout daarom dringt hij hoe langer hoe dieper het woud in. Het duurt niet lang of hij heeft zoo'n groote bos bij elkaar dat hij bij zichzelf zegt: ,.Ik zal wel een paar keer moeten loopen. om dit allemaal naar huis te krijgen. Morgen dan maar; nu zal ik mijn slee zoo hoog moge lijk opstapelen. Het begint al donker te wor den en anders wordt Moeder ongerust." Het was waar; de zon was ondergegaan en de duisternis viel snel. Seppi stapelde zijn sleetje hoog op en sloeg het pad naar huis in. Plotseling stond hij stil. Verbeeldde hij het zichhet was net of er op eenigen afstand een dier hem voorbij was gegaan. Wel nee, dat was natuurlijk de schaduw van een vogel, die opvloog. Hij spiedde om zich heen; maar zag niets. Ach wat, hij was toch niet bang? Bang voor een schaduw? Er werden in den omtrek wel verhalen verteld over wolven: maar dat waren sprookjes van jaren geleden. Beren? Er waren er wel; maar ze waren zoo zeldzaamMaarnee, nu vergiste hij zich toch niet! Tusschen de boomen voor hem, zag hij de schaduwen van twee dieren; groote dieren. Seppi was niet bang. Maar toch be kroop hem een onaangenaam gevoel; hij is heelemaal alleen in het woud, ver van alle menschelijke hulp. Met een behendige bewe ging, maakt hij het touw van het sleetje los. Hij moet in' ieder geval vrij zijn. Oh! Voor hem glanzen plotseling twee paar oogen, groen-lichtende oogen, in de duister nis. Een onmetelijke angst overvalt hem. Dat zijn wolven. Maar Seppi zal zich verdedigen! Hij grijpt zijn bijl uit zijn riem. Alles is ver dwenen! Zou het toch verbeelding geweest zijn? Hij loopt een paar passen. Maar nee, daar verschijnen de lichtende oogen weer aan hij herinnert zich eens gelezen te hebben, dat vluchten voor een wild dier, een verkeerds methode is. Wolven loopen veel sneller dan menschen, vooral in een bosch Hij weet, dat wolven alleen maar aanval len als ze honger hebben. Misschien kan hij dan wel in een boom klimmenHij verza melt al zijn moed en loopt een paar passen door. Oogenblikkelijk verdwijnen de oogen. Dat geeft den jongen een beetje moed. Hij verdubbelt zijn passen. Het zijn misschien toch geen wolven; maar wat dan wel? Ach ter hem kraken takken; de jongen keert zich met een ruk om. Wat hij vreesde gebeurt; de dieren schijnen niet van plan hun prooi te laten ontsnappen en volgen hem. Maar een dreigende beweging met zijn bijl is voldoende om de oogen weer te doen verdwijnen. Hij loopt verder; aan het kraken achter hem, hoort hij, dat hij nog steeds gevolgd wordt. En dat stelt hem gerust; want hij herinnert zich plots, dat wolven geruischloos vooruit ko men; ze glijden als schaduwen en alleen aan het lichten hunner oogen, kan men zien, dat ze er zijn, die hem zoo hardnekkig volgen. De boomen staan al minder dicht bij elkaar; hij is nu op een weide, bezaaid met steenen. Van daar uit gaat een weg, die hem in tien minu ten bij zijn huis kan brengen. Maar de nieuws gierigheid heeft hem te pakken.... Hij kijkt om, de dieren zijn nog niet uit het bosch te voorschijn gekomen! Hij gaat terug; nu schij nen de rollen omgekeerd; de dieren wijken haastig achteruit. Hij probeert iets anders; de nieuwsgierigheid heeft hem zoo te pakken, dat hij nu absoluut wil weten, welke de bees ten zijn, die hem zoo'n angst hebben aange jaagd. Hij doet weet net, cf hij het bosch uit gaat; zijn ooren zijn wijdgeopend. De twee dieren gaan hem achterna, doen een paar stappen tusschen de rotsblokken op de weideWat?? Een klaaglijk geblaat weer klinkt door de stilte. Meteen keert de jongen zich om en daar ziet hijtwee schapen, die grazen, grazen in het gras. Heel voorzichtig nadert hij hen. „Ik moet ze niet aan het schrikken maken," mompelt hij bij zich zelf. Maar de schapen schijnen in het geheel niet meer bang te zijn. Ze grazen en grazen, het lijkt wel of ze uitgehongerd zijn. Hij woelt met zijn hand door hun dikke vachten en mompelt zachtjes vriendelijke klanken, zooals hij dat de herders vaak heeft hooren doen. Nadat ze genoeg gegraasd hebben, neemt hij hen bij hun vacht en leidt ze langs den weg. Daar is het huis. „Wat ben je laat, jongen," zegt Moeders stem. „Ik was zoo ongerust." „Ik kan het niet helpen, Moeder; maar kijk eens, wat ik heb meegebracht, gevonden in het bosch." En hij brengt de beide schapen in de keuken en vertelt zijn moeder wat hij meegemaakt heeft. „Dat zijn verloren geraakte schapen. Ik heb gehoord dat er dezen zomer ook eenige scha pen verloren zijn geraakt. Als de herders ze dan niet gauw genoeg vinden, nemen ze aan, dat ze in een kloof of ravijn gevallen zijn en omgekomen. Sommige schapen overwinteren dan." „Maar waarvan leven ze?" „Ze grazen wat ze kunnen vinden, droog gras tusschen de sneeuw; blaadjes, die aan de takken zijn blijven zitten. Daar worden ze niet vet van en ik wed, dat ook deze dieren alleen maar beenderen en vacht zijn." Seppi onderzoekt de dieren met zorg. Het zijn groote, stevige schapen, van een mooier soort dan men gewoonlijk in het dorp ziet. Ze zijn verschrikkelijk mager. Met 't beetje zorg zullen ze wel weer gauw de oude zijn. „Kijk," zegt hij plotseling verbaasd. „Ze hebben allebei een half rechteroor." „Dat zal een herkenningsteeken zijn. Het bewijst meteen, dat ze aan een kudde behoo- hen, hier ver uit de buurt. De menschen hier uit den omtrek merken hun kudde met inkt of een brandmerk. „Een merk?" Ja, en dat zal ons helpen om hun eige naar terug te vinden." „Eigenaar, oh Moeder, moeten we ze dan weer teruggeven ,Ja, kind; ze zijn toch niet van ons. Morgen ga je naar den burgemeester, vragen wat we doen moeten. ,En, ik was al zoo blij!" ,Je hebt er ook nog niet over nagedacht, kind. Je vreugde zou niet van langen duur ge weest zijn; want je geweten zou zijn gaan spreken. Je eerlijkheid zou er tegen in opstand komen om je het eigendom van anderen toe te eigenen." Al Seppi's vroolijkheid was verdwenen Hij brengt de schapen in het kleine stalletje en maakt een maaltijd klaar voor zijn Moeder en zichzelf. Tevergeefs probeert Moeder hem op te vroolijken. „Ik weet wel, dat U gelijk hebt," zegt hij tenslotte. „Maar ik had onderweg al zulke mooie plannen gemaakt over onze kudde. Ik moet een beetje wennen aan het idee, dat we ze weer moeten missen." Den volgenden ochtend ging hij naar den burgemeester en vertelde daar alles. „Je bent een eerlijke jongen, Seppi", zei de burgemeester. „Een heeleboel menschen zou den in jouw plaats de dieren stilletjes gehou den hebben. Als het dan later gemerkt was, zouden ze een hoop last gehad hebben. Ik her inner me toevallig, dat ik vorigen zomer een gedeelte van den berg verhuurd had aan een boer, die er een heele groote kudde liet grazen Het merk was het halve rechteroor. Ik zal hem schrijven. Kom dan over een week maar te rug; dan kan ik antwoord hebben. Ik vind, dat je voor je eerlijk gedrag wel een belooning toekomt." Het duurde lang voor de week om was. Eindelijk den zesden dag verscheen de bur gemeester zelf in de kleine hut. „Ik heb goed nieuws voor je Seppi," riep hij van verre. „De eigenaar van de schapen, een rijke boer, heeft me vanochtend geantwoord en hij schreef me, dat de verloren schapen al opgeschreven wa ren bij de onkosten en dat hij zijn berekenin gen niet meer over wilde maken. En omdat de vinder zoo eerlijk was, ze aan te geven, mag hij ze als belooning houden." Seppi wist niets te zeggen. Eindelijk stotter de hij: „Wilt U dien mijnheer heel hartelijk bedanken uit naam van Moeder en mij." „Dat zal ik," antwoordde de burgemeester. Toen lachend: „En dank nu maar je goed ge sternte, dat de wilde wolven, die je dien avond ontmoette veranderd zijn in twee vriendelijke schapen!" E. W.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 10