BESTE VRIENDJES
EN VRIENDINNETJES.
EEN GOOCHELTOER.
ALTIJD EERLIJK BLIJVEN.
ZOEKPLAATJE.
SNOEPSTERTJE.
Daar ik jullie heel wat heb mede te deelen,
begin ik maar tc-rstond aan het beantwoorden
van de briefjes en zal de beantwoording niet
lang maken.
Beste BUFFALO BILL. Met je cijferrede
neering ben ik het niet eens. We spreken el
kander hoop ik wel eens en dan zal ik je ver-
tlleen hoe ik er over denk. Prachtig dat je
met schrijven je best zal doen. Je raadselop
lossing is fout en met het naamraden ben je
ook al niet gelukkig. Wat de plaatjes betreft
heb je schitterend opgelet. Flink zoo. Dag.
DEUGNIET. Van harte welkom hoor.
Flink van Jennie je over te halen mij te schrij
ven. Hoe meer vriendinnetjes en vriendjes ik
krijg, hoe liever. Jij hebt goed geraden en
hebt een reep verdiend. Ik zou de stekels niet
bij de dikkoppen doen. Wanneer je de dikkop
pen in het leven kunt houden, zal je er plei-
zier van hebben. Je ziet dan de geheele ge
daanteverwisseling van larve tot kikvorsch.
Let maar goed op en schrijf mij later maar
wat je al zoo opgemerkt hebt. Veel groeten.
VERGEET-MIJ-NIET. Zeg wat heb jij
een prettigen verjaardag gehad en wat een
massa cadeaux. Zoo is Henk H. zoo'n grapjas"
Ik mag zulke jongens wel, als ze ten minste
ook liefhebberij voor hun werk hebben. Nog
al natuurlijk dat het een drukte bij jullie was.
Vijftien druktemaakstertjes op visite is geen
kleinigheid. Dag.
Goeden middag KOMIEK. Prachtig gera
den hoor. Je hebt e enreep verdiend. Ik denk
dat „Nikkertje" nog wel spijt zal krijgen van
z'n besluit. Krijg ik volgend maal een uitvoe
riger schrijven. Veel groeten.
Beste WILLEM TELL. Je hebt de raadsel
oplossing goed. Je vergist je wel, ik ben nooit
op die scvhool geweest. M'n naam heb je ech
ter wel goed en dus ook een reep verdiend. Ik
dank je voor je wensch en hoop dat je ook
een prettigen Zondag gehad hebt. Dag. Schut
ter.
Beste JENNIE. Je teekening heb ik, je be
hoeft dus niet ongerust te zijn. M'n naam heb
je goed geraden, 'k Vond het echt leuk, dat ik
je niet van je meening af kon brengen. Ja, je
nichtje Coba B. zit bij mij in de klas. Een aar
dig kindje. Of je een prijs hebt voor je teeke
ning? Afwachten maar. De reep chocolade heb
je verdiend. Dag.
Goeden middag ROBBEDOES. Je hebt
goed geraden en e enreep verdiend. Je kent
me dus niet alleen door de school, maar ook
door het clubwerk. Zoo houd ik dus steeds m'n
vroegere bengel bij me. Eerst op de fröbel
school, toen bij het clubwerk en nu door de
courant. Ik kan je wel zeggen dat ik het heel
prettig vind, dat je me zoo trouw blijft. Wordt
Aafje nog geen vriendinnetje van mij? Dag
Robbedoes, veel groeten aan je moeder en zus
ters.
BESTE ZUS. Ja meisjelief, je hebt goed
geraden en een reep chocolade verdiend. Zeg
wat schrijf je altijd keurig. Goed zoo. Er komt
ook nog een schrijfwedstrijd, dus het keurige
schrijven komt je dan goed te pas. 't Was ze-
k rewel prettig- in de draaimolen of werd je
duizelig? Doe je m'n groeten aan Moeders
Hulp? Dag. Veel plezier in den speeltuin
KEEPERTJE. Wou jij zoo graag een reep
chocolade. Zulke lekkerbekjes zijn er wel
meer. Maar neenlaat ik je maar niet pla
gen en je vertellen dat je goed geraden, dus
een reep verdiend hebt. Wordt de couranten
hanger mooi? Je moet maar gauw beter wor
den hoor. Je kunt nu beter buiten spelen, dan
thuis zitten. Veel groeten Keepertje ook aan
Marie en Catharina.
BLIKOORTJE. Zoo, zing jij geen twee
liedjes roor een cent maar natuurlijk wel voor
een reep chocolade? Als je dan maar goed ge
zongen in dit geval goed geraden hebt. De
door mij aangegeven manier om je aquarium
schoon te maken, is je dus goed bevallen.
Neen, vriendlief hoe minder schoonmaak
beurten, des te beter. Je verstoort anders
steeds opnieuw de bewoners. Je moet echter
wel zorgen waterplantjes in je aquarium te
hebben zoodat je visschen en plantjes in het
produceeren van koolzuur en de ontwikkeling
van zuurstof tegen elkaar opwegen. Komen
er algen in je aquarium dan moet je die pro-
beeren te vernietigen. De groene en bruine
aanslag tegen je ruiten veeg je met een kurk
of gummispons af zonder het aquarium te le-
dgien. Een volgend maal vertel ik je precies
hoe je je aquarium zooveel mogelijk algen vrij
kunt houden. Dag liedjeszanger, je hebt goed
gezongen, dusN.B. Mijnheer Dr. Dikbuik
verkeert in uitstekende conditie in pension
„Portefeuille".
Dag PIETJE PELLE. Je hebt goed gera
den. Vindt je dat ik net zoo schrijf als ik
spreek? Maar zeg, wat heb je er aan goed ge
raden te hebben, jij lust immers tóch geen
chocolade. De oplossing van het raadsel was
r„aar". Veel pleizier in den draaimolen. Dag
Pietje Pelle.
ZONNESTRAALTJE. Dat vind ik fijn
Zonnestraaltje, dat je ondanks tijdgebrek mij
toch niet vergeten hebt. Je hebt goed geraden
en zelfs m'n voorletter er bij. De reep choco
lade heb je verdiend. Dag oud-leerlingetje.
WILDZANG. Je hebt ook al goed geraden
en de belooning is je bekend. Je bent wel laat
maar nog niet te laat met schrijven. Het versje
voor je Vader's verjaardag zal ik je doen toe
komen. De bijgevoegde losse plakplaatjes
moet je naar eigen verkiezing op het versjes
blaadje plakken. Hoe je er verder mede aan
moet zal je wel bekend zijn uit het briefje in
dertijd aan Kaboutertje geschreven. Toch
schrijf ik het ook in dit briefje. Andere ru~
briekertjes kunnen het dan overnemen en
wanneer noodig gebruiken.
En moge U mij steeds Uw lieve Janna
noemni
FILMSTERRETJE. Wat ben jij fijn uit
geweest, 'k Geloof dat je tante je op dat ge
bied een beetje erg verwent. Ja je hebt ook
al goed geraden en op de door je bedoelde
school ben ik geweest. Maar je houdt niet
van chocolade dus ik behoef je niet te ver
tellen, hoe je de reep in je bezit kunt krij
gen, wel? Zoo'n plagen mag ik ook wel.
Dag.
MOEDERS HULP. Goed geraden. Je be
doelt toch de boottocht van het „Vac. Kin
derfeest" naar het bosch Groenendaal, daar
was ik bij. Je moeder heeft een goeden ver
jaardag gehad. Wel heerlijk zulke huiselijke
feestjes.
Je hebt een reep verdiend.
Dag.
KABOUTERTJE. 'k Kan me begrijpen
dat je moeder je een dikken zoen gaf, na he''
opzeggen van het versje voor haar verjaar
dag. Iets waar men eigen kracht aan gege
ven heeft is altijd veel waardevoller voor de
persoon die ontvangt, dan iets dat men
maar even voorleest of gekocht heeft, 'k
Hoop dat je Donderdag een prettigen dag
gehad hebt.
Je hebt ook al goed geraden en een reep
verdiend.
Veel groeten.
KEUKENPRINSESJE. Alweer een goede
naamraadster. 'k Vind het echt grappig dat
zooveel vriendinnetjes en vriendjes goed ge
raden hebben. 7 Mei was voor jullie een pret
tige dag. Ja, bij het strandfeest ben ik ook
geweest, 'k Kan me begrijpen dat jullie goed
van den draaaimolen gebruik maakt, 't
ook maar niet fijn steeds maar rond te
draaien.
Draai maar lustig, dag.
Beste Vriendinnetjes en Vriendjes hier
volgt de:
UITSLAG VAN HET NAAMRADEN.
De volgende vriendinnetjes en vriendjes
hebben goed geraden. Er waren er die reeds
weken geleden schreven U is Mej. Vijlbrief.
Ondanks ik probeerde ze aan het twijfelen
te brengen schreven ze terug „ik blijf er bij,
dat U Mej. Vijlbrief is". Zelf heb ik veel
jleizier van de raadpartij gehad en dank
,'ullie allen voor jullie deelname. A.s. Woens
dagmiddag om 3 uur kunnen de volgende
rubriekertjes hun reep op het bureau van
de courant, Kennemerlaan IJmuiden, in ont
vangst nemen.
Deugniet, Komiek, Willem Teil, Robbedoes,
Zus, Keepertje, Blikoortje, Pietje Pelle, Wild
zang, Filmsterretje, Zonnestraaltje, Moeder's
hulp, Kaboutertje, Keukenprinsesje.
'k Behoef zeker niet te zeggen dat jullie
vooral er aan moet denken te komen en te
zorgen op tijd te zijn. Zoo'n opdracht ver
geten m'n bengels niet.
VERJAARDAGEN—RUBRIEK.
Vriendinnetjes en vriendjes alweer iets
nieuws. Ieder rubriekertje krijgt voortaan op
haar of zijn verjaardag van mij een ansicht
kaart. Daarvoor moeten jullie het volgende
doen. 14 dagen voor men jarig is schrijft
men in het briefje naar mij het volgende:
Naam:
Schuilnaam
Adres en Huisnummer:
Geboortedatum:
Ik plaats dan onder de rubriek getiteld:
WIE ZIJN ER JARIG?'
De namen, adressen en datum's van de
rubriekertjes, die in de loopende week jarig
zijn. Zij of hij krijgt met de post een ansicht
van mij, terwijl andere rubriekertjes wanneer
zij er aardigheid in hebben ook aan het jarig-
vriendinnetje of vriendje een ansicht kunnen
zenden.
Wanneer men niet zorgt dat ik tijdig de ge
gevens heb, kan ik geen kaart zenden en ook
van den verjaardag geen melding maken in de
courant. Het slagen hangt dus van jullie mede
werking af en die zal, naar ik hoop, niets te
wenschen overlaten.
Veel groeten van Mej. V.
DE TEEKENWEDSTRIJD.
In totaal heb ik elf teekeningen ontvangen
en ik stel het werk zeer op prijs, 'k Hoop dat 'n
volgend maal alle rubriekertjes inzenden. Men
moet niet denken „teekenen is niets voor mij,
die kunst versta ik niet". Waar een wil is, komt
wel iets tot stand. De redactie van de courant
heeft mij verzocht de teekeningen te expo-
seeren. Hierin heb ik volgaarne toegestemd.
Alle vriendinnetjes en vriendjes zien de teeke
ningen en krijgen daardoor moed om zelf iets
te zenden. A.s. Vrijdag en Zaterdag dus 18
en 19 Mei a.s. hangen de ingezonden teeke
ningen voor de ramen van het bureau van de
courant, Kennemerlaan, IJmuiden. Natuurlijk
gaan alle rubriekertjes even kijken.
Ingezonden hebben:
Grietje Visman (13 jr.), Reindert Visser
(13 jr.), Jennie Ras (12 jr.), Jacob Tellier (11
jr.), Maartje Vis (lljr.), Janna Bossché (11 jr>,
Jacobus Guijt (11 jr.). Frans Kist de Ruijter
(10 jr.), Frida Visser (10 jr.), Corrie Kolle (10
Pietje Pelle (8 jr.).
Hoe broertje voor het eerst naar school
ging.
We nemen een glad en zooveel mogelijk
blaasjesvrij stuk glas en zetten dat, zooals
duidelijk op onze afbeelding is te zien, verti
caal op tafel met behulp van twee stevige dik-
boeken. Nu plaatsen we zoowel voor als
achter de plaat een speelkaart en naast één
der kaarten een brandende kaars.
Door heen en weer bewegen van deze kaart,
kunnen we door de glasplaat nu twee kaarten
zien: de eene die er werkelijk staat en de an
dere als spiegelbeeld.
Op dit optische trucje berusten een heele-
boel goocheltoeren.
OOM KEES.
Suze weet niet, dat Moeder door de kier zijn rechter kant. Zal hij zoo hard mogelijk
van de openstaande deur alles gehoord en I vluchten, de richting van het dorp uit? Maar
gezien heeft; maar ze is niet zoo dom of ze
begrijpt wel, dat Moeder haar leelijke streek
geraden heeft.
Ze schaamt zich heel erg en doet het in
het vervolg dan ook niet meer.
DINA VAN Z.
Seppi's ontmoeting met de „wolven".
Een verhaal uit de bergen.
PRIJZEN.
Heden is mijn Vader jarig
Dit is voor mij een dag van vreugd.
Daar neb ik mij reeds als heel klein kindje
Altijd innig in verheugd.
„Lieve Vader, leef gelukkig
Met Moelief aan Uw zij
Met Uw kind'ren om U henen
Een lange, lange jaren rij.
Ik wensch U veel vreugde en geen smart.
Dit is de bede van m'n hart.
Bij m'n wensch bied ik U deez' bloemen
Prijzen hebben in de groep 13 jarigen:
Grietje Visman Ie prijs
Reindert Visser 2e prijs
de groep 12 jarigen:
Jennie Ras 3e prijs
de groep 11 jarigen:
Jacob Tellier Ie prijs
met schriftelijke vermelding
Janna Bossché 2 prijs
Jacobus Guijt 3e prijs
de groep 10 jarigen:
Frida Visser troostprijs
Frans Kist de Ruijter
de groep 8 jarigen:
Pietje Pelle troostprijs
(overgetrokken teekening)
De prijzen kunnen Woensdagmiddag 23 Mei
om 3 uur afgehaald worden aan het bureau
van de courant, Kennemerlaan. Let s.v.p. goed
op den datum. De prijswinnertjes wensch ik
van harte geluk en hoop dat ze trouw aan de
wedstrijden blijven deelnemen.
Mej. V.
Binnenkort komt er een teekenwedstrijd voor
68 jarigen.
„Vader, waar is Uw hoed?"
„Ach, die is afgewaaid en nu kan ik hem
nergens meer vinden".
EEN KUNSTJE MET LUCIFERS.
Voor het vormen van onderstaande fi
guur heb je 24 lucifers noodig. De opgave be
staat nu daaruit, dat er 4 lucifers weggeno
men moeten worden en wel zoo, dat er dan 5
even groote vierkanten overblijven.
TANTE TINE.
.Lorre, zeg me eens na: vrouwtje geef me
wat lekkers. Daar houd ik zooveel van
Vrouwtje, geef me wat chocola en wat zuur
tjes! Heb je me begrepen, Lorre? Zeg het
dan na!"
Of Lorre het begrepen heeft; het is een
papegaai, die alles nazegt, wat hij hoort.
Dien ochtend roept hij voor het eerst, wat
Suze hem nu al acht dagen lang, heimelijk
leert.
„Vrouwtje, lekkers voor Lorre, chocolaad-
jes voor Lorre!"
Moeder, die zit te naaien, kijkt op; maar
maakt geen enkele beweging om aan Lor
res verlangen te voldoen. Maar dat is Suzes
bedoeling niet en Moeder verwondert er zich
over met welke hardnekkigheid Suze de
wenschen van de papegaai vervult.
„Mama, mag ik hem wat lekkers geven?
Mag ik?"
Moeder, wier verbazing overgegaan is in
de overtuiging, dat haar dochtertje iets in
haar schild voert, staat het toe.
,Wel ja, doe jij het maar. Ik heb wel wat
anders te doen". En ze verlaat het vertrek.
Dat is juist wat Suze wenscht; ze laat geen
minuut verloren gaan. Uit het buffet pakt
ze een heeleboel bonbons, die ze in haar zak
stopt. Zoo vlug ze kan, besmeert ze een
groote boterham dik met jam, waar ze dan
gretig haar tanden inzet.
„Dat is een pracht maniertje", denkt de
ondeugende snoepster. „Dat kan ik vaak
doen. Moeder twijfelt er geen minuut aan,
of Lorre eet al dat lekkers op. Het gaat goed
zoo".
Toch niet zoo erg goed; want aan de
koffietafel geeft Moeder haar een paar droge
boterhammen.
Als Suze verbaasd kijkt, zegt ze:
„Ja, meisje, als Lorre zooveel snoept, kan
ik jou niets geven. Dat begrijp je zeker wel."
„Leg nog wat hout op het vuur, Seppi. Het
is koud!"
„Er is niet veel meer," zei de jongen terwijl
hij een paar blokken op het vuur gooide. „Ik
zal het bosch weer eens ingaan, om nieuw
te zoeken."
„Hoe wil je dat nu doen, er is overal sneeuw
dan zou je in een spleet kunnen vallen."
„Ik kan wel merken, dat U al veertien da
gen in bed ligt, Moeder, Anders zou U net
zooals ik, gezien hebben, dat de sneeuw bijna
overal gesmolten is en dat er absoluut geen
gevaar meer is om de bergen in te gaan."
„Denk je?"
„Ik weet het zeker. Ik zal U overtuigen.
Morgen mag U een paar minuten opstaan; ik
zal Uw stoel bij het raam zetten, dan kunt U
zien, dat er al een paar grassprietjes uit den
grond komen. En ik wed, als ik goed zoek, dat
ik al een enkel madeliefje zal kunnen vinden".
„Dus het wordt lente
„Ja, Moeder; maar dat wil nog niet zeggen,
dat het dan niet meer koud is. Ik zal nog een
paar flinke bossen droog hout gaan zoeken.
Ik heb er nu nog den tijd voor. Over een paar
weken heb ik misschien werk gevonden op
een boerderij."
„Werkja, kind, dat is noodig; want an
ders staat de ellende voor onze deur.
„Stil moeder. Ik ben nu bijna veertien jaar
en kijk eens hoe groot ik ben en hoe stérk, ik
zal probeeren of de boeren me willen gebrui
ken bij het poten der aardappelen. Ik zal mijn
doen. zorgen, dat ze tevreden over me
zijn".
„Dat is goed. Seppi. Zoodra ik beter ben,
zal ik ook zien, dat ik werk krijg. Maar wm-
neer zal d:.t zijn?"
„Wees niet ongerust, Moeder, Als ik iets ve:
diend heb, koop ik een of twee schapen. Die
zijn dan het begin van onze kudde. Dan kunt
U daarvoor zorgen, zonder het huis uit te
moeten."
„Een schaap is duur, kind!"
„Ik ga veel geld verdienen, Moeder
Morgen ga ik naar boer Witzl om te vragen
of hij me gebruiken kan. En Jan zal ik met
een een paar flinke takkebossen verzamelen."
„Zul je voorzichtig zijn, kind?"
„Ja Moeder!"
Het was een armoedig hutje in de Alpen,
waar Seppi met zijn moeder woonde. Ze woon
den er met zijn beiden; de vader was eenige
jaren ervoor in een ravijn gestort en Seppi
was het eenige kind, dat in leven was geble
ven. Toen de vader stierf, was de moeder in
de grootste armoede achtergebleven. Nu was
Seppi oud genoeg om een beetje geld te gaan
verdienen. Helaas was de moeder ziek gewor
den en er was het jeugdige vuur en de moed
van een veertien jarigen jongen voor noodig
om de toekomst zoo blij en verwachtingsvol
in te zien, als Seppi het deed.
Den volgenden ochtend kwam hij vroolijk
thuis.
„Moeder, ik ben bij boer Witzl aangeno
men voor den heelen zomer. En ik krijg een
aardig loon. Bovendien heeft hij me beloofd
graankorrels te geven, dan kunnen we een
klein korenveldje planten."
Sprakeloos van geluk kustte zijn moe
der hem.
En nu ga ik hout zoeken. Ik zal een heele
boel meebrengen, dan hoéft U geen kou meer
te lijden. En wees maar niet ongerust; want
ik ken de bergen op mijn duimpje".
Hij vertrekt; achter hem sleept een licht
sleetje, dat met een touw om zijn middel be
vestigd is. Dat wordt veel gebruikt in de ber
gen. 's Winters over de sneeuw en 's zomers
over het droge gras. De jongen heeft een
haak bij zich gestoken, om de droge takken
naar zich toe te halen en een bijltje om ze
als ze te groot zijn, door te hakken.
Het bosch begint aan den voet van den
berg en strekt zich uit tot daar waar de kale
rotsen beginnen. Men kan merken, dat de
lente begint; er ligt alleen nog sneeuw op
plaatsen, die niet door de zon beschenen
worden. Het bosch is altijd donker.
Seppi begint vol ijver. Het is niet moeilijk
om kleine dorre takjes te vinden; maar
Seppi wil groote stukken droog hout
daarom dringt hij hoe langer hoe dieper het
woud in. Het duurt niet lang of hij heeft zoo'n
groote bos bij elkaar dat hij bij zichzelf zegt:
,.Ik zal wel een paar keer moeten loopen. om
dit allemaal naar huis te krijgen. Morgen
dan maar; nu zal ik mijn slee zoo hoog moge
lijk opstapelen. Het begint al donker te wor
den en anders wordt Moeder ongerust."
Het was waar; de zon was ondergegaan en
de duisternis viel snel. Seppi stapelde zijn
sleetje hoog op en sloeg het pad naar huis in.
Plotseling stond hij stil. Verbeeldde hij het
zichhet was net of er op eenigen afstand
een dier hem voorbij was gegaan. Wel nee,
dat was natuurlijk de schaduw van een vogel,
die opvloog. Hij spiedde om zich heen; maar
zag niets. Ach wat, hij was toch niet bang?
Bang voor een schaduw? Er werden in den
omtrek wel verhalen verteld over wolven:
maar dat waren sprookjes van jaren geleden.
Beren? Er waren er wel; maar ze waren zoo
zeldzaamMaarnee, nu vergiste hij zich
toch niet! Tusschen de boomen voor hem,
zag hij de schaduwen van twee dieren; groote
dieren. Seppi was niet bang. Maar toch be
kroop hem een onaangenaam gevoel; hij is
heelemaal alleen in het woud, ver van alle
menschelijke hulp. Met een behendige bewe
ging, maakt hij het touw van het sleetje los.
Hij moet in' ieder geval vrij zijn.
Oh! Voor hem glanzen plotseling twee paar
oogen, groen-lichtende oogen, in de duister
nis. Een onmetelijke angst overvalt hem. Dat
zijn wolven. Maar Seppi zal zich verdedigen!
Hij grijpt zijn bijl uit zijn riem. Alles is ver
dwenen! Zou het toch verbeelding geweest
zijn? Hij loopt een paar passen. Maar nee,
daar verschijnen de lichtende oogen weer aan
hij herinnert zich eens gelezen te hebben, dat
vluchten voor een wild dier, een verkeerds
methode is. Wolven loopen veel sneller dan
menschen, vooral in een bosch
Hij weet, dat wolven alleen maar aanval
len als ze honger hebben. Misschien kan hij
dan wel in een boom klimmenHij verza
melt al zijn moed en loopt een paar passen
door. Oogenblikkelijk verdwijnen de oogen.
Dat geeft den jongen een beetje moed. Hij
verdubbelt zijn passen. Het zijn misschien
toch geen wolven; maar wat dan wel? Ach
ter hem kraken takken; de jongen keert zich
met een ruk om. Wat hij vreesde gebeurt; de
dieren schijnen niet van plan hun prooi te
laten ontsnappen en volgen hem. Maar een
dreigende beweging met zijn bijl is voldoende
om de oogen weer te doen verdwijnen. Hij
loopt verder; aan het kraken achter hem,
hoort hij, dat hij nog steeds gevolgd wordt.
En dat stelt hem gerust; want hij herinnert
zich plots, dat wolven geruischloos vooruit ko
men; ze glijden als schaduwen en alleen aan
het lichten hunner oogen, kan men zien, dat
ze er zijn, die hem zoo hardnekkig volgen. De
boomen staan al minder dicht bij elkaar; hij
is nu op een weide, bezaaid met steenen. Van
daar uit gaat een weg, die hem in tien minu
ten bij zijn huis kan brengen. Maar de nieuws
gierigheid heeft hem te pakken.... Hij kijkt
om, de dieren zijn nog niet uit het bosch te
voorschijn gekomen! Hij gaat terug; nu schij
nen de rollen omgekeerd; de dieren wijken
haastig achteruit. Hij probeert iets anders; de
nieuwsgierigheid heeft hem zoo te pakken,
dat hij nu absoluut wil weten, welke de bees
ten zijn, die hem zoo'n angst hebben aange
jaagd. Hij doet weet net, cf hij het bosch uit
gaat; zijn ooren zijn wijdgeopend. De twee
dieren gaan hem achterna, doen een paar
stappen tusschen de rotsblokken op de
weideWat?? Een klaaglijk geblaat weer
klinkt door de stilte. Meteen keert de jongen
zich om en daar ziet hijtwee schapen, die
grazen, grazen in het gras. Heel voorzichtig
nadert hij hen. „Ik moet ze niet aan het
schrikken maken," mompelt hij bij zich zelf.
Maar de schapen schijnen in het geheel niet
meer bang te zijn. Ze grazen en grazen, het
lijkt wel of ze uitgehongerd zijn. Hij woelt
met zijn hand door hun dikke vachten en
mompelt zachtjes vriendelijke klanken, zooals
hij dat de herders vaak heeft hooren doen.
Nadat ze genoeg gegraasd hebben, neemt hij
hen bij hun vacht en leidt ze langs den weg.
Daar is het huis.
„Wat ben je laat, jongen," zegt Moeders
stem. „Ik was zoo ongerust."
„Ik kan het niet helpen, Moeder; maar kijk
eens, wat ik heb meegebracht, gevonden in
het bosch." En hij brengt de beide schapen in
de keuken en vertelt zijn moeder wat hij
meegemaakt heeft.
„Dat zijn verloren geraakte schapen. Ik heb
gehoord dat er dezen zomer ook eenige scha
pen verloren zijn geraakt. Als de herders ze
dan niet gauw genoeg vinden, nemen ze aan,
dat ze in een kloof of ravijn gevallen zijn en
omgekomen. Sommige schapen overwinteren
dan."
„Maar waarvan leven ze?"
„Ze grazen wat ze kunnen vinden, droog
gras tusschen de sneeuw; blaadjes, die aan
de takken zijn blijven zitten. Daar worden ze
niet vet van en ik wed, dat ook deze dieren
alleen maar beenderen en vacht zijn."
Seppi onderzoekt de dieren met zorg. Het
zijn groote, stevige schapen, van een mooier
soort dan men gewoonlijk in het dorp ziet. Ze
zijn verschrikkelijk mager. Met 't beetje zorg
zullen ze wel weer gauw de oude zijn.
„Kijk," zegt hij plotseling verbaasd. „Ze
hebben allebei een half rechteroor."
„Dat zal een herkenningsteeken zijn. Het
bewijst meteen, dat ze aan een kudde behoo-
hen, hier ver uit de buurt. De menschen hier
uit den omtrek merken hun kudde met inkt
of een brandmerk.
„Een merk?"
Ja, en dat zal ons helpen om hun eige
naar terug te vinden."
„Eigenaar, oh Moeder, moeten we ze dan
weer teruggeven
,Ja, kind; ze zijn toch niet van ons. Morgen
ga je naar den burgemeester, vragen wat we
doen moeten.
,En, ik was al zoo blij!"
,Je hebt er ook nog niet over nagedacht,
kind. Je vreugde zou niet van langen duur ge
weest zijn; want je geweten zou zijn gaan
spreken. Je eerlijkheid zou er tegen in opstand
komen om je het eigendom van anderen toe
te eigenen."
Al Seppi's vroolijkheid was verdwenen Hij
brengt de schapen in het kleine stalletje en
maakt een maaltijd klaar voor zijn Moeder en
zichzelf. Tevergeefs probeert Moeder hem op
te vroolijken.
„Ik weet wel, dat U gelijk hebt," zegt hij
tenslotte. „Maar ik had onderweg al zulke
mooie plannen gemaakt over onze kudde. Ik
moet een beetje wennen aan het idee, dat we
ze weer moeten missen."
Den volgenden ochtend ging hij naar den
burgemeester en vertelde daar alles.
„Je bent een eerlijke jongen, Seppi", zei de
burgemeester. „Een heeleboel menschen zou
den in jouw plaats de dieren stilletjes gehou
den hebben. Als het dan later gemerkt was,
zouden ze een hoop last gehad hebben. Ik her
inner me toevallig, dat ik vorigen zomer een
gedeelte van den berg verhuurd had aan een
boer, die er een heele groote kudde liet grazen
Het merk was het halve rechteroor. Ik zal hem
schrijven. Kom dan over een week maar te
rug; dan kan ik antwoord hebben. Ik vind,
dat je voor je eerlijk gedrag wel een belooning
toekomt."
Het duurde lang voor de week om was.
Eindelijk den zesden dag verscheen de bur
gemeester zelf in de kleine hut. „Ik heb goed
nieuws voor je Seppi," riep hij van verre. „De
eigenaar van de schapen, een rijke boer, heeft
me vanochtend geantwoord en hij schreef me,
dat de verloren schapen al opgeschreven wa
ren bij de onkosten en dat hij zijn berekenin
gen niet meer over wilde maken. En omdat
de vinder zoo eerlijk was, ze aan te geven,
mag hij ze als belooning houden."
Seppi wist niets te zeggen. Eindelijk stotter
de hij: „Wilt U dien mijnheer heel hartelijk
bedanken uit naam van Moeder en mij."
„Dat zal ik," antwoordde de burgemeester.
Toen lachend: „En dank nu maar je goed ge
sternte, dat de wilde wolven, die je dien avond
ontmoette veranderd zijn in twee vriendelijke
schapen!"
E. W.