MIDDERNACHT
r
Y-eer hei paviljoen ïh de nieuws Kralingsche
swemtnrichting te Rotterdam is een plankier ge
bouwd
De heer Boeljon, hoofdconsul van den K.N V.B.,
is Vrijdag naar Italië vertrokken, om nabij Milaan
een rustige verblijfplaats voor het Nederlandsche
elftal uit te zoeken
De weg ArnhemZwolle kruist te Apeldoorn hel rangeerterrein der spoorwegen, hetgeen voor het snelverkeer dikwijls een be
langrijke stagnatie beteekent. - De bestaande luchtbrug voor voetgangers wordt aangevuld met een tunnel, doch het doorgaand
snelverkeer zal moeten blijven wachten.
FEUILLETON
DeterHve Roman uit Donker Amsterdam
door
PIET KLOPPERS.
6)
Waartoe al die geheimzinnigheid? Wat stal?
er achter een bezoek aan een bioscoop?
Niets tenzijzij niet alleen om Pola
Negri was gekomen.
Middernacht haalde zijn schouders op. Ook
dit ging hem niets aan. Zoo broer zoo zuster.
„Ik heb geen enkele reden mij met uw.
h'muw zaken te bemoeien, juffrouw Hee-
ringa. Ik zal hier op u wachten tot u ge
reed is."
Zij hief haar lief gezichtje, waarin de
blauwe oogen misschien iets te vrijmoedig
keken, naar hem op.
„Dank u!" fluisterde ze, en glipte langs hem,
de trap op.
Nauwelijks was zij uit het gezicht verdwe
nen, of achter het borstbeeld vandaan kwam
haar broer. Hij slaakte een zucht van verlich
ting en schudde Middernacht's hand.
„Dank u," fluisterde hij. „Als ik u ooit op
Mijn beurt een dienst kan bewijzenZus zal
wel dadelijk komen, ik knijp er tusschenuit.
Gelukkig dat mijn taxi een meter of wat van
onze deur af stopte, want zus is zoo nieuws
gierig als een menseh."
Hij drukte den detective de hand, liep naar
zijn taxi, en was even later uit het gezicht
verdwenen.
Hij was maar juist op tijd weg want reeds
kwam zijn zuster, met een handkoffertje bij
eieh, de trap af.
„Heb ik u niet te lang laten wachten?" vroeg
zij, en keek weer even schalkseh, bijna uitda
gend, naar den detective.
Deze nam zwijgend haar koffertje, hield de
deur voor haar open en hielp haar in de auto.
De chauffeur tikte aan zijn pet, en zette
den motor aan, het meisje keek door het
raampje en hield haar vinger, waaraan een
ring met een bijzonder fraaien brillant flon
kerde. voor haar lippen. De wagen reed weg, en
Middernacht staarde hem na tot het roode
achterlicht in de duisternis verdwenen was.
De regen had opgehouden, alleen de takken
drupten nog na, en een kille wind striemde
het water van de gracht.
„Een fijne familie", mompelde de detective,
en voelde in zijn zak naar zijn cigaretten.
Maar die lagen doorweekt op de straatsteenen,
en Middernacht wist niet waar hij ze gelaten
had.
DERDE HOOFDSTUK.
De Moord.
Den volgenden dag scheen de zon helder aan
den hemel. Boven de drukke stad koepelde de
blauwe lucht, het dreunend lied van den ar
beid daverde door de straten, en Middernacht,
de detective, stond met de handen op den rug
voor het raam, en keek naar de schuiten en
rnotorbooten die door het Singelwater voeren,
naar de kleurige bloemenstalletjes die langs
de wallekanten stonden, en naar het drukke
verkeer in de schaduw van den ouden, mooien
Munttoren, die al zooveel eeuwen de Amster
dammers langs zich heen had zien gaan, zich
reppend om, ieder op zijn manier, het dage-
lijksch brood te verdienen, totdat een betere
wereld hen riep, en de toren weer een nieuw
geslacht, met nieuwe idealen, langs zich zag
spoeden in den onverpoosden strijd om het
bestaan.
Er werd aan de deur geklopt.
„Binnen!" riep de detective.
Juffrouw Brumsma, de hospita, een verstan
dige vrouw van middelbaren leeftijd, iets te
gezet, maar overigens nog flink van lijf en
leden, kwam de kamer' in.
„Deze heer wil u spreken, meneer Ray", zei
ze, en overhandigde den detective een kaartje:
„Dirk Heeringa, Bankier."
Een onbestemd gevoel van vrees beving Mid
dernacht. Zijn avontuur van den vorigen
avond ging door zijn brein; het bezoek van
den bankier voorspelde niet veel goeds, en
een inwendige stem zei hem dat hij iets te
hoor en zou krijgen wat hem niet prettig zou
stemmen.
Een paai* seconden later stond de bankier
voor hem. Hij was een forsch gebouwd, lenig
man, een goede veertiger, schatte de detective.
Zijn stap was veerkrachtig, zijn houding
kaarsrecht, zijn gelaat welbesneden. „Geen
wonder dat de heer Heeringa een zeer knappe
dochter heeft", was Middernacht's eerste ge
dachte, maar hardop zei hij
„Neem een stoel, meneer Heeringa. Een
sigaar? Een sigaret?"
„Geen van beiden", bromde de bezoeker
kortaf.
„Meneer Ray, laat ons geen tijd verliezen
met plichtplegingen, iedere minuut is kost
baar. Er is iets ontzettends gebeurdde
moordenaar moet gevonden worden, het komt
er niet op aan wat het me kost, verstaat u
goed!"
De man sprak in korte zinnen, en met ruk
ken, als een motor die niet soepel loopt, of een
acteur die zijn rol niet kent en den souffleur
maar half verstaat.
„De moordenaar?!" herhaalde Middernacht.
„Wat is er gebeurd, en wie is er vermoord?
Vertelt u kalm wat er aan de hand is."
„Aan de hand is? Moord en diefstal. Ik kom
regelrecht van de politie, ik moest natuurlijk
aangifte doen. Maar de politie, nou ja, de
bankier haalde minachtend de schouders op
die vindt den dader nooit. Ik heb van u ge
hoord, meneer Ray, en als er iemand in staat
is deze geheimzinninge zaak op te helderen,
bent u het!"
„Zeer gevleid," zei de detective, en dacht:
hij spreekt als een boek, maar ik heb gister
avond een flater begaan, zoo groot als morgen
de heele dag!
De bankier schraapte zijn keel.
„Ik zal u alles precies vertellen," zei hij, „en
u op de hoogte stellen van de vreeselijke din
gen die vannacht in mijn woning op de Kei
zersgracht hebben plaats gevonden. Wij wo
nen 's zomers in Baarn, en keeren gewoonlijk
niet naar de stad terug voor November."
„Juist. En u gaat ie deren dag naar kantoor,
met den wagen. Vanmorgen vertrok u om on
geveer half negen uit Baarn. Bij de Hakke-
laarsbrug kreeg u een panne, en nam de Gooï-
sche, die juist uit Muiden kwam. Van de Wees-
perpoort ging u naar uw huis, waar, hm, iets
vreeselijks gebeurd is. Onmiddellijk deed u
aangifte, en van het politiebureau kwam u hier
naar toe, naar u reeds zei: regelrecht; hoewel
het ook mogelijk is, dat u eerst bij uw ver
zekeringsmaatschappij aangifte hebt gedaan
van de schade door u geleden".
De bankier sprong half uit zijn stoel op, zijn
open, prettig gezicht drukte onverholen ver
bazing uit, en hij vroeg:
„Hoe kunt dat in 's hemelsnaam allemaal
weten?"
„Heel gemakkelijk, meneer Heeringa. U liet
dit tramkaartje zooeven vallen toen u uw
handschoenen uitdeed" Middernacht wees
naar den grond „het blauwe potlood van
den conducteur heeft aangestreept „H'akke-
laarsbrug". Hoe komt iemand al u erbij de
Gooisohe te nemenbij de Hakkelaarsbrug?
Wat kan iemand al u daar zoeken? Niets, en er
is dus maar één verklaring: uw auto heeft een
panne gekregen. Het tijdstip waarop dit ge
beurde, is gemakkelijk te berekenen wanneer
ik even naga hoe lang de tramrit duurt, hoe
laat u hier in mijn kamer zijt binnengetreden,
en hoelang iemand als u erover doet een mis
daad te ontdekken en zijn bevindingen aan de
politie mede te deelen".
„Het is inderdaad heel eenvoudig", bromde
de bankier, en keek den detective (naar het
dezen voorkwam) niet zor-'er zekere besluite
loosheid aan. T< cihij verier:
„Ik begaf mij na mijn huis op de Keizers
gracht. omdat ik er eenige papieren uit mijn
safe wilde halen, papieren die ik op kantoor
noodig heb. Ook was het mijn plan een collier,
dat in die brandkast lag, mee te nemen en
het op een veiliger plaats te bergen. Mijn
dochter gaat binnenkort trouwen, en dat col
lier, dat haar moeder heeft toebehoord, is
voor haar bestemd. Onze oude knecht, Hen
drik Bosman, is zijn naam, maar ik noemde
hem gewoonlijk Hein, bewaakt het huis. Mis
schien wat lichtvaardig van mij"de ban
kier trommelde nerveus met zijn vinger op de
stoelleuning, „maar och"
„Jawel: maar óch!" dacht de detective, en
wachtte tot zijn bezoeker zou voortgaan.
„Ziet u," zei deze aarzelend, „Hein was een
familiestuk."
„\Vas?" vroeg de detective.
„Helaas ja. Laat ik echter niet vooruitloopen
op wat er gebeurd is. Ik belde aan, maar de
knecht deed niet open. Dit was tegen zijn ge
woonte, want Hein was prompt in alles., maar
zijn gehoor ging er den laatsten tijd hard op
achteruit. Ik kreeg dus nog geen argwaan,
haalde mijn sleutelbos voor den dag, en maak
te zelf de deur open. Het viel mij op dat er op
het marmer van den gang moddervoeten
waren, maar nog vermoedde ik niets. Ik begaf
mij naar de voorkamer waar de brandkast
stond, en ik was verbaasd daar de gordijnen
nog potdicht te vinden. Dit was geheel tegen
Hein's gewoonte, hij doet 's avonds overal de
gordijnen dicht, en maakt ze 's morgens bij
tijds weer open, net alsof wij in stad waren,
dat was hij nu eenmaal zoo gewend. Hij was
precies een klok die onverstoorbaar afloopt,
alles even regelmatig, en een plichtsbesef zoo
als men tegenwoordig niet veel meer aantreft.
Ik draaide het licht op, en het eerste wat ik
zag, was de wijd openstaande brandkast. De
inhoud- was verdwenen."
(Wordt vervolgd).
De kranige 12-jarige J. Schreurs die met eigen levensge
vaar een 8-jarig jongentje uit de Roermondsche haven
redde, wordt na zijn heldhaftigen daad door schoolmakker»
gehuldigd
Duizenden woonden Donderdag de internationale roeiwedstrijden te Terdonck op het zeekanaal van Gent naar Terneuzen bij. Twee
Nederlandsche successen vielen daarbij te boeken. Een overzicht tijdens de wedstrijden