MUZIKANTENLEVEN.
Een crisiskind in bespreking.
STA TEN-GENERAAL
Verschillende wets
ontwerpen aangenomen.
Ik speel in „La Mascotte*' met zigeuners.
De uitgewekenen. Ervaringen met mijn
collega 's. Bedriegende collectanten.
Onder de Taverne Olympia, gelegen aan
den Boulevard des Capucines, thans bioscoop
vroeger een music-hall, lag het nachtcabaret
„La Mascotte" dat geëxploiteerd werd door
een Russischen prins.
In „La Mascotte" was alles Russisch, van
den gérant, een rijzigen, ongenaakbaren ex-
generaal, via kellners, dansers, zangeressen
etc. tot en met de wodka en de caviar. Alles,
behalve de champagne en het strijkje. Dit
laatste mestond uit Hongaarsche en Roemeen-
sche Zigeuners, plus één Hollander. Die Hol
lander was ik en mijn engagement had ik
te danken aan Igor Strawinsky die daar ove
rigens niets van vermoedt.
De Primas.
In het muzikantencafé „Pigalle" had ik n.l.
den cimbalist Mischa leeren kennen, „chef
d'orchestre in „La Mascotte". De kleine,
bruine, lichtelijk gebochelde zigeuner had
veel van de wereld gezien, sprak 6 talen en
was een eerste rangs virtuoos. Kort te voren
had hij onder leiding van Strawinsky de
cimbalom-partij 1) in diéns Rag-time en
Benard gespeeld, een prestatie waarop hij
met recht trotsch was en die hij mij bij onze
eerste kennismaking in geuren en kleuren
vertelde zoodra hij ontdekt had, dat ik van
muziek iets meer bleek te weten dan men
van den gemiddelden meneer in café „Pi
galle" verwachten kan. Het gevolg van die
ontdekking was een van die zonderlinge,
hevige, benauwende vriendschappen die Zi
geuners even plotseling en impulsief kunnen
aangaan als volstrekt verloochenen. Het
duurde geen week, of ik was zijn „aller
beste, zijn eenig bestaande vriend", daarbij
een ..onvergelijkelijk pianist", een „muzikaal
genie" enzoovoorts. Hij had mij, wel te ver
staan, nooit hooren spelen en onze heele
kennismaking bestond in 4 cafégesprekken.
Maar zoo zijn Zigeuners nu eenmaal.
Op een goeden keer vertelde hij me, dat
zijn pianist, die hond. dat zwijn, weggeldopen
was en decreteerde dat ik natuurlijk prach
tig czardas speelde. Ik had het nog nooit ge
probeerd, maar omdat ik erg om werk ver
legen was. zei ik ja. Denzelfden avond zat ik
in „La Mascotte".
Hoe ik voor het eerst czardas speelde.
Muziek was 'er niet, Zigeuners improvi
se eren er uren lang op los en spelen ook het
bekende repertoire uit het hoofd. De eenige
aanwijzing die ik kreeg was:
Bitte lieber Freund, d mineur.
Mischa sprak met mij Duitsch, viel er tus-
schen de Zigeuners onderling iets te bekon
kelen dat mij niets aanging, dan ging dat
in het Roemeensch, Hongaarsch of
Jenisch 2).
Dus: d-mineur. Eerst de romance, een re-
citatief-achtig voorspel, zwaarmoedig en
zwoel, waarvan de harmonische wendingen
dank zij het langzame tempo, nog vrij goed
op het gehoor te volgen zijn.
Maar dan plotseling een schreeuw, een ve
nijnige explosie van het cimbalom, alsof
alle snaren tegelijk springen en de Czardas
breekt los, in razende vaart. Hou daar maar
eens koers in als je den weg niet kent. Ik
taakte dan ook, harmonisch gesproken, on
middellijk op het verkeerde pad, keerde terug
kwam achter, hield eens even op om te luis
teren waar mijn collega's zoo ongeveer waren
vloog weer vooruit, galoppeerde vol ontzet
ting over hindernissen van accoorden die
de anderen allang met het grootste gemak
genomen hadden en haalde de rest van het
gezelschap nog juist in bij de traditioneele
drie slot-accoorden.
Het geheel had bedenkeiljk veel weg van
een wedstrijd tusschen race-auto's en een
oud Ford je zonder banden, waarbij het
Fordje moeizaam hobbelend één ronde af
legt tegen de renwagens twintig en dan na
afloop net doet alsof het de heele race ge
makkelijk mee heeft kunnen rijden
Het was pijnlijk en niemand zei een woord
tot Mischa, de huichelaar, extatisch losbarst
te:
Bravo! Braaavo! Mensch! So ein spiel!
Unglaublich, groszartig, wundervoll. Sind sie
ein Künstier!
Pal daar boven op tegen de anderen, om
zich te dekken:
Bah! 1st doch gar kein Musiker. Pful
Teufel!
Maar dat zou hem niet glad zitten; ik was
razend, ik moest en ik zou Czardas leeren
spelen en wel binnen 24 uur. Ik greep hem in
zijn vest en siste in het Engelsch, wat de
anderen niet verstonden:
Luister, ik ben erin gefladderd, goed,
jnaar als ik hier zit, wil ik niet voor gek zit
ten. Jij repeteert morgen den heelen dag met
me en als ik morgenavond niet vlot Czardas
speel, gaan jouw botten eraan. Begrepen?
Voor weinig dingen was het kereltje zoo
benauwd als voor lichamelijke beschadiging
Hij sloeg haastig een kruis en viel me daarna
om den hals. Den volgenden avond liep alles
gesmeerd.
Het werk in dat cabaret was interessant.'
maar vermoeiend. We begonnen er 's avonds
om 10 uur en eindigden vaak pas 's morgens
om 6 of 7 uur.
's Nachts tegen half vijf, als bij ons de
klanten begonnen af te zakken, werden we
namelijk meestal verblijd met het bezoek
van de Russen uit een cabaret in de rue
Edouard VII. Hun zaak sloot om 4 uur; dan
vonden ze dat ze ook wel een verzetje ver
diend hadden en verschenen in „la Mascotte"
om den nacht vol te maken. Het verzetje be
stond altijd weer in krampachtig, hopelooze
pogingen om voor enkele uren een lang ver
vlogen illusie te doen herleven: het oude
Rusland, de oude verhoudingen, meesters en
dienaren, uitzinnige luxe en slavernij, dolle
feesten, geld. met handenvol uitgestrooid,
opwinding, drank, Zigeunermuziek, roes, ver
getelheid.
Het heele gezelschap bestond uit prinsen,
prinsessen, generaals en andere doorluchtig
heden uit de voormalige hofkringen van Sint
Petersburg.
Zij traden bij ons binnen als heerschers,
lieten zich drank brengen, commandeerden
muziek en verbeeldden zich dan, dat alles
was zooals vroeger en ook spoedig heelemaal
weer worden zou als vroeger. Het bolsjewisme
was immers maar een voorbijgaande nacht
merrieZoodra zij bij ons waren vergaten
ze, dat ook zij hun brood op soortgelijke wijze
moesten verdienen als wij, dat ook zij, om er
het leven bij te houden, met hun pracht-
stemmen avond aan avond Zigeunerliederen
zongen voor een publiek van parvenu's, de
zelfde Zigeunerliederen die zij zich vroeger
bij hun woeste bacchanalen, eindeloos lieten
voorzingen en waarvoor zij achteloos fortui
nen wegsmeten.
Zonderlinge menschen! Uit een paradijs
van heerlijkheid, schoonheid, macht, aanzien,
emak, rijkdom en genot, neergetulmeld naar
het alledaagsche niveau van een kleurloos,
klein en moeilijk burgermansbestaan of in
de vooze klatergoud-bohème der nachtbe-
roepen, aanvaardden zij hun lot. rustig, gela
ten, als iets vanzelfsprekends. Van verfijnde
genieters, decadente machswellustelingen
werden ze, dank»zij een verbluffende reserve
aan vitaliteit, tot rustige, onopvallende bur
gers van een vreemde wereldstad. Met het
aanpassingsvermogen van onbedorven kin
deren plooiden zij zich naar de veranderde
omstandigheden, met de gelijkmoedigheid en
zelf-ironie van den geboren avonturier, voor
wien alles mogelijk en niets bestendig is, pak
ten zij alle denkbare baantjes aan: letter
zetter, journalist, electricien, portier, danser,
aannemer, cabaret-artist, kellner, monteur,
kok, huisknecht, taxi-chauffeur. Overdag lie
pen zij onbevangen en waardig rond in over
alls of schunnige colbertjes, 's nachts trokken
zij hun smoking aan, werden weer grand-
seigneur, ontmoetten elkaar in de Russische
„boites" en deden Russisch. Dat wil zeggen,
zij spraken en droomden over het verleden,
verdoofden zich aan Zigeunermuziek en
verdrongen hun heimwee in stroomen
wodka.
Zoo ging het ook bij ons in „La Mascotte",
wij speelden en speelden maar, zij dronken,
zongen en vergoten vele tranen. Mijn hemel
wat was dat alle melancholiek!
De Russen, overdag werkman, 's nachts grand
seigneur -
Gedurende het eerste deel van den nacht
verliepen de zaken minder emotioneel. De
gasten kwamen en gingen en op gezette tij
den had de „quête", de collecte voor de mu
sici plaats. Deze collecte ging steeds met
een ingewikkeld en vermakelijk ceremonieel
gepaard, dat echter volstrekt noodzakelijk
was in verband met een der meest typische
eigenschappen van de Zigeuners: hun steel
zucht. Ze stelen als eksters, niet uit slecht
heid en ook lang niet altijd uit winstbejag,
maar omdat ze het niet laten kunnen. Een
van mijn Zigeunervrienden, contrabassist
van het beste ensemble dat toen in Parijs te
vinden was, viel eens van een trap en brak
zijn been. Gedurende de 4 of 5 weken van
zijn herstel vergoedde de leider van het or
kest zijn doktersrekeningen, betaalde hem
zijn volle salaris uit en huurde tevens, op
eigen kosten een plaatsvervanger. Een vriend
schapsdienst van minstens 6000 francs. Welnu
den eersten den besten avond, dat de bassist
zijn plaats in het orkest weer bezet had, be
droog de leider hem voor 50 francs bij de ver
deeling van de opbrengst der collecte.
Een Javaan kauwt sirih, een Hollander
fietst en eet erwtensoep, een Zigeuner begapt
bij het werk zijn besten kameraad. En daar
ze het allemaal doen, nemen ze het elkaar
niets kwalijk. Doch aangezien het sociaal be
lang ten slotte ook een woordje meespreekt,
bestaan er bestonden althans in mijn tijd
zelfs in een Zigeunermaatschappij bepaal
de regels en gewoonten, waaraan streng de
hand gehouden wordt. Zoo had b.v. eiken
avond een der orkestleden een doosje met
levende vliegen bij zich. Degene die de
collecte zou houden kreeg in de rechter
hand een bord voor het geld en in de toege
knepen linker een vlieg. Behalve de opbrengst
van de collecte moest hij ook de vlieg levend
en ongeschonden afleveren.
Bleek bij zijn terugkomst de vlieg dood of
weggevlogen te zijn, dan was daarmede het
bewijs geleverd, dat de man tijdens zijn tocht
langs de tafeltjes zijn linkerhand bewogen en
dus gebruikt had om geld van het bord in
zijn eigen zak te laten verdwijnen.
Onze eerste violist, z.g. Stehgeiger
een invaller, was wel een Hongaar doch geen
zigeuner. Daar hij goed speelde, werd hij dik
wijls aan een tafeltje geroepen door bezoekers
die om hun lievelingsstukken vroegen. Zoo'n
verzoek gaat meestal vergezeld van een bank
biljet en daardoor had de violist vaak gele
genheid om ook buiten de collecte om, dus
zonder bord en vlieg, geld te incasseeren. Al
zijn bewegingen werden dan ook met argus-
oogen nagegaan en nauwkeurig gecontro
leerd.Desondanks konden de collega's er nooit
achter komen hoe hij stal. De waarheid was,
dat de goede kerel niet stal en alles wat hij
ontving braaf afdroeg, zonder ooit iets achter
te houden. De gedachte aan zulk een moge
lijkheid kan echter in een Zigeunerbrein niet
opkomen en het was hoogst komisch te zien,
hoe hun respect voor „zoo'n handigen, nooit
te snappen dief" langzamerhand steeg tot
devote bewondering.
Niets is inconsequenter dan een Zigeuner.
Als hij u b.v. een vleiend compliment maakt
over uw das en gij antwoordt: Ja, het is wel
een aardige das, dan zal hij de handen ten
hemel heffen en verslagen uitroepen:
Dat noemt u een mooien das?! Ik begrijp
niet, hoe een man van smaak als u zóó'n das
kan dragen.
Altijd en principieel in de contramine.
Het sterkste staaltje van die mentaliteit, dat
ik ooit meegemaakt heb moge hier nog
volgen:
Op een kouden sneeuw-avond liep ik met
onzen altist door een verlaten straat, toen
een oploopje onze aandacht trok. Een roer-
looze gedaante lag zielig in de sneeuw naast
een scheef staande taxi. Plotseling gaf mijn
metgezel een schreeuw; hij had in den doo-
de een vriend herkend en zonk jamme
rend op de knieën.
Mijn vriend,, mijn broeder, dat dit je
einde moet zijn! Ik kan nooit meer gelukkig
worden, ik overleef het niet! Zoo ging hij
te keer, toen eên tweede Zigeuner op het
tooneel verscheen, die ook in de sneeuw kniel
de en nog harder begon te jammeren. On
middellijk stond njijn clarinettist op en
snauwde den nieuw aangekomene toe:
Wat lig je daar te kermen bij dat
hondsvot! Zoo'n dronken lap! Zijn verdiende
loon heeft hij, ik heb altijd wel gezegd, dat
het zoo met hem zou afloopen. Bah!
Waarna hij op den grond spuwde en met
opgeheven hoofd zijns weegs ging.
MUSICUS.
1) Hongaarsch hakkebord, een snaar-in
strument dat met stokjes wordt aangeslagen
en den kern vormt van elke Zigeuner-kapel.
2) Een taal van zwervende Zigeuners,
goed op het gehoor te volgen zijn.
MEER CONTACT MET DE
REGEERING.
Ten aanzien van koloniale
aangelegenheden.
VOORSTEL TOT INSTELLING EENER
KAMER-COMMISSIE INGEDIEND.
De Tweede Kamerleden Aalberse (r.k.)
Bierema (v.b.), De Geer (c.h.) en Joekes
(v.d.) hebben bij de Tweede Kamer een
voorstel ingediend tot wijziging van het
reglement van orde der. Kamer. Zij willen een
nieuw artikel 146a invoeren, bepalend dat er
een vaste commissie voor Indische zaken zal
zijn, bestaande uit zeven leden, die bij den
aanvang van elke zitting worden gekozen
door den voorzitter, tenzij de Kamer anders
besluit. De griffier der Kamer is van rechts
wege secretaris der commissie.
De commissie strekt tot het bevorderen
van een geregelde gedachtenwisseling tus
schen de regeering en de Kamer over aan
gelegenheden betreffende Ned.-Indië, Suri
name en Curasao.
In de toelichting zeggen de voorstellers,
dat reeds meer dan eens bij de behandeling
van de Indische begrooting het denkbeeld
van de instelling eener vaste commissie voor
Indische zaken ter sprake is gekomen. Naar
de meening van de voorstellers verdient de
verwezenlijking van dat denkbeeld aanbe
veling.
T. B. C.-BESMETTING OP
SCHOLEN.
Aanhangig wetsontwerp
toegejuicht.
HET GAAT ECHTER VOLGENS VELE
KAMERLEDEN NOG NIET VER GENOEG.
Blijkens het voorloopig verslag der Tweede
Kamer over het wetsontwerp houdende maat
regelen tot bescherming van leerlingen van
onderwijsinrichtingen tegen het gevaar van
besmetting met t.b.c. door leden van het
schoolpersoneel, juichte men bij het afdee-
lingsonderzoek het streven der regeering toe.
Het voorloopig verslag over het betreffende
wetsontwerp deelt echter tevens mee, dat
vele leden de geboden bescherming onvol
doende achten. Zij gevoelen het als een ern
stige leemte, dat het ontwerp geen maat
regelen bevat ter bestrijding van het infectie-
gevaar door leerlingen onderling, wier con
tact met elkander wellicht nauwer is dan met
het personeel.
De meening van de regeering, dat het „voor
alsnog ongewenscht" schijnt dit besmettings
gevaar in de regeling te betrekken, konden
zij geenszins deelen. Integendeel waren zij
van meening, dat van de zelfstandige werk
zaamheid van gemeentebesturen ten deze
vaak weinig is te verwachten, dat althans
zulk optreden gewoonlijk eerst zal komen,
nadat de besmetting in ernstige mate om
zich heen heeft gegrepen.
In dit verband wijst de commissie van rap
porteurs er op, dat na het afdeelingsonder-
zoek is bekend geworden, dat op de openbare
u.l.o. school te Emmer-Compascuum. aan
het bisschoppelijk college te Roermond en
aan een school te Ambt-Harderiberg een aan
tal leerlingen is besmet door medeleerlingen,
lijdende aan tuberculose.
Een aantal leden wilde de werking van de
wet nog verder uitbreiden dan hierboven in
overweging wordt gegeven. Zij zouden de
bedoelde verklaring ook willen eischen van
hen. die als leerling wenschen te worden toe
gelaten tot een kweekschool voor onderwij
zers.
Voorts betreurden vele leden, dat de regee
ring geen periodieke keuring, voorschrijft.
Enkele leden stónden afwijzend tegenover
de geheele strekking van het wet^ortwe^
Zii meenden, dat. deze regeering zich hoofd
zakelijk bezuiniging tot taak moest stellen en
niet nieuwe ontwerpen moet gaan regelen die
jaarlijks geldelijke lasten met zich brengen.
TWEEDE KAMER
De steun aan land- en tuinbouw.
Lof voor minister Verschuur.
Tal van wenschen geuit.
15 Mei.
De Kamer zat, nu ze weer bijeen kwam,
dadelijk weer midden in de crisis en in de
crisismaatregelen.
Immers, aan de orde was de Begrooting
van het Landbouw-Crisisfonds, de eerste Be
grooting van dezen aard, een écht crisiskind,
een bewijs van den abnormalen tijd. waarin
wij leven. Het ging hier voornamelijk over
den steun aan land- en tuinbouw en wat
daarmede in verband staat. Een groot aantal
sprekers hadden daarbij heel wat op het
hart. Het trof daarbij slecht, dat de eerste
sprekers, de heer Louwes (lib.) en van Voorst
tot Voorst (R.K.) nagenoeg niet te verstaan
waren, terwijl de luidspreker, tot overmaat
van ramp niet werkte en het zoo nu en dan
nog aardig rumoerig in de Kamer was. Het
luisteren was dus wel zeer moeilijk. Van alle
zijden werd in dit debat hulde gebracht aan
het beleid van Mr. Verschuur, den afgetreden
Minister van Economische Zaken.
De heer v. d. Heuvel (A.R.) scheen er wel
voor te voelen, dat Dr. Colijn blijvend de por
tefeuille van Economische Zaken zal houden.
Deze spreker oefende speciale critiek op de
inperking van de teelt der suikerbieten en de
vermindering van den steun daar voor. Hij
achtte het niet gerechtvaardigd om de Ne-
derlandsche suikerindustrie op te offeren aan
de Indische en hoopte voor een volgend jaar
op herstel der oude regeling.
Deze spreker betoogde verder ook. dat de
regelingen voor den komenden tijd meer
voort moeten komen uit de kringen der be
drijven zelf en de regeering meer moet corri
geer en en toezicht houden Dat is de juiste
wijze.
De heer v. d. Heuvel betoogde ook, dat er
meer grasland gescheurd moet worden. Even
als de heer Ebels (V.D.) wijdde hij aandacht
aan de pachten en aan het ten goede komen
der steunmaatregelen ook aan de landarbei
ders. De heer Ebels wees er op, dat de land
bouwsteun nog lang niet altijd voldoende is.
om zelfs de productiekosten te dekken, b.v.
bij de melk. De heer Ebels wees er ook op, dat
een uniforme regeling voor productiebeper
king niet altijd economisch werkt. Speciaal
LANGS DE STRAAT.
Wind.
Hoeveel vliegende windvlagen haar gulzige
grijphanden hadden uitgestoken naar de
pet van den man op de kade kon hij zelf on
mogelijk bevroeden. Duikelend dartelden ze
om hem heen, deden zijn jas wapperend
uitwaaien en schoven schurend omhoog langs
zijn armen, zijn kraag, zijn pet. Slechts als ze
tè begeerig grepen tastte de man vlug naar
zijn hoofddeksel, uit vrees, dat het af zou
waaien. Dat was, wanneer de wind in steu
nende stooten aanstoof en ruw aan de pet
rukte. Maar op het laatste beslissende oogen-
blik trok de wind zich steeds snel terug,
zwaaide zwirrelend om de brugpijlers, stoeide
met de boomtakkenen keerde zich dan
opnieuw naar den wandelaar, niet aflatend,
doch plagend volgend. En de pet bleef zitten.
De man onderschatte de kracht, de macht en
de bedoeling van den wind en hield de han
den in zijn zakken: de pet was tóch onkwets
baar en Aeolus had er géén vat op.
De wandelaar vergiste zich. Want toen de
wind merkte, dat hij vrij spel had, omdat hij
de waakzaamheid van den man in slaap ge
sust had, kwam hij in speelschen huppel aan.
En net op het oogenblik, dat de man het ein
de van de brug bereikt had, nam een vlugge
vlaag de pet in sierlijken zwaai van het hoofd
droeg haar voorzichtig tot aan het water en
vlijde haar zachtkens daarop neer. De pet
dobberde omgekeerd op de golfjes, door de
gele voering een groote dotterbloem gelijk.
„Daar gaat ie!" zei eèh loopjongen kalm.
„Daar drijft ie!" verbeterde een brugwach
ter en wees ten overvloede de plek aan.
„En als je d'r niet gauw bij bent, dan
zinkt-ie!' vulde de jongen aan en lachte in
openlijk leedvermaak; zelf zou hem zooiets
niet kunnen gebeuren, omdat hij geen hoofd
deksel droeg.
„Spring 'm na!" ried een voorbijganger, „Of
kun je niet zwemmen?"
De man mompelde iets, wat onverstaan
baar was. Gelukkig maar, te oordeelen naar
den venijnigen blik, die hij op den laatsten
spreker wierp.
De brugwachter had een reddinghaak te
voorschijn gehaald en poogde de pet op te vis
schen. Ondertusschen genoot de wind van zijn
geslaagden diefstal en streek door de haren
van den peteigenaar, als om hem er aan te
herinneren, dat hij geen pet meer droeg.
Ik verheug me nimmer in het leed, dat an
deren treft, doch ik moet eerlijkheidshalve
bekennen, dat die pet daar in het water op
mijn lachspieren werkte, Als er dergelijke
dingen op straat gebeuren, dan wil men daar
ook van genieten tot het allerlaatste oogen
blikdat niet te gauw mag komen.
De toeschouwers willen geen van allen
dat een pet verloren gaat. Maar laat haar
maar eenige oogenblikken dobberen, laat de
brugwachter maar een. paar maal misgrijpen
met de haak. Want een beetje plezier mogen
ze er toch wel van hebben! En we kregen, wat
we verlangden: pas op het laatste oogenblik,
toen de stroom aanstalten maakte de pet mee
te sleuren naar onbereikbare, streken, slaag
de de redder er in haar aan den haak te pik
ken en op den kant te deponeeren.
,,'t Lijkt wel een pet!" mompelde hij voor
zich heen en stelde vervolgens het natte vod
den eigenaar ter hand, die haar uitsloeg en
duizenden druppels in het rond deed spatten.
Er was een klein hoeratje opgegaan, toen
de brugwachter beet had. Er zou een nog
grooter hoeratje volgen.
Want toen wij ons wilden verwijderen van
den walkant om onze wegen te vervolgen,
kwam de wind, de onberekenbare, plagerige
wind, aanschieten en
En greep mijn hoed.
Die hij -over de brugleuning in het water
liet vallen..,.
- A. J. C. BU
de kleine bedrijven worden er de dupe van.
De heer Weitkamp (C.H.) meende, dat de
landbouwsteun, waarvoor hij dankbaar is,
niet naar beneden mag en bestreed, dat het
landbouwbedrijf groote winsten maakt. De
landbouw heeft in de laatste jaren voor niets
moeten werken ten bate der consumenten en
der tusschenpersonen. En de opmerkingen
van Dr. Lovink (c.-h.) mochten we niet hoo
ren, alleen enkele klanken hoorden we, maar
bijna geen woorden en nog minder zinnen.
Heel anders was het met den heer v. d.
Sluis (S.D.) die zich van ganscher harte
aansloot bij de hulde aan Mr. Verschuur.
Hij had geen bezwaar tegen steun aan land
en tuinbouw, maar vroeg, of het geld wel al
tijd goed besteed wordt. De afslachting van
vee heeft den veestapel wel verbeterd, maar
niet het doel bereikt: beperking der melk
productie. Nu wil men daarvoor komen met
teeltbeperking, doch die werkt eerst in 1937.
Noodig is thans omzetting van wei- in bouw
land. Deze spreker betoogde ook, dat de tuin
bouw royaler moet gesteund worden. Verder
zette hij uiteen, dat z.i. van den steun meer
profiteert het groot kapitaal, dan wel de
boer en de landarbeider. Een nieuwe Pacht
wet is zeer noodig en eveneens is het wach
ten op maatregelen ten gunste der hypotheek
boeren. Onder hen zijn er, die uitgekleed zijn
tot op hun hemd. De hypotheekrenten moe
ten onherroepelijk naar beneden.
De heer Schilthuis (V. D.) sprak een goed
woord voor onze export en betoogde verder,
dat het noodig is, om ook vertegenwoordigers
van handel en industrie op te nemen in alle
crisisorganisaties, ook in de provinciale. Spr.
klaagde over ongelijke behandeling bij de er
kenning als handelaar volgens de Tarwewet,
tusschen coöperatieve handelsvereenigingen
en handelaren. De laatste worden telkens
achteruit gedrongen en gaan hun ondergang
tegemoet.
De heer Zandt (S.G.P.) kantte zich vierkant
tegen de crisipolitiek der regeering; het be
leid der regeering acht hij geheel verkeerd en
de boeren zijn zeer ontevreden. Zij missen
hun vrijheid en de financieele lasten voor de
bevolking zijn zeer groot en zwaar Ook wordt
bitter geklaagd over de salarissen der amb
tenaren. Dan worden er velen gesteund, die
het niet noodig hebben. De spreker was te
gen de heillooze afslachting van vee en cri-
tiseerde ook scherp de maatregelen in het
bloembollenbedrijf. De Varkenscentrale is
een mislukking geworden. Hoe eerder hoe be
ter dient met het systeem gebroken te wor
den. wijl het een chaos is geworden. Ook de
verzekerings-afgod moet vallen.
De heer van Rappard (Lib.) deed een heel
ander geluid hooren. Hij meende, dat mannen
als de heer Zandt haat en verbittering zaaien,
terwijl de regeering steun verdient en waar-
deering. Deze spreker betoogde, dat de kleine
bedrijven door den steun niet voldoende wor
den geholpen. Hiertoe is wijziging van het
systeem van steun noodig.
Ook de heer v. d. Weyden (R.K.) sprak
goede woorden ten gunste van den steun aan
den landbouw en pleitte voor meerdere in
schakeling der organisaties. Een verzuim acht
te hij het, doch nog steeds niet is ingegrepen
in het credietvraagstuk voor land- en tuin
bouw. En is een nieuwe pachtwet dringend
noodzakelijk. De soreker meende, dat als men
de gouden standaard handhaaft, dat men
dan het credietwezen wijzige.
Woensdag gaat de Kamer lustig, en ook
rustig, met dit debat verder.
EERSTE KAMER.
15 Mei.
De Eerste Kamer kwam in avondvergadering
bijeen, om verschillende wetsontwerpen af te
doen. De oogst was nu iets belangrijker, dan
anders meestal in dergelijke avondvergaderin
gen het geval is. Daar was allereerst het ont
werp inzake een betere regeling der alimen
tatie-procedures (die over de kosten van on
derhoud) en de tenuitvoerlegging der daarbij
verkregen vonnissen.
Dan een 5-tal naturalisatie-ontwerpen; de
wijziging der Nijverheidsonderwijswet, die
meer geld voor de akten in de schatkist zal
brengen en de wijziging der loodsgelden, die
de schatkist een 8 12 ton per jaar zal kosten.
Ook was er het ontwerp inzake het rente
loos voorschot uit de schatkist ten behoeve
van de N.V. Waterleiding-Maatschappij
„Zeeuwsch-Vlaanderen" te Terneuzen en
laatst niet het minst! het ontwerp, dat de
regeering de bevoegdheid geeft, om regelen te
stellen voor. het verrichten van arbeid door
vreemdelingen hier te lande, dat is de bescher
ming der nationale arbeidsmarkt door het z.g.
vergunningsstelsel voor buitenlanders om hier
te werken.
Bij de naturalisatie-ontwerpen heeft Jhr.
van Citters (a.r.) enkele vragen gesteld. Hij
meende, dat er te veel Duitschers in verhou
ding worden genaturaliseerd, ook moet z.i. een
Entlassungsurkunde worden verlangd. Hii zag
hier in sommige gevallen geen „aanwinst" en
meende, dat men zoo het Nederlandschap de
gradeert.
Minister van Schaik vond het zeer begrijpe
lijk, dat hier het meest Duitschers worden ge
naturaliseerd, wijl die hier zoo gemakkelijk
kunnen komen. Een Entlassungsurkunde acht
hij voor Duitschers, gezien de wetgeving daar,
feitelijk geheel overbodig. En de bezwaren, die
Jhr. van Citters tegen verschillen de der per
sonen uitte, dateeren reeds van 15 a 20 jaar
geleden.
Het voorstel werd aanvaard met 28 tegen 8
stemmen. Tegen: 2 a.r., 1 liberaal, 4 c.h. en
1 r.k.
Bij het voorstel tot verlaging der loodsgelden,
betuigde de heer Drooglever Fortuyn (lib.) zijn
instemming met het voorstel. Deze maatregel
lokt z.i. ook geen tarievenstrijd uit. Ook de
heer Knottenbelt (lib.) was dankbaar voor
dezen maatregel en maakte daarbij een paar
opmerkingen over onderdeelen.
Minister Deckers had geen al te zware ver
dediging van het ontwerp, dat met gemak den
hamer passeerde. Het loodsbrevet voor kapi
teins en eerste stuurlieden kan niet gevorderd
worden van hen, die de Nederlandsche na
tionaliteit niet hebben.
Het ontwerp ging er door en ook de rest der
agenda leverde geen debat op.
Te 10 uur was de vergadering afgeloopen, het
was een heusche avondvergadering geweest.
- OBSERVATOR,