MUZIKANTENLEVEN. Een crisiskind in bespreking. STA TEN-GENERAAL Verschillende wets ontwerpen aangenomen. Ik speel in „La Mascotte*' met zigeuners. De uitgewekenen. Ervaringen met mijn collega 's. Bedriegende collectanten. Onder de Taverne Olympia, gelegen aan den Boulevard des Capucines, thans bioscoop vroeger een music-hall, lag het nachtcabaret „La Mascotte" dat geëxploiteerd werd door een Russischen prins. In „La Mascotte" was alles Russisch, van den gérant, een rijzigen, ongenaakbaren ex- generaal, via kellners, dansers, zangeressen etc. tot en met de wodka en de caviar. Alles, behalve de champagne en het strijkje. Dit laatste mestond uit Hongaarsche en Roemeen- sche Zigeuners, plus één Hollander. Die Hol lander was ik en mijn engagement had ik te danken aan Igor Strawinsky die daar ove rigens niets van vermoedt. De Primas. In het muzikantencafé „Pigalle" had ik n.l. den cimbalist Mischa leeren kennen, „chef d'orchestre in „La Mascotte". De kleine, bruine, lichtelijk gebochelde zigeuner had veel van de wereld gezien, sprak 6 talen en was een eerste rangs virtuoos. Kort te voren had hij onder leiding van Strawinsky de cimbalom-partij 1) in diéns Rag-time en Benard gespeeld, een prestatie waarop hij met recht trotsch was en die hij mij bij onze eerste kennismaking in geuren en kleuren vertelde zoodra hij ontdekt had, dat ik van muziek iets meer bleek te weten dan men van den gemiddelden meneer in café „Pi galle" verwachten kan. Het gevolg van die ontdekking was een van die zonderlinge, hevige, benauwende vriendschappen die Zi geuners even plotseling en impulsief kunnen aangaan als volstrekt verloochenen. Het duurde geen week, of ik was zijn „aller beste, zijn eenig bestaande vriend", daarbij een ..onvergelijkelijk pianist", een „muzikaal genie" enzoovoorts. Hij had mij, wel te ver staan, nooit hooren spelen en onze heele kennismaking bestond in 4 cafégesprekken. Maar zoo zijn Zigeuners nu eenmaal. Op een goeden keer vertelde hij me, dat zijn pianist, die hond. dat zwijn, weggeldopen was en decreteerde dat ik natuurlijk prach tig czardas speelde. Ik had het nog nooit ge probeerd, maar omdat ik erg om werk ver legen was. zei ik ja. Denzelfden avond zat ik in „La Mascotte". Hoe ik voor het eerst czardas speelde. Muziek was 'er niet, Zigeuners improvi se eren er uren lang op los en spelen ook het bekende repertoire uit het hoofd. De eenige aanwijzing die ik kreeg was: Bitte lieber Freund, d mineur. Mischa sprak met mij Duitsch, viel er tus- schen de Zigeuners onderling iets te bekon kelen dat mij niets aanging, dan ging dat in het Roemeensch, Hongaarsch of Jenisch 2). Dus: d-mineur. Eerst de romance, een re- citatief-achtig voorspel, zwaarmoedig en zwoel, waarvan de harmonische wendingen dank zij het langzame tempo, nog vrij goed op het gehoor te volgen zijn. Maar dan plotseling een schreeuw, een ve nijnige explosie van het cimbalom, alsof alle snaren tegelijk springen en de Czardas breekt los, in razende vaart. Hou daar maar eens koers in als je den weg niet kent. Ik taakte dan ook, harmonisch gesproken, on middellijk op het verkeerde pad, keerde terug kwam achter, hield eens even op om te luis teren waar mijn collega's zoo ongeveer waren vloog weer vooruit, galoppeerde vol ontzet ting over hindernissen van accoorden die de anderen allang met het grootste gemak genomen hadden en haalde de rest van het gezelschap nog juist in bij de traditioneele drie slot-accoorden. Het geheel had bedenkeiljk veel weg van een wedstrijd tusschen race-auto's en een oud Ford je zonder banden, waarbij het Fordje moeizaam hobbelend één ronde af legt tegen de renwagens twintig en dan na afloop net doet alsof het de heele race ge makkelijk mee heeft kunnen rijden Het was pijnlijk en niemand zei een woord tot Mischa, de huichelaar, extatisch losbarst te: Bravo! Braaavo! Mensch! So ein spiel! Unglaublich, groszartig, wundervoll. Sind sie ein Künstier! Pal daar boven op tegen de anderen, om zich te dekken: Bah! 1st doch gar kein Musiker. Pful Teufel! Maar dat zou hem niet glad zitten; ik was razend, ik moest en ik zou Czardas leeren spelen en wel binnen 24 uur. Ik greep hem in zijn vest en siste in het Engelsch, wat de anderen niet verstonden: Luister, ik ben erin gefladderd, goed, jnaar als ik hier zit, wil ik niet voor gek zit ten. Jij repeteert morgen den heelen dag met me en als ik morgenavond niet vlot Czardas speel, gaan jouw botten eraan. Begrepen? Voor weinig dingen was het kereltje zoo benauwd als voor lichamelijke beschadiging Hij sloeg haastig een kruis en viel me daarna om den hals. Den volgenden avond liep alles gesmeerd. Het werk in dat cabaret was interessant.' maar vermoeiend. We begonnen er 's avonds om 10 uur en eindigden vaak pas 's morgens om 6 of 7 uur. 's Nachts tegen half vijf, als bij ons de klanten begonnen af te zakken, werden we namelijk meestal verblijd met het bezoek van de Russen uit een cabaret in de rue Edouard VII. Hun zaak sloot om 4 uur; dan vonden ze dat ze ook wel een verzetje ver diend hadden en verschenen in „la Mascotte" om den nacht vol te maken. Het verzetje be stond altijd weer in krampachtig, hopelooze pogingen om voor enkele uren een lang ver vlogen illusie te doen herleven: het oude Rusland, de oude verhoudingen, meesters en dienaren, uitzinnige luxe en slavernij, dolle feesten, geld. met handenvol uitgestrooid, opwinding, drank, Zigeunermuziek, roes, ver getelheid. Het heele gezelschap bestond uit prinsen, prinsessen, generaals en andere doorluchtig heden uit de voormalige hofkringen van Sint Petersburg. Zij traden bij ons binnen als heerschers, lieten zich drank brengen, commandeerden muziek en verbeeldden zich dan, dat alles was zooals vroeger en ook spoedig heelemaal weer worden zou als vroeger. Het bolsjewisme was immers maar een voorbijgaande nacht merrieZoodra zij bij ons waren vergaten ze, dat ook zij hun brood op soortgelijke wijze moesten verdienen als wij, dat ook zij, om er het leven bij te houden, met hun pracht- stemmen avond aan avond Zigeunerliederen zongen voor een publiek van parvenu's, de zelfde Zigeunerliederen die zij zich vroeger bij hun woeste bacchanalen, eindeloos lieten voorzingen en waarvoor zij achteloos fortui nen wegsmeten. Zonderlinge menschen! Uit een paradijs van heerlijkheid, schoonheid, macht, aanzien, emak, rijkdom en genot, neergetulmeld naar het alledaagsche niveau van een kleurloos, klein en moeilijk burgermansbestaan of in de vooze klatergoud-bohème der nachtbe- roepen, aanvaardden zij hun lot. rustig, gela ten, als iets vanzelfsprekends. Van verfijnde genieters, decadente machswellustelingen werden ze, dank»zij een verbluffende reserve aan vitaliteit, tot rustige, onopvallende bur gers van een vreemde wereldstad. Met het aanpassingsvermogen van onbedorven kin deren plooiden zij zich naar de veranderde omstandigheden, met de gelijkmoedigheid en zelf-ironie van den geboren avonturier, voor wien alles mogelijk en niets bestendig is, pak ten zij alle denkbare baantjes aan: letter zetter, journalist, electricien, portier, danser, aannemer, cabaret-artist, kellner, monteur, kok, huisknecht, taxi-chauffeur. Overdag lie pen zij onbevangen en waardig rond in over alls of schunnige colbertjes, 's nachts trokken zij hun smoking aan, werden weer grand- seigneur, ontmoetten elkaar in de Russische „boites" en deden Russisch. Dat wil zeggen, zij spraken en droomden over het verleden, verdoofden zich aan Zigeunermuziek en verdrongen hun heimwee in stroomen wodka. Zoo ging het ook bij ons in „La Mascotte", wij speelden en speelden maar, zij dronken, zongen en vergoten vele tranen. Mijn hemel wat was dat alle melancholiek! De Russen, overdag werkman, 's nachts grand seigneur - Gedurende het eerste deel van den nacht verliepen de zaken minder emotioneel. De gasten kwamen en gingen en op gezette tij den had de „quête", de collecte voor de mu sici plaats. Deze collecte ging steeds met een ingewikkeld en vermakelijk ceremonieel gepaard, dat echter volstrekt noodzakelijk was in verband met een der meest typische eigenschappen van de Zigeuners: hun steel zucht. Ze stelen als eksters, niet uit slecht heid en ook lang niet altijd uit winstbejag, maar omdat ze het niet laten kunnen. Een van mijn Zigeunervrienden, contrabassist van het beste ensemble dat toen in Parijs te vinden was, viel eens van een trap en brak zijn been. Gedurende de 4 of 5 weken van zijn herstel vergoedde de leider van het or kest zijn doktersrekeningen, betaalde hem zijn volle salaris uit en huurde tevens, op eigen kosten een plaatsvervanger. Een vriend schapsdienst van minstens 6000 francs. Welnu den eersten den besten avond, dat de bassist zijn plaats in het orkest weer bezet had, be droog de leider hem voor 50 francs bij de ver deeling van de opbrengst der collecte. Een Javaan kauwt sirih, een Hollander fietst en eet erwtensoep, een Zigeuner begapt bij het werk zijn besten kameraad. En daar ze het allemaal doen, nemen ze het elkaar niets kwalijk. Doch aangezien het sociaal be lang ten slotte ook een woordje meespreekt, bestaan er bestonden althans in mijn tijd zelfs in een Zigeunermaatschappij bepaal de regels en gewoonten, waaraan streng de hand gehouden wordt. Zoo had b.v. eiken avond een der orkestleden een doosje met levende vliegen bij zich. Degene die de collecte zou houden kreeg in de rechter hand een bord voor het geld en in de toege knepen linker een vlieg. Behalve de opbrengst van de collecte moest hij ook de vlieg levend en ongeschonden afleveren. Bleek bij zijn terugkomst de vlieg dood of weggevlogen te zijn, dan was daarmede het bewijs geleverd, dat de man tijdens zijn tocht langs de tafeltjes zijn linkerhand bewogen en dus gebruikt had om geld van het bord in zijn eigen zak te laten verdwijnen. Onze eerste violist, z.g. Stehgeiger een invaller, was wel een Hongaar doch geen zigeuner. Daar hij goed speelde, werd hij dik wijls aan een tafeltje geroepen door bezoekers die om hun lievelingsstukken vroegen. Zoo'n verzoek gaat meestal vergezeld van een bank biljet en daardoor had de violist vaak gele genheid om ook buiten de collecte om, dus zonder bord en vlieg, geld te incasseeren. Al zijn bewegingen werden dan ook met argus- oogen nagegaan en nauwkeurig gecontro leerd.Desondanks konden de collega's er nooit achter komen hoe hij stal. De waarheid was, dat de goede kerel niet stal en alles wat hij ontving braaf afdroeg, zonder ooit iets achter te houden. De gedachte aan zulk een moge lijkheid kan echter in een Zigeunerbrein niet opkomen en het was hoogst komisch te zien, hoe hun respect voor „zoo'n handigen, nooit te snappen dief" langzamerhand steeg tot devote bewondering. Niets is inconsequenter dan een Zigeuner. Als hij u b.v. een vleiend compliment maakt over uw das en gij antwoordt: Ja, het is wel een aardige das, dan zal hij de handen ten hemel heffen en verslagen uitroepen: Dat noemt u een mooien das?! Ik begrijp niet, hoe een man van smaak als u zóó'n das kan dragen. Altijd en principieel in de contramine. Het sterkste staaltje van die mentaliteit, dat ik ooit meegemaakt heb moge hier nog volgen: Op een kouden sneeuw-avond liep ik met onzen altist door een verlaten straat, toen een oploopje onze aandacht trok. Een roer- looze gedaante lag zielig in de sneeuw naast een scheef staande taxi. Plotseling gaf mijn metgezel een schreeuw; hij had in den doo- de een vriend herkend en zonk jamme rend op de knieën. Mijn vriend,, mijn broeder, dat dit je einde moet zijn! Ik kan nooit meer gelukkig worden, ik overleef het niet! Zoo ging hij te keer, toen eên tweede Zigeuner op het tooneel verscheen, die ook in de sneeuw kniel de en nog harder begon te jammeren. On middellijk stond njijn clarinettist op en snauwde den nieuw aangekomene toe: Wat lig je daar te kermen bij dat hondsvot! Zoo'n dronken lap! Zijn verdiende loon heeft hij, ik heb altijd wel gezegd, dat het zoo met hem zou afloopen. Bah! Waarna hij op den grond spuwde en met opgeheven hoofd zijns weegs ging. MUSICUS. 1) Hongaarsch hakkebord, een snaar-in strument dat met stokjes wordt aangeslagen en den kern vormt van elke Zigeuner-kapel. 2) Een taal van zwervende Zigeuners, goed op het gehoor te volgen zijn. MEER CONTACT MET DE REGEERING. Ten aanzien van koloniale aangelegenheden. VOORSTEL TOT INSTELLING EENER KAMER-COMMISSIE INGEDIEND. De Tweede Kamerleden Aalberse (r.k.) Bierema (v.b.), De Geer (c.h.) en Joekes (v.d.) hebben bij de Tweede Kamer een voorstel ingediend tot wijziging van het reglement van orde der. Kamer. Zij willen een nieuw artikel 146a invoeren, bepalend dat er een vaste commissie voor Indische zaken zal zijn, bestaande uit zeven leden, die bij den aanvang van elke zitting worden gekozen door den voorzitter, tenzij de Kamer anders besluit. De griffier der Kamer is van rechts wege secretaris der commissie. De commissie strekt tot het bevorderen van een geregelde gedachtenwisseling tus schen de regeering en de Kamer over aan gelegenheden betreffende Ned.-Indië, Suri name en Curasao. In de toelichting zeggen de voorstellers, dat reeds meer dan eens bij de behandeling van de Indische begrooting het denkbeeld van de instelling eener vaste commissie voor Indische zaken ter sprake is gekomen. Naar de meening van de voorstellers verdient de verwezenlijking van dat denkbeeld aanbe veling. T. B. C.-BESMETTING OP SCHOLEN. Aanhangig wetsontwerp toegejuicht. HET GAAT ECHTER VOLGENS VELE KAMERLEDEN NOG NIET VER GENOEG. Blijkens het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp houdende maat regelen tot bescherming van leerlingen van onderwijsinrichtingen tegen het gevaar van besmetting met t.b.c. door leden van het schoolpersoneel, juichte men bij het afdee- lingsonderzoek het streven der regeering toe. Het voorloopig verslag over het betreffende wetsontwerp deelt echter tevens mee, dat vele leden de geboden bescherming onvol doende achten. Zij gevoelen het als een ern stige leemte, dat het ontwerp geen maat regelen bevat ter bestrijding van het infectie- gevaar door leerlingen onderling, wier con tact met elkander wellicht nauwer is dan met het personeel. De meening van de regeering, dat het „voor alsnog ongewenscht" schijnt dit besmettings gevaar in de regeling te betrekken, konden zij geenszins deelen. Integendeel waren zij van meening, dat van de zelfstandige werk zaamheid van gemeentebesturen ten deze vaak weinig is te verwachten, dat althans zulk optreden gewoonlijk eerst zal komen, nadat de besmetting in ernstige mate om zich heen heeft gegrepen. In dit verband wijst de commissie van rap porteurs er op, dat na het afdeelingsonder- zoek is bekend geworden, dat op de openbare u.l.o. school te Emmer-Compascuum. aan het bisschoppelijk college te Roermond en aan een school te Ambt-Harderiberg een aan tal leerlingen is besmet door medeleerlingen, lijdende aan tuberculose. Een aantal leden wilde de werking van de wet nog verder uitbreiden dan hierboven in overweging wordt gegeven. Zij zouden de bedoelde verklaring ook willen eischen van hen. die als leerling wenschen te worden toe gelaten tot een kweekschool voor onderwij zers. Voorts betreurden vele leden, dat de regee ring geen periodieke keuring, voorschrijft. Enkele leden stónden afwijzend tegenover de geheele strekking van het wet^ortwe^ Zii meenden, dat. deze regeering zich hoofd zakelijk bezuiniging tot taak moest stellen en niet nieuwe ontwerpen moet gaan regelen die jaarlijks geldelijke lasten met zich brengen. TWEEDE KAMER De steun aan land- en tuinbouw. Lof voor minister Verschuur. Tal van wenschen geuit. 15 Mei. De Kamer zat, nu ze weer bijeen kwam, dadelijk weer midden in de crisis en in de crisismaatregelen. Immers, aan de orde was de Begrooting van het Landbouw-Crisisfonds, de eerste Be grooting van dezen aard, een écht crisiskind, een bewijs van den abnormalen tijd. waarin wij leven. Het ging hier voornamelijk over den steun aan land- en tuinbouw en wat daarmede in verband staat. Een groot aantal sprekers hadden daarbij heel wat op het hart. Het trof daarbij slecht, dat de eerste sprekers, de heer Louwes (lib.) en van Voorst tot Voorst (R.K.) nagenoeg niet te verstaan waren, terwijl de luidspreker, tot overmaat van ramp niet werkte en het zoo nu en dan nog aardig rumoerig in de Kamer was. Het luisteren was dus wel zeer moeilijk. Van alle zijden werd in dit debat hulde gebracht aan het beleid van Mr. Verschuur, den afgetreden Minister van Economische Zaken. De heer v. d. Heuvel (A.R.) scheen er wel voor te voelen, dat Dr. Colijn blijvend de por tefeuille van Economische Zaken zal houden. Deze spreker oefende speciale critiek op de inperking van de teelt der suikerbieten en de vermindering van den steun daar voor. Hij achtte het niet gerechtvaardigd om de Ne- derlandsche suikerindustrie op te offeren aan de Indische en hoopte voor een volgend jaar op herstel der oude regeling. Deze spreker betoogde verder ook. dat de regelingen voor den komenden tijd meer voort moeten komen uit de kringen der be drijven zelf en de regeering meer moet corri geer en en toezicht houden Dat is de juiste wijze. De heer v. d. Heuvel betoogde ook, dat er meer grasland gescheurd moet worden. Even als de heer Ebels (V.D.) wijdde hij aandacht aan de pachten en aan het ten goede komen der steunmaatregelen ook aan de landarbei ders. De heer Ebels wees er op, dat de land bouwsteun nog lang niet altijd voldoende is. om zelfs de productiekosten te dekken, b.v. bij de melk. De heer Ebels wees er ook op, dat een uniforme regeling voor productiebeper king niet altijd economisch werkt. Speciaal LANGS DE STRAAT. Wind. Hoeveel vliegende windvlagen haar gulzige grijphanden hadden uitgestoken naar de pet van den man op de kade kon hij zelf on mogelijk bevroeden. Duikelend dartelden ze om hem heen, deden zijn jas wapperend uitwaaien en schoven schurend omhoog langs zijn armen, zijn kraag, zijn pet. Slechts als ze tè begeerig grepen tastte de man vlug naar zijn hoofddeksel, uit vrees, dat het af zou waaien. Dat was, wanneer de wind in steu nende stooten aanstoof en ruw aan de pet rukte. Maar op het laatste beslissende oogen- blik trok de wind zich steeds snel terug, zwaaide zwirrelend om de brugpijlers, stoeide met de boomtakkenen keerde zich dan opnieuw naar den wandelaar, niet aflatend, doch plagend volgend. En de pet bleef zitten. De man onderschatte de kracht, de macht en de bedoeling van den wind en hield de han den in zijn zakken: de pet was tóch onkwets baar en Aeolus had er géén vat op. De wandelaar vergiste zich. Want toen de wind merkte, dat hij vrij spel had, omdat hij de waakzaamheid van den man in slaap ge sust had, kwam hij in speelschen huppel aan. En net op het oogenblik, dat de man het ein de van de brug bereikt had, nam een vlugge vlaag de pet in sierlijken zwaai van het hoofd droeg haar voorzichtig tot aan het water en vlijde haar zachtkens daarop neer. De pet dobberde omgekeerd op de golfjes, door de gele voering een groote dotterbloem gelijk. „Daar gaat ie!" zei eèh loopjongen kalm. „Daar drijft ie!" verbeterde een brugwach ter en wees ten overvloede de plek aan. „En als je d'r niet gauw bij bent, dan zinkt-ie!' vulde de jongen aan en lachte in openlijk leedvermaak; zelf zou hem zooiets niet kunnen gebeuren, omdat hij geen hoofd deksel droeg. „Spring 'm na!" ried een voorbijganger, „Of kun je niet zwemmen?" De man mompelde iets, wat onverstaan baar was. Gelukkig maar, te oordeelen naar den venijnigen blik, die hij op den laatsten spreker wierp. De brugwachter had een reddinghaak te voorschijn gehaald en poogde de pet op te vis schen. Ondertusschen genoot de wind van zijn geslaagden diefstal en streek door de haren van den peteigenaar, als om hem er aan te herinneren, dat hij geen pet meer droeg. Ik verheug me nimmer in het leed, dat an deren treft, doch ik moet eerlijkheidshalve bekennen, dat die pet daar in het water op mijn lachspieren werkte, Als er dergelijke dingen op straat gebeuren, dan wil men daar ook van genieten tot het allerlaatste oogen blikdat niet te gauw mag komen. De toeschouwers willen geen van allen dat een pet verloren gaat. Maar laat haar maar eenige oogenblikken dobberen, laat de brugwachter maar een. paar maal misgrijpen met de haak. Want een beetje plezier mogen ze er toch wel van hebben! En we kregen, wat we verlangden: pas op het laatste oogenblik, toen de stroom aanstalten maakte de pet mee te sleuren naar onbereikbare, streken, slaag de de redder er in haar aan den haak te pik ken en op den kant te deponeeren. ,,'t Lijkt wel een pet!" mompelde hij voor zich heen en stelde vervolgens het natte vod den eigenaar ter hand, die haar uitsloeg en duizenden druppels in het rond deed spatten. Er was een klein hoeratje opgegaan, toen de brugwachter beet had. Er zou een nog grooter hoeratje volgen. Want toen wij ons wilden verwijderen van den walkant om onze wegen te vervolgen, kwam de wind, de onberekenbare, plagerige wind, aanschieten en En greep mijn hoed. Die hij -over de brugleuning in het water liet vallen..,. - A. J. C. BU de kleine bedrijven worden er de dupe van. De heer Weitkamp (C.H.) meende, dat de landbouwsteun, waarvoor hij dankbaar is, niet naar beneden mag en bestreed, dat het landbouwbedrijf groote winsten maakt. De landbouw heeft in de laatste jaren voor niets moeten werken ten bate der consumenten en der tusschenpersonen. En de opmerkingen van Dr. Lovink (c.-h.) mochten we niet hoo ren, alleen enkele klanken hoorden we, maar bijna geen woorden en nog minder zinnen. Heel anders was het met den heer v. d. Sluis (S.D.) die zich van ganscher harte aansloot bij de hulde aan Mr. Verschuur. Hij had geen bezwaar tegen steun aan land en tuinbouw, maar vroeg, of het geld wel al tijd goed besteed wordt. De afslachting van vee heeft den veestapel wel verbeterd, maar niet het doel bereikt: beperking der melk productie. Nu wil men daarvoor komen met teeltbeperking, doch die werkt eerst in 1937. Noodig is thans omzetting van wei- in bouw land. Deze spreker betoogde ook, dat de tuin bouw royaler moet gesteund worden. Verder zette hij uiteen, dat z.i. van den steun meer profiteert het groot kapitaal, dan wel de boer en de landarbeider. Een nieuwe Pacht wet is zeer noodig en eveneens is het wach ten op maatregelen ten gunste der hypotheek boeren. Onder hen zijn er, die uitgekleed zijn tot op hun hemd. De hypotheekrenten moe ten onherroepelijk naar beneden. De heer Schilthuis (V. D.) sprak een goed woord voor onze export en betoogde verder, dat het noodig is, om ook vertegenwoordigers van handel en industrie op te nemen in alle crisisorganisaties, ook in de provinciale. Spr. klaagde over ongelijke behandeling bij de er kenning als handelaar volgens de Tarwewet, tusschen coöperatieve handelsvereenigingen en handelaren. De laatste worden telkens achteruit gedrongen en gaan hun ondergang tegemoet. De heer Zandt (S.G.P.) kantte zich vierkant tegen de crisipolitiek der regeering; het be leid der regeering acht hij geheel verkeerd en de boeren zijn zeer ontevreden. Zij missen hun vrijheid en de financieele lasten voor de bevolking zijn zeer groot en zwaar Ook wordt bitter geklaagd over de salarissen der amb tenaren. Dan worden er velen gesteund, die het niet noodig hebben. De spreker was te gen de heillooze afslachting van vee en cri- tiseerde ook scherp de maatregelen in het bloembollenbedrijf. De Varkenscentrale is een mislukking geworden. Hoe eerder hoe be ter dient met het systeem gebroken te wor den. wijl het een chaos is geworden. Ook de verzekerings-afgod moet vallen. De heer van Rappard (Lib.) deed een heel ander geluid hooren. Hij meende, dat mannen als de heer Zandt haat en verbittering zaaien, terwijl de regeering steun verdient en waar- deering. Deze spreker betoogde, dat de kleine bedrijven door den steun niet voldoende wor den geholpen. Hiertoe is wijziging van het systeem van steun noodig. Ook de heer v. d. Weyden (R.K.) sprak goede woorden ten gunste van den steun aan den landbouw en pleitte voor meerdere in schakeling der organisaties. Een verzuim acht te hij het, doch nog steeds niet is ingegrepen in het credietvraagstuk voor land- en tuin bouw. En is een nieuwe pachtwet dringend noodzakelijk. De soreker meende, dat als men de gouden standaard handhaaft, dat men dan het credietwezen wijzige. Woensdag gaat de Kamer lustig, en ook rustig, met dit debat verder. EERSTE KAMER. 15 Mei. De Eerste Kamer kwam in avondvergadering bijeen, om verschillende wetsontwerpen af te doen. De oogst was nu iets belangrijker, dan anders meestal in dergelijke avondvergaderin gen het geval is. Daar was allereerst het ont werp inzake een betere regeling der alimen tatie-procedures (die over de kosten van on derhoud) en de tenuitvoerlegging der daarbij verkregen vonnissen. Dan een 5-tal naturalisatie-ontwerpen; de wijziging der Nijverheidsonderwijswet, die meer geld voor de akten in de schatkist zal brengen en de wijziging der loodsgelden, die de schatkist een 8 12 ton per jaar zal kosten. Ook was er het ontwerp inzake het rente loos voorschot uit de schatkist ten behoeve van de N.V. Waterleiding-Maatschappij „Zeeuwsch-Vlaanderen" te Terneuzen en laatst niet het minst! het ontwerp, dat de regeering de bevoegdheid geeft, om regelen te stellen voor. het verrichten van arbeid door vreemdelingen hier te lande, dat is de bescher ming der nationale arbeidsmarkt door het z.g. vergunningsstelsel voor buitenlanders om hier te werken. Bij de naturalisatie-ontwerpen heeft Jhr. van Citters (a.r.) enkele vragen gesteld. Hij meende, dat er te veel Duitschers in verhou ding worden genaturaliseerd, ook moet z.i. een Entlassungsurkunde worden verlangd. Hii zag hier in sommige gevallen geen „aanwinst" en meende, dat men zoo het Nederlandschap de gradeert. Minister van Schaik vond het zeer begrijpe lijk, dat hier het meest Duitschers worden ge naturaliseerd, wijl die hier zoo gemakkelijk kunnen komen. Een Entlassungsurkunde acht hij voor Duitschers, gezien de wetgeving daar, feitelijk geheel overbodig. En de bezwaren, die Jhr. van Citters tegen verschillen de der per sonen uitte, dateeren reeds van 15 a 20 jaar geleden. Het voorstel werd aanvaard met 28 tegen 8 stemmen. Tegen: 2 a.r., 1 liberaal, 4 c.h. en 1 r.k. Bij het voorstel tot verlaging der loodsgelden, betuigde de heer Drooglever Fortuyn (lib.) zijn instemming met het voorstel. Deze maatregel lokt z.i. ook geen tarievenstrijd uit. Ook de heer Knottenbelt (lib.) was dankbaar voor dezen maatregel en maakte daarbij een paar opmerkingen over onderdeelen. Minister Deckers had geen al te zware ver dediging van het ontwerp, dat met gemak den hamer passeerde. Het loodsbrevet voor kapi teins en eerste stuurlieden kan niet gevorderd worden van hen, die de Nederlandsche na tionaliteit niet hebben. Het ontwerp ging er door en ook de rest der agenda leverde geen debat op. Te 10 uur was de vergadering afgeloopen, het was een heusche avondvergadering geweest. - OBSERVATOR,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 2