MIDDERNACHT H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana hebben een bezoek gebracht aan de bloementen. toonstelling te Bilthoven. Vorstelijke belangstelling De vereeniging Vol kenbond en Vrede heeft een plechtige bijeenkomst gehou den bij het stand* beeld van Hugo de Groot te Delft. Dr. F. M. Wibaut tijdens zijn rede J. Nolten, een der winnaars tijdens da openingswedstrijden op de Rijswijksche wie lerbaan, tijdens het rijden van zijn eererondje Jhr. J. A. van Geen heeft afscheid genomen als burgemeester van Wijk bij Duurstede. Namens de burgerij werd den scheidenden burgervader een schilderij aangeboden Vente, een der spelers uit het Nederlandsch elftal heeft zich voor het vertrek naar Italië te Rotterdam verloofd. - Puck van Heel feliciteert de verloofden. Achter ham de heer Lotsy Ter gelegenheid van de openstelling van het park Marquette te Heemskerk had een historische optocht plaats. Een aardig detail Om het voetbalkampioenschap. K.F.C. behaalde te Groningen een 2-0 overwinning op Velocitas. Moment tijdens den wedstrijd FEUILLETON Detective Roman uit Donker Amsterdam door PIET KLOPPERS. W 13) „Wat zei de oude man?" „Hij dreigde me, en wou dat ik den zoon van zijn meester zou laten loopen. Toen kwam Jan binnen. Die was woedend en stuurde den huis knecht de kamer uit. Ze hadden woorden." „Verder, verder." „Nu, toen Jan weer beneden kwam, gingen we heen. Hij moest nog even terug om iets te halen dat hij vergeten had. Daarna reden wij weg." Tot zoover, juffrouw Basquette, heeft u de waarheid gesproken," zei Middernacht. „Ver tel me nu of u den huisknecht nog gezien hebt, terwijl u wachtte op Heeringa, toen deze weer naar boven was gegaan!" „Neen, ik zag hem niet meer." „H'm. En wat gebeurde er met het collier?" „Gebeurde? Jan kreeg niet de gelegenheid het me te laten zien." „Sloot hij de brandkast goed?" „Nou, dat zal wel." „Het collier en nog een en ander is uit de brandkast verdwenen," zei de detective en keek de diva strak aan. „Vertel me wat nieuws. Dacht u dat ik nooit eer krant las?" „Ik dacht," zei Middernacht langzaam, „dat u het collier misschien bij vergissing kon heb ben meegenomen." „Waar ziet u me voor aan? Toch met voor een dievegge?" Zes jaar geleden was u betrokken bij een 'e. U en een dame, die van soortgelijke werkjes een gewoonte maakte, Bertha Gozelijns!" „Ja, maar mij maakten ze niets. Toen ik merkte, dat het gevaarlijk spel was, heb ik. kans gezien, op het nippertje den dans te ontspringen, zeker, zeker, dat weet ik en na dien tijd bent u voorzichtiger geworden. Dat was heel verstandig. Maar wat weet u van het collier?" „Niets, werkelijk niets. Ik las er alleen van in de kranten." De dwingende, koele, grijze oogen van den detective staarden in de hare. „En wat," vroeg Middernacht, „weet u van den moord? De oude man werd gevonden, met een diepe wonde in zijn borst. Het bloed lag in een plas om hem heen.. Zijn dood gelaat vertoonde nog de sporen van angst,wanhoop, ellende. Wat weet u daarvan hè, wat?!" De artiste was doodsbleek geworden. Zij strekte haar handen afwerend uit, als wilde zij het beeld, dat de detective haar gaf van het slachtoffer, van zich afschuiven. Zij beefde over haar geheele lichaam, haar boezem hijgde en haar zakdoekje trok ze in tweeën. „Hij is dood, ja, hij is dood!" gilde ze. „Dus toch, dus toch! Hij heeft De rest van haar woorden ging verloren in hevig snikken. ZEVENDE HOOFDSTUK. Geen stap verder. Detective Middernacht kwam niet bijzonder onder den invloed van dezen tranenvloed; maar hij moest toegeven, dat zich in de rom melige kamer een tragische scène afspeelde, Norma Talmadge of Asta Nielsen waardig. „Zenuwen", dacht hij bij zichzelf, „zenuwen, die de baas worden over iemand, die van de tooneelplanken naar een bar gaat, en van de bar naaf bed, een mooi leven voor wie er van houdt." Maar de detective wist ook, dat zulke men- schen in overspannen toestand er dikwijls iets uitflappen wat zij andere zouden hebben verzwegen misschien was de gelegenheid gun stig iets te weten te komen, een spoor te vin den, dat leiden kon tot de oplossing van het raadsel, waarin tot nog' toe, ondanks alle moeite, die Middernacht zich gegeven had, geen licht was te zien. Plotseling greep hij de vrouw bij een arm en snauwde: „Huil niet, en zeg wat u weet, dat zal u goed doen!" Voordat zij antwoorden kon, kwam echter Nellie, de meid, toegeloopen, of liever toege sprongen. Zij deed den detective denken aan een kat, een lenige, leelijke kat, met boos aardig schitterende oogen. Zij sloeg haar ar men beschermend om de actrice heen, begon haar te troosten, en keek Middernacht aan of zij hem wilde verscheuren. „Een mooie meneer bent u", siste ze. „Is het uw gewoonte een arme vrouw de stuipen op het lijf te jagen? U moest met mij te doen hebben, ik had u allang de kamer uitge bonjourd!" ,Hou je bedaard meisje", zei Middernacht. „Dacht je dat ik hier voor mijn pleizier was? Het is heel aardig van je, dat je juffrouw Basquette in bescherming neemt, maar nu moet het uit zijn. Ga de kamer uit tot ik je zeg dat je weer binnen kunt komen." „Waarom maakt u haar overstuur?", hield de meid koppig vol. „Zij heeft niets gedaan. Een hart van goud heeft ze, voor iedereen is ze even goed." ,Mond dicht", gromde de detective, die er zich wel van bewust was, dat hij kostbaren tijd verloor: het psychologisch moment, waar op de actrice wellicht alles zou zeggen, wat zij op haar hart had, zou weldra voorbij zijn. ,En gauw de kamer uit, of ik reken je in." „Zal me een zorg zijn", antwoordde de meid. „U moet maar doen wat u niet laten kunt, maar haar zult u geen haar krenken." Middernacht bevond zich in een lastig par ket. Tegenover een vrouw kon hij moeilijk geweld gebruiken, en de meid was blijkbaar te woedend om naar rede te luisteren. Hij gooide het dus over een anderen boeg. „Meisje", zei hij bedaard, „het is mijn plicht je meesteres te ondervragen, Als dat bier og? mogelijk is, zal ik haar onder arrest laten stellen. Stuur je daar op aan?" Dit argument maakte meer indruk; de meid nam aarzelend haar arm van Ida Basquette's schouders, en keek haar medelijdend aan. „Ga nu meisje", zei Middernacht, en wees naar de deur. Inmiddels had de actrice haar zelfbeheer- sching terug gekregen, zij was geen kind, en al waren haar zenuwen haar soms de baas, zij wist zich toch altijd weer te bedwingen. Ook gaf zij er zich nu rekenschap van, dat haar ontsteltenis den detective verdacht moest voorkomen, zoo kalm als zij kon, zei ze: „Ja, ga nu maar Nellie, laat me even met meneer alleen". Het meisje keek Middernacht boos aan, en ging. Bij de deur stond ze stil, en wierp hem nogmaals een blik toe, alsof ze zeggen wou: denk erom dat je met mij te doen krijgt als je het haar lastig maakt! Toen verdween ze en de detective wendde zich tot de ster van het voetlicht. „Verzwijg niets," raadde hij, „ontlast uw ge weten. U bent oud en verstandig genoeg om te begrijpen, dat u zichzelf veel last kunt be sparen door ronduit te zeggen wat u weet." „Maar wat wilt u dan eigenlijk weten?" ont week zij De detective begreep, dat het psychologisch moment voorbij was, en dat deze vrouw weer op haar hoede was, al zat zij nog zoo ontdaan met haar verscheurd zakdoekje haar oogen te wrijven.. Hij was zijn tijdelijk overwicht op de vrouw kwijt, zij zat nu tegenover hem zooals zij op de tooneelplanken zat tegenover het pu bliek, ieder woord berekenend, iederen zin over wegend, ieder gebaar beheerschend: Nellie, de meid, had zijn kans om iets te weten te komen, bedorven. Maar Middernacht was geen man, die gauw den moed opgeeft, en laten merken dat hij het onderspit had gedolven, deed hij in geen geval. „Wat ik weten wil?" vroeg hij bedaard. „Ik wil weten wat u bedoelde toen u uitriep: Dus toch! Dat hebt u geroepen, juffrouw Bas- jmtts, en ik wil weten sat u ermee bedoelde, Wie heeft tóch den moord gepleegd? Hoe is zijn naam? Of aan wien dacht u, toen u riep: dus tóch?" „Ik wasik was vreeselijk zenuwachtig. Ik heb u al gezegd, dat ik me ziek voel. U hebt me angst aangejaagd. Ik wist niet wat ik zei. Mijn woorden hadden in 't geheel geen be- teekenis, werkelijk niet." „Als u denkt, dat u dat spelletje met mij kunt spelen, hebt u het verkeerd," zei de de tective grimmig. „U hebt u versproken, ver sproken, hoort u, en u hebt te kiezen, of te deelen: u zegt de waarheid, of ik neem u mee, en stel u in verzekerde bewaring, tot het u schikt uw mond open te doen." De actrice gaf geen antwoord, maar ze stond op en liep naar een muurkast. „Wat gaat-u doen?" vroeg de detective. „Een mantel en een andere japon krijgen," antwoordde zij kalm. „Ik heb niets te zeggen,; en ik zal dus wel met u mee moeten gaan. naar de gevangenis." „Precies," zei Middernacht. „Kleed u vlug,: alstublieft. Ik heb nog meer te doen vandaag." „Wilt u me niet een minuut of tien geven.: Ik wou een vriendin telefoneeren om hier te komen en mijn kamer nu en dan wat op orde.: te houden. Ik heb hier nogal een en ander wat nu juist niet voor vreemde oogen bestemd is, en ik weet niet hoelang ik onder arrest zal worden gehouden." „Ik geef u precies tien minuten, om een en ander te regelen." „Dank uNellie!!" De actrice had de meid nauwelijks geroepen, of zij was al in de kamer. Haar meesteres nam de telefoon, die op een tafeltje naast haar bed stond en draaide een nummer aan. „Ben jij daar Jetje? Wat, nog in bed? Jij luilak. Zeg, zou je zoo gauw mogelijk hier kunnen komen? Maar dadelijk. Waarvoor? Dat zal ik je zeggen als je hier bent. Nee, heusch door de telefoon gaat het niet. Dank je hoor!" Zij hing den haak op en ging naar een klein zijvertrek, gevolgd door de meid. .(ffiordt vervütecEy. li

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 5