MIDDERNACHT
Te Scheveningen Is Dinsdag het huwelijk voltrokken tusschen mej M. Berlage,
dochter van dr. P. H. Berlage, en den heer J. van Rooy. Het bruidspaar
Voorbereidingen voor de Derby-race. De namen der deel
nemende jockeys worden op groote borden geschilderd
Jhr. van Reenen, burgemeester van Baarn, In gesprek met een Bunschoter slagers
vrouw tijdens de ontvangst der deelnemers aan het slagerscongres door het gemeente
bestuur van Baarn
De juffrouw met „de wilde dieren op den
Coolsingel te Rotterdam
De attributen der deelnemende jockeys aan de groote
Derby-race te Epsom krijgen een goede beurt tijdens
de voorbereidingen voor dit sportevenement
In de houtmeelfabriek _De
Haan" te Zaandijk heeft Dins
dag een hevige ontploffing
plaats gehad, gevolgd door
brand, waarbij twee personen
wewond werden
Mr. D. Crena de longh, die
dr. C. J. K, van Aalst zal op
volgen als president der Neder-
landsche Handelmaatschappij
Prof. Willem Mengelberg bracht Dinsdag een bezoek aan de
Ned. Seintoestellenfabriek te Hilversum, waar hij luisterde naar
de platen, welke opgenomen zijn van het Stadionconcert te Am
sterdam, V.l.n.r.prof. Willem Mengelberg, dr. Rudolf Mengelberg
en ir. J. A. Josephus Jitta
Een gevaarlijke bocht in de groote motorraces, welke Eereburgers. - Dr. Dolifuss dankt voor de verleenïng
als eerste in dit seizoen in de Krieau (Oostenrijk) van het eereburgerschap van Wiener Neustadt, dat
verreden werden hem en vorst Starhemberg ten deel viel bij de jongste
meeting van „Het Vaderlandsche Front
FEUILLETON
Detective Roman uit Donker Amsterdam
door
PIET KLOPPERS.
26)
„Ik bewonder moedige mannen, Ray, en als
het niet strikt noodig was, je naar de andere
wereld te helpen, zou ik je leven sparen. Maar
je bent voor ons te gevaarlijk, en je zult het
daglicht niet meer zien. Je bent een verloren
man, en je hebt het aan jezelf te wijten."
„In dat geval," zei Middernacht langzaam,
„sterf ik liever zooals ik geleefd hebmet mijn
vuisten klaar." En hij sprong op den gemas
kerde toe en zou hem met zijn vuist midden m
het gelaat hebben getroffen, wanneer deze den
slag niet behendig had opgevangen en als een
volleerd bokser den detective op zijn beurt een
prachtigen harden stoot had toegebracht op
de kin, die bijna ieder ander zou hebben doen
neerzijgen.
Maar de detectieve wankelde nauwelijks, en
sprong weer op zijn tegenstander toe. De an
dere mannen in het vertrek waren nu echter
hun kortstondige verbouwereerdheid te boven
en drongen op, maar de gemaskerde maakte
een afwerend gebaar.
Terug," beval hij, „Ray is een moedig man,
zei' ik jullie toch. Wil je hem in zijn laatste
oogenblikken dwarsboomen? Wil je hem het
genoegen niet gunnen zijn krachten met mij
te meten? Waarom niet? Hij heeft het al we
ken lang gedaan, hij zal het doen tot het bit
tere einde
Steeds die nasale toon, steeds die korte zin
nen, steeds die ironische, tartende manier van
spreken.
„Snoecken Jetje Karspels schuif die
tafel tegen den muur en geef ons ruimte."
Het tweetal gehoorzaamde gedwee. Jetje's
elegant schoentje trapte tegen de politiefluit,
die geen geluid wou geven, maar wegrolde
naar een hoek van het vertrek.
„Kom Ray, mijn dappere aartsvijand, laat
eens zien of je je vuisten gebruiken kunt!"
Wat zich nu in den kelder afspeelde, zou
den detective zijn leven lang bijblijven: hij
mocht vechten voor hij sterven moest, zijn lot
was bezegeld, winnen of verliezen, de man
nen die nu grijnzend tegen de muren stonden,
zouden hem nooit levend laten gaan._ En de
gemaskerde, wat bezielde hèm? Wilde hij op de
anderen indruk maken door te laten zien
waartoe hij in staat was, schepte hij behagen
in dezen grotesken toestand, was hij een van
die oermenschen die vechten voor hun pleizier,
of was het een apart genoegen zijn vuisten te
probeeren op den detective, die zijn vijand
was?
De olielamp op de tafel wierp haar dofgeel
licht door het vertrek, grillige schaduwen tee
kenden zich af op de muren, even was er dood-
sche stilte
„Och, kijk maar niet naar die lamp Ray, je
krijgt geen kans haar om te gooien!"
„Hier, gedachtenlezer," zei de detective, en
sloeg hard naar het hoofd van den gemasker
de, maar weer pareerde deze met het gemak
van den volleerden bokser.
Middernacht's slagen waren gevreesd bij al
zijn vrienden met wien hij geregeld een oefen
partijtje placht te boksen, maar als ze hem
nu hadden kunnen, zien, zouden zij hun held
nauwelijks teruggekend hebben. Hij vocht met
den moed der wanhoop, maar onverstoorbaar
als een bronzen beeld stond de gemaskerde
man, en deed al zijn aanvallen stranden.
Achter lederen slag van den detective lag zijn
volle lichaamsgewicht, maar het hielp hem
niet. Hij stond tegenover een meester, die op
alles bedacht was, een man die volleerd was in
allerlei vechtmethoden, en die over een onein
dig jiu-jitsu repertoire scheen te beschikken.
Middernacht behoefde zichzelf niets wijs te
maken, hij had zijn meerdere gevonden, zooal
niet in kracht, dan toch in vlugheid en zelf-
1 beheersching. Hij sprong toe, sloeg, miste een
decimeter ver, hij zwaaide zijn vuist naar de
kin van den gemaskerde en voelde zijn vuist
neerkomen op een voorarm die aanvoelde als
eikenhout. De mannen er omheen stonden dit
schouwspel met open mond aan te zien, zij
wisten dat de aanvoerder van hun kleine
dievenbende voor niets of niemand bevreesd
was, maar dat hij met den geroutineerden
detective dit spelletje kon uithalen, ging boven
hun verstand.
Telkens weer probeerde Middernacht het
gelaat van zijn tegenstander te treffen: als hij
dat zwarte, strakke masker, dat wel geschil
derd scheen op het gelaat van dezen vreemden
man, slechts kon afrukken, om te zien met
wien hij te doen had, zou zijn inspanning niet
tevergeefs zijn geweest. Waaróm trouwens,
flitste het door zijn brein, zei de gemaskerde
niet wie hij was? Sterven moest de detective
immers toch, en de dooden vertellen niets na.
Of hield hij zijn identiteit verborgen voor de
anderen?
„Pang!" kwam de vuist van den detecitve.
ditmaal tegen den muur, en onwillekeurig
uitte hij een kreet van pijn.
Hij probeerde het met een oude truc, kwam
met zwaaiende armen op zijn tegenstander af,
trok eensklaps zijn rechterbeen omhoog tot knie
en kin bijna op dezelfde hoogte waren, en liet
zijn voet vooruit schieten. Het was een blik
semsnel uitgevoerde manoeuvre, maar niet snel
genoeg. De gemaskerde draaide zijn boven
lichaam weg, de trap kwam niet, zooals de be
doeling was, tegen zijn borst aan, maar regen
zijn linker schouder. De voet van den detective
bleef haken in een borstzak van het colbert:
hij tuimelde neer, maar scheurde de jas open,
en terwijl hij viel, zag hij uit de gescheurde
jas paarlen komen, de helft of twee derde van
een snoer paarlen, mooie, ronde paarlen, die
de menschen begeeren, of er bloed aan kleeft
of niet
Hij werd door den weeromstuit een eind
teruggeworpen, tegen den muur aan, zijn hand
tastte op den bodem om steun te vinden en
drukte op een rond koud voorwerp.... de
politiefluit!
De gemaskerde, die bedaard zijn paarlen
weer in zijn gescheurde jas terugduwde, deze
berekende, sterke man, die den moed van een
ander bewonderde, van een ander dien hij
binnen vijf of tien minuten door zijn kornuiten
in den dood zou laten zenden, had op één ding
niet gerekend; het toeval, dat allen menschen
parten speelt. Nauwelijks had de neergewor
pen detective zich rekenschap gegeven van
zijn vondst, of daar snerpte het politiefluit je,
een, twee, driemaal; het geluid, door de muren
van het gewelf weerkaatst, klonk in al zijn c-n-
heilspellendheid zoo plotseling door de ruimte,
dat er een paniek volgde zoo mooi als de de
tective slechts wenschen kon. De mannen
schreeuwden en renden naar de deur, de tafel
werd omgeworpen, de lamp viel en doofde uit,
wat het tumult nog verergerde.
In de verte weerklonken reeds naderende
voetstappen, de politiemannen hadden het
alarmsignaal zwak gehoord, de rechercheur die
had voorgewend Piet, de zwerver, te zoeken,
stormde voorop de keldertrappen af, maar de
detective hoorde dit alles later pas.
Want terwijl hij op den steenen vloer lag,
trapte een der vluchtelingen hem op het hoofd
en hij verloor, hoe hij zich ook verzette, het
bewustzijn.
Hij voelde zich wegzinken in een put die wel
een eeuwigheid diep scheen. Alles bij elkaar was
hij nog geen kwartier in het dievenhol van
Zwarten Charlie geweest, maar het scheen
hem of hij eeuwen in een hel vol schimmel en
druipende muren doorbracht. De duivel grijns
de hem toe, en de duivel droeg een zwart mas
ker. TJit zijn bostkas bengelde een paarlen-
collier, en achter zijn linkeroor had hij een
klein, rood litteeken.
Een stekende pijn priemde den detective
door het hoofd, de duivel bewerkte hem met
een puntige speer, of was het een gouden vul
penhouder? Ja, een vulpenhouder van, zuiver
goudeen glimlach spreidde zich over
Norman Ray's gelaattoen werd het nacht
om hem heenmaar hij wist wie de duivel
was.
Toen Middernacht zijn bewustzijn herkreeg,
lag hij met een kussen, onder zijn hoofd in
Zwarte Charlie's voorkamer, waar een dokter
over hem heengebogen stond, terwijl inspec
teur Emonts zich liet inlichten over den toe
stand van den patiënt.
„Hij komt al bij," zei de arts, „het heeft
niets te beteekenen."
„In ieder geval niet véél," voegde de detec
tive er onverwachts aan toe, „niet genoeg om
hier langer mijn tijd te verknoeienen hij
richtte zich moeizaam op, en keek van den een
naar den ander.
„Kalmpjes aan," waarschuwde de dokter
„haast is niet goed voor patiënten."
„PatiëntenDe detective voelde naar
zijn hoofd dat gonsde alsof er een zwerm bijen
in rondvloog.
„Hoor eens hier, dokter, uw vak is menschen
beter te maken, en het mijne is ze achter de
tralies te helpen. Hé, Emonts, brave kerel, ook
op het appèl verschenen? Vertel me gauw of
jullie 'm hebben?"
„Wien bedoel je?"
„Den gemaskerde!"
„Geen gemaskerde gezien. Twee stuks heb
ben we geknipt, Snoeck en zijn vriendin, de
rest is weggestoven als ratten in de riolen. Zij
wisten den weg, en wij niet
Middernacht knikte.
„Ratten, precies zooals je zegt. En smerige
ratten ook. Maar den grootsten rat ken ik.
Kom, ik voel me sterk genoeg om naar huis te
gaan."
Hij stond op, overwon een duizeling en be
dankte den dokter voor zijn goede zorgen.
Met den inspecteur begaf hij zich langzaam
buiten, waar een drietal agenten voor de deur
geposteerd stond, aangegaapt door nieuws
gierige buurtbewoners, vrouwen die elkaar joe
lend inlichten over den inval in Charlie's die
venhol, kerels met sluik haar en gemeene,
stekende oogen, kroegbazen, die even achter
hun tapkast vandaan waren geloopen.
Langzaam wandelden de beide mannen
voort, nagestaard door de nieuwsgierigen.
„Dat is 'm!" werd hier en daar gemompeld,
en menig paar vijandige oogen vestigde zich
op de forsche gestalte van den detective.
Mordt jneryolgda