MUZIKANTENLEVEN. Jmi 193(1 Aan het einde van onzen dagelijkschen rau- zikalen rondgang door de stad torste Jeno de instrumenten en ik het geld. Wij zijn het er nooit over eens geworden welke vracht zwaar der was. Men bedenke dat de inwoners van Sevilla hun waardeering voor onze prestatie uitdrukten in koperen muntstukken. Het geld werd na elke voorstelling opgehaald in Jeno's hoofddeksel, het reeds beschreven „Ambassa de urtje" en daarna vergaard in mijn broek zakken. (De mijne want Jeno bezat geen bretels). Als wij een goeden dag hadden en, zooals meermalen gebeurde, een recette van pl.m. 20 peseta maakten, kreeg ik allengs in mijn uitpuilende broekzakken een loodzwaren last te vervoeren bestaande twee a drie hon derd stukken van 5 en 10 centimos, munten zoo groot en zoo zwaar als een penny. Pro beert U daar maar eens een paar uur mee rond te sloffen in de hitte. Mijn tot dusverre zoo betrouwbare en veerkrachtige bretels zak ten in een minimum van tijd uit tot amech tige slabbetjes en mijn broekzakken behoef den dagelijks versterking teneinde catastro- phale doorbraken te voorkomen. Thuisgekomen na een tournée heschen wij ons moeizaam de trap op, daarna verrichtte ik het werk van een hijschkraan en stortte, ondersteund door Jeno, den inhoud mijner zwaarbeproefde zakken als een rinkelenden regen op een bed uit. Dan begon de telling. Wij maakten stapeltjes van 10, verpakten die zorgvuldig tot rolletjes en stalden deze 's avonds, tot goedmoedige vroolijkheid der overige gasten, op de eettafel uit, teneinde er onze dagelijksche rekening mee te betalen. Op een middag na de telling studeerde Jeno met breeden streek een vioolsonate van Bach, terwijl ik buiten op het balcon een cigaret stond te rooken. Door het stille straatje naderde met zwa- ren stap een geestelijke, onder ons balcon bl^ef hij luisterend staan, keek naar boven, stapte toen de fonda binnen en opende even later de deur van onze kamer. Spanjaarden kloppen nooit. Goedendag. Goedendag. Hij ging zonder plichtplegingen op onzen eenigen stoel zitten en sprak verder geen woord meer. Jeno keek mij even vragend aan maar speelde door en ik zócht mijn balconnetje weer op. Vijf minuten later zag ik weer een geestelijke aankomen: ook hij bleef staan, keek naar boven, verdween in de fonda en betrad onze kamer. Goedendag. Goedendag. Deze ging op mijn bed zitten. Jeno keek nu erg vragend. Doorspelen, zei ik. Jeno ging over op Pugnani, de twee priesters luisterden met onbewogen gezichten en ik dacht: Wie volgt? Stap-stap-stap klonk het buiten, stilte, een deur die open en dicht gaat, gestommel op de trap, goedendag, en nummer 3 zette zich op Jeno's bed. Zouden ze het afgesproken hebben? op perde Jeno. Hou je mond, zei ik, doorspelen, mis schien komen er nog meer, jij haalt ze op als baarzen. Nu zult u me natuurlijk niet gelooven maar nummer 4 nam plaats naast nummer 2 en nummer 5 bleef staan. Die kon nergens meer zitten omdat nummer 3 zoo dik was. Jeno speelde verder, Paganini, Sarasate, doch ving niets meer. Toen hij eindelijk ophield zeiden ze alle maal goedendag en stommelden de trap weer af. Jeno en ik keken mekaar verbouwereerd aan en barstten toen in een onbedaarlijk ge lach uit. Onze hospita kende geen van de heeren en kon. geen verklaring van het zonderlinge bezoek geven, maar 's avonds aan tafel kwam er voor ons een keurig gecalligrapheerd schrijven, behelzende een in uiterst vleiende en bloemrijke bewoordingen gesteld verzoek om den volgenden dag in het groote seminarie een concert te komen geven. Natuurlijk zeg den wij toe. Den volgenden middag werden" wij, straat muzikanten, in een prachtig rijtuig afgehaald door nummer 1. Wij reden de stad uit en arri veerden al spoedig bij een groot gebouwen complex: het seminarie. De ontvangst was door en door Spaansch: wijn, koekjes, be leef dheidsfrazes, weer wijn en toen werden wij naar de concertzaal gebracht. Daar zaten, met de voltallige hoogere geestelijkheid aan het hoofd, circa 500 leerlingen en vormden het dankbaarste publiek dat wij ooit gehad hebben. Na afloop moesten wij het heele se minarie bewonderen en werden, omstuwd als (ministers, rondgeleid door alle afdeelingen. Men toonde ons de timmermanswerkplaats, de leerlooierij, de weverij, de smederij, de za gerij, de keukens en slaapzalen, de leslokalen, kortom alles. Tenslotte stak de rector in de receptiezaal een eleganten speech af, de eere wijn werd rondgediend en na een hartelijk afscheid met eindelooze dankbetuigingen rol de het rijtuig weer voor. Een uur later waren wij weer straatmuzikanten en gingen met den hoed rond in het park voor de beroemde ciga- rettenfabriek. A propos, gaat u nooit, zooals wij, die ci- garettenfabriek bezichtigen in de hoop daar een serie verleidelijke Carmens met bloed- roode bloemen tusschen de tanden aan te treffen. Humbug. Wij vonden er al niets anders meer dan een onsmakelijke verzame ling kakelende en mummelende ouwe vrou wen. Nu is het natuurlijk wel mogelijk dat deze getaande vellen in den tijd van Prosper Mérimée en Bizet nog mooie meisjes waren, maar toen wij er kwamen, circa 60 jaar later, was het al niet meer om te harden en dat is nu ook al weer 10 jaar geleden; u kunt dus wel nagaan hoe die kolonie er tegenwoordig uitziet. Het gelukte ons niet in Sevilla een concert in een circulo te krijgen of op te 'treden in een music-hall. Dus bleven wij maar op straat spelen en kwamen daar best- van rond tot het begon te regenen. Daar hadden wij niet op ge rekend. Ineens was het uit met de pret. Ten eerste is regen in Sevilla al even somber als in het Scho ter kwartier en ten tweede hielden automatisch onze verdiensten op. Na een paar dagen hadden wij geen geld meer, wij zaten vast. Onze hospita bleef ons te eten geven en ongetwijfeld zou het lieve mensch daar mee doorgegaan zijn, ware het niet dat haar goedheid ons zoo beschaamde dat wij er zelf een eind aan maakten en al spoedig voorga ven onverwacht vrienden ontmoet te hebben bij wie wij eiken dag konden eten. (In werke lijkheid aten wij in 't geheel niet). Zijn wij dan ook geen vrienden, zei onze hospita, liep weg en was van dat oogenblik boos op ons. De kans was dus gekeerd en waar wij in Transportmoeilijkheden. Jeno als hengelaar. Concert in het seminarie. Cave Carmen. Regenhonger en een onvergetelijke nacht portier. Over Spaansche levenskunst. den gietregen ook heen sjokten, wat wij ook probeerden, plotseling lukte niets meer. De stroomende regen had onze veine weggespoeld. Zoo brak de derde vastendag aan. Weer gingen wij uit, alleen om na een vergeefschen tocht doornat thuis te komen, 's Middags la gen wij koud, moedeloos en hongerig op onze bedden, de duisternis viel, onophoudelijk gutste de kille regen, het werd avond. Ilc weet niet hoe lang we daar zwijgend en wanhopig gelegen hadden, toen langzaam, heel voor zichtig, de deur open ging. Op den drempel stond de nachtportier, een oud, ziekelijk arm kereltje dat dank zij de goedigheid van de hospita, in onze fonda een totaal overbodige functie mocht vervullen. Wij hadden aan het schuwe, obscure mannetje nooit eenigen aan dacht besteed, maar hij aan ons blijkbaar wel en dien verdrietigen avond trad hij be hoedzaam onze kamer binnen. Hij glimlachte verlegen en vroeg hakkelend of wij beneden kwamen want het avondeten stond klaar. Ik antwoordde hem dat wij niets besteld hadden en dat ook niet konden doen omdat wij geen geld meer hadden. Ja, dat wist hij wel. maar een mensch moet toch eten en of wij nu toch maar komen wilden, hij had iets voor ons meegebracht. Wij gingen. Beneden in een hoekje van de patio stond een gedekte tafel, volgeladen met brood, kaas, worst, piment én wijn. Dat alles schonk het dierbare oudje ons van zijn ar moede. Wij konden geen woord uitbrengen en toen wij eindelijk onze aandoening meester werden zat hij in-tevreden toe te zien hoe wij aten. Den volgenden morgen was het droog. Wij besloten onmiddellijk te vertrekken, verder naar het Zuiden. Onze hospita was weer bij gedraaid, zij voorzag ons zelfs rijkelijk van mondvoorraad en wilde van dank niets weten. Zoo vertrokken wij te voet Zuidwaarts, een oneindig kostbare ervaring rijker. Pas later, in Tanger, hebben wij begrepen waarom onze Sevillaansche hospita boos geworden was. Met het leugentje van de „vrienden bij wie wij eiken dag eten konden" hadden wij haar ge krenkt. Wij hadden een fout begaan die men in Spanje zeer kwalijk neemt. En terecht. Het denkbeeld dat wij, door zonder betaling eten te accepteeren, een schuld bij haar maakten, is volgens Andalusische begrippen absurd. Als een Andalusiër merkt dat iemand niet te eten heeft dan geeft hij het hem en daarmee uit. Het hangt van de omstandig heden af of hij dat doet voor een keer of gedurende een jaar, maar voor hem maakt het geen verschil. Hij geeft zonder bijgedach ten van eigen edelmoedigheid en zonder te speculeeren op dankbaarheid, m. a. w. hij is nóch hypocriet noch sentimenteel. En de be giftigde heeft niets anders te doen dan te aanvaarden. Over het algemeen weten wij, Noorder lingen, niet meer te aanvaarden. Wij zijn re- belsch, eigenzinnig, ons leed kunnen wij niet aanvaarden en onze vreugde, de. gaven die ons in den schoot vallen, eigenlijk al evenmin. Wij hebben altijd het gevoel dat wij in den een of anderen vorm „iets terug moeten doen" en als wij daartoe niet in staat zijn, hindert dat ons dermate', dat Wij liever in 't geheel niets aannemen want: „dat kan je toch niet doen". Wij vinden dit heel fijngevoelig van ons zelf en beseffen niet, dat in de meeste geval len die z.g. fijngevoeligheid ten slotte niets anders is dan weerzin tegen het maken van wat wij verplichtingen noemen. De overgroo- te meerderheid van ons schaamt zich ervoor iets aan iemand te danken te hebben, iemands schuldenaar te zijn en te blijven. Au fond gaan wij uit van den stelregel: niets voor niets. Wij kunnen geven, ja, maar geval len van werkelijke liefde en enkele andere gezegende uitzonderingen daargelaten slechts op voorwaarde, dat wij zeer uitdruk kelijk voor onzen gift bedankt worden. Wij willen, o, zoo graag „nobel" zijnEn door dat wij, uit trots, niet goed kunnen acceptee ren, ontnemen wij bovendien aan dengene die ons eens zonder voorbehoud iets schenken wil, de zaligheid van het geven. De impulsieve Andalusiër doet, wij denken eerst na of wij wel doen moeten en doen kunnen. Daardoor loopen wij misschien misschien!.... minder kans bedrogen te worden. Wij vinden het heel erg bedrogen te worden op het punt der z.g. liefdadigheid; een Andalusiër kan dat niets schelen. Onze samenleving is tenslotte gebaseerd op wan trouwen. Als bij ons een vreemdeling komt met een of ander verhaal, dan is onze eerste gedachte: Wat zou er van waar zijn, wat moet die vent van me. Niet alzoo een Anda lusiër. Hij begint met iemand te vertrouwen en te gelooven. Waarom zou hij niet? Mocht later blijken dat hij bedrogen werd, dan haalt hij zijn schouders op en laat de verontwaar diging over dat bedrog rustig aan de Voor zienigheid over. Ik wil aannemen dat sociale euvelen als bedelarij, vagebondage e. d. in Spanje grootere vormen aannemen dan bij ons, enzoovoort, enzoovoort, enzoovoort, maar ik zeg u, het is een weldaad, een ware zegen, zich eens te mogen koesteren aan de heerlijke warmte van een levenshouding die berust op geheel andere beginselen dan de Noordelijke, een mentaliteit die in haar vreugdevol, onbe zorgd en kritiekloos vertrouwen diametraal staat tegenover de onze. Overal treft men goede mensehen aan, doch een zoo algemeene instelling van levensblij heid en welwillende hulpvaardigheid is, be halve bij de Eskimo's en Polynesiërs, nergens te vinden dan in dat verrukkelijke land: Spanje! MUSICUS. mijndirecties willen de loonen verlagen. Met tien procent. „ALLEEN DE REGEERING KAN HELPEN". Enkele dagen geleden hebben wij gemeld, dat de gezamenlijke Limburgsche mijnen de loonovereenkomst tegen 1 Juli a.s. hadden op gezegd. In het desbetreffende schrijven aan de Contactcommissie werd door de directies ter toelichting meegedeeld, dat de voortdurend slechtere gang van zaken het haar onmogelijk maakt, het bedrijf voort te zetten, wanneer de productiekosten niet verder worden verlaagd. Daar andere middelen om deze verlaging te bereiken zijn uitgeput, bleef niets anders over dan de loonregeling, welke sedert 1 Juni 1932 gegolden heeft, op te zeggen,. De directies za gen zich genoodzaakt een algemeene loons verlaging vaai tien procent voor te stellen. De vertegenwoordigers der vakbonden zagen in verdere loonsvermindering geen oplossing omdat h.i. de oorzaak der tegenwoordige moei lijkheden niet ligt in een te hoogen kostprijs, doch in de afzetmoeilijkheden welke het ge volg zijn van maatregelen van het buitenland Alleen de regeering, meenden de vakbonden, zou hier kunnen helpen. De directies erkenden, dat een loonsverla ging door die arbeiders, die reeds in belang rijke mate door verzuimdiensten getroffen worden, bezwaarlijk te dragen zal zijn. De di recties spraken daarom de verwachting uit, dat, wanneer over de loonsverlaging overeen stemming verkregen wordt een vermindering van het aantal verzuimdiensten kan worden bereikt. Ten einde de vakbonden gelegenheid te ge ven zich nader over het voorstel der directies te beraden, werd besloten de verdere bespre kingen uit te stellen tot Woensdag 13 Juni. ook steun aan de scheepvaart? Het departement van Economische Zaken heeft volgens de Tel., thans een onderzoek in gesteld naar de mogelijkheid van steunver- leening aan de Nederlandsche scheepvaart en den scheepsbouw. Omtrent den vorm, waarin deze steun gegeven zal dienen te worden, als mede over het bedrag, dat daarmede gemoeid zal zijn, is nog geen beslissing genomen. Het Volk weet te melden, dat de regeering het plan heeft binnenkort voor de ondersteu ning van scheepvaart en scheepsbouw aan het parlement een crediet van 20 a 25 mil- lioen te vragen. Deze sbeunverleening zou, ook voor wat den scheepsbouw betreft, staan buiten de be moeiingen van het Werkfonds-1934. Wel schijnt het in de bedoeling' te liggen, voor de regeeringshulp bepaalde voorwaarden te stel len. o.a. met betrekking tot de arbeidsvoor waarden van het personeel, dat in de onder steunde bedrijven werkzaam is. HEIDE OP DE VELUWE BRANDT. 100 H.A. BIJ BUURLO VERWOEST. Dinsdagmiddag omstreeks 4 uur is brand ontstaan op de uitgestrekte heide bij Hoog Buurlo. Door de groote droogte stond zeer spoedig een groote oppervlakte in brand en er dreigde groot gevaar voor de bekende Uchelsche bosschen. De brandweeren uit Apel doorn, Beekbergen, Uchelen en Eendracht, als mede verscheidene militairen uit de Hars kamp en boschbrandweergroepen namen aan het blusschingswerk deel. Des avonds om 7 uur was men de heidebrand in zooverre mees ter, dat de Uchelsche bosschen behouden wa ren. Honderd H.A. heide zijn verbrand. De grond was eigendom van Baron van Verschuer te Arnhem. De oorzaak van den brand is on bekend. Enkele dagen geleden heeft nabij Wezep ook een heidebrand gewoed, waarbij verschil lende granaten op de militaire scbietterrei- nen zijn ontploft. moeilijkheden voor de conferentie te batavia. Toch loopen vele belangen parallel. JAPANSCHE KOOPLIEDEN WORDEN NIET UITGESLOTEN. Aneta meldt uit Batavia: De Gouverneur- Generaal van Ned.-Indië heeft de Japansche delegatie, welke besprekingen komt voeren over een handelsovereenkomst, ten paleize een lunch aangeboden. De G.-G. herinnerde er in zijn welkomstwoord aan, dat Japan nog in diepen rouw gedompeld is. Deze bijeenkomst is dan ook allerminst een festiviteit. De taak, zoo zeide de G.G., welke voor ons ligt, en de arbeid die gedaan moet worden, zullen waarschijnlijk niet zonder moeilijkheden zijn. Het zou oneerlijk zijn, zelfs kortzichtig, niet te realiseeren en te erkennen, dat er in derdaad tegenstrijdige belangen bestaan, doch daartegenover staan veel meer belangen, die parallel loopen. Laten wij ons bewust zijn van het feit, dat de onderhandelingen rusten op een soliden rotsvasten bodem, gelegd door de relaties tus schen Japan en Indië, welke zeer langen tijd hebben bestaan en zullen bestaan. Deze zijn door en door gezond, er is niets kunstmatigs bij, er is niets verkeerds tusschen ons. De moeilijkheden, welke ontstonden, kwamen niet van binnen, doch van buiten. Ik ben niet zeker, dat uw land zich dit voldoende bewust is. In ieder geval heeft uw pers de laatste maanden niet vriendelijk over ons geschreven. Daarom wil ik hier verklaren, met den mees ten nadruk, dat hier geen politiek wordt ge voerd, die er op uit is, Japansche goederen en- Japansche kooplieden van onze markt uit te sluiten. Hier is geen politiek van ongelijkheid. De voordeelen, welke aan andere naties worden toegestaan, worden ook u verleend. Er is geen verandering in onze houding of bedoelingen. Het eenige, wat wij gedaan hebben, is maat regelen nemen, die noodzakelijk zijn voor de handhaving en de beveiliging van de econo mische structuur van dit land. De Nederlandsche regeering heeft onze in zichten ten volle gedeeld, maar dit beteekent niet, dat gij hier niet zult vinden den geest van goeden wil en den ernstigen wensch tot samenwerking. Deze leeft in onze delegatie en ik ben er zeker van, dat gij met deze delegatie een succesvol en bevredigend resultaat zult kunnen bereiken. Hierna stelde de G.-G. een dronk in op het. succes van de conferentie. De leider der Japansche delegatie, de heer Nagaoko, dankte den G.-G. in zijn antwoord voor zijn woorden van deelneming in het over lijden van admiraal Togo en de hartelijke ont vangst. Er bestaat, zoo zeide de heer Nagaoka. een. eeuwenlange traditie van vriendschap en innige betrekkingen. Op basis van de vriend' schappelijke betrekkingen is een bevredigende oplossing van de moeilijke vraagstukken wel te verwachten. Maar er heerscht nog een sfeer van onzekerheid, welke eerst moet worden op geklaard. Ook Ned.-Indie verkeert in moeilijke omstandigheden, welke worden beïnvloed door de wereldgebeurtenissen, maar wanneer de wereldtoestanden kalmer worden, zal Indië ongetwijfeld voorspoed en bloei terugkrijgen, zooals in het verleden ook het geval is geweest. rijk verlaagt rentevoet niet. Gemeenten, die van het Rijk hebben geleend. GEEN BEVOORDEELING VAN ENKELE GEMEENTEN. Zooals men zich zal herinneren, heeft de heer Vliegen eenigen tijd geleden den minis ter van Financiën gevraagd of deze het niet onbillijk achtte, dat de gemeenten die van het Rijk hebben geleend hoogere rente moe ten blijven betalen dan het Rijk zelf na de groote conversie van leeningen moet betalen. Minister Oud beantwoordt deze vraag ont kennend en motiveert zijn standpunt aldus: Het verstrekken van geldleeningen van Rijkswege aan de gemeenten is te beschou wen als een zeer uitzonderlijke maatregel, Het ligt daarom in den aard der zaak, dat de door het Rijk in rekening te brengen rente niet kan worden bepaald naar de condities, welke het Rijk voor zijn leeningen kan bedingen, doch moet worden vastgesteld, mede onder invloed van de positie, waarin de gemeente met betrekking tot de mogelijkheid van het aangaan van leeningen verkeert. Werd niet aldus gehandeld zegt de mi nister, dan zou zich de zonderlinge toestand voordoen, dat gemeenten, welke niet meer in staat zijn op de vrije markt de vereischte gel den op te nemen, aan het noodige crediet zou den worden geholpen, op betere voorwaarden dan gemeenten, die, zij het op niet zoo gun stige voorwaarden als het Rijk, toch neg op normale wijze de noodige gelden kunnen ver krijgen. ACHT JAAR VOOR ROOF OVERVAL GEëlSCHT. GELD NOODIG OM MET ZIJN MEISJE TE KUNNEN UITGAAN. tn Februari jl. pleegde een 22-jarig tim merman uit Tegelen een roofoverval op een alleenwonende 55-jarige vrouw, mej. S. Hij sloeg deze met een houten hamer bewusteloos en nam haar tasehje, waarin zich echter slechts een bedrag van f 1.60 bevond, mede. Verd,, die gisteren voor de Roermondsche rechtbank terecht stond bekende. Tegen acht uur 's avonds was hij de wo ning van mej. S. binnengegaan en heeft zich In de voorkamer verdekt opgesteld. De hamer had hij van zijn woning meegenomen. Toen mej. S. door de voordeur haar woning even later binnenkwam, en de kamer inging, had hij haar met een slag neergeslagen. Toen zij op den grond lag gaf hij haar nog een slag en sleepte haar vervolgens in de kamer aan de andere zijde van de' gang. Hier bleef de juffrouw bewusteloos liggen. Zij had de oogen open en verdachte was bang herkend te wor den. Daarom besloot hij weg te gaan, en ver liet met medeneming van haar tasehje de woning door de achterdeur. Het licht deed hij., eerst nog uit. Eerst was verdachte van plan de heele woning te doorzoeken doch uit angst had hij zulks nagelaten. Na even thuis te zijn geweest, ging hij weer terug naar de woning van mej. S. Hij vond haar bewusteloos, badende in haar bloed. Hij1 nam haar op en legde haar op den divan. Verd. had geld noodig om met zijn meisje uit te kunnen gaan. Lettende op de omstandigheden waaronder deze verdachte de feiten pleegde vroeg de Of ficier van Justitie veroordeeling tot een ge vangenisstraf van acht jaar. De verdediger vroeg een onderzoek naar verdachtes geestvermogens. KIST MET MACHINERIëEN VAN DEN WAGEN GEVALLEN. Geleider van het transport ernstig gekwetst. Dinsdagnamiddag is te Amsterdam met een transport, waarbij twee paarden gebruikt werden, een ernstig ongeluk geschied. Een zwaar gevaarte, bestaande uit een kist met machineriëen van een gezamelijk gewicht van vier ton, welke op een lorrie was geladen, is op de Martelaarsgracht ter hoogte van Kreym- borg's Kleedingmagazijn gekanteld en met een zware slag op het plaveisel terecht geko men. De gevolgen waren noodlottig voor den tweeden bestuurder van het transport, die naast een der paarden liep. Hij kreeg een zwaren kist op den voet, welk lichaamsdeel geheel werd verbrijzeld. De Geneeskundigen Dienst heeft den onge lukkige naar een der gasthuizen vervoerd. 18 MILLE VERDUISTERD. ADMINISTRATEUR VAN VAKBOND VEROORDEELD. De Utrechtsche rechtbank heeft vonnis ge veld tegen den 46-jarige C. v. Z., die er van verdacht was, als administrateur van den Christelijken Nationalen Werkmansbond 18.000 ten nadeele van deze organisatie te hebben verduisterd. Financieel had hij den bond zoo royaal mogelijk schadeloos gesteld, door afstand te doen van zijn woning, zijn levensverzekering en zijn pensioenrecht. De rechtbank veroordeelde hem conform den eisch, met dien verstande, dat zes van de negen maanden voorwaardelijk zijn. VOORDRACHT HOOGLEERAAR AMSTER- DAMSCHE UNIVERSITEIT. B. en W. van Amsterdam hebben aan den gemeenteraad overgelegd een voordracht van Curatoren der Universiteit ter benoeming van een gewoon hoogleeraar in het Romeinsche recht en zijn geschiedenis en de burgerlijke rechtsvordering. Als eerste staat op de voordracht prof. mr. H. R. Hoetink, hoogleeraar aan de Rechts- hoogeschool te Batavia; als tweede mr. M. H. Bregstein, advocaat en procureur en rechter- plaatsvervanger te Amsterdam. AFSCHEID PROF. L. A. VAN ROYEN. Bij het neerleggen van zijn functie aan het einde van het loopende studiejaar, zal profes sor L. A. van Royen op 22 Juni a.s. afscheid nemen van de Technische Hoogeschool te Delft. Dit zal geschieden in een bijeenkomst in het gebouw voor Werktuig- en Scheepsbouw- kunde aan de Nieuwe Laan te Delft, des na middags om drie uur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8