MUZIKANTENLEVEN.
Jmi 193(1
Aan het einde van onzen dagelijkschen rau-
zikalen rondgang door de stad torste Jeno de
instrumenten en ik het geld. Wij zijn het er
nooit over eens geworden welke vracht zwaar
der was. Men bedenke dat de inwoners van
Sevilla hun waardeering voor onze prestatie
uitdrukten in koperen muntstukken. Het geld
werd na elke voorstelling opgehaald in Jeno's
hoofddeksel, het reeds beschreven „Ambassa
de urtje" en daarna vergaard in mijn broek
zakken. (De mijne want Jeno bezat geen
bretels). Als wij een goeden dag hadden en,
zooals meermalen gebeurde, een recette van
pl.m. 20 peseta maakten, kreeg ik allengs in
mijn uitpuilende broekzakken een loodzwaren
last te vervoeren bestaande twee a drie hon
derd stukken van 5 en 10 centimos, munten
zoo groot en zoo zwaar als een penny. Pro
beert U daar maar eens een paar uur mee
rond te sloffen in de hitte. Mijn tot dusverre
zoo betrouwbare en veerkrachtige bretels zak
ten in een minimum van tijd uit tot amech
tige slabbetjes en mijn broekzakken behoef
den dagelijks versterking teneinde catastro-
phale doorbraken te voorkomen.
Thuisgekomen na een tournée heschen wij
ons moeizaam de trap op, daarna verrichtte
ik het werk van een hijschkraan en stortte,
ondersteund door Jeno, den inhoud mijner
zwaarbeproefde zakken als een rinkelenden
regen op een bed uit. Dan begon de telling.
Wij maakten stapeltjes van 10, verpakten die
zorgvuldig tot rolletjes en stalden deze
's avonds, tot goedmoedige vroolijkheid der
overige gasten, op de eettafel uit, teneinde er
onze dagelijksche rekening mee te betalen.
Op een middag na de telling studeerde Jeno
met breeden streek een vioolsonate van Bach,
terwijl ik buiten op het balcon een cigaret
stond te rooken.
Door het stille straatje naderde met zwa-
ren stap een geestelijke, onder ons balcon
bl^ef hij luisterend staan, keek naar boven,
stapte toen de fonda binnen en opende even
later de deur van onze kamer.
Spanjaarden kloppen nooit.
Goedendag.
Goedendag.
Hij ging zonder plichtplegingen op onzen
eenigen stoel zitten en sprak verder geen
woord meer.
Jeno keek mij even vragend aan maar
speelde door en ik zócht mijn balconnetje
weer op. Vijf minuten later zag ik weer een
geestelijke aankomen: ook hij bleef staan,
keek naar boven, verdween in de fonda en
betrad onze kamer.
Goedendag.
Goedendag.
Deze ging op mijn bed zitten. Jeno keek
nu erg vragend. Doorspelen, zei ik. Jeno ging
over op Pugnani, de twee priesters luisterden
met onbewogen gezichten en ik dacht: Wie
volgt?
Stap-stap-stap klonk het buiten, stilte, een
deur die open en dicht gaat, gestommel op de
trap, goedendag, en nummer 3 zette zich op
Jeno's bed.
Zouden ze het afgesproken hebben? op
perde Jeno.
Hou je mond, zei ik, doorspelen, mis
schien komen er nog meer, jij haalt ze op als
baarzen.
Nu zult u me natuurlijk niet gelooven maar
nummer 4 nam plaats naast nummer 2 en
nummer 5 bleef staan. Die kon nergens meer
zitten omdat nummer 3 zoo dik was. Jeno
speelde verder, Paganini, Sarasate, doch ving
niets meer.
Toen hij eindelijk ophield zeiden ze alle
maal goedendag en stommelden de trap weer
af. Jeno en ik keken mekaar verbouwereerd
aan en barstten toen in een onbedaarlijk ge
lach uit.
Onze hospita kende geen van de heeren
en kon. geen verklaring van het zonderlinge
bezoek geven, maar 's avonds aan tafel kwam
er voor ons een keurig gecalligrapheerd
schrijven, behelzende een in uiterst vleiende
en bloemrijke bewoordingen gesteld verzoek
om den volgenden dag in het groote seminarie
een concert te komen geven. Natuurlijk zeg
den wij toe.
Den volgenden middag werden" wij, straat
muzikanten, in een prachtig rijtuig afgehaald
door nummer 1. Wij reden de stad uit en arri
veerden al spoedig bij een groot gebouwen
complex: het seminarie. De ontvangst was
door en door Spaansch: wijn, koekjes, be
leef dheidsfrazes, weer wijn en toen werden
wij naar de concertzaal gebracht. Daar zaten,
met de voltallige hoogere geestelijkheid aan
het hoofd, circa 500 leerlingen en vormden
het dankbaarste publiek dat wij ooit gehad
hebben. Na afloop moesten wij het heele se
minarie bewonderen en werden, omstuwd als
(ministers, rondgeleid door alle afdeelingen.
Men toonde ons de timmermanswerkplaats,
de leerlooierij, de weverij, de smederij, de za
gerij, de keukens en slaapzalen, de leslokalen,
kortom alles. Tenslotte stak de rector in de
receptiezaal een eleganten speech af, de eere
wijn werd rondgediend en na een hartelijk
afscheid met eindelooze dankbetuigingen rol
de het rijtuig weer voor. Een uur later waren
wij weer straatmuzikanten en gingen met den
hoed rond in het park voor de beroemde ciga-
rettenfabriek.
A propos, gaat u nooit, zooals wij, die ci-
garettenfabriek bezichtigen in de hoop daar
een serie verleidelijke Carmens met bloed-
roode bloemen tusschen de tanden aan te
treffen. Humbug. Wij vonden er al niets
anders meer dan een onsmakelijke verzame
ling kakelende en mummelende ouwe vrou
wen. Nu is het natuurlijk wel mogelijk dat
deze getaande vellen in den tijd van Prosper
Mérimée en Bizet nog mooie meisjes waren,
maar toen wij er kwamen, circa 60 jaar later,
was het al niet meer om te harden en dat is
nu ook al weer 10 jaar geleden; u kunt dus
wel nagaan hoe die kolonie er tegenwoordig
uitziet.
Het gelukte ons niet in Sevilla een concert
in een circulo te krijgen of op te 'treden in
een music-hall. Dus bleven wij maar op straat
spelen en kwamen daar best- van rond tot het
begon te regenen. Daar hadden wij niet op ge
rekend. Ineens was het uit met de pret. Ten
eerste is regen in Sevilla al even somber als
in het Scho ter kwartier en ten tweede hielden
automatisch onze verdiensten op. Na een paar
dagen hadden wij geen geld meer, wij zaten
vast. Onze hospita bleef ons te eten geven
en ongetwijfeld zou het lieve mensch daar
mee doorgegaan zijn, ware het niet dat haar
goedheid ons zoo beschaamde dat wij er zelf
een eind aan maakten en al spoedig voorga
ven onverwacht vrienden ontmoet te hebben
bij wie wij eiken dag konden eten. (In werke
lijkheid aten wij in 't geheel niet).
Zijn wij dan ook geen vrienden, zei onze
hospita, liep weg en was van dat oogenblik
boos op ons.
De kans was dus gekeerd en waar wij in
Transportmoeilijkheden. Jeno als hengelaar.
Concert in het seminarie. Cave Carmen.
Regenhonger en een onvergetelijke nacht
portier. Over Spaansche levenskunst.
den gietregen ook heen sjokten, wat wij ook
probeerden, plotseling lukte niets meer. De
stroomende regen had onze veine weggespoeld.
Zoo brak de derde vastendag aan. Weer
gingen wij uit, alleen om na een vergeefschen
tocht doornat thuis te komen, 's Middags la
gen wij koud, moedeloos en hongerig op onze
bedden, de duisternis viel, onophoudelijk
gutste de kille regen, het werd avond. Ilc weet
niet hoe lang we daar zwijgend en wanhopig
gelegen hadden, toen langzaam, heel voor
zichtig, de deur open ging. Op den drempel
stond de nachtportier, een oud, ziekelijk arm
kereltje dat dank zij de goedigheid van de
hospita, in onze fonda een totaal overbodige
functie mocht vervullen. Wij hadden aan het
schuwe, obscure mannetje nooit eenigen aan
dacht besteed, maar hij aan ons blijkbaar
wel en dien verdrietigen avond trad hij be
hoedzaam onze kamer binnen. Hij glimlachte
verlegen en vroeg hakkelend of wij beneden
kwamen want het avondeten stond klaar. Ik
antwoordde hem dat wij niets besteld hadden
en dat ook niet konden doen omdat wij geen
geld meer hadden. Ja, dat wist hij wel. maar
een mensch moet toch eten en of wij nu toch
maar komen wilden, hij had iets voor ons
meegebracht.
Wij gingen. Beneden in een hoekje van de
patio stond een gedekte tafel, volgeladen met
brood, kaas, worst, piment én wijn. Dat alles
schonk het dierbare oudje ons van zijn ar
moede. Wij konden geen woord uitbrengen
en toen wij eindelijk onze aandoening meester
werden zat hij in-tevreden toe te zien hoe wij
aten.
Den volgenden morgen was het droog. Wij
besloten onmiddellijk te vertrekken, verder
naar het Zuiden. Onze hospita was weer bij
gedraaid, zij voorzag ons zelfs rijkelijk van
mondvoorraad en wilde van dank niets weten.
Zoo vertrokken wij te voet Zuidwaarts, een
oneindig kostbare ervaring rijker. Pas later,
in Tanger, hebben wij begrepen waarom onze
Sevillaansche hospita boos geworden was. Met
het leugentje van de „vrienden bij wie wij
eiken dag eten konden" hadden wij haar ge
krenkt. Wij hadden een fout begaan die men
in Spanje zeer kwalijk neemt. En terecht.
Het denkbeeld dat wij, door zonder betaling
eten te accepteeren, een schuld bij haar
maakten, is volgens Andalusische begrippen
absurd. Als een Andalusiër merkt dat iemand
niet te eten heeft dan geeft hij het hem en
daarmee uit. Het hangt van de omstandig
heden af of hij dat doet voor een keer of
gedurende een jaar, maar voor hem maakt
het geen verschil. Hij geeft zonder bijgedach
ten van eigen edelmoedigheid en zonder te
speculeeren op dankbaarheid, m. a. w. hij is
nóch hypocriet noch sentimenteel. En de be
giftigde heeft niets anders te doen dan te
aanvaarden.
Over het algemeen weten wij, Noorder
lingen, niet meer te aanvaarden. Wij zijn re-
belsch, eigenzinnig, ons leed kunnen wij niet
aanvaarden en onze vreugde, de. gaven die ons
in den schoot vallen, eigenlijk al evenmin.
Wij hebben altijd het gevoel dat wij in den
een of anderen vorm „iets terug moeten doen"
en als wij daartoe niet in staat zijn, hindert
dat ons dermate', dat Wij liever in 't geheel
niets aannemen want: „dat kan je toch niet
doen".
Wij vinden dit heel fijngevoelig van ons
zelf en beseffen niet, dat in de meeste geval
len die z.g. fijngevoeligheid ten slotte niets
anders is dan weerzin tegen het maken van
wat wij verplichtingen noemen. De overgroo-
te meerderheid van ons schaamt zich ervoor
iets aan iemand te danken te hebben, iemands
schuldenaar te zijn en te blijven. Au fond
gaan wij uit van den stelregel: niets voor
niets. Wij kunnen geven, ja, maar geval
len van werkelijke liefde en enkele andere
gezegende uitzonderingen daargelaten
slechts op voorwaarde, dat wij zeer uitdruk
kelijk voor onzen gift bedankt worden. Wij
willen, o, zoo graag „nobel" zijnEn door
dat wij, uit trots, niet goed kunnen acceptee
ren, ontnemen wij bovendien aan dengene
die ons eens zonder voorbehoud iets schenken
wil, de zaligheid van het geven.
De impulsieve Andalusiër doet, wij denken
eerst na of wij wel doen moeten en doen
kunnen. Daardoor loopen wij misschien
misschien!.... minder kans bedrogen te
worden. Wij vinden het heel erg bedrogen te
worden op het punt der z.g. liefdadigheid;
een Andalusiër kan dat niets schelen. Onze
samenleving is tenslotte gebaseerd op wan
trouwen. Als bij ons een vreemdeling komt
met een of ander verhaal, dan is onze eerste
gedachte: Wat zou er van waar zijn, wat
moet die vent van me. Niet alzoo een Anda
lusiër. Hij begint met iemand te vertrouwen
en te gelooven. Waarom zou hij niet? Mocht
later blijken dat hij bedrogen werd, dan haalt
hij zijn schouders op en laat de verontwaar
diging over dat bedrog rustig aan de Voor
zienigheid over. Ik wil aannemen dat sociale
euvelen als bedelarij, vagebondage e. d. in
Spanje grootere vormen aannemen dan bij
ons, enzoovoort, enzoovoort, enzoovoort, maar
ik zeg u, het is een weldaad, een ware zegen,
zich eens te mogen koesteren aan de heerlijke
warmte van een levenshouding die berust op
geheel andere beginselen dan de Noordelijke,
een mentaliteit die in haar vreugdevol, onbe
zorgd en kritiekloos vertrouwen diametraal
staat tegenover de onze.
Overal treft men goede mensehen aan, doch
een zoo algemeene instelling van levensblij
heid en welwillende hulpvaardigheid is, be
halve bij de Eskimo's en Polynesiërs, nergens
te vinden dan in dat verrukkelijke land:
Spanje!
MUSICUS.
mijndirecties willen de
loonen verlagen.
Met tien procent.
„ALLEEN DE REGEERING KAN HELPEN".
Enkele dagen geleden hebben wij gemeld,
dat de gezamenlijke Limburgsche mijnen de
loonovereenkomst tegen 1 Juli a.s. hadden op
gezegd. In het desbetreffende schrijven aan de
Contactcommissie werd door de directies ter
toelichting meegedeeld, dat de voortdurend
slechtere gang van zaken het haar onmogelijk
maakt, het bedrijf voort te zetten, wanneer de
productiekosten niet verder worden verlaagd.
Daar andere middelen om deze verlaging te
bereiken zijn uitgeput, bleef niets anders over
dan de loonregeling, welke sedert 1 Juni 1932
gegolden heeft, op te zeggen,. De directies za
gen zich genoodzaakt een algemeene loons
verlaging vaai tien procent voor te stellen.
De vertegenwoordigers der vakbonden zagen
in verdere loonsvermindering geen oplossing
omdat h.i. de oorzaak der tegenwoordige moei
lijkheden niet ligt in een te hoogen kostprijs,
doch in de afzetmoeilijkheden welke het ge
volg zijn van maatregelen van het buitenland
Alleen de regeering, meenden de vakbonden,
zou hier kunnen helpen.
De directies erkenden, dat een loonsverla
ging door die arbeiders, die reeds in belang
rijke mate door verzuimdiensten getroffen
worden, bezwaarlijk te dragen zal zijn. De di
recties spraken daarom de verwachting uit,
dat, wanneer over de loonsverlaging overeen
stemming verkregen wordt een vermindering
van het aantal verzuimdiensten kan worden
bereikt.
Ten einde de vakbonden gelegenheid te ge
ven zich nader over het voorstel der directies
te beraden, werd besloten de verdere bespre
kingen uit te stellen tot Woensdag 13 Juni.
ook steun aan de
scheepvaart?
Het departement van Economische Zaken
heeft volgens de Tel., thans een onderzoek in
gesteld naar de mogelijkheid van steunver-
leening aan de Nederlandsche scheepvaart en
den scheepsbouw. Omtrent den vorm, waarin
deze steun gegeven zal dienen te worden, als
mede over het bedrag, dat daarmede gemoeid
zal zijn, is nog geen beslissing genomen.
Het Volk weet te melden, dat de regeering
het plan heeft binnenkort voor de ondersteu
ning van scheepvaart en scheepsbouw aan
het parlement een crediet van 20 a 25 mil-
lioen te vragen.
Deze sbeunverleening zou, ook voor wat den
scheepsbouw betreft, staan buiten de be
moeiingen van het Werkfonds-1934. Wel
schijnt het in de bedoeling' te liggen, voor de
regeeringshulp bepaalde voorwaarden te stel
len. o.a. met betrekking tot de arbeidsvoor
waarden van het personeel, dat in de onder
steunde bedrijven werkzaam is.
HEIDE OP DE VELUWE
BRANDT.
100 H.A. BIJ BUURLO VERWOEST.
Dinsdagmiddag omstreeks 4 uur is brand
ontstaan op de uitgestrekte heide bij Hoog
Buurlo. Door de groote droogte stond zeer
spoedig een groote oppervlakte in brand
en er dreigde groot gevaar voor de bekende
Uchelsche bosschen. De brandweeren uit Apel
doorn, Beekbergen, Uchelen en Eendracht, als
mede verscheidene militairen uit de Hars
kamp en boschbrandweergroepen namen aan
het blusschingswerk deel. Des avonds om 7
uur was men de heidebrand in zooverre mees
ter, dat de Uchelsche bosschen behouden wa
ren. Honderd H.A. heide zijn verbrand. De
grond was eigendom van Baron van Verschuer
te Arnhem. De oorzaak van den brand is on
bekend.
Enkele dagen geleden heeft nabij Wezep
ook een heidebrand gewoed, waarbij verschil
lende granaten op de militaire scbietterrei-
nen zijn ontploft.
moeilijkheden voor de
conferentie te batavia.
Toch loopen vele belangen
parallel.
JAPANSCHE KOOPLIEDEN WORDEN NIET
UITGESLOTEN.
Aneta meldt uit Batavia: De Gouverneur-
Generaal van Ned.-Indië heeft de Japansche
delegatie, welke besprekingen komt voeren
over een handelsovereenkomst, ten paleize een
lunch aangeboden. De G.-G. herinnerde er in
zijn welkomstwoord aan, dat Japan nog in
diepen rouw gedompeld is. Deze bijeenkomst is
dan ook allerminst een festiviteit.
De taak, zoo zeide de G.G., welke voor ons
ligt, en de arbeid die gedaan moet worden,
zullen waarschijnlijk niet zonder moeilijkheden
zijn. Het zou oneerlijk zijn, zelfs kortzichtig,
niet te realiseeren en te erkennen, dat er in
derdaad tegenstrijdige belangen bestaan, doch
daartegenover staan veel meer belangen, die
parallel loopen.
Laten wij ons bewust zijn van het feit, dat
de onderhandelingen rusten op een soliden
rotsvasten bodem, gelegd door de relaties tus
schen Japan en Indië, welke zeer langen tijd
hebben bestaan en zullen bestaan. Deze zijn
door en door gezond, er is niets kunstmatigs
bij, er is niets verkeerds tusschen ons. De
moeilijkheden, welke ontstonden, kwamen
niet van binnen, doch van buiten. Ik ben niet
zeker, dat uw land zich dit voldoende bewust
is. In ieder geval heeft uw pers de laatste
maanden niet vriendelijk over ons geschreven.
Daarom wil ik hier verklaren, met den mees
ten nadruk, dat hier geen politiek wordt ge
voerd, die er op uit is, Japansche goederen en-
Japansche kooplieden van onze markt uit te
sluiten.
Hier is geen politiek van ongelijkheid. De
voordeelen, welke aan andere naties worden
toegestaan, worden ook u verleend. Er is geen
verandering in onze houding of bedoelingen.
Het eenige, wat wij gedaan hebben, is maat
regelen nemen, die noodzakelijk zijn voor de
handhaving en de beveiliging van de econo
mische structuur van dit land.
De Nederlandsche regeering heeft onze in
zichten ten volle gedeeld, maar dit beteekent
niet, dat gij hier niet zult vinden den geest
van goeden wil en den ernstigen wensch tot
samenwerking. Deze leeft in onze delegatie en
ik ben er zeker van, dat gij met deze delegatie
een succesvol en bevredigend resultaat zult
kunnen bereiken.
Hierna stelde de G.-G. een dronk in op het.
succes van de conferentie.
De leider der Japansche delegatie, de heer
Nagaoko, dankte den G.-G. in zijn antwoord
voor zijn woorden van deelneming in het over
lijden van admiraal Togo en de hartelijke ont
vangst. Er bestaat, zoo zeide de heer Nagaoka.
een. eeuwenlange traditie van vriendschap en
innige betrekkingen. Op basis van de vriend'
schappelijke betrekkingen is een bevredigende
oplossing van de moeilijke vraagstukken wel te
verwachten. Maar er heerscht nog een sfeer
van onzekerheid, welke eerst moet worden op
geklaard. Ook Ned.-Indie verkeert in moeilijke
omstandigheden, welke worden beïnvloed door
de wereldgebeurtenissen, maar wanneer de
wereldtoestanden kalmer worden, zal Indië
ongetwijfeld voorspoed en bloei terugkrijgen,
zooals in het verleden ook het geval is geweest.
rijk verlaagt rentevoet
niet.
Gemeenten, die van het Rijk
hebben geleend.
GEEN BEVOORDEELING VAN ENKELE
GEMEENTEN.
Zooals men zich zal herinneren, heeft de
heer Vliegen eenigen tijd geleden den minis
ter van Financiën gevraagd of deze het niet
onbillijk achtte, dat de gemeenten die van
het Rijk hebben geleend hoogere rente moe
ten blijven betalen dan het Rijk zelf na de
groote conversie van leeningen moet betalen.
Minister Oud beantwoordt deze vraag ont
kennend en motiveert zijn standpunt aldus:
Het verstrekken van geldleeningen van
Rijkswege aan de gemeenten is te beschou
wen als een zeer uitzonderlijke maatregel, Het
ligt daarom in den aard der zaak, dat de door
het Rijk in rekening te brengen rente niet
kan worden bepaald naar de condities, welke
het Rijk voor zijn leeningen kan bedingen,
doch moet worden vastgesteld, mede onder
invloed van de positie, waarin de gemeente
met betrekking tot de mogelijkheid van het
aangaan van leeningen verkeert.
Werd niet aldus gehandeld zegt de mi
nister, dan zou zich de zonderlinge toestand
voordoen, dat gemeenten, welke niet meer in
staat zijn op de vrije markt de vereischte gel
den op te nemen, aan het noodige crediet zou
den worden geholpen, op betere voorwaarden
dan gemeenten, die, zij het op niet zoo gun
stige voorwaarden als het Rijk, toch neg op
normale wijze de noodige gelden kunnen ver
krijgen.
ACHT JAAR VOOR ROOF
OVERVAL GEëlSCHT.
GELD NOODIG OM MET ZIJN MEISJE TE
KUNNEN UITGAAN.
tn Februari jl. pleegde een 22-jarig tim
merman uit Tegelen een roofoverval op een
alleenwonende 55-jarige vrouw, mej. S. Hij
sloeg deze met een houten hamer bewusteloos
en nam haar tasehje, waarin zich echter
slechts een bedrag van f 1.60 bevond, mede.
Verd,, die gisteren voor de Roermondsche
rechtbank terecht stond bekende.
Tegen acht uur 's avonds was hij de wo
ning van mej. S. binnengegaan en heeft zich
In de voorkamer verdekt opgesteld. De hamer
had hij van zijn woning meegenomen. Toen
mej. S. door de voordeur haar woning even
later binnenkwam, en de kamer inging, had
hij haar met een slag neergeslagen. Toen zij
op den grond lag gaf hij haar nog een slag
en sleepte haar vervolgens in de kamer aan
de andere zijde van de' gang. Hier bleef de
juffrouw bewusteloos liggen. Zij had de oogen
open en verdachte was bang herkend te wor
den. Daarom besloot hij weg te gaan, en ver
liet met medeneming van haar tasehje de
woning door de achterdeur. Het licht deed hij.,
eerst nog uit. Eerst was verdachte van plan
de heele woning te doorzoeken doch uit angst
had hij zulks nagelaten.
Na even thuis te zijn geweest, ging hij weer
terug naar de woning van mej. S. Hij vond
haar bewusteloos, badende in haar bloed. Hij1
nam haar op en legde haar op den divan.
Verd. had geld noodig om met zijn meisje
uit te kunnen gaan.
Lettende op de omstandigheden waaronder
deze verdachte de feiten pleegde vroeg de Of
ficier van Justitie veroordeeling tot een ge
vangenisstraf van acht jaar.
De verdediger vroeg een onderzoek naar
verdachtes geestvermogens.
KIST MET MACHINERIëEN VAN DEN
WAGEN GEVALLEN.
Geleider van het transport
ernstig gekwetst.
Dinsdagnamiddag is te Amsterdam met een
transport, waarbij twee paarden gebruikt
werden, een ernstig ongeluk geschied.
Een zwaar gevaarte, bestaande uit een kist
met machineriëen van een gezamelijk gewicht
van vier ton, welke op een lorrie was geladen, is
op de Martelaarsgracht ter hoogte van Kreym-
borg's Kleedingmagazijn gekanteld en met
een zware slag op het plaveisel terecht geko
men. De gevolgen waren noodlottig voor den
tweeden bestuurder van het transport, die
naast een der paarden liep. Hij kreeg een
zwaren kist op den voet, welk lichaamsdeel
geheel werd verbrijzeld.
De Geneeskundigen Dienst heeft den onge
lukkige naar een der gasthuizen vervoerd.
18 MILLE VERDUISTERD.
ADMINISTRATEUR VAN VAKBOND
VEROORDEELD.
De Utrechtsche rechtbank heeft vonnis ge
veld tegen den 46-jarige C. v. Z., die er van
verdacht was, als administrateur van den
Christelijken Nationalen Werkmansbond
18.000 ten nadeele van deze organisatie te
hebben verduisterd. Financieel had hij den
bond zoo royaal mogelijk schadeloos gesteld,
door afstand te doen van zijn woning, zijn
levensverzekering en zijn pensioenrecht.
De rechtbank veroordeelde hem conform
den eisch, met dien verstande, dat zes van de
negen maanden voorwaardelijk zijn.
VOORDRACHT HOOGLEERAAR AMSTER-
DAMSCHE UNIVERSITEIT.
B. en W. van Amsterdam hebben aan den
gemeenteraad overgelegd een voordracht van
Curatoren der Universiteit ter benoeming van
een gewoon hoogleeraar in het Romeinsche
recht en zijn geschiedenis en de burgerlijke
rechtsvordering.
Als eerste staat op de voordracht prof. mr.
H. R. Hoetink, hoogleeraar aan de Rechts-
hoogeschool te Batavia; als tweede mr. M. H.
Bregstein, advocaat en procureur en rechter-
plaatsvervanger te Amsterdam.
AFSCHEID PROF. L. A. VAN ROYEN.
Bij het neerleggen van zijn functie aan het
einde van het loopende studiejaar, zal profes
sor L. A. van Royen op 22 Juni a.s. afscheid
nemen van de Technische Hoogeschool te
Delft. Dit zal geschieden in een bijeenkomst in
het gebouw voor Werktuig- en Scheepsbouw-
kunde aan de Nieuwe Laan te Delft, des na
middags om drie uur.