KOUD EN WARM.
SCHAKELT DE VROUWEN IN.
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
Ziehier een paar aardige speelpakjés voor
kleine jongens.
No. 329: linnen pakje voor jongens van 2
tot 6 jaar. Plet broekje wordt op het hesje ge
knoopt. De garneering bestaat uit donkerder
linnen. Benoodigd materiaal: 2.53 meter van
100 c.M. breed en 50 c.M. voor de garneering.
No. 332: speelpakje voor kleine kleuters.
Het is eveneens vervaardigd van linnen en
gegarneerd met Schotsche ruit.
Benoodigd materiaal: 1,50 Meter linnen en
40 c.M. Schotsche ruit.
Beide patronen zijn tegen den prijs van
f 0.38 per stuk te verkrijgen bij de „Afdeeling
Knippatronen" van de Uitgeversmaat
schappij: „De Mijlpaal", postbox 175 te Am
sterdam.
Toezending zal geschieden na ontvangst
van het bedrag, dat kan worden overgemaakt
per postwissel, in postzegels, of wel per post
giro 41632.
Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht
bij bestelling niet alleen het nummer van
het gewenschte patroontje, maar tevens de
verlengde maat, d.w.z. boven, taille, heup
wijdte, enz. op te geven, benevens den leef
tijd van het jongetje voor wien het bestemd
is.
Gelieve verder naam en adres duidelijk te
vermelden. Men voorkomt daardoor onnoodi-
ge vertraging in de opsturing.
DE ONGESTRAFTE MISDADEN
Er zijn zeer nauwgezette opvoeders die altijd
bang zijn dat een kind ongestraft ondeugende
dingen zal doen. Je kan nu eenmaal niet op
alles letten, 't Kind ontglipt aan je aandacht,
het is ondeugend en niemand merkt er iets
van. „Dat gaat goed", denkt de kleine misda
diger en probeert het een volgenden keer nog
eens. Als zijn vergrijp niet meteen gestraft
wordt komt hij van kwaad tot erger.
Dat kan inderdaad. Maar het is ook moge
lijk dat juist door die ongestrafte misdaden
een belangrijk ding in het kind ontwaakt.
Het geweten.
„Broertje heeft den heelen middag zoo lief
gespeeld"-, zegt moeder aan tafel. Vader knikt
goedkeurend, iedereen is tevreden over Broer
tje. Behalve Broertje zelf. Want hij heeft niet
lief gespeeld, hij is ondeugend geweest. En
het is heelemaal nie£ prettig geprezen te wor
den als je het niet- verdient. Broertje gaat aan
't tobben.
Zou hij ook tobben als moeder zijn ondeu
gendheden ontdekt had en hij een flink
standje had gekregen? Nee, dan was hij het
nu al lang vergeten, dan was het afgeloopen.
Nu Is er iets heelemaal niet in orde. En hij zal
misschien juist zijn stoute streken nalaten
omdat er zoo'n nare herinnering aan verbon
den is.
Welke jeugd-mïsdaden herinneren we ons
het best, de gestrafte of de ongestrafte?
Ik zeg dadelijk: de ongestrafte. Zij hebben
den meesten indruk gemaakt.
Hoe dikwijls breekt een kind iets! Bordjes,
kopjes, vazen, noem maar op. Ik zou me heel
erg in moeten spannen om me die breekpar-
tijen met de standjes die er op volgden t e
herinneren. Ik weet er op het oogenblik niet
een. Maar wèl herinner ik me de gropte
scheur in het tafelkleed. „Wie zou dat nu
weer gedaan hebben? De werkster zeker; dat
ze nou maar stilletjes weggaat zonder wat te
zeggen". Er werd nooit verder naar geïnfor
meerd, de scheur was er nou toch en de werk
ster was een oud, zielig mensch, die je maar
liever geen standje maakte. Maar het tafel
kleed bleef „het kleed dat de werkster bedor
ven had". En de werkster, al liet je het haar
niet merken, was toch niet zoo heel betrouw
baar. Ik zie nog het kleed voor me met groe
ne en gele blokjes. Ik weet 't nog zoo goed,
omdat ik de scheur in het tafelkleed maakte.
Zoo is er meer. Kibbelpartijtjes, ruzie's met
vriendinnetjes ze zijn allemaal wegge
vaagd. Maar eens gooide ik plagerig het
springtouw van een schoolvriendinnetje over
een schutting, 't Duurde lang eer ze het terug
had, driftig holde ze naar de juffrouw. „Juf
frouw, zij plaagt me zoo". „Nee", zei de juf
frouw, bij wie ik een potje breken kon, „dat
geloof ik niet. 't Zal wel je eigen schuld zijn".
Ik liet me door de juffrouw aanhalen en
voelde me ellendig. Maar ik moet later toch
wel diep beseft hebben hoe laag en gemeen ik
was geweest, anders was die gebeurtenis me
niet zoo bij gebleven.
Op de H. B. S. vond je „spieken" iets heel
gewoons. Ber. ik er wel eens op betrapt? Dat
moet wel. Maar eens kreeg ik een pluim, nee
meer nog: een hartelijk woord van de Fran-
sche leerares over mijn goede werk en mijn
ijver. En al dat werk was „gespiekt".
Allemaal ongestrafte misdaden. Je wordt
als een waardig lid van de maatschappij be
schouwd, maar je weet ondertusschen zelf wel
beter. Je hebt berouw, je schaamt je, je loopt
er mee rond. En na jaren herinner je je juist
dit en niet dat waarvoor je „op je kop
kreeg". Niet het achtervolgen van den op
voeder achter het kind om het vooral te kun
nen betrappen als het ondeugend is werkt
het meest opvoedend. Juist het vertrouwen,
het ,,jij zal zooiets niet doen" roept zijn gewe
ten én schuldgevoel wakker.
In dat opzicht is het kind als de volwassen
mensch.
Want zijn het bij ons ook niet onze onge
strafte, door anderen ongeweten misdaden,
waarover we ons het diepst schamen? Is
voor ons ook iets beschamender dan een on
verdiende hulde?
BEP OTTEN
OM ZELF TE MAKEN!
HET ZOOMEN VAN EEN KLOKROK.
„Een jurk naaien vind ik niet erg", hoorde
ik laatst een jonge vrouw zeggen; „maar een
klokrok zoomenUit haar toon hoorde
ik duidelijk den afschuw voor dit werkje. In
derdaad, het is lastig. Daarom willen we u
nu een paar aanwijzingen geven, hoe men dit
het beste kan uitvoeren.
Het is het beste, als de rok geknipt en in
elkaar genaaid is, hem zoo lang te laten
hangen tot de schuine banen genoeg uitge
rekt zijn. Dan pas beginnen we aan het zoo
men.
Bij zijde stikt men den zoom heel smal met
de machine om; het strijken er van is gemak
kelijk.
Fluweel en dergelijke stoffen, die men niet
zichtbaar zoomen mag, krijgen een flanel- of
andere siersteek. Men spelt den zoom en naait
met een steek, die men niet heelemaal door
prikt. Deze steken zijn onzichtbaar op de
goede zijde en pletten niet bij het strijken.
Stoffen, die erg rafelen, worden eerst omge
stikt en dan op de goede breedte gezoomd.
Al deze zoomen zijn nauwelijks een centi
meter breed en ze hebben het voordeel altijd
goed te vallen.
HOEDEN.
Bijgaande afbeelding toont U eenige gang
bare modellen voor dezen zomer. Zoowel de
groote hoed van organdie of tule, als het kin-
derhoedje met opgeslagen rand zullen gedra
gen worden.
Het stijf afstaande paardenharen voiletje
heeft zich nog steeds gehandhaafd.
De groote hoed van fijn stroo zal men zien
bij jurken van organdie of taf zij de.
DENIEUWSTECARNEERINCEN
Het allernieuwste op het gebied van gar
neeringen zijn garneeringen van de stof, waar
van de jurk gemaakt is, zelve: de Parijsche
kleermakers, die de alles behalve eenvoudige
techniek van het modevak verstaan als geen
andere ter wereld, bereiken daar buitenge
woon mooie dingen mee. De teekening geeft
een klein idee van de mogelijkheden, die de
nieuwste mode van garneeringen van de stof
zelf, biedt; in Frankrijk noemt men het
„gaufrer" en het wordt op het oogenblik steeds
meer toegepast. Het begin ervan heeft iets ge
meen met het vroegere smockende stof wordt
namelijk met dunne draden in de vereischte
fijne plooitjes getrokken; daarna echter wor
den die plooitjes in de stof gebrand, waarna
de draden weer verwijderd worden.
Op die manier is de halsgarneering en de
bies voor langs de linksche jurk gemaakt; de
in twee lagen vallende kraag van het andere
japonnetje is gedeeltelijk ook op die manier
bewerkt, zoodat het niet-bewerkte gedeelte in
een soort van ruim vallenden strook uit de
kleine, ingebrande plooitjes tevoorschijn komt.
Bij wijze van reactie op het eeuwige witte
kraagje schijnen deze jurken geheel in één
tint buitengewoon succes te hebben; dat zal
trouwens iedereen zich kunnen begrijpen, die
voor zichzelf al tot de conclusie is gekomen,
dat de distinctie van een in een kleur gehou
den jurk moeilijk te overtreffen is.
W. T.
Vóór den 21en Juni kun je nooit van het
weer op aan, zegt de amateur-weerprofeet, en
het lijkt er inderdaad dit jaar erg veel op, dat
hij gelijk zal krijgen .Den eenen dag' is 't warm,
den volgenden dag nog veel warmer, dienzelf
den avond zakt de thermometer als of 't maar
niets is, twintig graden en weer een dag ia-
ter loopen we alweer over de kachel te den
ken, de kachel waarvan de pijp dezen winter
is doorgebrand en omdat het verleden week
toch zomer was, hebben we op raad van den
schoorsteenveger maar besloten om met een
nieuwe te wachten tot 't najaar, dan behoef
den wij ook niet bang te zijn dat de elleboog
nog weer met roet gevuld zou raken.
Dus is het branden van de kachel een vol
komen onmogelijkheid, wat de huisvrouw in
haar hart eigenlijk wel gemakkelijk vindt,
want wie denkt er nu in Juni nog aan een
kachel.
Intusschen brengt de dag van vandaag
alweer heel wat zon en een milder tempera
tuur, waardoor de zomerkleeding weer een
kans maakt om aan bod te komen. En daar
die natuurlijk, opgeknapt en wel in de kast
hangt, klaar om aangetrokken te worden, ho
pen we maar opnieuw, dat't nu toch eens
met de warmte zal doorzette n.
U kent natuurlijk het spelletje wel, om
iemand iets te laten zoeken, en daarbij aan
te geven: warm, of koud; het eene oogenblik
is men warm, en denkt dat men er vlakbij is,
één enkel klein pasje kan aan ieder een ver
ontwaardigd: koud! ontlokken. Nauwelijks is
het heerlijk warm weer, en we denken: ge
lukkig, nu is de zomer er dan toch, de tijd
doet een klein stapje verder en de Bilt snauwt
ons verontwaardigd: koud! toe.
Dus hullen wij ons den eenen dag in winter-
kleeren en hebben het nóg koud, en den vol
genden loopen wij in zomergoed, en vra
gen ons af, hoe het ter wereld mogelijk is,
dat we het ooit koud gehad hebben.
Wie in dezen tijd op reis gaat, moet een zo
mer, plus een winterfarderobe meenemen;
neemt men alleen winterkleeren mee, omdat
het immers toch al zoo lang koud is, tien te
gen één dat het weer om Slaat, en dat een
heerlijke zomertemperatuur den spot komt
drijven met alle pessimistische voorgevoelens
van koude.
En omgekeerd natuurlijk.
Een ander, die een enkele dag uitgaat, zal
wijs doen, wanneer zij tenminste zomer Idee-
ren draagt om een extra warm stuk mee, te
nemen, het zij een korte of lange jas of des
noods een warme shawl: de temperatuur
wisselt immers bij het uur.
Jammer is het altijd dat in koude dagen
van den tuin meestal weinig te genieten valt,
en dat juist in een tijd, dat hij op zijn aller -
feestelijkst is uitgedoscht! De gure wind is al
lesbehalve uitnoodigend, en wanneer wij een
mantel moeten aantrekken om het in den
tuin te kunnen uithouden, dan zullen wij
ook maar al te blij zijn om zoo gauw mogelijk
weer naar binnen te kunnen gaan.
Het mag dan echter al niet prettig zijn om
in den tuin te wandelen, of om fietstochten
te maken, tegen den guren wind in, of om te
picniccen in de kou, wel heerlijk weer is het
om groote wandelingen te maken. Is het
eenmaal volop zomer, dan zijn de wegen te
druk en te stoffig, en is het bovendien veel te
warm voor een groote tocht, maar zoolang
het frisch weer blijft, is het wandelen een
genot. Wij kunnen ons dun kleeden, wat licht
loopen mogelijk maakt, en van het wandelen
zelf worden wij immers warm genoeg. Daar
bij komt dat de natuur frisch fleurig is, en er
in dat Paaschbeste jasje buitengewoon aan
lokkelijk uitziet.
Moppert u over het koude weer en de ein
deloos-vele wisselingen in temperatuur? Doe
dan zooals mijn buurman, die veel gereisd
heeft in zijn leven, en verrukt is over ons Hol-
landsche klimaat. Heerlijk afwisselend,
noemt hij het, er is nooit eentonigheid in, elke
dag is weer anders; dat noemt hij een voor
recht voor ons Hollanders, dat wij niet half
beseffen, neen erger nog, waartegen wij wa
rempel nog te keer gaan ook!
Wat vindt u van die opvatting, is ze niet
meer dan aanlokkelijk om over te nemen, en
ze ook tot een van onze eigen te maken? Ver
rukking over het Hollandsche klimaat, het is
weer eens iets geheel anders!
E. E. J.—P.
fCeukeTMjeli einraen
LCTïflerteinne
Pikante kalfslapjes (6 personen): 11/2 pond
dunne, kleine kalfslapjes, 1/2 ons doorregen
spek, 2 lepels boter, 1 ui, wat cayennepeper,
ongeveer 3 deciliter bouillon (b.v. van 1 bouil
lonblokje).
Wasch de lapjes en wrijf ze in met wat zout.
Wentel ze luchtig door bloem en bak ze in de
koekepan aan beide zijden bruin in de boter.
Breng ze over in een stoofpan; bak in de
koekepan het in blokjes gesneden spek met de
fijngesnipperde ui lichtbruin; voeg wat cayen
nepeper toe, daarna de bouillon, giét nu alles
in de stoofpan en laat de lapjes in deze pi
kante saus nog 20 minuten stoven op een zeer
zacht vuur.
Rijstkoekjes (4 personen): 1 kopje rijst of
3 kopjes gekookte rijst, 1 a 2 eieren, 5 lepels
suiker, 6 lepels bloem, een theelepel fijne ka
neel, de geraspte schil van 1/2 citroen, iets
zout, boter om in te bakken.
Wasch de rijst, zet ze op met 3 kopjes water
en een weinig zout, kook ze zachtjes gaar
(30 a 40 minuten) en laat ze bekoelen. Klop
de eidooiers met de suiker, tot de massa licht
van kleur is. Voeg hierbij de bloem, de ka
neel, de geraspte schil van de citroen, iets
zout en op het laatst de gekookte rijst. Roei
er daarna luchtig het stijfgeklopte eiwit door
en bak van deze massa, in boter, mooie ronde
koekjes, aan beide kanten bruin en gaar.
Om dit gerecht wat eenvoudiger te maken,
kan men de eieren laten vervallen of door 1
eidooier vervanger.de bloem, suiker en ka
neel worden dan aangemengd met een weinig
melk (of de eidooier wordt geroerd met de
suiker, waarna de bloem en dan de melk wordt
toegevoegd); het moet dan een vrij dik beslag
zijn, waardoor de gekookte rijst wordt geroerd.
Het zal niet anders gaan. Indien de vredes
beweging in steeds breeder kringen om zich
heen wil grijpen, zal dit in de eerste plaats
het werk der vrouwen dienen te zijn.
Wie de prachtige vredesdemonstratie te Den
Haag op 18 Mei gezien heeft, die moet wel
doordrongen zijn van de gedachte: „de vredes-
idee leeft bij de vrouwen, zij zijn bereid daar
van te getuigen...." en het allerbelangrijkste
eenige oogenblikken, misschien wel een
ganschen dag, het eigen gezin op den ach
tergrond te stellen, voor het groote gezin der
gansche menschheid. En een oogenblik heb
ben zij zich de moeder gevoeld van dat groote
gezin en begrepen, dat zij het moeten zijn
die draagster der vredesgedachte, hun mannen
en zonen te verdedigen hebben tegen den ge-
nadeioozen moord, die een volgende oorlog zal
zijn.
Doch niet alleen mannen en zonen. Wie wat
dieper is doorgedrongen irn de middelen, die in
een nieuwen krijg gebezigd zullen worden,
weet voldoende, dat de komende oorlog zich
in zeker niet geringer mate over de z.g. „non
combattanten" zal uitstorten, als over het
leger zelf.en dat zij hier nagenoeg' weer
loos tegenover zullen staan, n'en déplaise
gasmaskers en onderkomens, die slechts in
zeer enkele gevallen gunstige resultaten zullen
kunnen opleveren.
Er is wel eens gezegd, dat de dreiging van
het oorlogsspook te wijten is aan een gebrek
aan opofferingsgeest. Wij willen dit niet ont
kennen, maar als dit zoo is, laten wij ons
dan toch in de eerste plaats wenden tot haar,
wier offerzin van ouds bekend is, tot de
vrouw.
Zeker, het is juist, wanneer wij te hooren
krijgen, dat de vrouw over het algemeen lauw
en voor andere belangen dan die van het eigen
gezin nauwelijks toegankelijk is. Dat het zoo
moeilijk is de vrouw in beweging te krijgen en
dat men onder haar, die zich op maatschap
pelijk terrein bewegen, altijd weer dezelfde
gezichten aantreft. De vrouw zich nog te
weinig gevoelt de wereldburgeres, die haar in
vloed ten goede te gebruiken heeft, doch dat
zij de samenleving nog te veel ziet door de
oogen van haar man.
Maar hoeveel opofferingszin, hoeveel hulp
vaardigheid legt de vrouw niet aan den dag,
waar het haar eigen gezin betreft. Daarvoor
is haar geen moeite te veel, geen taak te
zwaar.
Het gaat er dus om, om die twee tot elkaar
te brengen: de vrouw en den vrede. Wanneer
eenmaal de vrouw begrepen heeft, dat het
vredesvraagstuk haar eigen man, haar eigen
kinderen en ten slotte ook haar zelve raakt
wanneer zij eenmaal inziet, dat de vredesge-
dachte tenslotte niet is een aangelegenheid
van wat overspannen apostelen, doch „haar
eigen zelve" raakt, dan is zij ook bereid tot
het offer, want zij ziet niet op tegen in
spanning en moeite, maar zij ziet op tegen
het' zich belachelijk maken. Het getuigen en
vooral het demonstreer,en lijkt haar iets: „dat
doe je nu eenmaal niet".
Haar man, haar kennissen kóndèn het eens
belachelijk vinden.
Geheel anders staat dit met de vrouwen, die
reeds den weg tot de organisatie gevonden heb
ben. Zij hebben geleerd de gemeenschapsge
dachte te stellen boven de belangen van het
individu. Uit bijna alle vrouwenorganisaties
spreekt een krachtigen wil tot den vrede en
een beroep op haar wordt, zeldentevergeefs
gedaan. In deze vrouwenorganisaties komen de
humanitaire krachten der vrouw veel meer tot
uiting dan in haar individueele leefwijze.
Daarom is een der eerste dingen, die da
vredesbeweging heeft te doen, de vrouw over
het horretje van het individueele gezin te
leeren naar buiten zien. Wanneer zij leert met
eigen oogen de wereld te bekijken en er in
mee te leven, zal dit stellig- haar verantwoor
delijkheidsgevoel stimuleeren.
De vrouw is buitengewoon gevoelig voor1
suggestie, 'kuddediertje als zij in nog grooter
mate is dan de man. Wat door „men" niet ge
daan wordt, valt haar zwaar, in tïjdén echter,
dat de vredesgedachte bijzonder populair is
en we hebben kort na den oorlog zulke
tijden gekend valt het niet moeilijk de
groote massa der vrouwen mee te krijgen.
Doch wat voor waarde heeft déze vredeswil,
indien hij niet bereid is in minder rustige
en vredelievende dagen hiervan te getuigen.
De individueele vrouw, de gezinsvrouw, blijft
nog ten achter bij den strijd voor den vrede
Zij moet gewonnen worden. Zij moet meedoen.
Het is niet genoeg geweest, dat duizenden
vrouwen op 18 Mei van haar vredeswil getuigd
hebben. Het hadden er tenslotte ook tien-,
ja honderdduizenden kunnen zijn. De thuis-
blijfsters moeten overtuigd worden van haar
ongelijk, van haar plicht, de noodzaak van.
haar offer aan de gemeenschap.
In de vredesbeweging strijden vrouwen in de
voorste gelederen mee. Het zijn vrouwen van
verdienste, met een sterk sociaal verantwoor
delijkheidsbesef. Maar het geldt hier niet al
leen de enkele uitnemende figuren, de vrede is
de zaak van alle vrouwen en alle vrouwen
moeten tot het inzicht komen, dat haar plicht
meebrengt hiervoor te strijden.
Zal ons nog tijd gelaten worden tot voor
bereiding voor een demonstratie in het komen
de jaar, dan, niet waar vrouwen, zullen er
geen duizenden, maar honderdduizenden
vrouwen getuigen en het zal een grootsche
manifestatie worden voor den vrede De
vrouwen, de helft der bevolking, verzetten
zich tegen den oorlog.
M. V.
KLEIN MEISJE.
Als ik je zie met de zon op je haar, dan zou
ik m'n handen op je oogen willen leggen om
al het leelijke en slechte te beletten jóu.
klein meiske, te bereiken.
Het is zoo wonderlijk, wanneer een kind
meisje wordt. Het kinderlijk rond gezichtje
wordt, langer en smaller, de oogen krijgen
uitdrukking, de mond karakter, het lichaam
strekt zich en begint vaag de eerste contou
ren te trekken van de latere vrouw, de gang
wordt veerend, de bewegingen worden iets
sierlijker.- Het voltrekt zich alles zoo gelei
delijk en langzaam, dat men zich er niet van
bewust is, tot opeens geheel onverwacht een
beweging, een enkel gebaar, ons wakker
schudt en ons doet zien dat daar geen kind
meer staat, doch een meisje.
Ontroerend oogenblik, waarop je van hp'
kind afscheid neemt, om het meisje als vrien
din te ontvangen en 't is wel van diepe betee-
kenis dat de eerste impuls is, om je armen
om zoo'n meiske heen te slaan in bescher
mende afweer tegen het leven en dat de eer
ste gedachte is „arm kind, nu komt de strijd,
zul je kunnen overwinnen?" En diep in je
hart spreekt dan je opperste geweten, Mijn
zonden zullen aan m'n kinderen bezocht wor
den, welk lijden heb ik dit teere wezentje op
de schouders gelegd? En als paddestoelen
schieten ze om je heen op. al die zonden, die
nu opeens zoo heel erg lijken, terwijl je er
vroeger toch wel excuses voor vond. en al die
slechte eigenschappen, waar niets goeds te
genover schijnt te staan. In gedachte ga je
de levensjaren van je kind terug en in ieder
vergrijp vind je de aanduidingen terug van je
eigen karakter en een kille hand grijpt om je
hart, beneemt je den adem.
,Jouw schuld! Jouw schuld!" En je weet
dat dit kind je nooit verdriet zal kunnen aan
doen, want het zou immers zoo goed en edel
zijn geweest, als het maar niet belast was
met je eigen zwakheden. Dan trekken weer
alle oogenblikken waarop je anders had moe
ten doen en het toch niet gedaan hebt, in
droeven stoet langs je oog en je weet dat je
zoo hebt gedaan omdat het leven lokte en
riep en sterker was dan je beste bedoelingen
en als je dan bedenkt dat zoo'n klein meiske
daar tegen zal moeten vechten en overwin
nen. dan sidder je en houdt haar extra stevig
omvat.
Maar dan klaart je gezicht weer op, want
je herinnert je, hoe ze wel gisteren voor den
spiegel stond om haar muts op één oor te
trekken, met een lokje er uit, maar hoe ze
diezelfde muts en haar schoone witte jurk
tien minuten later glad vergeten had om
even te probeeren in een „knalligen" boom te
klimmen. Je kunt weer lachen om je zorgen
bij haar geheimzinnige onthulling dat ze „een
jongen" heeft die haar de helft van zijn ijs-
co's van drie cent laat aflikken en die mei
haar „loopt", wanneer je bedenkt dat ze dien
morgen met den ijsco-vriend op straat zat te
knikkeren en even later Camera imiteerde,
toen ze meende dat hij valsch deed.
Je wilt alle moeilijkheden nog zoo graas
wat uitstellen en je weigert koppig om terug
Aspergesoep (5 personen): 11/2 Liter
60 gram beter, 1 eidooier, 1 deciliter melk, en
kele gaargekookte stukjes of aspergekoppen.
Verwarm roerende de boter met de bloem;
voeg, onder voortdurend roeren, het asperge-
nat toe. Laat de soep 10 minuten doorkoken
en laat in dien tijd de bouillonblokjes erin
oplossen. Verwarm in de laatste minuten de
aspergekoppen of stukjes asperges in de soep
en giet deze dan, steeds roerende, langzaam
in de soepterrine, waarin de eidooiers met de
melk geklopt is.
te denken aan je eigen jeugd, aan dat ééne
meisje, dat altijd iet-s geheimzinnigs te be-
spreken had en aan dien éénen jongen, waar
je beslist niet mee praten mocht eii je pro
beert je zelf wijs te maken, dat 't bij haar
natuurlijk niet zoo is. dat er in haar omge
ving geen enkel vroegwijs kind is, dat slech
ten invloed zou kunnen hebben, en als er al
zoo'n kind zou zijn, dan zal ze natuurlijk
heelemaal niet luisteren, want je hebt haar
dat zoo ernstig onder het oog gebracht.
Dat gaat je alles door het hoofd, wanneer
je „het meisje" ontdekt hebt en je vindt geen
vrede en geen rust, omdat daar steeds het
besef blijft van niet genoeg gedaan te heb
ben. Je weet dat je probeert je zelf gerust te
stellen en dat alleen is als bewijs van je
schuld tegenover dit kind. Je had een zooveel
beter voorbeeld moeten geven, je had zooveel
meer met haar samen moeten ziin. Je hebt
zoo vaak onredelijk gestraft omdat je moe
was, en je hebt zoo vaak door de vingers ge
zien, omdat er bezoek was. Je hebt
Eigenlijk voel je je zoo klein tegenover je
kind en je begrijpt het niet dat ze je met zoo
veel liefde en ontzag aankijkt.
Klein meiske kon ik je toch beschermen'
tegen alles wat een verbaasde vraag in je
oogen zou kunnen doen komen, kon ik maar
voorkomen dat je ooit andere tranen dan je
kindertranen zou schreie, kon ik je zilveren
blijde lach maar tot je dood toe voor je be
waren, kon ik
't Hart is me zoo vol klein meiske. Heb ik
jou niet op deze wereld gebracht? Heb ik je
niet dagelijks verteld van de mooie dingen in
het leven, om je te leeren zien, hooren en
waardeeren? En heb ik niet alles wat leelijk
en slecht was, voor je verborgen gehouden,
omdat je nog zoo klein was en je jeugd alleen'
maar zonnig mocht zijn?
Nu ben je geen kind meer. je bent meisje
geworden. Tot nu toe heb ik alleen vreugde
van mijn taak als moeder gehad, nu komt
voor ons beffen het zware deel. Ik zelf moet
ernst pp je blijde wezen stempelen; ik zelf
moet je leeren dat op iedere lente, zomer,
maar dan ook onafwendbaar herfst en wi^4-—
volgt; ik zelf moet je leeren dat iedere lach
van vreugde betaald moet worden; ik zelf
moet het je zeggen dat dat mooie leven is els
een spiegelgladde zee met sterke en verra
derlijke stroomingen van de veilige kust ff.
Maar zal ik er in slagen je ook te leeren dat
ernst blij kan zijn: dat herfst en winter een
eigen schoonheid hebben al moet alles -
dorren en afsterven; dat iedere traan rijker
maakt, dat eerst het verdriet ons werkelijke
opgewektheid kan leeren; dat de stroomin
gen in de levenszee wel gevaarlijk zijn, maar
niet onoverwinnelijk en dat iedere zegepraal
meer moed en kracht geeft?
Geef me je hand. mijn meiske. We zullen
het samen probeeren.
HELEN.
WEET U DAT...:
vettige vlekken van kaarsvet weg
maakt met benzine, tertra, of verwarmden
witte terpentijn (au bain marie; nóóit op het
vuur verwarmd)
vuile vilthoeden gereinigd worden
met een mengsel van heet water en 3 procen-
tige waterstofsuperoxyde? Met een schoone
schuier wrijft men eerst de vlekken, daarna
den heelen hoed.
men spiegels met zachte doeken
glimmend kan wrijven en de vlekken kan ver
wijderen met brandewijn of een andere alco
holsoort, met blauwsel of een papje van bran
dewijn en heel fijn gemalen krijt?