KOUD EN WARM. SCHAKELT DE VROUWEN IN. ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Ziehier een paar aardige speelpakjés voor kleine jongens. No. 329: linnen pakje voor jongens van 2 tot 6 jaar. Plet broekje wordt op het hesje ge knoopt. De garneering bestaat uit donkerder linnen. Benoodigd materiaal: 2.53 meter van 100 c.M. breed en 50 c.M. voor de garneering. No. 332: speelpakje voor kleine kleuters. Het is eveneens vervaardigd van linnen en gegarneerd met Schotsche ruit. Benoodigd materiaal: 1,50 Meter linnen en 40 c.M. Schotsche ruit. Beide patronen zijn tegen den prijs van f 0.38 per stuk te verkrijgen bij de „Afdeeling Knippatronen" van de Uitgeversmaat schappij: „De Mijlpaal", postbox 175 te Am sterdam. Toezending zal geschieden na ontvangst van het bedrag, dat kan worden overgemaakt per postwissel, in postzegels, of wel per post giro 41632. Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht bij bestelling niet alleen het nummer van het gewenschte patroontje, maar tevens de verlengde maat, d.w.z. boven, taille, heup wijdte, enz. op te geven, benevens den leef tijd van het jongetje voor wien het bestemd is. Gelieve verder naam en adres duidelijk te vermelden. Men voorkomt daardoor onnoodi- ge vertraging in de opsturing. DE ONGESTRAFTE MISDADEN Er zijn zeer nauwgezette opvoeders die altijd bang zijn dat een kind ongestraft ondeugende dingen zal doen. Je kan nu eenmaal niet op alles letten, 't Kind ontglipt aan je aandacht, het is ondeugend en niemand merkt er iets van. „Dat gaat goed", denkt de kleine misda diger en probeert het een volgenden keer nog eens. Als zijn vergrijp niet meteen gestraft wordt komt hij van kwaad tot erger. Dat kan inderdaad. Maar het is ook moge lijk dat juist door die ongestrafte misdaden een belangrijk ding in het kind ontwaakt. Het geweten. „Broertje heeft den heelen middag zoo lief gespeeld"-, zegt moeder aan tafel. Vader knikt goedkeurend, iedereen is tevreden over Broer tje. Behalve Broertje zelf. Want hij heeft niet lief gespeeld, hij is ondeugend geweest. En het is heelemaal nie£ prettig geprezen te wor den als je het niet- verdient. Broertje gaat aan 't tobben. Zou hij ook tobben als moeder zijn ondeu gendheden ontdekt had en hij een flink standje had gekregen? Nee, dan was hij het nu al lang vergeten, dan was het afgeloopen. Nu Is er iets heelemaal niet in orde. En hij zal misschien juist zijn stoute streken nalaten omdat er zoo'n nare herinnering aan verbon den is. Welke jeugd-mïsdaden herinneren we ons het best, de gestrafte of de ongestrafte? Ik zeg dadelijk: de ongestrafte. Zij hebben den meesten indruk gemaakt. Hoe dikwijls breekt een kind iets! Bordjes, kopjes, vazen, noem maar op. Ik zou me heel erg in moeten spannen om me die breekpar- tijen met de standjes die er op volgden t e herinneren. Ik weet er op het oogenblik niet een. Maar wèl herinner ik me de gropte scheur in het tafelkleed. „Wie zou dat nu weer gedaan hebben? De werkster zeker; dat ze nou maar stilletjes weggaat zonder wat te zeggen". Er werd nooit verder naar geïnfor meerd, de scheur was er nou toch en de werk ster was een oud, zielig mensch, die je maar liever geen standje maakte. Maar het tafel kleed bleef „het kleed dat de werkster bedor ven had". En de werkster, al liet je het haar niet merken, was toch niet zoo heel betrouw baar. Ik zie nog het kleed voor me met groe ne en gele blokjes. Ik weet 't nog zoo goed, omdat ik de scheur in het tafelkleed maakte. Zoo is er meer. Kibbelpartijtjes, ruzie's met vriendinnetjes ze zijn allemaal wegge vaagd. Maar eens gooide ik plagerig het springtouw van een schoolvriendinnetje over een schutting, 't Duurde lang eer ze het terug had, driftig holde ze naar de juffrouw. „Juf frouw, zij plaagt me zoo". „Nee", zei de juf frouw, bij wie ik een potje breken kon, „dat geloof ik niet. 't Zal wel je eigen schuld zijn". Ik liet me door de juffrouw aanhalen en voelde me ellendig. Maar ik moet later toch wel diep beseft hebben hoe laag en gemeen ik was geweest, anders was die gebeurtenis me niet zoo bij gebleven. Op de H. B. S. vond je „spieken" iets heel gewoons. Ber. ik er wel eens op betrapt? Dat moet wel. Maar eens kreeg ik een pluim, nee meer nog: een hartelijk woord van de Fran- sche leerares over mijn goede werk en mijn ijver. En al dat werk was „gespiekt". Allemaal ongestrafte misdaden. Je wordt als een waardig lid van de maatschappij be schouwd, maar je weet ondertusschen zelf wel beter. Je hebt berouw, je schaamt je, je loopt er mee rond. En na jaren herinner je je juist dit en niet dat waarvoor je „op je kop kreeg". Niet het achtervolgen van den op voeder achter het kind om het vooral te kun nen betrappen als het ondeugend is werkt het meest opvoedend. Juist het vertrouwen, het ,,jij zal zooiets niet doen" roept zijn gewe ten én schuldgevoel wakker. In dat opzicht is het kind als de volwassen mensch. Want zijn het bij ons ook niet onze onge strafte, door anderen ongeweten misdaden, waarover we ons het diepst schamen? Is voor ons ook iets beschamender dan een on verdiende hulde? BEP OTTEN OM ZELF TE MAKEN! HET ZOOMEN VAN EEN KLOKROK. „Een jurk naaien vind ik niet erg", hoorde ik laatst een jonge vrouw zeggen; „maar een klokrok zoomenUit haar toon hoorde ik duidelijk den afschuw voor dit werkje. In derdaad, het is lastig. Daarom willen we u nu een paar aanwijzingen geven, hoe men dit het beste kan uitvoeren. Het is het beste, als de rok geknipt en in elkaar genaaid is, hem zoo lang te laten hangen tot de schuine banen genoeg uitge rekt zijn. Dan pas beginnen we aan het zoo men. Bij zijde stikt men den zoom heel smal met de machine om; het strijken er van is gemak kelijk. Fluweel en dergelijke stoffen, die men niet zichtbaar zoomen mag, krijgen een flanel- of andere siersteek. Men spelt den zoom en naait met een steek, die men niet heelemaal door prikt. Deze steken zijn onzichtbaar op de goede zijde en pletten niet bij het strijken. Stoffen, die erg rafelen, worden eerst omge stikt en dan op de goede breedte gezoomd. Al deze zoomen zijn nauwelijks een centi meter breed en ze hebben het voordeel altijd goed te vallen. HOEDEN. Bijgaande afbeelding toont U eenige gang bare modellen voor dezen zomer. Zoowel de groote hoed van organdie of tule, als het kin- derhoedje met opgeslagen rand zullen gedra gen worden. Het stijf afstaande paardenharen voiletje heeft zich nog steeds gehandhaafd. De groote hoed van fijn stroo zal men zien bij jurken van organdie of taf zij de. DENIEUWSTECARNEERINCEN Het allernieuwste op het gebied van gar neeringen zijn garneeringen van de stof, waar van de jurk gemaakt is, zelve: de Parijsche kleermakers, die de alles behalve eenvoudige techniek van het modevak verstaan als geen andere ter wereld, bereiken daar buitenge woon mooie dingen mee. De teekening geeft een klein idee van de mogelijkheden, die de nieuwste mode van garneeringen van de stof zelf, biedt; in Frankrijk noemt men het „gaufrer" en het wordt op het oogenblik steeds meer toegepast. Het begin ervan heeft iets ge meen met het vroegere smockende stof wordt namelijk met dunne draden in de vereischte fijne plooitjes getrokken; daarna echter wor den die plooitjes in de stof gebrand, waarna de draden weer verwijderd worden. Op die manier is de halsgarneering en de bies voor langs de linksche jurk gemaakt; de in twee lagen vallende kraag van het andere japonnetje is gedeeltelijk ook op die manier bewerkt, zoodat het niet-bewerkte gedeelte in een soort van ruim vallenden strook uit de kleine, ingebrande plooitjes tevoorschijn komt. Bij wijze van reactie op het eeuwige witte kraagje schijnen deze jurken geheel in één tint buitengewoon succes te hebben; dat zal trouwens iedereen zich kunnen begrijpen, die voor zichzelf al tot de conclusie is gekomen, dat de distinctie van een in een kleur gehou den jurk moeilijk te overtreffen is. W. T. Vóór den 21en Juni kun je nooit van het weer op aan, zegt de amateur-weerprofeet, en het lijkt er inderdaad dit jaar erg veel op, dat hij gelijk zal krijgen .Den eenen dag' is 't warm, den volgenden dag nog veel warmer, dienzelf den avond zakt de thermometer als of 't maar niets is, twintig graden en weer een dag ia- ter loopen we alweer over de kachel te den ken, de kachel waarvan de pijp dezen winter is doorgebrand en omdat het verleden week toch zomer was, hebben we op raad van den schoorsteenveger maar besloten om met een nieuwe te wachten tot 't najaar, dan behoef den wij ook niet bang te zijn dat de elleboog nog weer met roet gevuld zou raken. Dus is het branden van de kachel een vol komen onmogelijkheid, wat de huisvrouw in haar hart eigenlijk wel gemakkelijk vindt, want wie denkt er nu in Juni nog aan een kachel. Intusschen brengt de dag van vandaag alweer heel wat zon en een milder tempera tuur, waardoor de zomerkleeding weer een kans maakt om aan bod te komen. En daar die natuurlijk, opgeknapt en wel in de kast hangt, klaar om aangetrokken te worden, ho pen we maar opnieuw, dat't nu toch eens met de warmte zal doorzette n. U kent natuurlijk het spelletje wel, om iemand iets te laten zoeken, en daarbij aan te geven: warm, of koud; het eene oogenblik is men warm, en denkt dat men er vlakbij is, één enkel klein pasje kan aan ieder een ver ontwaardigd: koud! ontlokken. Nauwelijks is het heerlijk warm weer, en we denken: ge lukkig, nu is de zomer er dan toch, de tijd doet een klein stapje verder en de Bilt snauwt ons verontwaardigd: koud! toe. Dus hullen wij ons den eenen dag in winter- kleeren en hebben het nóg koud, en den vol genden loopen wij in zomergoed, en vra gen ons af, hoe het ter wereld mogelijk is, dat we het ooit koud gehad hebben. Wie in dezen tijd op reis gaat, moet een zo mer, plus een winterfarderobe meenemen; neemt men alleen winterkleeren mee, omdat het immers toch al zoo lang koud is, tien te gen één dat het weer om Slaat, en dat een heerlijke zomertemperatuur den spot komt drijven met alle pessimistische voorgevoelens van koude. En omgekeerd natuurlijk. Een ander, die een enkele dag uitgaat, zal wijs doen, wanneer zij tenminste zomer Idee- ren draagt om een extra warm stuk mee, te nemen, het zij een korte of lange jas of des noods een warme shawl: de temperatuur wisselt immers bij het uur. Jammer is het altijd dat in koude dagen van den tuin meestal weinig te genieten valt, en dat juist in een tijd, dat hij op zijn aller - feestelijkst is uitgedoscht! De gure wind is al lesbehalve uitnoodigend, en wanneer wij een mantel moeten aantrekken om het in den tuin te kunnen uithouden, dan zullen wij ook maar al te blij zijn om zoo gauw mogelijk weer naar binnen te kunnen gaan. Het mag dan echter al niet prettig zijn om in den tuin te wandelen, of om fietstochten te maken, tegen den guren wind in, of om te picniccen in de kou, wel heerlijk weer is het om groote wandelingen te maken. Is het eenmaal volop zomer, dan zijn de wegen te druk en te stoffig, en is het bovendien veel te warm voor een groote tocht, maar zoolang het frisch weer blijft, is het wandelen een genot. Wij kunnen ons dun kleeden, wat licht loopen mogelijk maakt, en van het wandelen zelf worden wij immers warm genoeg. Daar bij komt dat de natuur frisch fleurig is, en er in dat Paaschbeste jasje buitengewoon aan lokkelijk uitziet. Moppert u over het koude weer en de ein deloos-vele wisselingen in temperatuur? Doe dan zooals mijn buurman, die veel gereisd heeft in zijn leven, en verrukt is over ons Hol- landsche klimaat. Heerlijk afwisselend, noemt hij het, er is nooit eentonigheid in, elke dag is weer anders; dat noemt hij een voor recht voor ons Hollanders, dat wij niet half beseffen, neen erger nog, waartegen wij wa rempel nog te keer gaan ook! Wat vindt u van die opvatting, is ze niet meer dan aanlokkelijk om over te nemen, en ze ook tot een van onze eigen te maken? Ver rukking over het Hollandsche klimaat, het is weer eens iets geheel anders! E. E. J.—P. fCeukeTMjeli einraen LCTïflerteinne Pikante kalfslapjes (6 personen): 11/2 pond dunne, kleine kalfslapjes, 1/2 ons doorregen spek, 2 lepels boter, 1 ui, wat cayennepeper, ongeveer 3 deciliter bouillon (b.v. van 1 bouil lonblokje). Wasch de lapjes en wrijf ze in met wat zout. Wentel ze luchtig door bloem en bak ze in de koekepan aan beide zijden bruin in de boter. Breng ze over in een stoofpan; bak in de koekepan het in blokjes gesneden spek met de fijngesnipperde ui lichtbruin; voeg wat cayen nepeper toe, daarna de bouillon, giét nu alles in de stoofpan en laat de lapjes in deze pi kante saus nog 20 minuten stoven op een zeer zacht vuur. Rijstkoekjes (4 personen): 1 kopje rijst of 3 kopjes gekookte rijst, 1 a 2 eieren, 5 lepels suiker, 6 lepels bloem, een theelepel fijne ka neel, de geraspte schil van 1/2 citroen, iets zout, boter om in te bakken. Wasch de rijst, zet ze op met 3 kopjes water en een weinig zout, kook ze zachtjes gaar (30 a 40 minuten) en laat ze bekoelen. Klop de eidooiers met de suiker, tot de massa licht van kleur is. Voeg hierbij de bloem, de ka neel, de geraspte schil van de citroen, iets zout en op het laatst de gekookte rijst. Roei er daarna luchtig het stijfgeklopte eiwit door en bak van deze massa, in boter, mooie ronde koekjes, aan beide kanten bruin en gaar. Om dit gerecht wat eenvoudiger te maken, kan men de eieren laten vervallen of door 1 eidooier vervanger.de bloem, suiker en ka neel worden dan aangemengd met een weinig melk (of de eidooier wordt geroerd met de suiker, waarna de bloem en dan de melk wordt toegevoegd); het moet dan een vrij dik beslag zijn, waardoor de gekookte rijst wordt geroerd. Het zal niet anders gaan. Indien de vredes beweging in steeds breeder kringen om zich heen wil grijpen, zal dit in de eerste plaats het werk der vrouwen dienen te zijn. Wie de prachtige vredesdemonstratie te Den Haag op 18 Mei gezien heeft, die moet wel doordrongen zijn van de gedachte: „de vredes- idee leeft bij de vrouwen, zij zijn bereid daar van te getuigen...." en het allerbelangrijkste eenige oogenblikken, misschien wel een ganschen dag, het eigen gezin op den ach tergrond te stellen, voor het groote gezin der gansche menschheid. En een oogenblik heb ben zij zich de moeder gevoeld van dat groote gezin en begrepen, dat zij het moeten zijn die draagster der vredesgedachte, hun mannen en zonen te verdedigen hebben tegen den ge- nadeioozen moord, die een volgende oorlog zal zijn. Doch niet alleen mannen en zonen. Wie wat dieper is doorgedrongen irn de middelen, die in een nieuwen krijg gebezigd zullen worden, weet voldoende, dat de komende oorlog zich in zeker niet geringer mate over de z.g. „non combattanten" zal uitstorten, als over het leger zelf.en dat zij hier nagenoeg' weer loos tegenover zullen staan, n'en déplaise gasmaskers en onderkomens, die slechts in zeer enkele gevallen gunstige resultaten zullen kunnen opleveren. Er is wel eens gezegd, dat de dreiging van het oorlogsspook te wijten is aan een gebrek aan opofferingsgeest. Wij willen dit niet ont kennen, maar als dit zoo is, laten wij ons dan toch in de eerste plaats wenden tot haar, wier offerzin van ouds bekend is, tot de vrouw. Zeker, het is juist, wanneer wij te hooren krijgen, dat de vrouw over het algemeen lauw en voor andere belangen dan die van het eigen gezin nauwelijks toegankelijk is. Dat het zoo moeilijk is de vrouw in beweging te krijgen en dat men onder haar, die zich op maatschap pelijk terrein bewegen, altijd weer dezelfde gezichten aantreft. De vrouw zich nog te weinig gevoelt de wereldburgeres, die haar in vloed ten goede te gebruiken heeft, doch dat zij de samenleving nog te veel ziet door de oogen van haar man. Maar hoeveel opofferingszin, hoeveel hulp vaardigheid legt de vrouw niet aan den dag, waar het haar eigen gezin betreft. Daarvoor is haar geen moeite te veel, geen taak te zwaar. Het gaat er dus om, om die twee tot elkaar te brengen: de vrouw en den vrede. Wanneer eenmaal de vrouw begrepen heeft, dat het vredesvraagstuk haar eigen man, haar eigen kinderen en ten slotte ook haar zelve raakt wanneer zij eenmaal inziet, dat de vredesge- dachte tenslotte niet is een aangelegenheid van wat overspannen apostelen, doch „haar eigen zelve" raakt, dan is zij ook bereid tot het offer, want zij ziet niet op tegen in spanning en moeite, maar zij ziet op tegen het' zich belachelijk maken. Het getuigen en vooral het demonstreer,en lijkt haar iets: „dat doe je nu eenmaal niet". Haar man, haar kennissen kóndèn het eens belachelijk vinden. Geheel anders staat dit met de vrouwen, die reeds den weg tot de organisatie gevonden heb ben. Zij hebben geleerd de gemeenschapsge dachte te stellen boven de belangen van het individu. Uit bijna alle vrouwenorganisaties spreekt een krachtigen wil tot den vrede en een beroep op haar wordt, zeldentevergeefs gedaan. In deze vrouwenorganisaties komen de humanitaire krachten der vrouw veel meer tot uiting dan in haar individueele leefwijze. Daarom is een der eerste dingen, die da vredesbeweging heeft te doen, de vrouw over het horretje van het individueele gezin te leeren naar buiten zien. Wanneer zij leert met eigen oogen de wereld te bekijken en er in mee te leven, zal dit stellig- haar verantwoor delijkheidsgevoel stimuleeren. De vrouw is buitengewoon gevoelig voor1 suggestie, 'kuddediertje als zij in nog grooter mate is dan de man. Wat door „men" niet ge daan wordt, valt haar zwaar, in tïjdén echter, dat de vredesgedachte bijzonder populair is en we hebben kort na den oorlog zulke tijden gekend valt het niet moeilijk de groote massa der vrouwen mee te krijgen. Doch wat voor waarde heeft déze vredeswil, indien hij niet bereid is in minder rustige en vredelievende dagen hiervan te getuigen. De individueele vrouw, de gezinsvrouw, blijft nog ten achter bij den strijd voor den vrede Zij moet gewonnen worden. Zij moet meedoen. Het is niet genoeg geweest, dat duizenden vrouwen op 18 Mei van haar vredeswil getuigd hebben. Het hadden er tenslotte ook tien-, ja honderdduizenden kunnen zijn. De thuis- blijfsters moeten overtuigd worden van haar ongelijk, van haar plicht, de noodzaak van. haar offer aan de gemeenschap. In de vredesbeweging strijden vrouwen in de voorste gelederen mee. Het zijn vrouwen van verdienste, met een sterk sociaal verantwoor delijkheidsbesef. Maar het geldt hier niet al leen de enkele uitnemende figuren, de vrede is de zaak van alle vrouwen en alle vrouwen moeten tot het inzicht komen, dat haar plicht meebrengt hiervoor te strijden. Zal ons nog tijd gelaten worden tot voor bereiding voor een demonstratie in het komen de jaar, dan, niet waar vrouwen, zullen er geen duizenden, maar honderdduizenden vrouwen getuigen en het zal een grootsche manifestatie worden voor den vrede De vrouwen, de helft der bevolking, verzetten zich tegen den oorlog. M. V. KLEIN MEISJE. Als ik je zie met de zon op je haar, dan zou ik m'n handen op je oogen willen leggen om al het leelijke en slechte te beletten jóu. klein meiske, te bereiken. Het is zoo wonderlijk, wanneer een kind meisje wordt. Het kinderlijk rond gezichtje wordt, langer en smaller, de oogen krijgen uitdrukking, de mond karakter, het lichaam strekt zich en begint vaag de eerste contou ren te trekken van de latere vrouw, de gang wordt veerend, de bewegingen worden iets sierlijker.- Het voltrekt zich alles zoo gelei delijk en langzaam, dat men zich er niet van bewust is, tot opeens geheel onverwacht een beweging, een enkel gebaar, ons wakker schudt en ons doet zien dat daar geen kind meer staat, doch een meisje. Ontroerend oogenblik, waarop je van hp' kind afscheid neemt, om het meisje als vrien din te ontvangen en 't is wel van diepe betee- kenis dat de eerste impuls is, om je armen om zoo'n meiske heen te slaan in bescher mende afweer tegen het leven en dat de eer ste gedachte is „arm kind, nu komt de strijd, zul je kunnen overwinnen?" En diep in je hart spreekt dan je opperste geweten, Mijn zonden zullen aan m'n kinderen bezocht wor den, welk lijden heb ik dit teere wezentje op de schouders gelegd? En als paddestoelen schieten ze om je heen op. al die zonden, die nu opeens zoo heel erg lijken, terwijl je er vroeger toch wel excuses voor vond. en al die slechte eigenschappen, waar niets goeds te genover schijnt te staan. In gedachte ga je de levensjaren van je kind terug en in ieder vergrijp vind je de aanduidingen terug van je eigen karakter en een kille hand grijpt om je hart, beneemt je den adem. ,Jouw schuld! Jouw schuld!" En je weet dat dit kind je nooit verdriet zal kunnen aan doen, want het zou immers zoo goed en edel zijn geweest, als het maar niet belast was met je eigen zwakheden. Dan trekken weer alle oogenblikken waarop je anders had moe ten doen en het toch niet gedaan hebt, in droeven stoet langs je oog en je weet dat je zoo hebt gedaan omdat het leven lokte en riep en sterker was dan je beste bedoelingen en als je dan bedenkt dat zoo'n klein meiske daar tegen zal moeten vechten en overwin nen. dan sidder je en houdt haar extra stevig omvat. Maar dan klaart je gezicht weer op, want je herinnert je, hoe ze wel gisteren voor den spiegel stond om haar muts op één oor te trekken, met een lokje er uit, maar hoe ze diezelfde muts en haar schoone witte jurk tien minuten later glad vergeten had om even te probeeren in een „knalligen" boom te klimmen. Je kunt weer lachen om je zorgen bij haar geheimzinnige onthulling dat ze „een jongen" heeft die haar de helft van zijn ijs- co's van drie cent laat aflikken en die mei haar „loopt", wanneer je bedenkt dat ze dien morgen met den ijsco-vriend op straat zat te knikkeren en even later Camera imiteerde, toen ze meende dat hij valsch deed. Je wilt alle moeilijkheden nog zoo graas wat uitstellen en je weigert koppig om terug Aspergesoep (5 personen): 11/2 Liter 60 gram beter, 1 eidooier, 1 deciliter melk, en kele gaargekookte stukjes of aspergekoppen. Verwarm roerende de boter met de bloem; voeg, onder voortdurend roeren, het asperge- nat toe. Laat de soep 10 minuten doorkoken en laat in dien tijd de bouillonblokjes erin oplossen. Verwarm in de laatste minuten de aspergekoppen of stukjes asperges in de soep en giet deze dan, steeds roerende, langzaam in de soepterrine, waarin de eidooiers met de melk geklopt is. te denken aan je eigen jeugd, aan dat ééne meisje, dat altijd iet-s geheimzinnigs te be- spreken had en aan dien éénen jongen, waar je beslist niet mee praten mocht eii je pro beert je zelf wijs te maken, dat 't bij haar natuurlijk niet zoo is. dat er in haar omge ving geen enkel vroegwijs kind is, dat slech ten invloed zou kunnen hebben, en als er al zoo'n kind zou zijn, dan zal ze natuurlijk heelemaal niet luisteren, want je hebt haar dat zoo ernstig onder het oog gebracht. Dat gaat je alles door het hoofd, wanneer je „het meisje" ontdekt hebt en je vindt geen vrede en geen rust, omdat daar steeds het besef blijft van niet genoeg gedaan te heb ben. Je weet dat je probeert je zelf gerust te stellen en dat alleen is als bewijs van je schuld tegenover dit kind. Je had een zooveel beter voorbeeld moeten geven, je had zooveel meer met haar samen moeten ziin. Je hebt zoo vaak onredelijk gestraft omdat je moe was, en je hebt zoo vaak door de vingers ge zien, omdat er bezoek was. Je hebt Eigenlijk voel je je zoo klein tegenover je kind en je begrijpt het niet dat ze je met zoo veel liefde en ontzag aankijkt. Klein meiske kon ik je toch beschermen' tegen alles wat een verbaasde vraag in je oogen zou kunnen doen komen, kon ik maar voorkomen dat je ooit andere tranen dan je kindertranen zou schreie, kon ik je zilveren blijde lach maar tot je dood toe voor je be waren, kon ik 't Hart is me zoo vol klein meiske. Heb ik jou niet op deze wereld gebracht? Heb ik je niet dagelijks verteld van de mooie dingen in het leven, om je te leeren zien, hooren en waardeeren? En heb ik niet alles wat leelijk en slecht was, voor je verborgen gehouden, omdat je nog zoo klein was en je jeugd alleen' maar zonnig mocht zijn? Nu ben je geen kind meer. je bent meisje geworden. Tot nu toe heb ik alleen vreugde van mijn taak als moeder gehad, nu komt voor ons beffen het zware deel. Ik zelf moet ernst pp je blijde wezen stempelen; ik zelf moet je leeren dat op iedere lente, zomer, maar dan ook onafwendbaar herfst en wi^4-— volgt; ik zelf moet je leeren dat iedere lach van vreugde betaald moet worden; ik zelf moet het je zeggen dat dat mooie leven is els een spiegelgladde zee met sterke en verra derlijke stroomingen van de veilige kust ff. Maar zal ik er in slagen je ook te leeren dat ernst blij kan zijn: dat herfst en winter een eigen schoonheid hebben al moet alles - dorren en afsterven; dat iedere traan rijker maakt, dat eerst het verdriet ons werkelijke opgewektheid kan leeren; dat de stroomin gen in de levenszee wel gevaarlijk zijn, maar niet onoverwinnelijk en dat iedere zegepraal meer moed en kracht geeft? Geef me je hand. mijn meiske. We zullen het samen probeeren. HELEN. WEET U DAT...: vettige vlekken van kaarsvet weg maakt met benzine, tertra, of verwarmden witte terpentijn (au bain marie; nóóit op het vuur verwarmd) vuile vilthoeden gereinigd worden met een mengsel van heet water en 3 procen- tige waterstofsuperoxyde? Met een schoone schuier wrijft men eerst de vlekken, daarna den heelen hoed. men spiegels met zachte doeken glimmend kan wrijven en de vlekken kan ver wijderen met brandewijn of een andere alco holsoort, met blauwsel of een papje van bran dewijn en heel fijn gemalen krijt?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 8