het Kattei
IN HET VOETSPOOR VAN HUMBOLDT.
Het Scheepvaartmuseum van Torekov.
Monument voor de stervende zeilvaart
(Van onzen correspondent)
Stockholm, Juni
Een witte kajuit bij een hoogen masthet
Scheepvaartmuseum van de jutters en
sloopers, de oude zeilvaarders van Torekov.
Tusschen de blauwe baai van Laholm en de
zonnevonkende Skalderviken steekt Hal-
landsasen zijn rondende hoogten en bran-
ding-ombruisende rotsen vooruit in de zee, die
hier Kattegat heet. En daar heel op de punt,
vóór de eerste glooiingen van het van rijpen
de rogge deinende land, vóór den gordel van
wind-gebogen dennen, op de lage kale kaap,
waar een reeks rotsblokken zich beschermend
buigt om een rimpelloos haventje vol witte
visschersschuitjes, ligt Torekov.
Wie van de landzij komt, ziet het eerst de
kerk. die niet mooi is, maar soms het beweeg
lijk lijnenspel van reflecties van zon op water
langs het witte gewelf heeft en voor de lichte
raamvlakken de silhouetten van koperen kro
nen en ouderwetsche scheepjes met bollende
zeilen hangt. Dan slingert de landweg verder
tusschen hellende akkers, komen er wat nieu
we huizen met „kamers te huur" voor bad
gasten, gaat het grinddek van den weg over
in de hobbelige keien van een straat, zijn er
wat zijstraatjes met nog grover keien en een
paarden paadje in 't midden, waar seringen
hun geurende trossen over schuttingen beuren
en een hond te slapen ligt. Volgt een pleintje
met verwaaide boomen, een pomp, een paar
winkels, een aardig hotelletje met een zeilend
scheepje in den gevelsteen boven de breede
eikendeur, twee gele autobussen en een roode.
benzinepomp; komt er nog een straatje waar
je in de dakgoten kijkt en de sterke geur dei-
seringen hangt,, en dan sta je aan het haven
tje, waarachter de zee wijd en blauw zich
strekt naar den einder, die een langzaam
voortstoomende vrachtboot draagt.
Baedeker rept gelukkig niet van Torekov
en de gids van de streek weet behalve eenige
feitelijke bijzonderheden en het jaartal van
't vergeelde document, waarin Torekov het
eerst genoemd wordt, weinig meer te vertel
len, dan dat men hier een bootje behoort te
nemen om naar Hallands Vaderö over te ste
ken, het slechts door een jachtopzichter en
een vuurtorenwachter bewoonde eiland, over
welks bezit de Zweedsche staat en de kerk
van Torekov nu al eeuwen lang hebben ge
procedeerd, zoodat het niemands eigendom is
en 't vrije schier ongerepte domein van
meeuwen en sterns en allerlei andere gevleu
gelde vrienden kon blijven. Maar de oude vis
scher, die je eerst een pruim uit z'n zilveren
tabaksdoos en vervolgens zijn boot voor een
overtocht is komen aanbieden en die, wanneer
je pruim noch boot wilt aanvaarden, sans
rancune een praatje begint over wind en weer
en varen en visschen vertelt al spoedig, dat
Torekov sedert eenige weken een scheepvaart
museum heeft, zooals hij er vroeger, toen hij
voer op een Halmstadschen bark naar verre
kusten, nog nergens een gezien heeft.
En hij wijst over z'n schouder naar het
dijkje langs den zeekant, waar een stuk van
een schip ligt met een witte kajuit aan den
voet van een hoogen mast.
Torekov leeft van de zee. Tegenwoordig
brengen de badgasten en de dagjesmenschen
geld in 't oude visschersdorp. levert de vangst
onder de kust net genoeg op, dat eenvoudige
lieden er 't leven bij kunnen houden en varen
de jongkerels op schoeners en galjassen in de
kustvaart of op de vrachtschepen van Hal-
singborg en Gothenburg. Maar vroeger, in
den tijd van de groote zeilvaart, had Torekov
een paar eigen familiereederijen, die brikken
en barken over de zeeën zonden, woonden er
hier in deze lage houten huisjes schippers en
schepelingen, die de Golf van Biscaye en de
Noord-Afrikaansche kust even goed kenden
als de eigen baai van Laholm of de golvende
lijn van 't schiereiland Kullen. En als de man
nen oud geworden waren, trokken ze er met
hun seherp-zeilende bootjes op uit om te vis
schen natuurlijk, maar ook om vreemde sche
pen langs de banken te loodsen, om te jutten
op Hallands Vadeiö, dat er met zijn klippen
en platen zoo verraderlijk dicht bij het groote
vaarwater ligt.
Van dien tijd dateert „Torekovs Bergeralag"
de coöperatieve bergings-vereeniging, die in
stormachtige herfstnachten de booten uit
zond naar het Vaderö om af te wachten of
niet een uit den koers geraakte schuit daar
aan den grond zou loopen. om hulp en redding
te brengen, wanneer aan een gehavenden
mast het noodsein geheschen werd.
Wrakken zijn er voor rekening van den
reeder leeggehaald, oude schepen zijn op het
strand gezet en gesloopt en sedert op het Va
derö een vuurtoren werd gebouwd en de zoo
veel snellere stoom- en motorschepen de taak
van de oude zeilers al meer en meer overna
men, hebben de visschers van Torekov, de af
stammelingen van de schippers van de fiere
hooggetuigde zeilschepen van voorheen, juist
veel te sloopen gehad aan afgedankte gal
jassen en brikken, barken en schoeners en
hoe zij meer mogen heeten.
Toen geviel het van 't winter, dat iemand
van het nieuwe historische scheepvaartmu
seum te Stockholm naar Torekov kwam en er
een deel kocht van een schip dat daar juist
gesloopt werd. En daar het oude schippers-
dorp niet voor de koninklijke hoofdstad
wenscht onder te doen, wanneer het 't bewa
ren van herinneringen aan de oude zeilvaart
geldt, besloten de mannen van het Bergare-
lag en een paar oude zeekapt-eins, een ander
deel van het schip in stand te houden en tot
museum in te richten.
En daar ligt nu de kajuit achter den groo-
ten mast bij het dijkje met de oude scheeps-
kanonnen, met een deel van het hellende dek
er om heen en het klare licht van de zee door
de patrijspoorten. Naast het deurtje hangt een
bordje, waarvan het opschrift begint met den
eersten regel van een veel-gezongen zeemans-
wals: ,.Kom eens binnen in ons kleine ka
juitje...." en dan vervolgt: „Geef wat, al
naar ge 't missen kunt. Nadat loods- en ha
vengelden en de nieuwe hoed van den schip
per betaald zijn, wordt een eventueel over
schot onder arme visschers, zeelieden en we
duwen van zeelieden verdeeld. De voorwerpen
kunnen aangeraakt worden, maar leg ze s.v.p.
op hun plaats terug. De kajuit is nog niet half
klaar, doch kom maar eens over een maandje
terug. Dan houden we ons voor deskundige
kritiek aanbevolen, maar van aanmerkingen
van onbevoegden trekken we ons niets aan.
Hoogachtend, Inwoners van Torekov, die wil
len redden wat er wellicht nog van de scheep
vaart in oude tijden, van haar geschiedenis
en dergelijke overgebleven is".
Een bus met een gleuf hangt er naast en op
de tafel in 't kajuitje ligt- het kasboek, dat een
batig saldo over de eerste maand van bijna
twee-honderd kronen aanwijst. Hetgeen voor
een museum wel iets heel bijzonders is. Maar
dit scheepvaartmuseum is ook heel bijzonder.
Geen vitrines, geen nummers en opschriften,
geen koorden en wachters, alleen maar een
kajuit, zooals die er op de nog varende barken
moet uitzien, met roode kussens op de ban
ken en een dik kleed over de glimmend ma
honiehouten tafel, met een koperen lamp in
de koekoek en geblokte gordijntjes voor de
kooien, met een zak voor den Bijbel en het
Psalmboek, met een kijker en een sextant en
een barometer naast de kooi van den schip
per, met prenten van theeklippers en be
roemde zeilers, kleurige briefkaarten van
schoonen uit verre landen, blommetjes van
vogelveeren en banale, maar hier haast ro
mantisch wordende souvenirs uit Rio, Algiers,
Colombo en New-York. En de „tand" van een
zwaardvisch ontbreekt evenmin als stoffige
brokken koraal, terwijl in 't nauwe kombuisje
het keteltje op het fornuisje staat en de kof-
fiemokken en jeneverglaasjes aan hun rekken
hangen. En schoon omlijsten de koperen ran
den van de patrijspoorten stukken zee en
zonnige lucht, zooals zij dat jaren lang in de
wijde ruimte hebben gedaan.
Een eindje verderop aan den waterkant is
het „annex" van dit wellicht unieke museum,
een loods van wrakhout in elkaar getimmerd,
waar wanden en zoldering volgehangen zijn
met de naamborden van gestrande en gesloop
te schepen, waar de spiegel is opgesteld van
de bark „Nordlyset", het laatste zeilschip van
het Groenlandsche Handelsmonopolie, har
poenen en riemen, een log en een anker, een
barometer en meer resten van gestrande
schepen een plaats vonden. Een galjoensbeeld
van een heer met vadermoorders, een ander
van een krijgsman met vervaarlijke snor sta
ren uit over de zee, geverniste consoletjes
schragen de banken langs de wanden, waarop
's avonds de oude schippers wat zitten te boo
men of alleen maar zitten en pruimen en
droomerig kijken naar den einder.
Binnen een kunstig gesneden houten lijst
hangt een opsomming van al de schepen die
bij menschenheugenis hier voor de kust ver
gaan of door Torekovs Bergarelag gesloopt
zijn.
Daarnaast zit achter een stukje glas een
bruin geworden krantenknipseltje met de
prachtigste zeemansvertelling die ik ken. Het
verhaal van schipper Mattson over z'n zeilage
in den Griekschen archipel, waar 't zoo storm
de en het zoo nauw was tusschen de eilanden
dat je vijftig maal in de minuut moest keeren,
zoodat de roerganger scheel werd en tenslotte
niemand meer bakboord en stuurboord uit el
kaar kon houden. Nou, toen ging er aan bak
boord en aan stuurboord iemand staan, die
voortdurend riep „hier bakboord" of „hier
stuurboord". En toen we weer in open water
kwamen merkten we, dat we achteruit zeilden
en dat de katrollen den verkeerden kant op
liepen. En toenverder valt de historie
moeilijk na te vertellen, maar zij is prachtig
en de oude loods, die er in de schuur zijn
pyp zit te rooken, verzekert me, dat Mattson
hier van Torekov was en dat de oude schip-
pers en visschers daarom geen verhalen meer
vertellen over hun avonturen op de zeilages
van vroeger. Want tegen Mattson kan nie
mand op, zelfs Petter Bruse niet, die vier maal
de wereld omgezeild is en zijn portret als
briefkaart in alle winkeltjes van Torekov
heeft hangen.
C. G. B.
V. A. R. A-ZOMERFEEST.
Naar schatting waren er
90.000 bezoekers.
OPVOERING VAN GROOT OPENLUCHTSPEL
Het VARA-Zomerfeest, dat Zondag 1 Juli op
Birkhoven nabij Amersfoort werd gehouden,
heeft zich wederom in een groote belang
stelling mogen verheugen. Reeds des Zater
dags waren de eerste sporen in de stad merk
baar, doch in de ochtenduren van den vol
genden dag begon eerst de groote massale
intocht. De politie had overal groote voor
zorgsmaatregelen getroffen, om het verkeer
in goede banen te houden, zoodat alles zeer
ordelijk verliep, terwijl de spoorweg-directie
twee extra perrons n.l. bij De Vlasakkers bij
de lijn Utrecht-Amersfoort en één aan de lijn
Amsterdam-Amersfoort had aangelegd 0111 de
24 extra treinen met feestgangers door te laten
komen.
Bij den aanvang van het middagprogram
ma waren zeker een 90.000 bezoekers op het
feestterrein aanwezig. Om het den velen tien
duizenden toeschouwers mogelijk te maken de
opvoering goed te volgen had men drie groote
podia gebouwd, waarvan één in het midden
en twee op een hoek van het terrein, welke
onderling verbonden waren door een brug van
200 M. lengte. Door een uitgebreide luidspreker
installatie was het gesproken woord alsmede
de zang en muziek over het gansche terrein-
zeer goed verstaandbaar. Het terrein, dat dooi
de kleurige vlaggen en doek met leuzen een
feestelijk karakter had gekregen, leende zich
uitstekend voor een dergelijke massale be
tooging.
Reeds des morgens om 8 uur werd begonnen
met de afwerking van het lijvige programma.
Het voorprogramma bestond uit gramo-
foonmuziek, gevolgd door de Arbeiders Muziek
vereeniging „P. J. Troelstra" o.l.v. Joh. Broes.
Aan dit ochtendprogramma werkten o.a. nog
mee, de Flierefluiters o.l.v. Jan van der Horst,
m.m.v. Albert de Booy, Het Vara-Orkest o.l.v.
Hugo de Groot en de humorist Kees Pruis.
Het hoogtepunt van den dag vormde wel het
Zomerfeestspel 1934: „Hallo zóó is de VARA"
samengesteld door Martin Gleisner (ontwerp
en regie), Martien Beversluis (Tekst) Piet
Tiggers (muziek), en Bob Buys (illustraties).
Voor dat het spel echter een aanvang nam,
sprak de tweede voorzitter van de VARA de
heer Klaas de Jonge een openingswoord, waar
in hij zijn groote voldoening uitte voor de
overweldigende belangstelling, welke het eerste
zomerfeest in Hilversum overtreft.
Hierna ving het zomerfeestspel aan. Tot
jrondslag van dit moderne massa-spel heeft
gediend het bekende VA.R.A.-lied „Hallo, hier
Hilversum hier is de V.A.R.A."
Aan dit spel grootsch van opzet, dat on
geveer 21/2 uur duurde, werkten o.a, mee, de
bekende VA.R.A.-medewerkers, de twee orkes
ten, zangkoren en kinderkoortjes, alsmede Jo
Hekkert v. Eysden, Ernst Busch, Jo Sternheïm
e.a. Na de inleiding „Bonte Klanken" kwam 't
tweede gedeelte „Onze wereld". Op aan
schouwelijke wijze en suggestief van aard
werd gewezen op het gevaar van den oorlog
en het noodzakelijke van te streven
naar den vrede. Het derde bedrijf
gaf ons te zien wat de VARA wil. Een vijftal
sprekers van verschillende organisaties o.a.
van de S.D.A.P. voerden nog het woord, waarna
de heer Arend de Vries, voorzitter der VARA
een korte feestrede hield.
Dit was het slot van het kernprogramma.
Het ha.-programma bestond uit muziek en
zang waarna het feest, dat uitstekend ge
slaagd genoemd mag worden, gesloten werd,
HET 25-JARIG FEEST VAN HET
C. N. V.
MINISTER SLOTEMAKER OVER
PRINCIPIEELE VAKORGANISATIE.
Bij de feestelijkheden ter viering van het
vijfentwintig-jarig bestaan van het C.N.V. te
Utrecht is een buitengewone algemeene ver
gadering gehouden, waar de voorzitter, de
heer K. Kruithof een herdenkingsrede uit
sprak waarin hij een overzicht gaf van het
ontstaan en den groei van het verbond. Te
leurstellingen zijn de organisatie niet bespaard
gebleven, in welk verband spr. de tusschen-
komst van het episcopaat releveerde waardoor
de r.k. hun eigen weg gingen. Overigens ge
waagde de heer Kruithof met dankbaarheid
van het toenemend ledental, dat thans 116.688
bedraagt.
Voorts werden nog verschillende toespraken
gehouden.
In Tivoli was een groote bijeenkomst waar
minister Slotemaker de Bruine de eigenlijke
rede hield. Wij bepleitte het recht van een
principieele vakorganisatie en maakte eenige
opmerkingen over een principieele gefundeerde
vakorganisatie. De diepste beteekenis hiervan
is, dat we begeeren door beginselen te worden
;eleid en niet door oopportunisme en in de
tweede plaats, dat we God stellen boven de
menschen.
Na afloop dezer vergadering stelden zich tal
van de aangesloten organisaties met haar
vaandels op en trok' men gezamenlijk naar de
Mariaplaats, waar het bestuur van het C.N.V.
op het balcon van het Gebouw voor Kunsten
en Wetenschappen den optocht gadesloeg.
ONDERZOEKINGSTOCHTEN.
„De Schuur", waar naamborden van voor de kust gestrande schepen
aan de wanden hangen
Het is een heele toer hier in het Noorden van
Zuid-Amerika hoekjes te vinden, waar de
hand van den mensch het landschap en zijn
bewoners nog niet veranderd heeft. Maar het
is mij toch gelukt. Heel in het Zuiden van de
Golf van Maraciabo monden een paar rivieren
uit, die haast nooit worden bevaren, omdat
ze nex-gens heen leiden en vrijwel onbegaan
baar zijn. Daar stevende ik heen in den vroe
gen morgen. Wij voeren op een halven kilo
meter van den kust, van den oerwoudzoom kun
je ook zeggen, om den tel niet kwijt te raken
van de riviertjes, die er monden en waarvan
de Rio Guachi een heel eind bevaarbaar
moest zijn. En dat was hij ook. Na een kwar
tiertje zoeken en peilen met den vlaggenstok
voeren wij halve kracht den honderd meter
breeden riviermond binnen, op zoek naar een
paar lagunen, groote plassen van stilstaand
water, maar vooral op zoek naar vogels. En
die waren er. Dicht bij de monding was de
rivier vrij schoon en rees eerst struikgewas,
daarachter boomen, dadelijk uit het water op.
In en op de struiken zaten reigers, onze ge
wone blauwe, een dito maar tweemaal zoo
groot, een purperreigertje, een nachtreiger en
een soort roerdomp. In bonte afwisseling. En
de meeste lieten zich vrij goed naderen, zoo
tot op een 25 M. Wat verder, waar de rivier
sterk begint te kronkelen, liggen aan de bin-
nenbochten groote velden waterhyacinthen
ook drijvende grasvlakten en daaruit schiet
een paar maal een kaaiman met zwaren plons
het water in. Dan komt er ook leven in de
boomen. Wevervogelnesten, schetterende par
kieten, krijschende papegaaien en overal een
groote staalblauw glanzende koevogel. Op de
drijvende planten roode waterhoen- of ral
achtige vogels met mooie witte snavelplaat
en in de lage struiken, wat je een dubbele
karakiet zoudt kunnen noemen met helder
gele borst. Weer veel bloeiende slingerplanten,
maar ook veel wilde palmen en blauwige berg
ruggen van de Anden op den achtergrond.
Hoog in de boomen zitten slangenhalsvogels,
en een pauwachtige vogel met aardig kuifje
op den kop, pawa zeggen ze hier. Hij lijkt op
pauwies van Suriname, maar is tweemaal
zoo groot.
En al dat gedierte zat even verwonderd te
kijken naar ons aanpuffende bootje en ging
er van door. Een uurtje voeren wij zoo stroom-
op en ondertusschen steeg de zon hooger en
om acht uur hield ik het niet langer uit.
Stoppen! En de kapitein kreeg order een
kwartier te blijven liggen en dan langzaam
te volgen en ik ging met een Inlandsch
matroos in de vouwboot er op uit. Er stond net
genoeg stroom om langzaam peddelende flink
vooruit te komen en al gauw had ik de eerste
reigers onder schot. Van de filmcamera dan
altijd hoor. Reigers, papagaaien, karakieten
toen de reuze pauwies. Maar dan begonnen
de moeilijkheden. Die wou niet weg en in een
film moet beweging zitten. Handgeklap,
schreeuwen, fluiten, wuiven met zakdoeken,
niets hielp. Hij vond het eene al interessanter
dan het andere van zijn veiligen uitkijkpost,
een meter of tien hoog in een boom. Zijn
vrouw zat hem vijftig meter verder te roepen.
Die vertrouwde mij niet. En de krokodillen
evenmin. Telkens als wij kalm om een hoek
kwamen drijven zag en hoorde je ze in het
water plonsen. Of de roode boothuid hen ver
joeg? Vaak blijven ze liggen tot de golf van
de motorboot ze van de zandbank afspoelt!
Vlugger dan mij lief was, waren wij weer
dicht bij de monding en voeren nog een heel
eind de lagune in. Prachtig helder water hier
en weer overal witte zilverreigers, of groote
blauwe dito, als uit papier geknipte silhouet
ten afstekend tegen de groene boschrand.
Maar nergens een kans om het bosch in te
komen. Alle kreekjes en zijriviertjes zijn ver
stopt door hoopen takken. Maar daar kwam de
D 67 al aanpuffen, dus wij besloten maar
eens een andere rivier te probeeren. De boot
aan boord geheschen, mooi tijd om nieuwe
films in te leggen en een half uurtje langs de
kust opgestoomd naar de Rio Santa Rosa. Die
bleek onbevaarbaar voor de D boot, een goed
ding en dus voor anker in de Golf en wij in
de vouwboot de rivier op. Een welkomstgroet
van een paar groote sterntjes, met forschen
gelen snavel. Een sterke stroom, modderbruin
water, maar als wij een honderd meter de
rivier op zijn, komt daar al een glashelder
stroompje uit het bosch zetten. Een poort
opent zich in den boschrand, half door neer
hangende slingerplanten afgesloten, die uit
een wijken voor den boeg en ons doorlaten.
Het gordijn valt achter ons en meteen drijven
wij in het groene schemerdonker van het
oerbosch. Een snauw, een gebrul en twee brul
apen gaan er met een vaart vandoor hollende
over de takken. Zware stammen hier, met
kolossale plankwortels, geweldig breed uit
loopend als eenig mogelijke verankering van
den zwaren stam in den met water verza
digden bodem. Spiegelglad is het donker
bruine boschwater. Langzaam trekken wij ons
voort aan de in bogen neerhangende klim
planten. Dan een plons, dat het water op het
voordek spat, een bellenbaan onder de boot
door. Een krokodil die ons weer eerder zag
dan wij hem!
Wij ploeteren nog wat voort, maar de groote
boomen staan al dichter bijeen en de apen
hebben alles wat vlug bewegen kon gewaar
schuwd. Doodstil is het in het bosch. Je hoort
de druppels van onze peddels in het water
plompen. Wij draaien met veel geplas en net
liggen wij weer recht of daar ploft weer een
kaaiman te water. Die ellendelingen zie je
blijkbaar slecht tusschen de kronkelende gril
lige boomwortels. Ongezellig idee! Maar zie
daar beweegt toch wat. Allemenschen wat
een tor. Hercules kever heet hij in Afrika. Mijn
matroos noemt hem elephantbeetle, dat is
blijkbaar het eenige Engelsch dat hij kent.
Hij, dat is de tor, heeft een groot uitsteeksel
op den kop en is daarmee ruim 12 c.M. lang
Het lichaam is zoo groot als een flink ei, maar
platter. Voorzichtig kom ik nader. Een snelle
greep met de pincet en meteen in den por.
Wacht even! Daar heb je mevrouw ook; zonder
slurf maar toch een stevig beest! In den dood
vereenigd dan maar. Bij de tarantula, die
geen kwaad meer doet!
Wij varen weer door het groene gordijn in
het barnende zonlicht en zwaaien stroom-
op. Dat is hard werken hour, als je tenminste
wat opschieten wil en al gauw biggelen de
zweetdruppels langs borst, rug en beenen.
Wat kun je zoo een water kwijt raken, maar
de zon staat ook loodrecht boven ons en er is
geen zuchtje te bekennen. En de stroom
glijdt geluidloos langs ons heen en neemt ons
mee terug als wij, maar even, willen rusten.
Een goed uur gaat het zoo stroomop, bij ver
takkingen telkens den breedsten stroom
volgend. Telkens plonzen krokodillen in het
water voor wij er iets van te zien krijgen, de
vogels laten zich aardig naderen, maar ein
delijk besluit ik het voorbeeld van de dieren
van het woud te volgen, die alle zoo van 12
tot 2 uur rusten. Een schaduwplekje onder
overhangend struikgewas is gauw gevonden
met een doorkijkje over de rivier, maar er is
niets te zien of te hooren. Geen muskieten ook
hier op de rivier, terwijl je in de boschkreeken
levend leeggezogen wordt! Een uur liggen wij
daar stil en niets beweegt, behalve wat
schaatsloopers op het water. Dan komt een
wolk voor de zon en meteen schreeuwen ara's
in de boomen aan den overkant en komt een.
reiger langs vliegen, die bijna vlak tegenover
ons streek. Maar hij zag mij naar den kijker
grijpen. Dan laten wij ons meedrijven met
den snellen stroom, af en toe een zijtak in-
roeiend tot hij zich in moeras en bosch ver
liest. Eén keer, terwijl wij draaien hoor ik
een gekef en geen vijf meter van mij af kijkt
een oolijk snuitje over een palmblad heen.
Een roodbruin aapje met vleeschkleurig
menschengezichtje en steil op staande pruik.
Geweldig opgewonden was dat kleine ding.
Even later verschijnen vader en moeder, broers
en zusjes, zes stuks in het geheel', allemaal
binnen tien meter. Kijken en nog eens kijken.
Wij zitten doodstil. Dan springt het kleine
ding ineens bovenop het palmblad en begint
dreigbewegingen te maken. Net of hij op ons
af wil springen. Voorzichtig houd ik hem een
sinaasappel voor. Groote opwinding maar
dichter kwamen zij toch niet. Tot een reiger
over vloog met schrillen waarschuwingskreet
en de idylle verstoorde.
Even later ligt een kaaiman, van een meter
of vijf op een modderbank een honderd meter
voor ons. Maar op 80 meter laat hij zich zacht
jes in het water glijden. Een tijdje zie ik nog
neus en ooren en dan niets meer. Ook weer
mis. Twee slangenhalsvogels, een reuze reiger,
weer een paar meter film. Wij sturen af en toe
even bij met de pagaai. Daar nadert een boom
stronk net onder water. Even afstooten. Een
klap, een plens water in de boot nog een
forsche staartslag en de boomstam, die een
krokodil was, is ook al weer voorbij. Even
later krijg ik een forsche klap om mijn ooren
en er valt iets met een smak op mijn film
toestel. Een visch, zoo groot als mijn hand,
die uit het water opsprong voor mijn peddel.
Dan weer kleine apen. Wij laten de boot in
den wal loopen en wachten. Ze komen weer
tot op een meter of acht met dezelfde leuke
dreigbewegingen. Hier schijnen niet veel
menschen te komen. Een mooie streek om in
den broedtijd eens een maandje door te bren
gen. Voor vandaag is het genoeg. Van acht
tot drie in het zonnetje gezeten in de open
vouwboot. Ik krijg zoo'n gevoel of mijn laatste
beetje hersens gesmolten langs mijn rugge-
graat afdruipt. Even den kop onder water in
een helder zijstroompje, dat helpt. Dan varen
wij uit naar het meer. Er is wat wind opge
stoken, die een venijnigen golfslag geeft, waar
wind en stroom elkaar ontmoeten. Voor de
veiligheid het spatdek maar weer heelemaal
dicht, maar ons bootje danst als een kurk
over de omkrullende golftoppen heen. Wij
komen aan bakboord aan boord, ik leg mijn
camera's binnen en stap aan stuurboord weer
uit om mijn kleeren te wasschen. Ze waren
tóch kletsnat, maar het water is lauw en de
ijskast is leeg. Maar er was warme thee en
dat is altijd het beste! Daarbij een dalend
zonnetje en een koele avond op het meer, dat
ons in slaap schommelde, terwijl wij oversta
ken naar Laguenillas. Daar wou ik het nog
eens op een andere manier probeeren. Captain >1
Br. zette mij in zijn auto. „Uitstekende weg
hoor, misschien een beetje vochtig" en dit
zeggende legde hij een zware houthakkers
bijl in den wagen. Tien minuten later beoe
fenden wij de geliefde sport van ex. keizer
Wilhelm. Een boom van een voet dik, lag
dwars over den weg. Even verder hebben wij
bijna twee krokodillen overreden, die in het
wagenspoor lagen te slapen en die ellendelin
gen gaan er dan met zoo'n vaart vandoor, dat
aan achterhalen geen denken is in het dichte
bosch. Op den weg staat het gras tot boven
den radiatorknop. De sneeuwkettingen liggen
allang om anders waren wij al tien maal in
de modder blijven steken. Telkens slaan er
takken in den wagen. De voorruit is omhoog
gewipt, anders slaat die stuk; wij kunnen
bukken. Lianen trekken de Ford makkelijk
stuk, maar als wij weer met een 30 K.M. vaart
je door een gordijn van slingerplanten willen
heen rijden, blijkt dat opgehangen te zijn aan
een omgevallen boom, met dat gevolg, dat
onze radiator op drie plaatsen lek is en één
tak het deksel van den stoomverdeeler afwipte.
Een eekhoorn die tusschen de takken zat, be
stierf het haast van schrik en sloeg toen een
kwartier lang zeer onbehoorlijke taal uit. Drie
kwartier repareeren met ijzer draad en klei
voor den chauffeur en even lang houthakken
voor mij. Toen nog een wilde jacht in den
wagen, die vol afgerukte bladeren en takken
lag, naar een groote giftspin, die ik net had
zien weg kruipen en toen wij bij de rivier
kwamen begon het net te regenen, zoodat de
krokodillen hun zonnebadplaatsjes juist had
den verlaten
Maar een fijnen dag gehad samen. Good
sport noemen de Englschen dat. Op den
terugweg een ketting verloren en toen drie
maal vast gezeten en onder de modder thuis.
En net op tijd in Maraciabo terug voor de big
dance in de club en dus niet eens kunnen
slapen! En toch: het leven is een lolletje, ten
minste voor
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN.
CONSUL VRIJGESPROKEN.
Verleden jaar werd de Nederlandsche consul
te Hannover, de heer U. Tiefers, naar de Ber-
lijnsche corr. van Hdbld. meldt, door de
nieuwe overheid gearresteerd en maanden
lang gevangen gehouden, beschuldigd o.a.
van het boeken van particuliere uitgaven op
rekening van de door hem geleide hypotheek
bank.
Ondanks het feit dat het openbaar Ministe
rie tegen hem een gevangenisstraf van ander
half jaar geeischt had, is de rechtbank te
Hannover Zaterdag tot volledige vrijspraak
gekomen. De staat is tot betaling van de
proceskosten veroordeeld.
HET PRINSES JULIANA NOODFONDS VAN
SIM A VI.
Tot 30 Juni kwam voor het Prinses Juliana
Noodfonds van Simavi ƒ15.090.75 binnen, en
wel aan giften 4042.— en voor den verkoop
van Julianakaarten ruim 11.000.
De onkosten bedroegen 1.586.50, terwijl aan
de plaatselijke crisiscomité's 1600.kon wor
den afgedragen, zoodat voor het eigenlijke
hoofddoel, aanschaffing van geneesmiddelen
enz., voor noodlijdende ziekenhuizen in Oost
en West Indië, 11.900.— overblijft.
Het Hoofdbestuur van Simavi is Prinses Ju
liana voor haren veelzydigen steun zeer er
kentelijk,