Het défilé langs het stoffelijk overschot van Z. H. H. Prins Hendrik. - Plechtige kransaanhieding.
Welkom thuis!
tsasr8sm>y l i W® 38 i?W MSM
De opbouw van de tribunes in de straten te Delft in verband met
de a.s, begrafenis plechtigheid van Z. K. H. Prins Hendrik
Verpleegsters van het Ned. Roode Kruis in het défilé langs het stoffelijk over
schot van Z. K. H. Prins Hendrik, dat in de hal van het Paleis Noordeinde is
opgebaard
Burgemeester de Vlugt en generaal-majoor J. J. G baron van Voorst tot
Voorst (met platte pet te paard), hebben Maandagmiddag te Amsterdam een
troepeninspectie gehouden, van de militairen die aanwezig waren tijdens de
ongeregeldheden
De Japansche minister van Buitenlandsche Zaken Hirota in ge
sprek met den nieuwen Britschen gezant te Tokio, sir Robert Clive
Een deputatie van de Noord-Zuid Holl. Redding Mij. komt een
krans aanbieden, bij het paleis Noordeinde te den Haag
Te Noordwijk zijn Maandag de voorwedstrijden voor de groote
tenniswedstrijden aangevangen. Een overzicht
FEUILLETON
De wonderlijke belevenissen
van dr. Kaiserlien
door WILL AMiBERG.
(Nadruk verboden).
7)
„Tja, overhandigen mag ik u het vonnis niet,
Ik zou het u hoogstens kunnen voorlezen, als
u er prijs op stelt den inhoud nog eens te
,Tot dusver is mij de inhoud nog totaal
onbekend", antwoordt Kaiserlien, die het
laatste uur geleerd heeft zijn ziel in leidzaam-
heid te bezitten.
Zoo vraagt de notaris, m de acten
bladerend. „Dat is dan toch uw eigen schuld,
als u het nog niet kent. Want, aha.... hier
heb ik het, blijkens mijn acten is het op den
elfden Maart van dit jaar reeds in uw bezit
gekomen".
„In mijn bezit? Hoe weet u dat?
Omdat in de acten staat, dat de brieven
besteller het vonnis persoolijk aan uw wo
ning heeft afgeleverd".
Dit argument kende Kaiserlien reeds.
Muschmann had bijna woordelijk hetzelfde
gezegd. Het had geen nut den notaris nu dui
delijk te maken, dat hier van een persoons
verwisseling sprake was. Van meer belang
was het er achter te komen, wat de oorzaak
kon zijn van die verwisseling.
„In ieder geval zou ik u vriendelijk willen
verzoeken mij het vonnis voor te lezen, als
u zich niet verantwoord acht het mij vijf
minuten ter hand te stellen.
Weckerle doet een poging beleefd te zijn:
„Van wantrouwen jegens u is natuurlijk geen
sprake, maar zonder toestemming van den
president van de Arrondissementsrechtbank
mag ik documenten als deze niet uit han
den geven. Wanneer u niet belanghebbende
was, dan zou ik u niet eens van den inhoud
van het vonnis op de hoogte mogen stel
len".
„Zoo, jazegt Kaiserlien kwasi-ernstig,
terwijl hij Ina Heldt een knipoogje geeft, „dan
is het toch nog voor iets goeds, dat ik in deze
kwestie belanghebbende ben. Doet u mij dus
een genoegen en leest u mij het vonnis even
voor!"
Weckerle zucht en begint te lezen. Voor
recitator heeft hij geen aanleg. Monotoon en
gespeend van elke variatie, dreunt hij de zin
nen op.
„De civiele Kamer van de Arrondissements
rechtbank Berlijn m, uitspraak doende
inzake
Stolzenberg Eduard, fabrikant, Berlijn-
Halensee, Kurfürstendamm 1'40, eischer, in
rechten vertegenwoordigd door dr. Arnheimer
advocaat en procureur, Berlijn
contra
Kaiserlien, dr. Heinz, doctof in de chemie,
wis- en natuurkunde, Berlijn-Charlottemburg,
Kantstraat honderdtweeëndertig, gedaagde, in
rechten vertegenwoordigd door dr. Vogt, advo
caat te Berlijn,
recht doende terzake van den ingestelden
eisch, spreekt uit het navolgende
vonnis!"
De notaris maakt een korte pauze en werpt
Kaiserlien van onder zijn borstelige wenk
brauwen een onderzoekenden blik toe. Deze
kijkt echter vrij onverschillig voor zich. Zoo
ongeveer had hij zich het begin van het von
nis voorgesteld. Het schijnt nu eenmaal zijn
noodlot te zijn, dat de heer Eduard Stolzen
berg en dr. Kaiserlien H voortdurend zijn weg
kruisen.
De notaris vervolgt: „Het volgende von
nis:
I. Gedaagde heeft aan eischer R. M. 85000,
zegge vijf en tachtig duizend rijksmarkt te
1 betalen.
II. Gedaagde wordt veroordeeld in de kosten
van het geding".
„Hoeveel?" informeert Kaiserlien belang
stellend.
„Vijf en tachtig duizend mark", herhaalt de
notaris onbarmhartig. „Is dat bedrag nieuw
voor u?"
„Voor mij is zoo ongeveer alles nieuw in
deze merkwaardige aangelegenheid",ant
woordt Kaiserlien. „En nu zou ik nog wel
graag willen weten, waarom meneer Eduard
Stolzenberg vijf en tachtig duizend mark van
mij moet hebben".
„De motiveering van het vonnis is zeer
kort; ik zal het u voorlezen". En wederom be
gint hij met zijn monotone stem:
„Gedaagde Kaiserlien heeft als scheikundige
in December 1923 te Sternberg een villa met
laboratorium laten bouwen. Daar, tengevolge
van de deflatie, zijn geldmiddelen niet toe
reikend waren, verzocht hij den met hem be-
vrienden eischer hem 100.000 rijksmark te
leenen. Als tegenprestatie zegde dr. Kaiserlien
eischer de helft der hem voor een chemische
uitvinding toekomende licenties toe.
Op deze toezegging leende eischer aan dr.
Kaiserlien het verlangde bedrag van 100.000
rijksmark, dat echter, naar is komen vast te
staan, in den loop van het daarop volgende
jaar is terugbetaald. Tot dusver weigerde ge
daagde evenwel aan eischer diens aandeel in
licenties uit te betalen, omdat deze overeen
komst niet schriftelijk zou zijn vastgelegd en
hier bovendien van een ongeoorloofde woe
kerwinst sprake zou zijn, daar door eischer
profijt zou zijn getrokken van den ongun-
stigen finaneieelen toestand, waarin gedaagde
tijdelijk verkeerde. Dat de helft van het, de
licenties omvattende bedrag 85000 rijksmark
zou bedragen, wordt door dr. Kaiserlien niet
bestreden.
Kaiserlien's motieven tot niet betaling zijn
door de rechtbank niet steekhoudend bevon
den. Een schriftelijke vorm voor de overeen
komst zooals die door partijen is aangegaan,
.schrijft de wat aaiai vqgsl Voor woeker ont
breken voldoende vermoedens en andere aan
wijzingen; uit den omvang van het bedrag der
toegezegde licenties kan bezwaarlijk worden
afgeleid, dat hier van een irriëele zaak
sprake is.
Kaiserlien is derhalve verplicht eischer
35000 rijksmark uit te betalen en moet in de
kosten van het proces worden veroordeeld.
(w.g.) Geisel, Wunder. Hirth".
Kaiserlien heeft „geruimen tijd noodig om
te verwerken, wat de notaris hem daar heeft
voorgelezen. En ook al begrijpt hij tenslotte
dan wel den inhoud van het vonnis, de over
wegingen, welke daartoe hebben geleid, ver
mag hij toch niet onmiddellijk te doorgron
den. Hij weet nu slechts en Ina Heldt met
hem, dat zijn naam op snoode en misdadige
wijze is misbruikt. Hij heeft nog nooit
in zijn leven honderd duizend mark geleend
en zeker wel allerminst van een zekeren me
neer Stolzenberg, die hem ten eenenmale on
bekend is; hij heeft nog nooit iemand de helft
van de opbrengst zijner licenties beloofd en
evenmin verklaard, dat dit een bedrag van
vijfentachtigduizend mark zou omvatten. Dat
was trouwens belachelijk: hij zou blij ge
weest zijn als zijn licenties hem jaarlijks een
vierde deel van dit- bedrag opbrachten!
Wie was Eduard Stolzenberg? En wie was
die andere Heinz Kaiserlien, die daar in Ber
lijn op naam van zijn Stamberger naamge
noot schulden maakte en deze op diens kos
ten betaalde?
„Men heeft schandelijk misbruik gemaakt
van mijn naam", valt Kaiserlien uit. „Van
dat g'eheele vonnis is geen woord waar".
„Waarom bent u dan niet in beroep ge
gaan?" vraagt de notaris.
„Ik kende dat vonnis immers absoluut
niet".
„Maar men heeft het u toch doen toe
komen.
„Men heeft het niet mij doen toekomen,
maar iemand, die wederrechtelijk van mijn
naam gebruik heeft gemaakt"»
Weckerle is nog- niet direct overtuigd van
de waarheid van deze bewering. Iedereen,
die schuldig wordt verklaard, pleegt te bewe
ren, dat hem onrecht is aangedaan. „Tja
maar als u zichzelf voor onschuldig hield,
waarom hebt u zich dan niet tegen den exeeu-
torialen verkoop verzet? Het heeft immers in
verschillende kranten gestaan, dat uw villa
publiek zou worden verkocht!"
„Ik heb het niet in de krant gelezen!"
Weckerle vindt dat niet zeer waarschijn
lijk. Naar zijn meening moest Kaiserlien toch
van de dreigende publieke verknoping op de
hoogte zijn gebracht, ook al zou hem dan de
daaraan gegeven publiciteit zijn ontgaan.
Want het was toch moeilijk denkbaar, dat
ook Kaiserlien niet door een der vele kanalen,
waarlangs Jogstijdingen den betrokkene ple
gen te bereiken, van den stand van zaken
kennis zou hebben genomen.
„Ik vertoefde buitenslands", zegt Kaiser
lien.
„Maar ook in het buitenland is men toch
niet geheel en al van de wereld afgesloten?
U hebt toch waarschijnlijk genoeg vrienden
en kennissen in Duitschland, die toch een
dergelijke belangrijke mededeeling niet voor
zich zouden hebben gehouden?", meent
Weckerle.
„Misschien niet, wanneer hun mijn adres in
het buitenland bekend was geweest".
Weckerley behoort reeds sinds eenige tien
tallen jaren tot de gezeten burgers van Starn-
berg. De „on dit's" dringen ook door in zijn
kantoor en nu herinnert hij zich ook wel te
hebben gehoord, dat dr. Kaiserlien, de. schei
kundige in die villa beneden aan het meer,
op zekeren dag plotseling verdwenen was. Er
was heel wat over gefluisterd, ja de dwaaste
praatjes hadden in die dagen de ronde ge
daan en in de romans, die de praatgrage ge
meente met haar ongebreidelde fantasie had
opgebouwd, was ook aan die mevrouw Ina
Heldt een verre van fraaie rol toebedeeld.
(Wordt yervolgd)j