Het internationaal tennistournooi te Noordwijk. Koninklijke belangstelling voor Duitsche industrie.
Vacantie genoegens
Welkom thuis!
De internationale tenniswedstrijden te Noordwijk Een overzicht tijdens
de partij Timmer-von Kehrling (achter) tegen Oudes en von Loben
Selz (voor)
De werkzaamheden aan den nieuwen Rijksweg Am
sterdam Sassenheim vorderen snel. Kijkje op het
werk aan de in aanbouw zijnde brug over de Ringvaart
De draadlooze telefoonverbinding iusschen Japan en Formosa is einde Juni tot
stand gekomen. In alle aandacht volgen eenige officieele personen het eerste
gesprek, dat op het hoofdpostkantoor te Tokio gevoerd werd
In verband met de a.s. loonsverlaging hebben Donderdag
te den Haag afgevaardigden van de vier groote mijnwer
kersorganisaties een onderhoud gehad met minister Kalff.
Vln.r.i W. J. v d. Bilt, van den Ned. Mijnwerkersbond j
H J. Pelzer, van den R. K. Mijnwerkersbond; J. W. Creusen,
van den Neutrale Mijnwerkersbond; N. Ploeg, van den Prot
Chr. Mijnwerkersbond, voor het departement van Waterstaat
Siam's Koningspaar heeft tijdens het bezoek aan Duitschland o a. de 1. G Farben fabrie
ken in Leuna bezichtigd, Het gezelschap op het fabrieksterrein
FEUILLETON
De wonderlijke belevenissen
van dr. Kaiserlien
door WILL AMBERG.
(Nadruk verboden).
10)
Kaisèiiien? Kaiserlien? Ja, de naam
komt hem wel bekend voor. Hij heeft hem
de laatste weken weliswaar niet meer onder
de oogen gekregen maarEen oogenblik!
Ach ja, dat is waar ook een tijdje geleden
„had hij voor dr. Kaiserlien een paar aange-
teekende stukken gehad. Hij woont op de
•bovenste verdieping bij mevrouw Reinhardt.
Kaiserlien bedankt den man voor zijn in
lichtingen en klimt drie verdiepingen hooger,
Aha, daar is het naambordje van mevrouw
Reinhardt: ,Else Reinhardt-". Mooie naam!
Een visitekaartje, waaruit zou blijken dit hier
ook een dr. Kaiserlien onderdak heeft ge
vonden, is helaas niet te oitdekken, maar dat
is nog geen bewijs dat hij hier niet woont.
Dr. Kaiserlien is op dit critieke oogenblik
volkomen kalm men zou zelfs kunnen zeggen
bedachtzaam. Als hij voor een ander recher
cheerde zou hij niet rustiger kunnen denken.
Het kwam er nu eerst op aan ervoor te zor
gen, dat hij binnen gelaten werd. Als het ge
sprek maar eenmaal aan de gang was zou de
rest wel vanzelf komen.
De eigenaresse van de woning doet zelf
open. Zij is een kleine, grijze matrone die niet
in het minste imponeert. In haar oogen schijnt
elk leven uitgebluscht en om haar mond ligt
een trek, alsof zij voorgoed met deze wereld
heeft afgedaan.
Kaiserlien licht beleefd den hoed.
„Pardon mevrouw ik hoop, dat ik niet deran
geer; ik zou n.l. graag een van uw huurders
willen spreken!"
Zij verheugd over deze onverwachte afwis-
;eilng in haar eentonig bestaan en onmiddel
lijk vol sympathiek voor deze vriendelijken
jongeman, verzekert haastig, dat zij geheel tot
zijn beschikking is. Wie weet hoe lang zij haar
salon al niet meer voor bezoekers heeft open
gesteld; Kaiserlien laat zij echter onmiddellijk
binnen.
Ongetwijfeld besteedt de goede vrouw al
haar tijd aan de verzorging van haar woning.
Het oude notenhouten buffet naast de met
pluche godrijnen behangen ramen de lage
sofa met den geweldigen opzet waarop na
tuurlijk eenige imitatie Chineesche vazen
prijken; de voor de kleine kamer veel te
groote salonkast, waarop het letterlijk wemelt
van vergeelde foto's dat zijn zoo de dingen,
welke dagelijks mevrouw Reinhardt's volle toe
wijding genieten.
,Mijn naam is dr. Kaiserlien!", stelt hij
zich voor.
Zij reageert met iets van blijde verrassing
.Ach, dr. Kaiserlien! Zeker familie van m'n
vroegeren huurder?"
Kaiserlien gaat zonder zich ook maar een
moment te bedenken op deze opmerking in.
..Juist, ja; ontdekt u eenige gelijkenis of geeft
alleen de naam u aanleiding tot deze veron
derstelling?"
Mevrouw Reinhardt houdt haar hand be
schermend boven de oogen als staarde zij
tegen een felle zon in en fixeert haar bezoe
ker eenige seconden lang.
„Ja als ik u goed bekijk, moet ik zeggen
dat er wel eenige gelijkenis is. In de eerste
plaats als het figuur en dan.... uw neef was
ook zwart".
Overweldigend is deze persoonsbeschrijving
niet; er is althans geen bevel tot aanhouding
uit te formuleeren. Kaiserlien tast daarom ver
der; .Weet u. dat ik mijn neef zelf nooit
gezien heb? Ik ben namelijk van mijn jeugd
af in het buitenland geweest, maar ik ge
loof dat ik nu langzamerhand oud genoe* ber
om eens met mijn familie kennis te m^i -n"
„Och, maar dan zal dr. Kaiserlien het zeker
betreuren, dat u hem niet meer hebt aange
troffen" verzekert bij met oprechte deelneming
„Werkelijk, dat is jammer; hij is juist drie
dagen geleden vertrokken".
„Denkt hij lang weg te blijven?"
Mevrouw Reinhardt haalt met een bedenke
lijk gezicht de schouders op.
„Tja, ik vrees, dat hij in 't geheel niet
meer zal terugkomen. Hij heeft wel twee maan
den vooruit betaald, omdat hij zoo plotseling
moest vertrekken en ik heb hem beloofd zijn
kamer zoolang te reserveeren, maar ik geloof
toch niet, dat hij weer terugkomt, want hij
heeft al zijn bagage meegenomen".
,Dat is jammer!" zegt Kaiserlien en dat
meent hij oprecht. .Heeft hij u niet verteld,
waar hij heenging?"
„Hij zei, dat hij mij zijn adres nog zou
meedeelen'. Hij scheen n.l. zelf nog niet te
weten, waar hij voor zijn beroep heen moest"'.
„Welk beroep heeft hij dan?"
Mevrouw Reinhardt lacht ietwat verlegen..
.Ja, wat hij eigenlijk van zijn vak was, weet
!k niet precies. Ik geloof haast, dat hij schrij
ver was of zoo iets, omdat hij zoo'n beetje
deed, wat hij wilde. Eigenlijk was hij altijd
„Heeft hij lang bij u gewoond, mevrouw?
„Op den vijftiende van deze maand was
het precies een half jaar. Maar we hebben
het altijd goed met elkaar kunnen vinden
en het heeft mij heusch vreeselijk gespeten,
toen hij zoo plotseling weg moest. Ik weet wel,
dat ik zoo'n aardige, nette, degelijke huurder
nooit terugkrijg. Hij eischte zoo weinig! Als ik
bedenk, wat ik vroeger met verschillende an
dere heeren heb meegemaakt! Maar uw neef
was er steeds op uit om het mij zoo gemak
kelijk mogelijk te maken
Afgezien van het feit, dat dë verdwenen
Kaiserlien neiging toonde zijn schulden met
andermans geld te betalen, scheen hij dus
^en vriendelijk man.
Kaiserlien overlegt h'oë hij nog meer te
eten zal kunnen komen. „Hebt u er mis
•^iiien eenie idéé van. waar ik hem zou. kun
nen bereiken? Of had hij misschien vrienden,
bij wie ik iets over zijn tegenwoordig adres
te weten zou kunnen komen?"
„Zijn beste vriend was meneer Stolzenberg!
Als die u zijn adres niet kan geven
„Eduard Stolzenberg?", valt hij haar in de
rede, „Stolzenberg hoe kon dat nu zijn
beste vriend zijn?"
Hij zwijgt plotseling, beseffend, dat hij zich
daar danig versproken heeft, maar spoedig is
hij weer meester van.de situatie. „U moet
weten, mijn neef heeft mij eenigen tijd geleden
geschreven, dat een van zijn vroegere kennis
sen, een zekere Stolzenberg een proces tegen
hem begonnen was om een bedrag van
van, ik weet niet meer hoeveel".
„Van vijf en tachtig duizend mark", weet
mevrouw Reinhardt prompt.
„O, weet u daar ook van? Heeft hij met u
daarover gesproken?"
Nu is het aan haar te erkennen, dat zij zich
verraden heeft. Stotterend tracht zij de situatie
te redden: „GesprokenNee, direct er over
gesproken heeft hij niet.... maar ik ben er
door een toeval achter gekomen. U moet weten
op een dag, toen uw neef niet thuis was, bracht
de post een aangeteekend stuk van dé recht
bank, een door meneer Stolzenberg tegen hem
ingediende klacht. En toen las ik toevallig, dat
meneer Stolzenberg een proces tegen hem was
begonnen over licenties of zoo iets".
Deze mededeeling is natuurlijk eenigszins
bezijden de waarheid. Maar de goede vrouw-
kan nu eenmaal bezwaarlijk opbiechten, dat
zij wel eens in de schrijftafel van meneer
Kaiserlien snuffelde en bij die gelegenheid
kennis nam van den inhoud van het betref
fende document.
„Heeft mijn neef met u wel eens over dat
proces-Stolzenberg gesproken?", vraagt Kaiser
lien.
„Neen, dat nooit. Maar ik geloof trouwens,
dat er van dat geheele proces tenslotte niets
terecht is gekomen, want de heeren hebben
dch al gauw weer verzoend.
K trlien is perplex. Van een verzoe
ke t.u^rher) die beide bpprr-n bad hü tot
dusver nog niets vernomen. „Zoo, hoe weet i
dat?"
„O, dat was gemakkelijk genoeg te zien"
antwoordt mevrouw Reinhardt, „want noj
geen twee dagen nadat meneer Keiserlien hei
aangeteekende stuk had ontvangen, kwan
meneer Stolzenberg hem al weer opzoeken, als
of er niets gebeurd was. Zijn houding tege/
over meneer Kaiserlien was toen precies zo<
als vroeger. Ik hoorde zelfs, hoe zij samer
genoegelijk zaten te lachen o, 't was zoo'r
opgewekt mensch, uw neefen toen zij latei
samen weggingen, bood mener Stolzenberj
uw neef een sigaar aan. Daaruit meende il
gevoegelijk te mogen concludeeren, dat d<
strijdbijl begraven was en daar was ik, eerlij)
gezegd, blij om, want ik ben nu eenmaal geei
mensch voor ruzie
„En toen?" Kaiserlien is nog niet vol»
daan.
„En toen? Ja, nou, van dien dag af kwarneM
zij bijna dagelijks bij elkaar, zooals trouwen*
vroeger ook steeds het geval was geweest
Zij waren onafscheidelijk mijn man zalig ei
zon gezegd hebben: als Castor en Pollux".
Dr. Heinz Kaiserlien kreeg een zeldzaam
vermoeden. De onbekende naamgenoot, die
door Stolzenberg werd aangeklaagd, maar hem
nochtans vriendschappelijk ontving, meneer
Eduard Stolzenberg. die bij zijn tegenstander
in proces kind in huis was en hem sigaren
aanbood, maar dan middelerwijl toch de villa
van zijn tegenstander publiek liet verkoopen
neen, daar klopte iets niet en Heinz Kaiser
lien begon dan ook zoo langzamerhand tot
de ontdekking te komen, dat hij het slachtof
fer geworden was van een zeldzaam geraf
fineerde en gecompliceerde oplichterij, waarin
misschien alleen nog iets te redden zou zijn,
wanneer er snel, maar dan ook zeer snel
werd ingegrepen.
(Wordt vervolgd).