De Vierdaagsche afstandsmarschen te Nijmegen. Paardenfokdag te Sint Oedenrode. Welkom thuis! Meer dan duizend automobilisten en motorrijders start» ten te Leipzig voor den 2000 K M. tocht door Duitsch» land Een hartelijk afscheid bij het vertrek der Amsterdamsche politie mannen, die deelnemen aan de Vierdaagsche afstandsmarschen in de omgeving van Nijmegen Het Roemeensche stoomschip .Sint Nicolae", dat op weg was van de Donauhaven Ibrail naar Aarhuus, is met brand in de ruimen den Nieuwen Waterweg bin- nengeloopen. Het schip in de Rotterdamsche haven Een Koning aan den maaltijd De r Koning der schutterij St. Sebastianus te Oost-Eijsden is Maandag geïnstalleerd. De Koning tracteert na de huldiging zijn «on derdanen" op bier en vla De eerste paardenfokdag is Maan dag te St Oedenrode gehouden, waarvan hierboven een aardig snapshot Zeeuwsche deelnemers aan de Vierdaagsche, tijdens de vlaggenparade welke Haandagavond te Nijmegen is gehouden Het vierde jaarlijksche hengeltournooi van de Engelsche nationale clubs. Capt. R. B. Sparrow aast op een zalm risch- De vijftiende etappe van den Tour de France bracht een nieuwe overwinning voor Lapébie. passeer en een controle De FEUILLETON De wonderlijke belevenissen van dr. Kaiser lien door WILL AMBERG. 19) (Nadruk verboden). „Verraadt u mij alstublieft niet!" smeekt Sabine. „Daar kunt u van opaan!" verzekert Kaiser- Jien haar, terwijl hij zich uit de diepe fauteuil verheft. Hij is met het resultaat van het on derhoud best tevreden. De rest zal hij in Montreux wel klaar spelen. Maar als hij Sa bine Vollert reeds de hand ten afscheid reikt, schiet hem plotseling nog iets te binnen. „Hebt u misschien een foto van mijn vrouw, zoo mogelijk van recenten datum?" „Nee", zegt Sabine, na *ëven te hebben na gedacht. „Juffrouw Edith liet. zich niet graag fotografeeren". Dat laatste kon Kaiserlien zich volkomen indenken. Als men het daglicht niet verdra gen kan. pleegt men gewoonlijk ook de foto grafen zooveel mogelijk uit den weg te gaan. Sabine denkt na; het bankbiljet heeft haar bereidwilligheid nog deen toenemen. „Wacht eens een kennis va: me heeft een paar maanden geleden een kiekje van juffrouw Edith gemaakt, toen zij aan 't tennissen was. Als u het daarmee zoudt kunnen doen, kan ik u de foto wel toesturen". „Als u daarvoor zoudt kunnen zorgen, zou ik het buitengewoon op prijs stellen. Het spreekt vanzelf, dat ik bereid ben u voor de moeite te beloonen". „Geeft u mij dan. uw adres maar", zegt Sabine. „Binnen een paar dagen hebt.u de foto .thuis. Het is niet zoo heel groot, maar zij staat er goed op. Zoo groot ongeveer!" Zij duidt met haar vingers de grootte van een briefkaart aan. „O, dat is prachtig", verzekert Kaiserlien. Als daklooze zonder vaste woonplaats schrijft hij het adres van een hotel in Berlijn voor haar op. Sabine legt het stukje papier onder den aschbak op het tafeltje. „Past u op, dat u het adres niet verliest!" maant hij haar. „U kunt op mijn erkentelijk heid rekenen. „Schrijft u het adres van den afzender maar op de foto. Ik zal dan om gaand van mij laten hooren". Dat was het eerste tastbare resultaat na twee en een halven dag. En Kaiserlien was zeker onmiddellijk naar Montreux doorge reisd, wanneer een dringende reden hem dat niet had belet. Die reden was: geldgebrek! V. Een weerzinwekkende lucht van zwavel waterstof kondigt het rayon aan van het Sul fide syndicaat. Het eigenlijke fabriekscomplex met zijn machinekamers, laboratoria, destil- leurkelders en expeditielokalen strekt zich in een lange smalle strook Noordwaarts achter het massieve kantoorgebouw uit en wordt rechts en links geflankeerd door een net van spoorrails. Doch reeds het front van het kan toongebouw legt getuigenis af van den gewel digen omvang van het bedrijf. Het is reeds bijna twee jaar geleden, dat Kaiserlien hier het laatst een bezoek bracht en het komt hem voor, dat sindsdien het gebouw nog grooter is geworden. In ieder geval slaagt hij er niet in zich te oriënteeren. Had Hammer zijn kamer op de eerste verdieping en was de vergaderzaal van den raad van toezicht een verdieping hooger of was het omgekeerd? De portier helpt hem terecht. „Meneer Hammer, rechter vleugel parterre, Kamer 95". Dus noch op de eex-ste, noch op de tweede verdieping. Kaiserlien slentert langzaam door de lange gang. Wanneer niet uit .alle vertrekken het geratel van schrijfmachines tot hier door drong, zou men het geheel voor een hotel kunnen houden. De gang maakt een bocht, dan nog een. „Naar de kamers 85100", wijst een bord hem terecht. Eindelijk staat hij voor kamer 95. „Hammer, lid der directie", vermeldt een visitekaartje, dat in een koperen houder is bevestigd. En daaronder is een wit bordje aangebracht met het opschrift: „Geen toegang. Aanmelden in kamer 94". Tjonge, wat voornaam! Dat was twee jaar geleden beslist nog niet zoo. Hammer schijnt zich vaster in het zadel te hebben gewerkt. Hopelijk is hij overigens de oude gebleven. Als hij Hammer niet meer kon vertrouwen! Bij de gedachte aan die mogelijkheid loopt Kaiserlien een rilling over den rug. De opge wekte stemming waarin hij verkeert, sinds hij een oogenblik aanstaart, als ware hij een of is plotseling verdwenen. Hammer was zijn eenige toevlucht. Als die hem afwees, kon hij zijn matten wel oprollen. Dan zou hij wel- is waar nog niét van honger behoeven om te komen, want zooveel zouden zijn licenties nog wel opleveren, dat hij er bescheiden van kon leven en een baantje in een of ander labora torium zou hij ook nog wel kunnen krijgen, maar met zijn vrijen geleerde-loopbaan zou het voor goed gedaan zijn. Tenslotte is ook dat echter nog niet het ergste. Het ergste is de wetenschap van allen verlaten te zijn. Eenige minuten lang staat hij zoo te pieke ren. Zal hij naar binnen gaan of rechtsom keert maken? Een illusie verstooren of haar behouden? Dan hoort hij daarbinnen, blijk baar aan de telefoon de stem van zijn vriend. Die hooge, uitgerekte stem, welke op de klin kers behaaglijk schijnt uit te rusten en aan het eind van eiken zin nog een kwart toon omhoog gaat, alsof hij een eindelooze reeks vragen stelde, ja, die stem is nog steeds Ham mer, zooals die vroeger was, in al zijn be trouwbaarheid, zijn voorzichtigheid, zijn be haaglijkheid en ook zijn streven om gewich tig te doen, waarmee hij in al zijn onschuldi ge activiteit echter nooit iemand aanleiding tot ergernis gaf. Kaiserlien klopt op de deur van kamer 94. Als hij binnenkomt, rijst een jong meisje dat achter haar schrijf machine naast het raam zit, van haar stoel op. ,,Wat wenscht u?" wendt zij zich vragend tot Kaiserlien. Precies Ina Heldt! dringt het zich onmid dellijk aan hem op. Hetzelfde zwarte haar, in het midden gescheiden, dezelfde zwarte oogen en hetzelfde slanke figuur. „Ik zou graag directeur Hammer spreken!" „Wie mag ik zeggen „Dr. Kaiserlien". „Ach, dr. Kaiserlien!" herhaalt zij, ver baasd en tevens nieuwsgierig, terwijl zij hem e enoogenblik aanstaart, als ware hij een of ander wondermensch uit een circus. Dan laat zij plotseling een kirrend lachje hooren waar aan Kaiserlien zich echter niet lang behoeft te ergeren, want reeds draait zij2 zich om. „Een oogenblik, ik zal u even aandienen". Als zij lacht, heeft zij niets van de wat wee moedige, weeke gratie van Ina Heldt. Met kokette trippelpasjes verdwijnt zij ach ter de deur van het aangrenzend vertrek. Met die belangstelling voor de vrouw, welke Nora Tilden in hem heeft opgewekt, kijkt hij haar na. Aardig, mompelt hij, maar onmiddellijk daarop philosofeerend: „Een aardsche schoon heid laag bij den grond". Nog eer hij 't met zichzelf eens is keert zij terug: „Wilt u maar binnen komen?" En achter haar duikt ook reeds de ietwat gedrongen gestalte van Hammer op. ..Kaiserlien, kerel, dat is aardig van je. dat je het allereerst eens naar mij komt kijken. Man, daar ben ik werkelijk blij om, dat ik je eindelijk weer eens zie. Kom binnen, ik heb juist volop tijd'. Ja, dat is de oude, echte Hammer. Goed moedig en hartelijk. En datg is ook de oude, zakelijke toon, waarop hij zich tot de typiste wendt: „Ik wil voorloopig niet gestoord wor den, juffrouw Schaf er. De post ter onderteeke- ning bewaart u maar tot vanmiddag". Dan valt de deur met een slag achter hen in het slot. „Laat ik je eens bekijken", zegt bjj» terwijl hij zich wijdbeens voor zijn bezoeker neerplant en zijn handen op diens schouder legt. „Je bent dikker geworden, kerel en knapper. Die zon daar in Palestina heeft je boed ge daan!" Kaiserlien maakt een afwerende beweging, maar Hammer jammert: „En ik kan doen, wat ik wil, het helpt geen zier. Met geen mo gelijkheid zie ik kans van m'n enbonpoint af te komen, niettegenstaande ik drie maal per week aan gymnastiek doe en in den zomer eiken morgen een uur tennis". Hij haalt sigaren en sigaretten. „Wat rook je?" Kaiserlien neemt een sigaret; Hammer steekt behaaglijk een sigaar op. „Zie je, dat bewijst ook al weer, hoever het x-eeds met me gekomen is. Ik rook alleen nog maar sigaren. De sigarettenleeftijd heb ik al al achter me". En dan op zijn lichtblond, hier en daar reeds dunne plekken vertoonend haar wijzend: „Ik wordt oud, man! Vandaag ol mox-gen beland ik nog in de haven van het huwelijk brr, ik moet er niet aaxi denken. Maar hoe gaat het met jou?" t Dat laatste is slechts, een beleefdheidsvraag. Hij verwacht, dat Kaiserlien op zijn gewone, korte manier „Dankje-goed!" zal zeggexi en' dat hij Kaiserlien dan verder zal kunnen ver- tellexi van zijn zakexi, zijxi vereexiigingen, zijn plichtexx als bestuurslid bij diverse organisa ties, alles dingen, waarnaar Kaiserlien vroeger met zoo'n prettige aandacht kon luisteren. Maar Kaiserlien geeft het frappeerende ant woord: „Mij gaat het miserabel; het kon mij vermoedelijk niet slechter gaan". Hammer staart hem verbaasd aan. „Verliefd? Hopeloos verliefd?" vraagt hij. Hij kan zich niet voorstellen, dat zijn welgestelde vriend met diens everxwichtig karakter iets anders zou kunnen overkomen. „Neexx!" zegt Kaiserlien. Helaas xiiet verliefd. Dat zou op zichzelf zoo erg niet zijn. Ik kom hier als bedelaar. Ik wil geld valn je leenen". (Wordt vexvolgd). Mgt,.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 6