Welkom thuis!
De nieuwe verkeersweg Rotterdam Hoek van Holland
in aanleg
Een oogenblik van welverdiende rusl tijdens de vierdaagscbe. Zelfs de bagagedragei
van een fiets kan als welkom steunpunt dienen
Mr. Th L. van Berkel, vice president van de
Amsterdamsche rechtbank, is benoemd tot
raadsheer in het gerechtshof te den Haag
Minister de Wilde in gesprek tijdens den landstormdag
te Doniawerstal (Fr.) Woensdag gehouden
De tennisbanen van Wimbledon (Eng) moesten in allerijl worden afgedekt,
toen de hevige regen als spelbi aker optrad, juist toen Dinsdag de interzone
Daviscup-wedstrijden een aanvang zouden nemen
President Lebrun heeft te Thiers een opleidingsschool voor de messenfabricatie
geopend. De president bezichtigt de machines
Melk is goed voor elk Zoo dacht deze deelneemster aan de vierdaagsche er over.
En haar collega's waren het volkomen met haar eens
FEUILLETON
De wonderlijk. belevenissen
van dr. Kaiserlien
door WILL AMBERG.
21)
Nadruk verboden).
De hotels aan het strand zijn van een ge
distingeerde voornaamheid. De kwalificatie
loopt van elegant tot luxueuze en alle hebben
zij aan den kant van het meer een uitge
strekt terras, waarop men het ontbijt nuttigt
en waar zonnebaden worden genomen. In de
zeer ruime halls staan een menigte club
fauteuils, sofa's en rooktafeltjes. De atmosfeer
is bezwangerd van tientallen soorten parfums:
Engelsche, Fransche en tenslotte ook Duitsch'e
klanken bereiken zijn oor en daartussehen
klinkt dan plotseling een heldere lach, de lok
kende toenadering der vrouw in alle talen
In de hall zitten, deels afzonderlijk, voor een
ander deel in groepjes vereenigd, ongeveer
twintig dames en heeren van alle sehakeerm-
gen, die met de nieuwsgierigheid, hotelgasten
eigen, den nieuw aangekomene registreeren.
De jongere dames doen dat met gespannen
belangstelling, de jongere heeren met een
nauw verborgen vijandigheid en de oudere
generatie met welwillende gereserveerdheid
Kaiserlien voelt, hoe aller blikken op hem ge
richt zijn en hij mist de kracht om zijn ver
legenheid te overwinnen. Een soort moede
loosheid maakt zich van hen meester. Daar
zitten nu toch slechts enkele hotelgasten, hei
meerendeel is natuurlijk aan de wandeling. :r
de kamers of in de eetzaal. Maar nóg spec1!
hij het niet klaar onder het dozijn de mes e
maar een aan te wijzen, wier identiteit me
Edith Wismuth meer of minder waarschijnlijV
is dan der elf anderen.
De gérant ontvangt Kaiserlien. Een
korte veldheersblik in het vreemdelingen-
boek licht hem in met wien hij te doen heeft.
Hij spreekt den nieuw aangekomene in het
Duitsch aan: „Wenscht u kamers aan het
meer of aan den kant van het gebergte?"
„Aan het meer".
„Op welke étage, als ik vragen mag?"
Dat is Kaiserlien totaal onverschillig.
„Zijn er veel Duitschers in het hotel?" in
formeert hij terloops, als de gérant zich ge
reed maakt om hem naar de lift te vergezel
len.
„Niet zooveel als anders!", antwoordt deze.
eenigszins bezorgd. „Vroeger hadden we onder
onze gasten ongeveer tachtig procent Duit
schers, dit seizoen hoogstens vijftig procent.
De tijden zijn te slecht bij u te lande".
Hij weet, wat zijn gasten gaarne hooren.
Tegenover Engelsehen beweert hij, dat zijn
hotel reeds sinds de oprichting voornamelijk
door Engelschen wordt bezocht. Het publiek
wil nu eenmaal bedrogen zijn.
„Hoeveel gasten hebt u?"
„Op het oogenblik maar tweehonderd onge
veer". Dat „maar' is een kleine reclametruc,
die gewoonlijk haar uitwerking niet mist. In
werkelijkheid zou hij blij zijn geweest, als hij
elk seizoen maar tweehonderd gasten had.
Kaiserlien calculeert: Tweehonderd gasten,
dat beteekende dus honderd Duitschers.
Daarvan zou zeker de helft tot het zwakke ge
slacht behooren, dus vijftig vrouwen, waarvan
hij die tusschen de twintig en dertig eruit zou
moeten visschen. Er zouden dus ongeveer twee
dozijn dames overblijven onder wie Edith
Wismuth zich zon moeten bevinden Een veel
belovende taak! En dan nam hij nog aan,
dat zij inderdaad tot den Duitschen kring be
hoorde. Maar Saarbrücken was nog steeds een
■tad aan de grens en Edith Wismuth zou de
Fransche taal zeker wel even goed bebeer-
eheri al- de Duitsche. Wanneer zij zich bi?
's F ran ii:voordeed, dan b'- el' ei van z-'y
eheele bereiceivng niets o\er.
Tegen zeven uur beu "lt Kaiserlien d
eetzaal, welke reeds geheel met gasten L- -
is. Dicht bij den ingang zijn nog eenige tafel
tjes vrij, maar dat zijnAsschenpoesterplaat-
sen. Er is weinig licht en zij bieden geen uit
zicht naar buiten. Wederom bekruipt Kaiser
lien temidden van al die menschen, die hun
volle aandacht aan het diner wijden, een ge
voel van hulpeloosheid en beklemming. On
danks de volte is het merkwaardig stil in de
zaal. Slechts van tijd tot tijd klinkt het ge
rinkel van glazen of het tikken van vorken en
messen. De gesprekken worden op fluisteren
den toon gevoerd. Tusschen de dicht bij elkaar
geplaatste tafeltjes schuiven schier geruisch-
-oos de kellnerinnen.
Een van die dames is dus Edith Wismuth,
denkt Kaiserlien, terwijl hij de vrouwen bin
nen zijn gezichtskring een voor een in zich
opneemt en daarbij een gelaat tracht te ont
dekken, dat aan een opïichtster zou kunnen
toebehooren. Aan een tafeltje in zijn onmid
dellijke nabijheid zit een jongedame, opvallend
geschminkt, met vuurroode lippen, bijgetee-
kende wenkbrauwen en een uitdagenden blik,
welke veel overeenkomst vertoont met dien
van Sabine Vollert. Zoo ongeveer zou Edith
Wismuth er kunnen uitzien. Deze dame heeft
weliswaar zwart, zelfs diepzwart haar, dat in
krullen over haar schouders valt, maar die
kleur zei tenslotte niets. In Saarbrücken was
Edith Wismuth lichtblond geweest en in Ber
lijn roodblond; waarom zou zij dan in Mon-
treux niet zwart zijn?
„U zoekt zeker een goede plaats, doctor?"
klinkt een stem achter hem. Het blijkt ook
ditmaal weer de zorgzame gérant te zijn, die
als een meester der regie zijn maatregelen
treft.
„Wenscht u een tafel alleen of mag ik u aan
andere gasten voorstellen?"
Natuurlijk zou hij het liefst alleen zijn ge
bleven, maar op het oogenblik gaat het er niet
">m. wat hij het liefst wil, doch wat het doel-
1 at ';ste Is. En doelmatig is het op onopval
nde wi,ze met zooveel mogelijk menschel
c-nnis te 't-en. Als de gérant hem da ar bi'
ehulpzaam wil zijn, waarom zou hij dat dar
l'g°ien?
„Zet u mij maar rustig bij een paar andere
gasten !L'
„Prachtig", doet de gérant enthousiast. „Dat
treft uitstekend. Ik heb daar vooraan nog een
plaats vrij aan een tafeltje met een schitte
rend uitzicht. Die gasten zijn landgenooten
van u; dat zult u wel prettig vinden".
„Graag, ja".
De gérant blijkt echter nog te aarzelen. Hij
kan er niet onder uit dezen dr. Kyrmayer
mee te deelen, dat aan een plaats bij dat ge
zelschap daar ook eenige nadeelen verbonden
zijn. „Ik voel me verplicht u er opmerkzaam
op te maken Professor Cinon, bij wien de
plaats vrij is ja, zoo'n alleraardigste man
als hij is en hoe graag iedereen hem hier ook
mag hij kent namelijk alle gasten van
groot tot klein is een beetje eigenaardig,
hij praat misschien wat veel. De menschen.
die hier wat langer zijn, onze vaste logés weten
dat wel; hij is namelijk elk jaar hier. Hij
heeft een of andere idee in zijn hoofd en daar
voor tracht hij nu bij andere gasten belang
stelling te wekken. Ik weet niet, of u dat mis
schien hinderlijk zult vinden?"
Natuurlijk heeft Kaiserlien op het oogenblik
niet de minste interesse voor een of andere
spleen van dien professor Cinon, maar van
den anderen kant!, deze professor, die hier al
sinds jaren stamgast schijnt te zijn en die
alle gasten kent, dat is een kans, die hij zich
niet mag laten ontgaan.
„Stelt u mij gerust aan dien meneer voor",
besluit Kaiserlien.
Professor Cinon zit met den rug naar de
zaal, zoodat hij een vrij uitzicht heeft op het
meer en ontleedt juist zorgvuldig een groote
forel. Als hij plotseling den gérant en Kai
serlien voor zich ziet staan, springt hij over
eind met een elasticiteit, welke allerminst in
overeenstemming is met zijn reeds grijzend
haar. Kaiserlien kijkt in twee heldere, verstan-
iige, goedmoedige oogen en hoort de volle
tem van den professor, welke als een orgel-
ion klinkt:
Dat is aardig, meneer de regisseur, dat u
dezen jongen gast aan mijn tafeltje dirigeert.
Zeker dr. Kyrmayer?"
,Neemt u plaats doctor". En zonder Kaiser
lien tijd te laten om zijn verbazing te kennen
te geven, vervolgt hij„Ik ben professor Cinon,
geologisch democraat, maar overigens een zeer
bruikbaar mensch. Dat verwonderd u een
beetje, wat, dat ik uw naam weet? Als u langer
hier was, zoudt u weten, dat ik ontzettend veel
tijd heb en dat ik elke twee uur in het vreem-
delingenboek de namen der nieuw aange-
komenen bestudeer. Niets bijzonders gearri
veerd de laatste dagen, louter Fransche en
Amerikaansche vlinders. Werkelijk, 't doet me
buitengewoon plezier eindelijk weer eens een
netten landgenoot te ontmoeten. Wat bent u
eigenlijk, doctor?"
Maar hij wacht het antwoord niet eens af. „U
bent neen, jurist bent u niet. Medicus,
medicus wacht eens even, medicus bent u
ook niet. Medici hebben nu eenmaal voor niets
en niemand eerbied en zoo ziet u er mij niet
uit. Een oogenblikje ik zal er wel achter
komen. Aha, ik weet 't al, u bent filosoof! Ja
zeker, filosoof, maar met zin voor de werke
lijkheid. Natuurwetenschappelijk geschoold
filosoof! heb ik gelijk of niet? Hebt u niet al
een paar boeken geschreven?"
Kaiserlien's aarzeling vat hij op als een be
vestiging. „Nou, ziet u wel? Dan zijn we in
zekeren zin nog collega's. Ik ben geologisch
democraat. Heb ik dat al gezegd? Hebt udaar
van nog nooit gehoord? Ja, waarde heer, dat
Ls mijn persoonlijke wereldbeschouwing, waar
toe ik.u ook nog- hoopt te bekeeren. De hoofd
zaak is dat u een verstandig, wetenschappelijk
man bent. Juffrouw Gorton zal er blij om zijn
met een echten geleerde kennis te maken, dl*
nog wat jonger is dan ik. Ach ja, u weel
natuurlijk nog niet, wie juffrouw Gorton M
Dat is namelijk onze tafelgenoote, het aar
digste meisje van de wereld. Ais Ik niet «oo 1
oud was, zou ik al lang in lichterlaaie staan
(Wordt vervolgd^
.j