Een cricketwedstrijd tegen de Free Foresters. Welkom thuis! De Duitsche zeilvlieger Dittmar heeft een nieuw record ge vestigd. Hij legde in ó'/g uur een afitand van 375 K.M. af Naar buiten! Drieduizend kinderen uit Rotterdam en omstreken vertrokken Maandag per trein naar Oostvoorne. Het vertrek vanaf de Rozenstraat te Rotterdam Het nieuwe gebouw der Academie voor Beeldende Kunsten aan de Prïnsessa- gracht te den Haag nadert zijn voltooiing, Het is thans van zijn schutting ontdaan De Nederlander A. T. H. Cuervorst won de internationale motorbootrace, welke te Rochester gehouden is De Amsterdamsche politie, die onder leiding van den hoofdinspecteur Blanken aan de Vierdaagsche afstandsmarschen heeft deelgenomen is Maandagmiddag in de hoofdstad aangekomen. Een kijkje bij de Muiderpoort, op den achtergrond het Koloniaal Instituut Op het H.C.C.-terrein te den Haag werd Maandaq een cricl^twed'Vijd gespeeld tussehen een N.C.B.-team en de Free Foresters. Het Hollandsche team betreedt het veld FEUILLETON De wonderlijk oelevenissen van dr. liaiserlLen door WILL AMBERG. 25) Nadruk verboden) De portier, die de zeldzaam sjofele bagage van den vreemdeling met een verachtelijken blik had opgenomen en daarmee duidelijk te kennen gaf, dat een deerlijk gehavende imitatie lederen koffer en een wat vlekkerig foudraal waarin een fluit zou kunnen zitten, in dit hotel niet op hun plaats waren, moedig de den vreemdeling allerminst aan, maar des ondanks besloot de heer Fritz Hasenstab uit Saarbrücken het feit, dat hij uit Saar brücken kwam alleen reeds, had Kaiserlien's belangstelling behooren op te wekken het hotel met zijn aanwezigheid te vereeren. De eerste twee dagen viel Fritz Hazenstab dr. Kaiserlien in 't geheel niet op. Dat Hasen stab Edith Gotron en hem op bepaald op dringerige wijze fixeerde, ja, dat hij hen zelfs op hun wandelingen achtervolgde en dat hij eens heimelijk een bezoek bracht aan Kaiserlien's kamer om een blik in diens pa pieren te slaan, dat alles ontging Kaiserlien eveneens. Hij ontdekte Hasenstab voor het eerst, toen hij op een avond, kort voor het souper, van zijn kamer uit, in gedachten ver diept naar het strand staarde. En toen was het eigenlijk al te laat. Edith Gotron, die naar het postkantoor was geweest, wandelde langzaam in de richting van het hotel. Kaiserlien zag, dat Hasenstab haar onderdanig-vertrouwelijk aansprak. Zij scheen geen notitie van hem te willen nemen en keerde hem met een bruusk gebaar den rug toe. Maar daarna scheen hij haar iets na te roepen, wat haar er toe deed besluiten hem een oogenblik gehoor te schenken. Zij deed dat met zichtbaren tegenzin en toen Hasenstab haar blijkbaar had meegedeeld, wat hij op het hart had, vervolgde zij met een hoogmoedig gebaar haar weg zonder hem te bedanken of hem verder met een blik te verwaardigen; haar geheele houding bewees, dat Hasenstab's woorden, wat daarvan ook de strekking mocht zijn geweest, niet den minsten indruk op haar hadden gemaakt. Tien minuten later zat Kaiserlien tegen over haar in de eetzaal. Hij was het er niet met zichzelf over eens, of hij haar vertellen zou, dat hij van zijn kamer uit getuige was _eweest van de scène aan het strand. Het scheen hem toe, dat zij wat verstrooid was; bovendien vond hij haar aan den maaltijd zwijgzamer dan gewoonlijk en in haar bewe gingen legde zij een zekere onrust en ner- veusiteit aan den dag, welke hij niet van haar kende. Teneinde haar wat afleiding te bezorgen, stelde hij haar voor wat op het meer te gaan roeien. ,Misschien zien wij het Alpengloeien van de Dent du Midi!" Zij ging onmiddellijk op dit voorstel in. „Ik heb wat hoofdpijn", verontschuldigde zij haar zwijgzaamheid. „Misschien doet de fris- ;che lucht op het water mij goed". „Zoudt u niet wat warmers aantrekken?" wilde hij haar adviseeren, maar op dat oogen blik verscheen de picolo van het hotel met een brief in de hand aan den ingang van de zaal om op luiden toon en met sterk Fransch ac cent te informeeren: „Is hier docteur Kaiser lien? Een aangeteekende brief voor docteur Kaiserlien!" Kaiserlien sprong van zijn stoel op. Dat moesten de foto's van Sabine Vollert zijn, wel ke hem zeker van Berlijn waren nagezonden. „Hier!" riep hij. Tegelijk met hem echter stond Edith Gotron op. Tengevolge van de haast, waarmee dat ge beurde, rolde haar stoel omver. Kaiserlien keek haar verrast aan. In haar oogen lag een uit drukking van ontzetting en eerst toen begreep hij, dat hij een groote domheid had begaan. Hij had zich niet als dr. Kaiserlien mogen ver raden. Wat moest zij, die hem tot dusver onder eèn geheel anderen naam gekend had, van hem denken? Hij wilde haar tegenhouden, haar in 't kort verklaren, waarom hij zich tot dusver niet onder zijn waren naam bekend had ge maakt, maar daartoe werd hem geen gelegen heid geboden. Ostentatief keerde zij hem den rug toe, juist zooals zij dat kort tevoren Hasen stab op het strand had gedaan. Ik zal haar straks alles tot in de details uiteen zetten, nam Kaiserlien zich vor, terwijl hij het recu onderteekende. Zij zou dan zeker begrijpen, waarom hij 'n schuilnaam had aan genomen en voor zoover hij haar kende zou zij hem dat stellig niet kwalijk nemen. Om geen opzien te baren, volgde hij haar niet op den voet, maar nam hij voorloopig weer aan tafel plaats, waar hij zich geheel aan den brief wijdde Zijn vermoeden blijkt juist te zijn geweest. Als afzendster staat op het couvert vermeld Sabine Vollert, Saarbrücken, Lessingstraat 20. Een oogenblik beeft zijn hand, als hij het couvert opent, want de brief moet beslissen of hij het goede spoor gevolgd is. En de brief beslist ook. Hij blijkt twee foto's te bevatten, de een wat grooter dan de ander. Maar beiden vertoonen zij het conterfeitsel van dezelfde knappe jongedame, het conter feitsel van Edith Gotron! II. Kaiserlien hokt op een chaiselongue in zijn kamer en steunt het hoofd zwaar in de han den. Op de film plegen misdadigers den eer sten nacht binnen de gevangenismuren in een dergelijke wanhopige houding door te bren gen. Hij tracht regelmatig te denken, maar slaagt daarin niet; zijn gedachten zijn als ver lamd. Naast hem liggen de foto's welke Sabine Vollert hem heeft gezonden. Onafgebroken staart hij er naar, maar hun be te eken is dringt niet tot hem door. Af en toe mompelt hij den naam „Eaith Wismuth", maar de klank van deze beide woorden wekt geen enkele her innering bij hem op. Er is dit uur iets in hem uitgebluscht; een wereld van geloof en hoop is voor hem ten onder gegaan. Van het strand klinken de melodieën van het Kurorkest, dat om dezen tijd het avond concert intoneert; hij hoort het niet. De na derende avond hult het vertrek in schemer donker; hij bemerkt het niet. Een kamer meisje treedt binnen om de laatste toebereid selen te treffen voor den nacht, maar als zij hem ontwaart, stamelt zij een excuus en ver dwijnt schielijk het dringt niet tot hem door Geruimen tijd zit hij zoo. misschien een uur, misschien twee, wellicht drie. Tot Tot er plotseling op ongewoon dringende wijze aan de deur wordt geklopt. Dat klop pen doet hem uit zijn gepeins ontwaken. Eens klaps herinnert hij zich de manier, waarop veertien dagen geleden deurwaarder Musch- mann in Hotel „Excelsior" verzocht om toege laten te worden. Instinctief vermoedt hij ge vaar. Snel springt hij overeind en wantrouwend buigt hij het hoofd wat naar voren, als om beter te kunnen luisteren. Het kloppen wordt dreigender. Dan opent hij de deur. Voor hem staan twee politie-agenten: „Mon sieur Kyrmeyer?" vraagt een hunner beleefd, want beleefdheid tegenover eiken vreemdeling is in Montreux de hoogste plicht, ook voor politiemenschen. Verdraaid, combineert Kaiserlien onmid dellijk als hij de uniformen ontwaart, op deze manier moet hij dus voorloopig onschadelijk worden gemaakt. Een geraffineerde streek van Edith Wismuth-Gotron; vóór het misverstand opgehelderd is, zal zij zich natuurlijk allang uit de voeten hebbben gemaakt. Het beste was in ieder geval tegenover deze menschen open kaart te spelen. „Als u dat wilt, monsieur Kyrmayer!" ant woordt hij laconiek. „Wat mij betreft overigens ook dr. Kaiserlien". De agenten wisselen een korten blik van verstandhouding, zoo ongeveer, alsof zij zeg gen wilden: Dat gaat gemakkelijker dan wij jedacht hadden. „U geeft dus toe, dat uw ware naam niet Kyrmayer is, maar Kaiserlien?" „Ja, dat geef ik toe!" Hij is benieuwd, wat er nu zal gebeuren. „Dan zult u begrijpen, dat wij u moeten verzoeken ons te volgen". „Alleen daarom?" „Ja zeker!" „Wordt het zich inschrijven onder een val- schen naam in het vreemdelingenboek dan als een zóó staatsgevaarlijke daad beschouwd, dat men daarvoor onmiddellijk naar het politie bureau moeten worden gesleept?" „Het komt er opaan, waarom men een ver keerden naam opgeeft". „En waarom zou ik dat dan gedaan hebben?" vraagt Kaiserlien. Het antwoord, dat nu vol gen zal, weet hij reeds, maar het zal hem een voldoening zijn te constateer en, dat hij het aan het rechte eind heeft gehad. „Omdat u een oplichter bent, die onder verschillende namen optreedt". Dat klopt geheel met zijn vermoedens; men wil hem dus achter de tralies zetten, omdat een ander zich onder zijn naam aan oplichte rijen heeft schuldig gemaakt. „Natuurlijk ben ik een oplichter!" zegt hij nijdig en in zijn woede laat hij zich verleiden tot een eenigszins misplaatste vervoeging van het onderhavige werkwoord: „Ik licht op jij licht op hij licht op maar mij gaat helaas geen licht op. Wat heb ik dan eigen lijk opgelicht?' De agenten blijken van een zeldzame lank moedigheid. „U bent een huwelijkszwendelaar", zegt een hunner, kalm. „Dat heeft juffrouw Gotron u zeker verteld!" zegt hij spottend. „Nou ziet u wel! U schijnt zelf best te weten, waaraan u zich hebt schuldig ge naakt!" (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1934 | | pagina 6